Donderdag 9 november
Vanmorgen moet ik beslissen of ik me aan de geplande reisweg houdt, of het alternatief neem. Alles hangt daarbij af van de toestand van de weg, indien de Burke Development Road open is, evenals de Savanah Way, dan blijft alles zoal het is, indien niet, dan zal het de Flinders Highway worden die echter wel een serieuze omweg inhoud. Bij het tankstation waar ik me ga informeren, bevestigt men me, dat mijn originele route probleemloos kan gereden worden en dus is de beslissing gevallen. Het is nu al de 3e dag op rij dat de temperatuur ’s morgens een stuk minder heet is en het dus veel aangenamer is. Ik spreek dan nog altijd van een temperatuur van een graad of 26°C, maar dat is toch wel prettiger dan 36°C. Pas tegen de middag schommelt deze dan rond de 30°C om verder te stijgen tot ongeveer 37°C.
Voor ik uit Mt Isa vertrek zijn er nog enkele plekjes te bezoeken, gelukkig allemaal dicht bij elkaar. In Outback at Isa zijn de Isa experience & Outback Park (museum over de mijnen, vissenkwekerij en botanische tuin), Riversleigh Fossil Centre (diorama’s met uitgestorven Australische diersoorten en fossielen van die beesten) en de Hard Times Mine (ondergrondse mijntour) gegroepeerd. Voor die laatste heb ik de tour van 9u gemist en de volgende is pas om 3u, dat is me te laat. Het blijft dus bij een bezoek aan die andere musea. Alles draait hier om de mijnen, het enige bestaansrecht van deze stad, zo ver in het achterland. 1/3 van de bevolking is rechtstreeks tewerkgesteld in die mijnen en de rest verzorgt de catering rond alles wat met de mijnen te doen heeft. Lood, koper, zink en uranium zijn de gedolven grondstoffen hier en eens die zullen uitgeput zijn, zal ook de stad haar bestaansrecht verliezen. Aan de overkant van de straat, het uitzichtpunt, van waarop je de hele stad kan zien, die helemaal omringd wordt door bergruggen, al dan niet gelittekend door open put mijnen. Al met al één van de zeldzame steden die ik ken die de focus op zijn industrie legt, wat betreft toerisme.
Nog even de drank- en voedselvoorraad aanvullen en dan gaat het op weg naar Cloncurry, de weg loopt door een verassend mooi berglandschap met af en toe een afslag naar nog een mijn, meestal met bordjes verboden toegang, alleen voor bevoegde personen en dergelijke erbij, als of er geen gewone metalen maar goud of zilver gedolven wordt. Eén afslagmag ik wel nemen, naar Mary Kathleen, volgens de reisgids een spookdorp (ook verdwenen nadat de mijn was uitgeput) en dat wil ik wel eens zien. Enkele kilometers verder over wat er nog van de originele asfaltweg over blijft, sta ik dan in het midden van het spookdorp. En of het een spookdorp is, en dat nog in de meest letterlijke zin van het woord: je ziet het ganse stratenplan nog liggen, met de betonnen platen die als funderingen van de huizen dienden, doch er staat geen enkel huis meer. En toch kan je jezelf hier heel goed een dorpje bij voortellen, inderdaad een beetje spookachtig.
In Cloncurry is het opnieuw tijd voor een tankbeurt en de bevestiging van de staat van de weg, en dan draai ik opnieuw naar het Noorden, 200km door een eentonig landschap over de Burke Development Highway naar Fourways, geen gehucht, maar een kruispunt waarop 4 wegen uitkomen en enkele meters daarvandaan het Burke & Wills Roadhouse. Ik bega de fout van mijn cruise controle op te zetten, met een vaartje van 100km/u, bij 35°C en een bijna loodrechte baan zonder noemenswaardig verkeer is dat vragen om problemen. Ondanks regelmatig drinken en snoepen om wakker te blijven, vind ik mezelf op een gegeven moment op het verkeerde rijvak. Gelukkig zijn er geen tegenligger en ik keer snel terug naar mijn kant en zet me zo gauw als mogelijk op een rustplaats opzij om even goed de benen te strekken en terug helemaal wakker te worden. Met het raam dicht, de airco op zijn koudste en de radio goed hart, gaat het dan verder zonder ongelukken naar het Burke & Wills Roadhouse.
Na het tanken, een ijslolly en een koel drankje moet ik beslissen wat ik doe. Hier blijven, een stoffige bedoening, zonder verfrissingsmogelijkheden ander dan een douche, of nog de 200 km naar Normanton die eigenlijk voor morgen voorzien zijn afleggen? Dat geeft me nog een dag extra aan de veel bezienswaardigere kust, maar zo’n knikkebollende situatie zoals een uurtje geleden is uit den boze, want dat loopt een keer slecht af! Verrassend genoeg ben ik nu terug klaarwakker en voel me zelfs goed uitgerust en dus waag ik het er op om door te rijden. En de route zelf steekt ook een handje toe, want de weg wordt wat uitdagender, met hele stukken waar er zelfs maar één rijstrook geasfalteerd is, en ik zie zelfs heel wat dieren, vooral kangoeroes, maar ook grotere roofvogels, die soms pas op het allerlaatste moment het kadaver waaraan ze zitten te peuzelen opgeven als je aan komt gereden, de grijs-roze parkieten en veel koeien en soms ook paarden. Ik ben duidelijk uit het mijngebied en in cattle country aangekomen.
In de verte zie ik een grijs bestelwagentje staan dat ik de laatste dagen al een paar keer tegen gekomen ben op campings en onderweg, een jong koppel dat hier ook rondreisd blijkbaar. Ze staan op een nogal rare plaats stil en dus minder ik vaart om even te horen of alles in orde is. Niet dus, er is een darm van hun radiator stuk gesprongen en ze kunnen dus niet verder zonder de motor fataal te oververhitten. GSM signaal is er hier op 95 km van het dichtstbijzijnde stad(je) natuurlijk niet en dus vragen ze me of ik bij aankomst in Normanton hun bijstandsverzekering wil contacteren, zodat die een takelwagen en/of mechanieker met het onderdeel kunnen sturen. Natuurlijk wil ik dat doen en even later ga ik weer door, met hun gegevens bij de hand. Het is nog lang gen schemering, maar de temperatuur is toch al een graad of 2 gezakt en de beestjes worden actiever, ik zie erg veel kangoeroes, waarbij het altijd gokken is of ze nu de weg gaan over wippen of juist de bush in, maar nu ook veel grijze kraanvogels met rode koppen. Groter dan een ooievaar, maar slanker en meestal met enkele bij elkaar. As als ze gaan vliegen merk je echt hoe groot ze wel zijn.
