Linksom Zuid-Engeland verkennen.

Hier kun je je eens goed laten gaan
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1102
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Linksom Zuid-Engeland verkennen.

Ongelezen bericht door Yohani »

Linksom Zuid-Engeland verkennen.

Na eerdere reizen naar Wales en 2x Schotland heb ik ditmaal voor Zuid-Engeland gekozen, de flegmatieke Britten hebben met hun mooie oude dorpjes, abdijen, landhuizen en kastelen een schat aan culturele pareltjes, gooi daarbij nog wat prachtige tuinen, een soms spectaculaire kust, enkele mooie nationale parken en de vooroordelen over de slechte gastronomie en de niet steeds zo schitterende weersverwachtingen zijn snel aan de kant geschoven. Genoeg pubs en restaurants van andere culturen te vinden om de smaakpapillen niet teveel geweld aan te doen en elke dag mooi weer is meegenomen en voor de rest is de regenjas uitgevonden.

Vrijdagavond 30 augustus
Vorig weekend werd de camper in orde gezet en geladen zodat ik vanavond na het werk nog kan aanzetten naar Duinkerken, mijn ferry vertrekt om 8u00 zaterdagmorgen en dan moet ik niet onmenselijk vroeg opstaan om op tijd in de haven te geraken. De Brussels ring die al de ganse dag dicht zit door enkele ongevallen mijd ik door via Willebroek naar St-Niklaas te rijden, doch een omleiding zorgt ook hier voor file, eens op de A 12 gaat het gelukkig wat vlotter. Verder dan richting Gent en vervolgens Oostende, het wordt stilaan wat drukker, maar het valt al bij al nog mee. Even voor de grens dan nog even tanken, want zowel in Frankrijk als Engeland is dat sowieso duurder, en dan terwijl de schemering invalt verder naar Duinkerken. Als overnachtingplaats heb ik voor Parking des Miaules in Gravelinnes gekozen, een motorhomeparking aan de jachthaven op 10 minuten rijden van de ferryterminal. Voor 6€ parkeer ik mijn camper tussen de tientallen andere die hier reeds staan. Klaar voor de eerste overnachting in de camper van deze reis.

Zaterdag 31 augustus
Vanmorgen om 6u00 op om tegen 7u00 aan te schuiven aan de terminal, een uurtje later schuift de ferry weg van de kade en zien we Frankrijk stilaan uit het zicht verdwijnen, het is bewolkt maar er zijn toch wat stukjes blauw hemel te zien, de stevige wind vraagt wel om een winddicht jas. Ik heb met het ontbijt gewacht tot op de boot en als ik weer aan dek kom heeft de zon nog wat aan kracht gewonnen. In de verte duiken reeds de witte kliffen van de Engelse kust op. Het duurt nog wel even tot ze meer zijn dan een witte glinstering aan de horizon, maar uiteindelijk reizen ze hoog naast ons op als we de kust volgen naar Dover. Het ontschepen verloopt even vlot als het inschepen, ondanks de Engelsman met een platte band die helemaal vooraan naast mijn camper staat.
Eenmaal aan land zet ik meteen koers naar The White Cliffs, waar een bezoekerscentrum en enkele wandelpaden de kans bieden om de beroemde kliffen van wat dichterbij te bekijken. Hier kan ik tevens mijn voucher van de National Trust inwisselen voor de officiële kaart en bijbehorende boekje, deze kaart zal me samen met de kaart van English Heritage heel wat geld besparen bij het bezoeken van de talrijke sites.