Naast de dieren is het ook nog altijd oppassen voor de versmalde stukken rijweg, vooral nu er ook weer road trains opduiken die een stukje deze weg nemen, ik zet me dan gewoon even opzij en laat het asfalt aan hen, spaart mij heel wat stof en opgeworpen stenen en hen de frustratie om met die mastodonten half op de onverharde berm te moeten rijden. Ook zijn er nog steeds, zoals op heel deze route vele plaatsen die bij hevige regenval onder water komen te staan (vandaar ook mijn bezorgdheid of deze route wel open zou zijn) en gewoonlijk gepaard gaan met een zonk in de weg. Het is 18u15 als ik Normanton binnen rijd, ik ga ineens door tot aan de camping, waarvan de receptie al dicht is, maar er vrij een plaats kan gezocht worden en de administratie dan de volgende morgen geregeld wordt. Voor ik een plaatsje opzoek, los ik echter eerst de belofte in om Alianz, de bijstandsverzekering van het koppel te contacteren en de nodige informatie door te geven. Ze beloven van een takeldienst te zenden, die zal daar zeker maar tegen het invallen van de duisternis zijn natuurlijk.
Ik zoek me een plaatsje op de camping, strategisch dicht bij het aantrekkelijke zwembad en niet te ver an de sanitaire blok en ga dan uitgebreid genieten van het koele water. Voor het avondeten, moet ik 3 plaatsen uitproberen, waarbij pas het 3e zijn keuken nog open is, de Mexicaanse pizza lost zijn pittige belofte helemaal in en voldaan keer ik terug naar de camping. Om de warmte wat uit de camper te krijgen laat ik de achterdeur en schuifdeur wat open staan terwijl ik nog wat aan het reisverhaal type. Het valt hier namelijk ontzettend goed mee met insecten … totdat er plots een 10cm grote sprinkhaan de boel op stelten zet door zomaar binnen te vliegen, er volgt een jachtpartij om dat ding terug buiten te krijgen en eens dat gelukt schijnt te zijn sluit ik zorgvuldig alle deuren en ga nog even naar het toilet. Bij terugkomst blijkt de onwelkome gast nog altijd aan boort en dus begint de jacht opnieuw. Uiteindelijk slaag ik erin om het best te vangen in een plastiek zak en een eind van de camper weer los te laten. Lesje nog maar een keer geleerd, laat in tropische gebieden nooit de camper in het donker open staan met het licht aan!
Vrijdag 10 november
Vanmorgen niet kunnen weerstaan aan de lokroep van het zwembad, dus na het tanden poetsen en scheren, eerst enkele lijntjes getrokken in het zwembad en dan gaan douchen. Er staan op deze 3e dag van de grote oversteek van het Top End naar de Oostkust wel heel wat kilometers op de planning, maar dat was nu eenmaal onontkoombaar. En dank zij de 2 vorige dagen zal ik het in 4 dagen doen in plaats van in 6. Bovendien gaat de receptie maar open rond 9u en moet ik daar toch op wachten. Eens dat in orde is het tijd voor een rondje Normanton, veel tijd moet dat niet in beslag nemen, want het stadje is in feite één langgerekte hoofdstraat met enkele doodlopende zijstraten, Enkele gebouwen moeten op de foto zoals de Purple pub, het Albion hotel, de oude overslagplaats voor goederen, het courthouse met de replica van de grootste krokodil ter wereld (en dan nog geschoten door een vrouwelijke Crocodile Dundee) voor de deur, een monster van maar liefst 8m64 uit een tijd dat er nog rij mocht gejaagd worden op deze dieren en er zelfs specialisten in bestonden, zoals Krystina Pawloski en haar man die in de jaren ’50 krokodillen jagers waren (het beroep waar ook de figuur van Crocodile Dundee werd op ge-ent.
Dan blijft er nog één plaatsje over in het stadje, dat ik wil zien en dat is het station en tevens de terminus van de Gulflander trein die van Normanton naar Croydon rijd en terug. Bij de Discovery kijkers genoegzaam bekend uit de reeks over treinreizen in Australië. Het treintje staat inderdaad in het station (het rijd op woensdagmorgen op en donderdagmorgen terug. Naast een nog oudere Gulflander, waaraan deze zijn naam te danken heeft, dat zit namelijk zo, de Lander was een nieuwe moderne trein met airco in een ander deel van Australië, toen na lang lobbyen deze regio eindelijk een lang gevraagde trein verbinding kreeg, met de oude open treinwagons en daarom sarcastisch de naam Gulflander kreeg. Van de 11 ooit rijdende treinen blijven er nog 3 over. Men mag hier overal in het stationnetje annex museum rondlopen, en zelfs tussen de oude treinstellen die her en der staan opgesteld.
Ik wil juist terugkeren naar de camper als een man me aanspreekt, of ik zin heb in een 40 minuten durende trip in de oude Gulflander? Natuurlijk heb ik dat, en voor 20 A$ stap ik in het open treintje, samen met een Australische. Voorts is er de machinist, die gewoon bij ons in het treinstel zit en nog een helper. Het starten gebeurt nog op oude wijze, zoal bij oude auto’s, met een zwengel, niet vreemd als je weet dat de motor eigenlijk een benzinemotor van een vrachtwagen is uit die periode. Met het blazen van een hoorn vertrekt het treintje uit het station, dezelfde toeter wordt gebruikt telkens we een onbewaakte overweg naderen (het spoorlijntje wordt alleen nog voor toeristische doeleinden gebruikt met de Gulflandertreinen, niet als commerciële transportlijn). We ratelen verder over de niet echt rechte sporen, nog steeds de originele van toen en een bewijs van de kwaliteit van een uitvinding speciaal voor deze lijn ontworpen. De spoorwegbielzen waren namelijk niet van hout, maar hol en van metaal die opgevuld werden met modder als ballast, dit om te voorkomen dat ze weg zouden spoelen bij overstromingen die hier schering en inslag waren (en nog steeds zijn, trouwens). Nu wordt ook duidelijk wat onze 2e man hier doet, na 20 minuten bereiken we ons keerpunt, waar de trein door middel van sporen in een triangel vorm in de juiste rijrichting wordt gezet door handmatig wissels om te zetten.
We keren dus terug via dezelfde route en staan even later opnieuw in het station waar het rangeren ook nog een keer wordt overgedaan, kwestie de trein opnieuw in de juiste richting te staan hebben voor een volgende rit. Ik maak gebruik van het sanitair in het stationsgebouw en lach met de melding om het wc deksel te sluiten om een invasie van de groene boomkikker te voorkomen, tot ik het deksel optil en daar inderdaad zo’n groene boomkikker in terug vind! Even doortrekken en het diertje gaat terug de weg dat het gekomen is. Op de personeelsparking staan er nog een oude Toyota BJ Landcruiser en Landrover Series broederlijk naast elkaar weg te roesten, een idyllisch beeld. Na nog een tankbeurt wordt het nu hoog tijd om te vertrekken. Ik volg daarbij tot in Croyden de spoorlijn van de Gulflander, en stop nog even bij de Black Bull Siding, een treinhalte op deze route.
De Savanah Way zoals de weg hier noemt, en ik normaal in 1996 al een keer gereden heb, blijft qua landschap en kwaliteit van het wegdek eigenlijk vergelijkbaar met het 2e deel van de Burke Development Highway. Twee rijvakken, afwisselend met één rijvak, floodway’s die gelukkig nog droog staan en kadavers van kangoeroes en koeien langs de weg. Pas nabij de Gilbert River, in het Littleton natuurpark, wordt het een stuk groener, het gras is groen in plaats van bruin, de bomen hebben donkergroene kruinen, en er staat water in bijna alle kreken. Heel erg lang duurt dat niet, want algauw staan de kreken opnieuw droog, al blijft het wel iets groener dan voordien. Als er al dorpjes op de route liggen zijn deze erg klein, of opgehouden te bestaan zoals bij de Cumberland Chimney. De stenen schoorsteen staat er nog als een reliek, en verre herinnering aan het goudstadje Cumberland, dat samen met de mijn werd opgedoekt. Ook de dam die werd aangelegd is er nog en zorgt voor een paradijs voor watervogels. In Georgetown is het weer tijd om te gaan tanken.
Nog even doorbijten en een pauze om goed wakker te blijven en ik kom aan in het Undara Volcanic National Park. Juist op tijd om te kiezen tussen het diner of de 2u durende tocht naar de batcave. Het wordt dat laatste met een driedelige invulling: een zoektocht naar de dieren die in het park leven, we zien uiteindelijk enkele Oostelijke grijze kangoeroes, een Wallaroo (of Euro genoemd), een kookaburra, en enkele zwarte roodstaart kaketoes op. Dan is er de zonsondergang van op een heuveltje met een glaasje schuimwijn, wat fruit en crackers met kaas en een gezellige babbel onder elkaar. En tenslotte een lavatunnel waaruit bij invallende duisternis honderdduizenden microvleermuizen komen gevlogen, op zoek naar insecten al maaltje. Als er met de zaklamp wordt heen geschenen, maken ze prompt rechtsomkeer en verdwijnen ze allen in de diepten van de grot, om zo gauw als de lamp uit is, hetzelfde opnieuw te doen. Bij de ingang wachten we geduldig tot enkele boomslangen proberen de vleermuisjes te vangen. De slangetjes zijn op post, en doen flink hun best met enkele uithalen, maar vangen doen ze vooralsnog niets. Geen nood, ze hebben nog de hele nacht om er één of twee te verschalken.
Voor ons wordt het wel hoog tijd om met het busje naar het beginpunt terug te keren, waar mijn camper nu al 2 uur op de 15 minuten parking staat. Het wordt een speurtocht in het donker om de mij toegewezen plaats te vinden op de camping, dan nog een snelle hap klaarmaken in de vorm van instant noedels en nog wat schrijfwerk doen aan het reisverhaal. Daarbij merk ik pas hoe vermoeid ik ben, als ik half indommel boven het toetsenbord. Hoog tijd om te gaan slapen!
Zaterdag 11 november
Toch maar een uurtje langer blijven liggen vanmorgen, er is pas een toer van de lavatunnels om 10u30 (weer dat verdomde laagseizoen), en deze zijn alleen met gids te bezoeken en duurt 2u. Ik vermoed dus dat hetzelfde systeem als bij de nachttoer wordt gebruikt, eerst door het park rijden op zoek naar allemaal beestjes, dan pas op weg naar de lavatunnels. Omdat ik ook nog een andere plaats wil bezoeken in het park wordt dat me wat te laat, dan ben ik hier maar tegen 15u weg. Er zijn hier ook met pijltjes aangeduide wandelingen die je op je eentje kan doen in het park en ik kies voor eentje van een uur, het Bluff Circuit. Eerst even registreren bij de receptie, of de bar en dan ga ik op weg. Er is hier inderdaad wel heel erg weinig volk aanwezig, niet alleen wat betreft toeristen of dagjesmensen (het is tenslotte zaterdag) maar ook qua personeel. Ik kan me niet herinneren dat dit op vorige reizen in Australië ook zo was. Sommige parken waren toen wel al eens gesloten wegens ontoegankelijk door de regen of branden, maar zo’n ingeperkte diensten, maakte ik hier nog niet mee eigenlijk.
Heel erg veel valt er op de wandeling niet te beleven, het pad loopt over enkele heuvels van rotsblokken waar ik tevergeefs hoop van een whiptail te spotten, de lokale soort wallabi dus. Jammer maar helaas, zelfs de vogels lijken deze keer verstek te laten gaan. Het is nochtans niet zo heet en verstoord door andere wandelaars kunnen ze ook nog niet zijn, want niemand had zich al aangemeld voor deze wandeling vandaag (en dat is verplicht). Vanaf de heuveltoppen heb ik een mooi uitzicht over delen van het park, ik zie enkele mooie bloemen en herken de kapokboom die de gids gisteren aanwees, met zijn vezelige vruchten. Halverwege de wandeling loopt deze langs een moeras en daar zie ik uiteindelijk een koppel kangoeroes, die me nieuwsgierig aanstaren, maar geen aanstalten maken om er vandoor te gaan. We staren elkaar zo een tijdje aan en vervolgens laat ik hen hun rust en wandel voorzichtig verder. Een zwart met witte vogel, die van gestalte nog het meest op onze spreeuwen lijkt, voert nog even een schijnaanval op mijn hoofd uit, maar ik kom heelhuids opnieuw bij de receptie aan, waar het nog even doods is als voordien.
Even uitschrijven, zodat men straks niet holderdebolder een reddingsoperatie op touw zet en dan met de camper naar een ander deel van het park, bij de Kalkani Crater. Daarvoor moet ik een stuk over een onverharde weg en daar liggen in een bocht doodleuk twee Euro’s (Wallaroo’s dus) in de schaduw van een struik op de weg te maffen. Tijd voor een foto geven ze me helaas niet en dus gaat het maar weer verder. Aan de voet van de Kalkani krater parkeer ik de wagen bij de picknick plaats, neem een extra flesje water mee en begin aan de wandeling van 2,5km. De eerste 600m gaan gestaag naar omhoog naar de kraterrim, maar het idee dat het daarna vlak is mag ik al vlug laten varen. Ik klim dus maar weer verder tot ik bij een informatiepaneel kom met uitleg over de vulkanen hier rondom. Maar ik ben meer geïnteresseerd in de zwart-wit gestreepte Bandy Bandy slang, die onder het paneel in enkele holen in de rotsen verdwijnt. Die beesten voelen blijkbaar aan de trillingen van de grond, dat er iemand aankomt, maar ik ben blijkbaar zo lichtvoetig, dat ik ongemerkt kon naderen. Ik blijf nog even zitten, in de hoop dat de slang terug tevoorschijn komt, en ga dan onverrichterzake weer verder.
Een 10-tal meter blijft een hagedis doodstil zitten in de hoop dat ik hem niet opmerk, dat doe ik dus wel, maar het diertje hoeft van mij niets meer te vrezen dan een foto. De krater rim blijkt dichter bevolkt dan het deel waar ik van morgen door wandelde want zeker een keer of 3 gaat een kangoeroe, die in de schaduw van wat bomen of struiken lag te rusten, er vandoor. De Whiptail wallabi’s zijn echter minder geneigd er vandoor te gaan, en als ik ze voorzichtig benader, kan ik best wel erg dichtbij komen, en zelfs dan verstoppen ze zich gewoon achter het dichtstbijzijnde struikje, alsof ik ze dan niet meer zie. En dat gebeurt zo wel een keer of 5 op deze wandeling. Wanneer ik helemaal rond ben, daal ik weer af, licht twee oudere dames die juist aan de wandeling willen beginnen in over wat ze mogen verwachten en geniet nog even van een picknick alvorens het park definitief te verlaten.