Op de parking kleef ik ook nog de stikkers op de lichten van mijn auto zodat ik, wanneer ik die gebruik, de tegenliggers niet verblind, dit heb ik bij vorige reizen naar Groot-Brittannië nooit gedaan, maar is eigenlijk wel verplicht. Vervolgens trek ik er op uit voor een 40 minuten durende wandeling langs de kliffen, het weer is zoveel verbeterd dat ik de jas uitlaat en met een dunne fleece de wandeling aanvat, met als voorzorg tegen wind en eventueel enkele druppels een kw op de rug. Dat blijkt echter niet nodig want naarmate de tijd verstrijkt wordt het weer alleen maar beter. Ik kies op de heenweg voor de klifroute die vlak langs de afgrond loopt, met beneden eerst de haven van Dover en vervolgens de Noordzee. Ook Dover Castle komt mooi in het zicht. De in de kalkrotsen uitgehakte trap, die helemaal naar beneden loopt tot aan de voet van de kliffen, is helaas afgesloten wegens een recente instorting van een deel van de wand. Maar ook van hierboven zijn de uitzichten zonder meer de moeite waard. Omdat er vandaag nog heel wat op het programma staat, wandeling ik niet verder naar de vuurtoren die nog een eind verderop bovenop de kliffen staat. Dat houdt ik voor binnen 2 weken op de terugweg, samen met het kasteel en de enkele andere bezienswaardigheden hier.
Nu gaat het met de camper door Dover richting Folkestone, de krijtwanden maken er plaats voor een uitgestrekt keienstrand, onder een atypische blauwe hemel, hopelijk volgen er nog veel van deze dagen.
Ik rijd naar Port Lympne Wild Animal Park Mansion & Gardens, waar ik het safaripark met een bezoek vereer. Ondank de aanwezigheid van enkele neushoorns, olifanten, een enkele struisvogel en wat antilopen en twee jonge giraffen, is de 1uur durende rit in de safarivrachtwagen toch maar wat magertjes. Ook in de kooien op het wandelparkoer valt, op enkel grote katachtige en enkele primaten, vooral de leegte op. Alleen aan de eetgelegenheden is het wel druk, zo druk zelf dat ik er maar van af zie om iets te bestellen. 2 uur later ben ik terug aan de camper, met jammer genoeg een barstende hoofdpijn. Ik trek verder naar het dorpje Rye, met zijn oude middeleeuwse stadskern met houten werkmanshuizen, de Church of St. Mary the Virgin en de Ypres Tower (veel mooier dan het Belgische gedrocht) en de Land Gate stadspoort. Ik wandel terug naar de camper en zet mijn weg voort richting Bodiam Castle, een stukje het golvende binnenland in. Daar aangekomen blijkt het kasteel zelf al gesloten voor bezoek, maar het park is nog wel open. Ik wandel dan ook op mijn gemak naar de ruïne die aan de buitenzijde nog bijna volledig intact is en omgeven wordt door een zeer brede slotgracht, en zo het archetype van een middeleeuwse burcht vormt. Engelsen weten als geen ander hun vervallen gebouwen om te toveren in sprookjesachtige mythische belevenissen.
Ook 1066 Battle of Hastings, Abbey & Battlefield in het dorpje Battle zijn al gesloten, maar alleen al de buitenzijde van de Abdij is de moeite reeds waard. Wat betref het “slagveld”, buiten het feit dat er daar ooit een belangrijke veldslag werd gehouden, valt er daar toch weinig aan te zien en heb je al een heel sterk ontwikkelde fantasie nodig om daar meer van te maken, of om het anders te zeggen, in West-Vlaanderen worden die omgeploegd en bewerkt en die zijn nog een stuk recenter. Normaal heb ik volgens de planning nog een 60km te gaan, maar de sites die er nog op het programma staan zijn nu toch reeds allemaal gesloten en bovendien heeft mijn hoofdpijn nu zo’n omvang aangenomen, dat ik die echt niet meer kan negeren, en dus besluit ik een camping op te zoeken in Hastings. Het Shearbarn Holiday Park ligt niet, zoals je zou verwachten, aan de kust, maar boven het stadje in de heuvels. De smalle wegeltjes die er naartoe leiden doen helemaal niet vermoeden welke grootse moderne camping er achter de heggen ligt. Ik installeer de camper op de ruime plaats en slik een pilletje om de hoofdpijn wat in te tomen. Een half uurtje later voel ik me terug heel wat beter, maar is het eigenlijk al vrij laat om nog naar het restaurant te gaan en dus besluit ik om maar rustig in de camper een maaltijd te nemen.