Mijn route voert me nu door het 40 Mile Scrub National Park, volgens de infoborden op een rustplaats naast de weg, een voorbeeld van een “droog” tropisch woud, veel verschil met de begroeiing die ik de hele dag al zie, merk ik echter niet. Volgende pauze om dichtvallende oogleden te voorkomen de Innot Hot springs. Niet echt fotogeniek, de ondiepe plassen in de verder droge bedding van de rivier, in de zanderige delen van de bedding kan je dus een kuil graven om lekker in te gaan liggen gaarstomen.
De wandeling en een ijsje hebben er voor gezorgd dat ik weer helemaal fris achter het stuur van de camper kan gaan zitten. De buitentemperatuur is ondertussen gestaag aan het dalen en haalt nu nog amper 20°C ! De wolken pakken zich samen en er lijkt regen aan te gaan komen. Ik rijd het Millstream Falls National Park binnen en neem voor de 340m lange wandeling voor alle zekerheid toch maar de KW mee. Die heb ik gelukkig nog niet nodig, en de waterval is best mooi om te zien, volgens de borden ter plaatse, is ze zelfs de breedste in zijn soort in heel Australië.
Ik bereik nu het gebied van de Atherton Tablelands en neem de scenische route naar Millaa Millaa. Een prachtige kronkelende weg waar je je het ene moment in de Alpen en het andere moment in het tropisch regenwoud waant. Ik dacht me hier al op het Millaa Millaa Waterfall circuit te bevinden, maar dat blijkt niet te kloppen. Dan maar eerst naar het Millaa Millaa Tourist Park, waar ik alvast mijn overnachting vastleg. Ook de informatie over de watervalroute is er beschikbaar en weet men me te zeggen waar ik terecht kan om te dineren in het dorp. De temperatuur is nu gezakt naar 18°C en dat is best fris als je van 20° meer komt! De hemelsluizen openen zich nu ook en het lijkt er niet op dat dit een korte tropische bui is… . Bij mijn eerste waterval is het nog droog wanneer ik naar het viewpoint wandel om de prachtige Millaa Millaa cascade te bekijken. Volgens de gekregen info, kan je in het meertje veilig zwemmen, geen krokodillen, stingers of andere onaangename beestjes, wel schildpadden en catfish waaronder een zeldzame witte blijkbaar. Het is echter niet het weer om daarnaar op zoek te gaan. Hetzelfde geldt voor een zoektocht naar eventuele Platypus (vogelbekdier) of boomkangoeroes verderop in de kreek. Terwijl het nu echt begint door te regenen rijd ik 8km verder naar de Zillie Falls, gelukkig loopt het wandelpad daar onder het dichte regenwoud, zodat ik relatief droog blijf en ook hier is de waterval dik de moeite waard, net als de vorige valt ze over een basalten rotswand in een meertje er onder. Nog 2 km verderop is het dan de beurt aan de Elinjja Falls, en er valt deze keer niet te ontsnappen aan de regen, bovendien moet ik over een glibberig pad een heel stuk naar beneden, naar de voet van de waterval om ze mooi in beeld te krijgen. Er is nog juist genoeg licht om er een prachtig plaatje van te maken.
Ik keer weer naar het centrum van Millaa Millaa terug om te horen of de keuken van de pub nog open is en dat blijkt geen probleem, ik krijg er zelfs nog gezelschap van andere toeristen waaronder twee Franstalige koppeltjes. Eigenaardigheid van vele van die restaurantjes hier, is dat je zelf je bestek moet gaan halen dat klaar ligt op een aparte tafel. De kippenschnitzel met frietjes, sla en pepersaus smaakt me in elk geval goed, net als het vanille-ijs met chocoladesaus trouwens. Nog het kleine eindje naar de camping, bed klaar leggen en nu ook maar de meegeleverde dekbedden een keer gebruiken denk ik!
Zondag 12 november
Vannacht heeft het nog een paar keer goed geregend, en gezien de temperatuur van gisterenavond en ook vanmorgen nog, besluit ik mijn short maar om te wisselen voor een afritsbare lange broek. Daar kan ik nog alle kanten mee uit. De kant die ik vooralsnog uit ga is deze richting Malanda, waar ik even stop bij de Malanda Falls, waar er druk aan een eendenrace gewerkt wordt. De eendjes gaan in massa over de waterval gejaagd worden, plastieken badkuipeendjes hé, anderen zouden sowieso wegvliegen. Vervolgens gaat het verder richting Yungaburra, en dat om naar een boom te kijken. Of eigenlijk naar de parasitaire figtree die een boom helemaal ingekapseld heeft met zijn luchtwortels. Het is in elk geval een indrukwekkend exemplaar. In hetzelfde stadje is er ook een riviertje waar je kan trachten naar Platypussen te speuren, een eigenaardig uitziend dier, dat als enige zoogdier, samen met nog één ander, eieren legt in plaats van jongen te baren. Er zou ook kans bestaan van boomkangoeroes te zien, doch beiden laten het afweten en ik moet me tevreden stellen met enkele schildpadjes die elkaar van een uit het water stekende boomstronk duwen. Gelukkig lebert heet reviertje ook nog wat pittoreske beeldjes op. Nog in Yungaburra is er dan nog de Avenue of Honor, een gedenkteken voor de in Afghanistan omgekomen Australische militairen van 2002 tot 2013. Dit laatste bevind zich aan de oevers van het Tingaloo meer.
Op weg dan naar nog enkele meren, namelijk het Crater lakes Nationale Park, met zoals de naam het zegt, 2 meren die ontstaan zijn in voormalige vulkaankraters. Het is zondag en dus zijn er ook veel dagjesmensen die hier komen picknicken en zwemmen. Alleen één zoetwaterkrokodil hier in het eerste meer, dus daar hou je een Australiër niet mee uit het water. Tenslotte zijn die niet zo gevaarlijk als een zoutwaterkrokodil, deze bijten je allicht alleen een arm of been af als je te dicht bij komt. Maar een beetje lassie of bloke van Oz overleeft dat wel! En het moet gezegd, het water ziet er ook heel erg aantrekkelijk uit en ik twijfel hard om ook een duik te nemen, doch daar is helaas de tijd niet voor. Gezien het al middag gepasseerd is, kies ik er nog wel voor een Griekse salade te eten in het restaurant aan de oever van het 2e meer. Al bij al is het 14u voor ik weer vertrek richting Gordonvale, ik rijd hier eigenlijk constant van het ene Nationale Park het andere binnen, en dit is bovendien een Unesco beschermd gebied, als één van de meest intacte natte regenwouden op aarde. Na de alpachtige bergen van deze morgen, rijd ik nu permanent door een dichte jungle, die soms bijna een tunnel boven de camper vormt. De weg slingert zich in ontelbare bochten door het kustgebergte, erg prettig om te rijden, maar ook een route die veel concentratie vraagt.
Van Gordonvale naar Cairns wordt het dan vlakker, maar ook een stuk drukker, dat had ik dit verlof in Australië nog niet tegen gekomen. En ook sinds Mt Isa nog een keer rode lichten. Cairns mag dan toeristisch gezien een grote stad zijn als gateway naar het Great Barrier Reef en de Tropische regenwouden van Noord Queensland, een echt grote stad is het niet, je ziet er amper hoogbouw. Ik ga er alvast langs bij een touroperator waar ik voor dinsdag een snorkeltrip van een ganse dag op het Great Barrier Reef boek. Vervolgens verlaat ik de stad waar ik dus later nog terugkom om richting Het Daintree National Park te rijden. Dit is wederom een prachtige route, waar de bergen, het regenwoud, de oceaan en het rif elkaar ontmoeten. Eerst echter moet ik nog door de suikerrietplantages, die hier veelvuldig aanwezig zijn. Gelukkig is het nu geen oogsttijd, want dan rijden hier constant Canetrains, treintjes op smalspoor, die het gekapte suikerriet naar de verwerkingsfabrieken brengt en er een walgelijke, zoete geur door die fabrieken wordt geproduceerd, die me een beetje doet denken aan de geur in Schotse dorpjes met een whisky distilleerderij. Die treintjes hebben overal voorrang en ook op de wegen rijden er dan nog veel canetrucks rond die hetzelfde doen. Er liggen dan veel stukken suikerriet op de wegen, die van de transporten vallen. Maar gelukkig is dit daar niet het seizoen voor en staan de treintjes en oogstmachines werkloos naast de boerderijen te wachten.
Eens bij Palmcove volgt de weg de grillige kustlijn en soms slaan de golven op nog geen meter van de baan tegen de rotsen. Ook heel wat idyllische strandjes met palmbomen en wit zand, zo klaar voor een brochurefoto voor de toeristische dienst. Maar evengoed keert de weg soms een stukje het regenwoud in, over bruggen met bomvolle kreken, of een stuk omhoog de bergen in, met knappe panorama’s van de kustlijn. Ongelofelijk hoe dit in 20 jaar geëvolueerd is, toen we indertijd Cairns verlieten, was het alsof we de beschaving achter ons lieten, evenals de geneugten van het moderne comfort. Nu is die grens een stuk Noordelijker komen te liggen, zo ongeveer vanaf Cape Tribulation, waar een stevige 4x4 en een gezonde dosis lef onmisbaar zijn. Ik ben nog net voor de schemering in het Daintree Village en wordt hartelijk ontvangen door de eigenaar die van zijn receptie een klein museum gemaakt heeft met als pronkstuk een Ford Mayline, half personenwagen, half pick-uptruck een combinatie waarmee men hier graag rondrijdt.
De campingeigenaar geeft me nog wat tips voor de reis naar Cape Tribulation van morgen en maakt me ineens arm voor een krokodilsafari op de Daintree River en een 2e door het regenwoud. Ik boek die dan ook voor morgen en ga vervolgens, na de camper op zijn plaats gezet te hebben, een stukje eten in het hotel/restaurant aan de overkant van de straat. Er staat varkensgebraad met groentjes op het dagmenu van vandaag. Eens terug in de camper de financiën eens nakijken aan de hand van de betaalwijzen, en mezelf een bult schrikken, van wat ik al gespendeerd heb. Ja goedkoop is Australië niet ! Dan hopelijk om een redelijk uur in bed na nog wat schrijf en typewerk.
Maandag 13 november
Vanmorgen regen en dat ziet er niet goed uit om met een boot de rivier op te gaan, maar we zullen wel zien wat het wordt. Tussen 2 buien in is het tijd om van de camping naar de kade te wandelen waar de boot ligt, en gelukkig heeft die een dak. Onze gids en stuurman is een kerel die wel van een grapje houdt en dat zullen we geweten hebben, o ja en praten doet hij ook heel graag. Hij heeft meteen goed nieuws, want gisteren zag hij een grote mannelijke krokodil die een heel varken te pakken had gekregen en de rest van de dag het ding aan het oppeuzelen was. Daarmee is ineens ook de mythe weg dat krokodillen maar met kleine beetjes tegelijkertijd eten, die men in de krokodilfarms nogal eens wil opdringen. De beeste zijn opportunisten en als er te eten valt, eten ze tot ze niet meer kunnen. Dit wilde varken had zich te dicht bij de kant van de rivier gewaagd om van wilde tarobladeren te smullen en werd toen zelf deel van een menu. En het geluk is met ons want de 4m lange krokodil ligt op de graskant lekker te soezen met de bek wijd open. Hij kan nu wel een tijdje verder zonder eten (tot een jaar in tijden van schaarste door zijn metabolisme te vertragen).
Je ziet de kracht van het beest van zich afstralen, met zijn sterke staart kan hij met één zwieper zijn honderden kilo’s zware lichaam tot 2m uit het water lanceren, en dus zeggen de praktische Ozzies dat 3m van de waterkant een veilige afstand is. We komen ook nog te weten dat de weiden hier alleen aan de straatkanten worden afgespannen (en zelfs daar niet lang altijd), maar niet aan de rivieroevers, omdat hier elk jaar grote overstromingen zijn die het water tot 10m hoger kunnen laten stijgen. Dat zou dus betekenen dat ze elk jaar opnieuw de omheining moeten herstellen, en dan nemen de veeboeren liever het risico dat er al eens een kalf of verzwak rund in een krokodillenmaag verdwijnt. Een volwassen, gezond beest, van enkele ettelijke honderden kilo’s zullen ze zo gauw niet aanvallen of het moet zelf al in het water gesukkeld zijn. We krijgen ook wat inzicht in het herstellen van de rivieroevers, in de jaren ’60 werden op veel plaatsen de mangrovebomen van de oevers verwijderd, om die vrij te maken. Maar laten die nu juist een bescherming van die oevers en voedingsbron voor het begin van een hele ecosysteem zijn. Op plaatsen aan de Goldcoast waar alle mangroven weggehaald zijn, is de oevererosie veel erger en het vissenbestand die van de mineralen aten die de bomen aanmaakten enorm vermindert. Evenals de krokdillen natuurlijk. Vandaar dat het weghalen van de op hoge wortelpoten staande mangroves nu verboden is, met oplegging van hoge boetes, en er nieuwe mangroves worden aangeplant.