Zondag 1 september
Rond 9u00 sta ik vanmorgen klaar voor vertrek, ontbijt en douche zijn al achter de rug, het weer is nog goed al heeft de blauwe hemel nu plaats gemaakt voor een lichte sluierbewolking. De eerste stop is in Hastings zelf, het vissershaventje met typische zwartgeschilderde houten gebouwen waarin de vissers of hun vrouwen de vroege vangst van deze morgen of nacht verkopen. Tegen de hoge rotswand loopt de Cliff Railway omhoog naar het eindstation dat wel een kasteel lijkt zo hoog boven op de rotsen. Ik wandel tussen de gebouwen door langs de viskraampjes en een miniatuurspoorweg, die echter nog niet actief is zo vroeg op de morgen. Ook het scheepswrak museum is nog niet open, maar het vissersmuseum wel. Naast het zeilschip Enterprise, één van de laatste visserszeilboten, zijn er vooral veel foto’s te zien van vissers en hun familie. Een eigenaardigheid hier is dat men de vissersboten hier expres laat stranden, ze worden vervolgens met bulldozers het keienstrand verder op getrokken tot ze helemaal op het droge liggen. Dat gebeurde vroeger zo, maar ook nu nog, blijkt even later als ik naar de waterkant wandel. Tussen de vissersboten liggen allerlei vissersparafernalia opgestapeld zoals netten, boeien, kreeftenfuiken en heel wat andere rommel die het meer op een stort dan een “visserhaven” doen lijken. Overal ertussen staan ook de oude roestige tractoren die gebruikt worden om de schepen uit het water te trekken. Ik heb er eigenlijk mijn twijfels bij of die dingen het nog wel doen, met hun door houten platen vervangen ruiten en roestige rupsbanden, maar even later komt er dan toch een van die roestmonsters tot leven.
Ik keer terug naar de camper en rijd wat verder door het stadje op weg naar de pier, doch die blijkt volledig door een brand verwoest te zijn zodat er alleen nog een half ingestort en kromgetrokken ijzeren geraamte van overblijft.
Ik verlaat het stadje en rijd naar Pevensey Castle waar ik mijn voucher van English Heritage inwissel voor een kaartje en het bijbehorende handboek, duidelijk van een hogere kwaliteit dan dit van de National Trust trouwens. Langs een indrukwekkende poort wandel ik door de van oorsprong Romeinse muur naar de ruïne van het kasteel. Behalve de buitenmuren en de eerste twee verdiepingen van de torens blijft er niet veel meer over van het kasteel. Ook van de Keep met zijn 7 torens blijft alleen, een weliswaar hoge, fundering over. In deze Keep woonden de eigenaar van het kasteel met zijn familie en het was tevens de laatste toevluchtsoord indien de belegeraars er in zouden slagen na de Romeinse omwalling ook de dikke kasteelmuren binnen te dringen. Een versterkte burcht in het kasteel dus. In de kelders van de torens liggen nog de grote ronde stenen ballen die met een reuzenkatapult naar eventuele belegeraars konden geschoten worden. Het kanon dat er in later instantie kwam staat ook op het binnenplein, in plaats van op de hoge zandberm voor het kasteel waar het origineel stond. Dit kanon werd gebruikt om aanvallende schepen te bestoken, in een tijd dat de zee nog tot aan de muren van het kasteel reikten, door drooglegging, inpoldering en verzandingen ligt de kust nu toch al enkele kilometers verderop. Bij het zoeken naar een parkeerplaats bij aankomst werd ik tot mijn ergernis weer met het veelvuldig gebruik van hoogtebarrières geconfronteerd. Niet alleen de parkings langs de kust, maar ook deze van veel bezienswaardigheden zijn hiervan voorzien om campers te weren. Met als gevolg dat je, je suf zoekt achter een geschikte parkeerplaats. Bovendien zijn er dan nog vele speciale zones voor de bewoners die de mogelijkheden beperken en moet er meestal betaald worden met muntstukken.