Behalve een witte reiger en enkele kleinere volgelsoorten zien we stroomopwaarts niet veel interessants meer en dus keert onze gids om, om het stroomafwaarts nog een keer te proberen. Ons groot mannetje ligt nog steeds in dzelfde positie, maar verwaardigt het nu, van zijn grote bek een keer helemaal open te trekken, voorwaar een indrukwekkend gebit, heeft het beest. Nog geen kilometer verder komen we een zwemmend 2e exemplaar tegen ook, een mannetje zegt onze gids, en we geloven hem graag, want de enige manier om vast te stellen of het een mannetje of vrouwtje is, is door het beest op zijn rug te rollen, je vinger in een opening te steken en voelen of er een geslachtsorgaan te vinden is. Onze man aan het stuur is alvast geen kandidaat, en ook in de boot is er niet direct iemand te vinden om het even te checken. Net als het vorige exemplaar heeft ook deze wonden aan de bek of snuit, het territorium van beide grenst aan elkaar en in de paartijd moet er nogal een keer een territoriaal dispuut geregeld worden om het recht op een vrouwtje vast te leggen.
Onze gids wijst ons op enkele boomvrije grashellingen boven de rivieroever en licht toe dat dit de weides zijn waar de veeboeren hun dieren naartoe brengen als de overstromingen er aan komen. Op een zandbank een eindje verderop ligt een vrouwelijke krokodil (of een jong mannetje, voel u vrij om het na te zien) zich op te warmen. Deze koudbloedige dieren hebben warmte nodig om hun voedsel te verteren, bij regen wordt het rivierwater kouder en komen ze nogal een keer op de kant liggen zonnen (al is die nu grotendeels afwezig), wanner het warme zeewater binnen stroomt bij vloed, keren ze dan terug in het water. En ons geluk en dat van onze gids kan niet op, want een tweede exemplaar ligt enkele honderden meters verder in het gras. Een laatste bezoek aan onze grote vriend levert alleen een koude douche op want het begint te stortregenen, en onze dinosauriër ligt nog juist hetzelfde. O ja het enige dat er sinds de dinosaurus tijden zou verandert zijn aan deze reptielen is hun lengte, is nu 8 tot 9 meter het record, toen was dat tot 20m!
De krokodilsafari zit er op en ik maak me op om te vertrekken richting Cape Tribulation, daarvoor moet ik de Daintree rivier (waar ik zojuist nog op voer) over met een overzet een 10-tal kilometer verderop. Juist voor die ferry is de 2e riviercruise, die gratis is als je één van beide boekt. Er zijn momenteel geen andere gegadigden, en hoewel ze best voor mij alleen de tocht willen doen, stel ik voor op de terugweg nog even te proberen, deze namiddag. Zo spreken we af en even later rijd ik de ferry op, die met kabels naar de andere kant wordt getrokken. Deze route is één en al nostalgie naar een verleden dat 20 jaar achter me ligt en die mij met mijn broer Jacques en onze kameraad Jan met een Landcruiser 4x4 camper op een avontuurlijke tocht naar de top van het schiereiland Cape York bracht. Rivierdoorkruisingen, modderige zandwegen, doodlopende pistes, tropisch regenwoud dat amper het zonlicht tegenhield en een volwassen Cassuary die ons met de neus tegen de voorruit deed belanden. De Cape York punt zouden we nooit halen door overstroomde rivieren. Deel van die herinnering was Crocodylus Village waar we destijds overnachten en in mijn herinneringen leeft als een donkere, zwoele, vochtige plaats. Meestal is het geen goed idee om naar zo’n plek terug te keren, maar deze keer lijkt dat nog net zo te zijn, ondanks de asfaltweg.
Die asfaltweg neemt wel veel van de charmes van deze route weg, waar nu niets avontuurlijks meer aan is (tot Cape Tribulation in elk geval), het is hier druk en overal vind je bordjes naar lodges, campings en andere toeristische trekpleisters. Doch de doorkijkjes naar paradijselijke stranden, waar het regenwoud tot letterlijk in de zee loopt zijn er nog steeds en de weg kronkelt zich nog altijd door die jungle voor een groot deel. Eén plaats waar ik wel wat tijd aan wil spenderen is het Discovery Centre. Ik wandel er de Canopy tour hoog tussen de bomen op een metalen walkway, beklim er de toren van 23m hoog die je tot in de hoogste regionen van het gebladerte van het regenwoud brengt , loop er de Cassuary walkway, zonder de reuze loopvogels, die van grote tussen een Emoe en een struisvogel zit, te zien. Ga op onderzoek uit op de Bush Tucker wandeling, waar nu een keer niet de larven en andere insecten het voorwerp van zijn, als het over Aborignal maaltijden gaat, maar over de planten, bessen, kruiden, pitten, fruit die als voedsel en medicijnen werden gebruikt en soms nog.
Er is dan nog een heus dinosaurustrail waar geanimeerde dinosaurussen bewegen en brullen. Australische varianten wel te verstaan, dus geen T-rex of dergelijke. Aan de uitgang zitten twee papegaaien los, een overheersend groene en een rode, die eigendom zijn één van de medewerksters en mee mochten naar het werk. Als ze wat veel van hun neus maken (of bek in dit geval) komt het baasje een keer een kijkje nemen en dan zitten ze in een wip op haar schouder. Heel erg fotogenieke vogels, die je in het wild maar zeldzaam een keertje te zien zal krijgen en dan nog van op grote afstand. Met dit alles is het al vrij laat geworden en ik zet dan ook koers naar de Cape. Daar zijn er wegenwerken en wordt de parking met agressieve borden voorbehouden aan de shop, de camping en de lodge. Je kan hier zelfs bijna niet te voet door naar het strand van de Kaap Tribulation. Gelukkig is er enkele honderden meters verder nog wel die mogelijkheid, maar het is echt een plek waarvoor geldt dat niet de bestemming maar de weg er naartoe het de moeite waard maakt. Ik wil persé nog 2km verder rijden naar waar het asfalt ophoudt, en de nostalgie van vroeger op te roepen, en dat lukt warempel nog ook!
Tijd om terug te keren dan, een snelle stop bij de shop voor een broodje en een punt blauwe kaas dat mijn late lunch voor onderweg vormt, en dan de al gekende weg in omgekeerde volgorde afleggen. Bij de stranden stop ik toch nog voor een fotomoment en ook de artisanale ijsmakerij, die alleen ijsjes van lokale exotische vruchten maakt, kan ik niet ongemerkt voorbijrijden. Moeilijk sturen trouwens met zo’n potje Passievruchtenijs op 3 manieren, in je handen. Op de ferry lepel ik het laatste ijs uit en 100m verder is het tijd voor de boottocht. Tot ergernis van de gids willen de krokdillen zich deze keer niet laten zien, zelf niet bij de stinkende resten van een uit elkaar gereten koe, waaraan zich al enkele krokodillen hebben tegoed gedaan. Het instromende water van de zee heeft de reptielen terug in het water gelokt. Als goedmakertje krijgen we nog wel een groene boomslang te zien, van heel erg dichtbij. De gids verontschuldigt zich bij het aanleggen voor de afwezighi van de krokodillen, maar het is nu éénmaal geen zoo, dus voor mij was dat niet nodig. Trouwens diegene die dit als 1e boottochtje deden, hebben morgen nog een tweede gratis kans in Daintree Village.
Ik heb nu nog een goede 100m te bollen naar Cairns, en moet daar sowieso zijn, gezien ik afgesproken heb om me te laten afhalen in het Cairns Holiday Park om 7u ’s morgens voor mijn snorkeltrip op het Great Barrier Reef. Rond 19u kom ik daar aan en boek ineens voor 2 nachten. Een restaurant is er ter plaatse niet en met frisse tegenzin begin ik aan een wandeling van 1km naar het dichtstbijzijnde restaurant. Als beloning trakteer ik mezelf op een half dozijn oesters, de hoofdschotel met vis is niet voorradig en dus wordt het kip in een wijnsausje met een puree van gemengde groenten. Het reisverhaal dat is voor later, in de camper alles klaarleggen voor de trip van morgen en vroeg op om 5u00!
Dinsdag 14 november
Vanmorgen wakker geschrokken van een pijnlijke kramp in mijn linker kuitbeen, nadat die wat weggetrokken was nog een uurtje verder geslapen en om 5u op om te douchen, de overal pijnlijke spieren beloven voor het snorkelen straks. Na het ontbijt maar ineens een Touristil genomen tegen zeeziekte en dan wachten op de transfer. Die is er netjes op tijd en brengt me naar de haven. De boot is een stuk groter dan wat ik verwachtte aan de hand van de brochure en zit goed vol met duikers, snorkelaars, mensen die met glazenbodem boot gaan varen en enkele die als optie ook een helikoptervlucht over het rif gaan maken. Eerste werk bij de verwelkoming aan boort, vinnen, masker en snorkel gaan aanpassen en in het “natte rek” leggen. We zijn hier letterlijk allemaal een nummer, dat gebruikt wordt voor zowat alles, aanrekenen van extra opties die je neemt, safety controle na het aan boord komen na het snorkelen, als de safetyguard je iets wil toeroepen vanaf de boot (als je te ver afwijkt, om te zien of alles in orde is, enz,…).
Dan volgt het meest gehate stuk, de boottocht uit de haven de zee op, ik hou het vrij lang vol, maar eens enkele anderen hun ontbijt terug geven, volg ik niet veel later, het hele achterdek, de meest luwe plaats, staat vol met in zakjes brakende mensen. Het is met volle verwachting uitkijken naar de ligplaats van de boot. Eens we daar zijn houden de ergste schommelingen op en is de zeeziekte voor iedereen voorbij. Het plezierig vooruitzicht van het snorkelen, zet dit niet zo frisse intermezzo, al snel op de achtergrond. Er wordt nog even een safety briefing gegeven met de gebruikte handsignalen en dan kunnen we van start met een eerste sessie van 3u snorkelen. Het duikplatform is in 2 gedeeld, links en linksachter voor de snorkelaars en rechts en rechtsachter voor de duikers met hun zware materiaal. Ik heb me nog ingeschreven voor een snorkelsessie met de jonge biologe, die wat meer informatie zal geven over de koralen en vissen. Vooral omdat ik hoop dat zij enkele zaken zal kunnen laten zien, die ik anders gemist zou hebben, en ja het gaat dan over het rif!
Ik snorkel eerst een uurtje op mezelf en ondanks dat het erg mooi is, is het niet het kleurenfestijn dat ik had verwacht van het Grote Barriere Rif. Natuurlijk zijn er heel wat koralen in alle vormen, maten en kleuren, doch de overheersende tonen zijn gebroken wit en bruintinten. En dit is dan het buiten rif dat het minst aangetast zou zijn door koraalverbleking (20 jaar geleden voeren we met een zeekayak naar Snapper Island (nu een National Park) in het Inner reef, waar we voor het eiland een rif voor ons alleen hadden, en dat was zeker niet minder dan wat ik nu zie). Voor iemand die dit voor de eerste keer ziet zal het best nog wel indrukwekkend zijn, maar ik heb natuurlijk ook de ervaringen in Hawaii, Tahiti en vooral de Tuamotu eilanden die een duiker- en snorkelparadijs zijn. Daarbij verbleekt dit zo bekende rif toch (letterlijk en figuurlijk). En ongewild vraag je je af of het een slachtoffer is van zijn eigen succes. De snorkeltour met de biologe en een ouder koppel brengt ook niet het verhoopte, vooral omdat het koppel geen ervaren snorkelaars zijn en wat meer uitdagende zoektochtjes dus geen optie zijn. Maar ach ik heb 3u om mij uit te leven en mis daar geen moment uit het water van.
Voor het vertrek naar de volgende duik- en snorkelplaats is er de lunch bestaande uit vlees, vis of kip met een saladebar. Tijdens die 15 minuten durende tocht kies ik voor het meest doeltreffende middel tegen zeeziekte voor mij, gewoon verticaal gaan, liggen dus… . Bij de 2e stop zijn er beduidend minder snorkelaars, maar het is hier ook dat de glasbodemboot en de helikoptervluchten vanop een platvorm plaatsvinden. Maar goed ook want het is hier een stuk ondieper en dus mag je alleen aan de randen van het rif zwemmen om jezelf en het rif te sparen, en dus is er ook heel wat minder plaats. Dat ongeschonden uit het snorkelen komen is me trouwens niet gelukt, gezien ik bij de eerste snorkelbeurt al mijn linker onderbeen kwets (was die kramp vanmorgen een voorteken?), niets erg alleen wat irritatie door het zoute zeewater natuurlijk. Dat de koralen hier minder zijn dan vanmorgen is normaal, want hoe dichter bij het oppervlak, hoe warmer het water en hoe meer kans op verbleking e afsterven van koraal. Maar zoals gezegd het blijft zeer zeker zijn geld waard, en ook nu blijf ik de maximum 2u in het water, op fotojacht naar alle kleurige tropische vissen die je anders alleen in aquaria ziet. En er zijn fameus grote exemplaren bij. Vooral de papegaaivissen met hun prachtige kleurschakeringen springen in het oog, maar evengoed de gele doktersvissen en de tientallen andere soorten waarvan ik de naam niet ken.
Tegen een meerkost van 10 euro was het ook mogelijk om zich een stingerpak of zelfs een neopreenpak aan te meten, maar ik had zo iets van als het niet verplicht is, dan zal het ook niet echt nodig zijn. En inderdaad, op een gegeven moment waren er wel enkele kleine kwalletjes, maar niets ernstig. Ook de grotere zeezoogdieren zoals haaien, roggen of zelfs schildpadden zag ik niet. Al bij al een mooie dag die nog even zal blijven hangen, al was het maar door de verbrande hoofdhuid door het haar heen, achterkant van de benen en het gezicht. De hele terugweg breng ik liggend door en zo raak ik zonder verder ongemak weer in de haven. Nog even de transfer met opnieuw een praatgrage, vriendelijke Ozzie en rond 17u00 sta ik weer op de camping. Nog even het natte goed te drogen hangen, de planning voor de volgende dagen eens bekijken, om te zien waar ik de 1e van de 2 extra dagen ga doorbrengen, wat uiteindelijk Cairns en omgeving zal worden, enkel dingen die ik gisteren gemist heb, wegens de late terugkeer. Zin om naar het restaurant te wandelen is er niet, de honger ook niet en dus haal ik maar wat schrijfwerk in en bekijk alvast of er enkele foto’s van de duikcamera gelukt zijn.