Ik volg nu de kust naar Beachy Head in het Seven Sisters Country Park, de glooiende heuvels van de South Downs komen hier abrupt tot stilstand tegen de kust met witte kalksteenkliffen die nog een stuk mooier en indrukwekkender zijn dan deze van Dover. Zelfs witter dan die wat grijze exemplaren van gisteren. Op Beachy Head staat er voor de krijtrotswand een roodwit gestreepte vuurtoren in zee, ik merkt hier tijdens de wandeling langs de klifranden trouwen ook weer op hoe graag Engelsen wel wandelen. Op deze laatste zondag van het schoolverlof is het hier behoorlijk druk. Ik keer terug naar de camper en eet een boterhammetje alvorens mijn weg verder te zetten. Enkele kilometers verder prijkt er nog een vuurtoren boven op de kliffen, dit wordt mijn volgende stop en een stevige klim naar de Belle Tour. Zelfs hier in het midden van nergens staan er trouwens betaalautomaten voor de parking, die niet meer is dan een brede grintstrook naast de weg.
Ik verlaat de kust en rijd de South Down’s in op weg naar Alfriston met zijn mooie kerk en Clergy House, dit laatste is het eerste gebouw dat de National Trust trouwens ooit aankomt en lijkt een beetje een samenraapsel van verschillende bouwstijlen. Zo zijn er de houten kaders opgevuld met witte leem, maar ook muren van vuistgrote keien, baksteen en zelfs gebakken tegels gebruikt. Na een bezoekje aan het kleine huisje is de tuin aan de beurt, met naast de siertuin ook een kruiden- en groentetuin op verschillende terrassen en zelf een boomgaard met enkele appelbomen en mispelbomen. Van hieruit gaat het dan naar Brighton aan de kust, één van de meest vermaarde Engelse badsteden en dat merk je eraan, al bij het binnenrijden van de stad is het een drukte van jewelste. Ik ben wel een ½ uur op zoek naar een parkeerplaats en vind er dan uiteindelijk eentje nabij de Brighton Pier. Eerst even klein geld wisselen, want dat gaat snel hier met die parkeermeters en dan op stap. De Brighton Pier is één groot amusementspark met op de oever een groot aquarium en een heus pretpark op de pier zelf. Hier krioelt het dan ook van de mensen. Ik ga wat verder de stad in op zoek naar The Royal Pavilion. Dit Oosters aandoend paleis is op en top het voorbeeld van de grootheidswaanzin van de machthebbers van toen. Alleen de buitenkant al is verbluffend aan kitcherige torentjes, beeldhouwwerk en pompeuze bouwwerken, aan de binnenkant komt ik zelfs niet toe, want het is sluitingstijd.
Het gaat dan weer de South Downs in op weg naar het Petworth House & Park, maar dat domein is zo uitgestrekt dat ik maar naar de camper terugkeer en verder rijdt naar het kasteel van Arundel. Ook dat blijkt natuurlijk reeds gesloten en ik speel nog even met het gedacht van hier een camping op te zoeken en morgen alsnog het imposante kasteel te bezoeken. Maar als ik even later op een tweede ingangspoort de openingsuren zie blijkt dat het kasteel maandag gesloten is. Ik gebruik dan maar het dak van mijn camper om over de hoge begroeide wallen te kunnen kijken en toch enkele foto’s van het mooie Arundel Castle te kunnen maken.
Gezien een bezoek er morgen niet meer inzit besluit ik om al naar Chichester verder te rijden, al is dat wel een risico omdat de campings hier vrij vroeg sluiten. En inderdaad rond 8u00 sta ik voor een gesloten camping, een telefoontje naar de eigenaars helpt niet, dan maar een mijl of 7 verder gereden, terwijl stilaan de duisternis in valt om weer aan een gesloten camping aan te komen, hier geen slagboom en dus rijd ik de camping op, doch er is nergens iemand te bekennen en om nu zomaar een plekje in te nemen, daar voel ik ook niet voor, temeer dat het niet erg duidelijk is welk de plekken zijn en het er nogal chaotisch en dichtbevolkt is. Dan kan ik evengoed een gewone parkeerplaats zoeken en dus rijd ik de camping weer af. Dan zie ik pas dat de camping waar ik eigenlijk naar op zoek was juist naast de vorige ligt en er een auto voor de slagboom staat. Wanneer ik informeer of zij van de camping zijn, komen de eigenaars er juist aan en het vriendelijke ouder koppel laat me ondanks het late uur (het is ondertussen al 9u00) binnen. Ook vandaag dus geen restaurant, ik maak me zelf nog vlug een maaltje klaar, het reisverhaal nog wat aanvullen en de reisroute aanpassen aan de realiteit en dan is het weer hoog tijd om in bed te kruipen.