Woensdag 15 november
Zoals gezegd dus blijf ik vandaag nog in de omgeving van Cairns, het is te zeggen, ik keer terug naar Mossman in het noorden, zo’n 70km verderop. Bij de start is het nog zonnig, maar al gauw komen er donkere, grijze wolken aan. Je merkt dat het regenseizoen hier al een stuk actiever is dan in de Top End. Als ik stop bij de Opal Mine, een in opalen en parels gespecialiseerde winkel, is het goed aan het regenen, maar tegen dat ik buiten kom met enkele aankopen, is het opnieuw droog. Ik stop nog bij enkele stranden voor nog wat foto’s en neem vervolgens de afslag naar Mossman Gorge. Van uit het bezoekerscentrum moet je met een busje een stuk de kloof in, voorbij een Aboriginal stadje, dat alleen met een lokale gids van het dorp mag bezocht worden (tegen betaling van 60 A$!). Het wandelpad dat ik door de kloof en het lowland tropical rainforest volg is 2,7km lang en begint met een stuk verhoogde walkway. Enkele mensen staan daar op een gegeven moment foto’s te nemen en te wijzen. Enkele meters lager ligt er op de bodem een slang, waarvan ik ermoed dat het een python is. Het is ongelooflijk hoeveel slangen ik deze reis reeds in het wild zag, meer dan op al mijn andere reizen samen gok ik zo!
Ondanks de vele auto’s op de parking is het erg rustig op het wandelpad, alleen waar deze bij de rivier komt, troepen de mensen samen om een plons in de rivier te nemen, wat nochtans ten stelligste afgeraden wordt, want met de regen van afgelopen dagen is de waterstand in de rivier die vol met grote rotsblokken ligt, sterk gestegen. De kracht van het water is daarmee nu zo groot dat ze die grote blokken een stuk kan meesleuren. En dat er allerlei kolken en onderstromingen ontstaan. Maar goed ik vermoed dat de Australiërs het credo “wat ons niet dood, maakt ons sterker” huldigen. In het woud is het stil op de roep van de vogels na. Vele van de bomen hier ontwikkelen in deze drassige grond “plaatwortels” die het oppervlakte waarmee de boom vastzit vergroten. Het komt er op neer dat de wortels grotendeels op de grond zitten en minder onder de grond en soms echte platen vormen. Andere hebben dan weer wortels zo dik als een doorsnee boom die op de bodem liggen en zo uitwaaieren. Toch komt het voor dat zo’n boom ontworteld wordt, bij bijvoorbeeld een cycloon en dan ontstaat er opeens een groot gat in het woud dat al gauw ingenomen wordt door opportunistische planten, die daarin gespecialiseerd zijn. Ook veel epifyten, slingerplanten, lianen en wurgvijgenbomen die zich al dan niet ten koste van de gastheer omhoog of omlaag slingeren rond een boom. Zo ontstaan er verschillende “verdiepen” in het bos, met allemaal hun specifieke eigenaardigheden en zelfs bewoners.
Overal zie ik sporen van wilde zwijnen die de grond omgewoeld hebben, maar de beesten zelf blijven uit het zicht. Naast de lianen zijn er ook veel varens in deze bossen, het is echter wel opletten, want sommige daarvan hebben venijnige stekels aan hun stammen of bladeren. Door het dichte bladerdak blijft er veel vocht in het woud hangen en dat voel je goed, want alles wordt klam. Na de volle ronde afgewandeld te hebben kom ik terug bij de bushalte en gezien het al 13u is besluit ik in het restaurant van het bezoekerscentrum maar een meat pie te eten als lunch, één van die typische Britse gerechten die met de kolonisten meegekomen is. Het duurt vrij lang voor de bestelling gebracht wordt en daardoor is het ook al vrij laat wanneer ik opnieuw vertrek met de camper richting Kuranda. Daar zijn enkele dierenparken die ik graag wil gaan bezoeken. Onderweg is er ook nog een krokodillenfarm, maar die heb ik al genoeg in Darwin en ondertussen ook in het wild gezien. Mijn eerste gedacht was van de kabelbaan van 16km (!) naar Kuranda te nemen en terug te komen met het toeristische treintje, maar dat zal niet lukken gezien deze beide er reeds om 15u30 mee stoppen, wat me belachelijk vroeg lijkt.
Wanneer ik dan om 15u34 aankom in Kuranda, blijkt dat alles daar sluit om 16u00! Niet alleen het Koala park, maar eveneens het vogelpark en de vlindertuin! Ik met dus een keuze maken en kies dan maar voor de Koala Gardens. Ondanks de naam zijn daar ook nog heel wat andere dieren te vinden, zo zie ik er verschillende soorten wallabies, een kangoeroe, Quokkas (ook een buideldier, ter grootte van een kat) en een snoezige wombat. Overal rennen er hier hagedissen, mini draakjes en bush Turkey ’s rond, die laatste gaan het eten uit de kommen van de andere dieren stelen. Er zijn hier ook een aantal krokdillen, maar deze keer de fresh water variant, die een stuk minder indrukwekkend en agressief zijn dan hun grote broers. In het Nocturnal house tenslotte zie ik Bilbies (lijkt wel een kruising tussen een muis en een konijn), en vliegende eekhoorns. Er zijn nog enkele terrariums met de nodige slangen en dan ben ik wel rond, kans om de birdworld en de Butterflie sanctuary te zien is er niet meer, zelfs de souvenirshops hebben hun koopwaren afgedekt in de overdekte markt en de rolluiken gesloten.
Dan maar naar het Barron Gorge National Park, waar ik een kijkje ga nemen bij de Barron Falls, die best indrukwekkend zijn. De gelijknamige rivier stort zich hier over een rotswand de kloof in die een soort kom vormt met meertjes op verschillende niveaus. Dankzij het wandelpad, door weer een regenwoud, van 1,3km lang krijg ik de kans om de kloof en de cascades van verschillende standpunten te bekijken. Ik zie er ok het spoor van het toeristentreintje dat oorspronkelijk aangelegd werd om hout naar de kust te brengen. Ik keer via dezelfde weg weer terug en neem nog een kijkje bij een 2e viewpoint met zicht op de Lower Barron Gorge, maar die is lang zo indrukwekkend niet. Tijd om teug te keren naar Cairns. Voordat ik me naar de camping begeef, wil ik echter eerst nog even langs de Esplanade, de boulevard langs de zee, met palmbomen, grasperken, een reddingshelikopter stand-by voor het aan de overkant van de straat gelegen hospitaal en veel mensen die hier komen sporten, van boks trainingen, over joggers, wandelaars of gewoon mensen die zitten te keuvelen.
Op naar het Cairns Holiday park dan, waar ik toch nog snel even van het zwembad geniet (al is het dan in het donker) om wat af te koelen. Ik maak me vervolgens een soepje klaar en ben gesteld voor de avond. Mijn dagelijkse schrijfrituelen nog en proberen van die stomme wifi een keer aan de gang te krijgen!
Yohani