Maandag 2 september
Vanmorgen weer prachtig weer, na de douche en het ontbijt nog even aan de receptie gaan zien of er nog iets van administratie moet gedaan worden na mijn late aankomst gisterenavond, maar dat blijkt niet nodig. Wel legt de dame aan de receptie mij uit dat ik me beter tijdelijk lid kan maken van de Camping & Caravanning Club, dat kost me 21£ maar telkens ik op een camping kom die tot de vereniging behoord, spaar ik 7£ uit. Na 3 campings ben ik dus al uit de kost en verder is het dan pure korting. Ik besluit dat dan ook te doen en heb nu ondertussen dus 3 kaartjes op zak die me geld besparen.
Mijn eerste stop vandaag is het Roman Palace (of het Paleis van Cogidubnus) in Fishbourne (bij Portsmouth). Ik moet er nog 10 minuutjes wachten voor het open gaat en bekijk vervolgens een 12 minuten durende video die een beeld geeft van hoe het paleis er moet hebben uitgezien en hoe de funderingen en mozaïeken ervan ontdekt werden. Vervolgens wandel ik door het museum en loop dan door naar de opgravingen. Nu zag ik verleden jaar in Sicilië en het jaar in Griekenland al heel wat mozaïeken en dus verwacht ik in deze uithoek van het Romeinse rijk niet spectaculairs, maar ik moet al gauw mijn vooroordeel opzijzetten, want de weliswaar beschadigde mozaïeken van het Oostelijke deel van het paleis zijn zeker de moeite waard. Ook een deel van de tuin heeft men gereconstrueerd. Van de andere gebouwen van het paleis werd er weinig of niets teruggevonden, gedeeltelijk omdat ze onder de huizen en dorpsstraat van het dorpje Fishbourne bedolven liggen.
Al met al is het alweer na 11u00 wanneer ik de site verlaat en een stukje terug rijd naar Chichester om daar de oude stadsmuren en poorten te bezichtigen. Ook de kathedraal en de apart staande klokkentoren zijn de moeite waard. Naaste de parking waar ik de camper kon stallen is er een sandwichbar waar ik een broodje tonijn bestel en verorber alvorens naar Portsmouth te trekken. Ik vrees een beetje voor de drukte van de stad, maar dat blijkt redelijk vlot te verlopen en al gauw sta ik aan de oude haven met zicht op de HMS Victory, het vlaggeschip van Admiraal Nelson, waarop deze omkwam tijdens de slag van Trafalgar tegen de Fransen. Het beschadigde schip sukkelde na de overwinning op de Franse schepen terug de haven in, met de dode Admiraal aan boord, en werd later gerestaureerd. Omdat het schip nog steeds officieel onder de zeemacht valt is fotograferen aan boord verboden, bovendien staat het Isle of White nog op het programma vandaag, en dus houd ik het op een bezichtiging van buitenaf. Ook de andere bezienswaardigheden van The Naval Heritage Area laat ik aan me voorbijgaan, vooreerst moet er voor elk schip apart betaald worden (de HMS Victory, de resten van de Marie Rose die in ’82 na 437 jaar onder water werden bovengehaald en de HMS Warrior een stalen stoomschip van de Navy), en is sinds kort de National Trust of English Heritage niet meer geldig en bovendien kost dit een hele dag aan wachttijden. Dus maar verder weer, naar enkele poorten van de oude stadsmuur en vervolgens naar de ferryhaven om in te schepen naar het Isle of White. Omdat de ferry van 15u al vol zit verlies ik nog een ½ uur met wachten op de volgende maar even later ben ik dan toch op weg. Van op de ferry zie ik nog het Southsea
Castle aan me voorbij schuiven, een eerder bescheiden kasteel.
Ik zal een deel van de bezienswaardigheden op het Isle of White van de planning moeten schrappen en besluit de 2 belangrijkste te behouden. Eenmaal aan land gaat het dan ook resoluut richting Osbourne House, het “bescheiden” zomeroptrekje van de Royal Family, zoals ik er op mijn reizen naar Groot Brittannië al meerdere bezocht. Het huis zelf is al gesloten maar de tuinen en architectuur van het prachtige gebouw zijn het bezoek meer dan waard en sowieso de reden van mijn bezoek. Hier geen barstje in de hoog oprijzende muren, geen vochtige plek of onrespectvolle meeuwendroppings. Prachtige zandkleurige muren, schitterende kleurige bloemenperken, die niet durven te verwelken, en fonteinen die klateren. Wil je het ganse domein rondwandelen ben je ook gemakkelijk een halve dag kwijt trouwens.
Mijn volgende bestemming op het eiland is het Carisbrooke Castle, maar helaas moet ik ook hier genoegen nemen met enkele foto’s van buiten de omwalling gezien ik juist op het sluitingsuur aankom. De meeste bezienswaardigheden openen hier rond 10u en zijn om 18u weer al gesloten. Ik zet dan maar aan om de rondweg langs de kusten van het eiland te volgen, maar kom al gauw tot de ontdekking, dat ik nooit op tijd de ferry kan halen als ik dat doe en dus gaat het door het midden van het eiland richting Yarmouth. Last van stof zal ik in elk geval niet hebben op de buitenkant van de camper, want de straatjes zijn soms zo smal dat de bladeren van de struiken waar ik als in een tunnel doorheen rijd alles afborstelen! 10 minuten voor vertrek kom ik in Yarmouth aan, het laden van de ferry is al in volle gang en ik kan nog juist mee. Van op de boot heb ik vervolgens zicht op een mooie zonsondergang, terwijl ik daarvan geniet, besef ik dat ik ofwel de planning wat meer moet laten varen ofwel het aantal te bezoeken bezienswaardigheden drastisch moet aanpakken en waarschijnlijk allebei. Maar dat zie ik later dan wel weer. In Lymington aangekomen heb ik nog een mijl of 8 te doen om een camping te vinden, vandaag geen probleem om in te checken, de receptie van de Hollands Wood Caravan & Camping Site is nog bemand, er is echter geen elektriciteit voorhanden voor de camper, maar daar tegenover staat dat ze prachtig gelegen is in een oud eikenbos, het is wel een beetje zoeken naar een geschikt plaatsje in het donker, er zijn hier ook een afgebakende plaatsen, alleen een regel dat je minstens 6 m van je naaste buur moet wegblijven. Ik slaag er deze reis maar niet in om ’s avonds een keertje rustig te gaan eten, ook vanavond kook ik wegens geen alternatief mijn eigen potje

Dinsdag 3 september
Na een goede nachtrust en de normale ochtendrituelen ben ik klaar voor vertrek. Ik kom nu ook de loslopende paarden tegen waarvoor men me gisterenavond reeds waarschuwde. Dit is niet eigen aan de camping alleen, maar aan de hele regio van het New Forest, naast paarden kom ik ook nog een koe en ezels tegen onderweg. Deze laatste natuurlijk onverwacht achter een bocht… . Het New Forest is niet alleen een bos, delen ervan zijn ook heide en het is prachtig om er door te rijden. Ik ben op weg naar Beaulieu waar ik enkele dingen wil bezichtigen, op de parking aangekomen komt er even later een 2e Land Rover camper naast me staan, één van de mooiere exemplaren die ik ooit al gezien heb. Ik maak even kennis met de Engelse eigenaren en dan is het tijd om mij naar de ingang van het Beaulieu Estate te begeven. Naast het Palace House, bevindt er zich op de gronden ook nog de ruïne van een abdij en een automuseum met ook tijdelijke tentoonstellingen.
Deze keer is dat onder andere World of Top Gear, een overzicht van een groot deel van de wagens waarmee het 3-tal van de bekende BBC-reeks allerlei halsbrekende toeren uithalen of absurde wijzigingen aanbrengen. Zo zijn er de wagens die omgebouwd zijn als vaartuigen, zelf gefabriceerde limousines, dubbeldekkerauto’s waarbij op de auto’s een andere gemonteerd werd, een geëxplodeerde auto voor bejaarden, de volledig in de prak gereden Toyota Pick-up die maar bleef werken, tot zelfs een minispaceshuttle met een Reliant Robin en een hovercraft busje. Ik wandel naar de andere zijde van het landgoed, waar de bezoekers nog niet zijn toegestroomd, en geniet in alle stilte van de prachtige tuin en parklandschap met daarin weer een juweel van een landhuis. Op het randje af geen kasteel maar bijna even indrukwekkend. Aan een bezoekje binnen heb ik geen nood, voor een keertje ben ik trouwens te vroeg, want het landhuis zelf wordt pas om 11u open gestel voor bezoekers. Van de abdij blijft zoals van de meeste niet veel meer over na de verwoestende doorkomst van Hendrik de VIII, die de macht van de kerk wou inperken en alle religieuze machtsbastions liet vernielen. Op terugweg naar het motormuseum zie ik dat alles in orde wordt gebracht voor een oldtimer beurs voor het volgende weekend, er staan reeds een aantal oude knarren te wachten, pioniers van de autogeschiedenis en enkele dure pronkstukken, maar de meeste moeten nog aankomen in de loop van de week. Ik laat me verleiden om toch ook nog een kijkje te nemen in het automuseum, ondanks de tijdsdruk. Ook hier een heel scala van de autowereld van de 2 PK en de kever tot de modernste Formule 1 wagens. Ook hier binnen nog een tijdelijke tentoonstelling over de voertuigen uit de (James) Bond films, die lijken me wel te achtervolgen, want reeds op mijn reis door Noord-Engeland in het Lake District stoote ik op een Bond Museum.
Ondertussen is het dus opnieuw 11u en moet ik echt verder, opnieuw door het New Forest met zijn beboste heuvels afgewisseld met paarse Brem begroeide heide, en af en toe een pittoresk Engels dorpje. Vervolgens gaat het dan over de Salisbury Plains, die in tegenstelling wat de naam doet vermoeden, geen platte velden zijn, maar eveneens een rollend en glooiend landschap waar grasvelden en landbouwgrond nu de overhand hebben op de bomen. Ook weer een heel mooi landschap om door te rijden. Op één van deze heuvels liggen de Old Sarum Ruïnes, de fundamenten van een kasteel die eigenlijk meer de aandacht trekken door hun ligging dan door wat er nog van over blijft. Het voordeel ervan is dat je dan ook geen uren nodig heb om het te verkennen. Op de parking neem ik vervolgens de tijd om een stukje te eten, alvorens ik verder rijd richting Shaftesbury.
Op een gegevn moment zie enkele keren een bordje met de vermelding “Fovant Badges”, het duurt een hele tijd voor ik plotseling in het oog krijg waarover het gaat. In de zijkant van een heuvel zijn, naar analogie met de menselijke en dierlijke figuren in de regio, enkele vormen gemaakt in de krijtlaag, zodat ze sterk wit contrasteren met de groene heuvel. Ik vermoed dat het de wapenschilden van de dorpjes of de kasteelheren uit de regio zijn. In elk geval een aangename en mooie maar onverwachte verrassing. Mijn eigenlijke bestemming is echter het Wilton House, waarvan ik vanmorgen nog twijfelde of ik het niet zou overslaan. Na nog eens de reisgids geraadpleegd te hebben, wordt het aangeprezen als één van de mooiste landhuizen van Engeland en dus besluit ik toch maar een kijkje te gaan nemen. En ook nu wordt ik weer niet teleurgesteld, alleen de majesteitelijke toegangspoort kondigt alweer een groots bouwwerk aan, alleen door de gronden en delen van het gebouw open te stellen voor het publiek (tegen betaling natuurlijk) is men in staat deze mastodonten van gebouwen te onderhouden en verwarmen en de magnifieke tuinen te behouden. En de Engelsen houden van hun historische gebouwen en gronden. Ook hier weer zitten en wandelen er tientallen over de gazons en paden, spelen er kinderen met de fonteinen of spelen er ongegeneerd met hun bal of zitten met deken en frigobox uitgebreid te picknicken. De meer formele en/of ommuurde tuinen met compartimenten met stenen muurtjes en heggen nodigen dan weer uit voor rustige wandelingen met bankjes om stil te genieten, met een boek of een krant. Ik heb echte geen tijd om luilekker in het gras te gaan liggen en rij verder naar het Old Wardour Castle. Mijn GPS heeft weer enkele verrassingen in petto in de vorm van enkele single lanes waar de camper maar juist tussen de boven de wagen uitstekende heggen en stuiken past. Gelukkig is de snelheid van eventuele tegenliggers die van achter de blinde bochten en verborgen kruispuntjes tevoorschijn komen aangepast. Dat kan niet gezegd worden van de baantjes die juist zo breed zijn als 2 kruisende auto’s, enkele vrachtwagens, waarvan één autotransporteur, jagen me bijna letterlijk de bomen in. Maar we raken uiteindelijk heelhuids op de bestemming. Ook het Old Wardour Castle is een ruïne, maar hier staat er toch nog heel wat meer recht dan de funderingen. Via enkele trappen kan je zelfs nog naar de hogere verdiepingen en vele hoekjes en nissen verkennen. Het kasteel werd verwoest door een vroegtijdige explosie van mijnen die voorbereid werden bij de belegering van het kasteel ten tijde van de burgeroorlog tussen Royalisten en Parlementariërs. Niet de verwarren met de parlementairen van heden ten dage bij ons, of toch een beetje met de moderne “adel” die nog steeds aanwezig is in de Engelse “kamer”. De Parlementariërs waren rijke edelen die van de afwezigheid van de koning, wegens oorlogvoering, gebruik wilden maken om de macht over te nemen. Na deze burgeroorlog werd het oude kasteel niet meer opgebouwd, maar als ornament opgenomen in de tuinen van het nieuwe kasteel of de manor. Deze gewoonte was trouwen wijdverbreid in Groot-Brittanië en is één van de redenen dat er nog zo vele “romantische” ruïnes te vinden zijn over het ganse land.
Ik nader nu stilaan opnieuw de kust en stop nog even bij de Bradbury Rings, geen stenen cirkel, maar een heuvel die verschillende ringen van zandbermen vertoont waarop vroeger houten palissades stonden van een versterkt dorp. Hoewel ik weet dat het al gesloten zal zijn, rijd ik toch nog langs het Kingston Lacy House en kan zelfs nog via de oprijlaan en de parking enkel glimpsen opvangen van het huis. Gezien de poorten binnen 10 minuutjes sluiten is te voet verder verkennen echter geen optie. En dus gaat het verder richting Corf Castle, niet voor de burcht (waarvan ik toch wel al enkele foto’s maak) of het dorpje, maar voor de gelijknamige camping die ik vanmorgen als nieuw doel voor de overnachting had vastgelegd. Ondanks de vele bezoekjes toch 190km afgelegd vandaag, zonder te overhaasten.
Als ik echter had gedacht van vanavond snel gediend te zijn, kom ik bedrogen uit, de camping blijkt volgeboekt en een 2e enkele mijlen verderop al evenzeer … . Gelukkig is er op de Primrose Farm Camping nog een zee van ruimte, de 10 tal plaatsen met elektriciteit zijn echter niet meer vrij, dus opnieuw geen batterijen opladen vannacht. Ook geen restaurant in de onmiddellijke nabijheid en dus maak ik me zelf een spaghetti klaar. Het is hier in elk geval rustig op het fluiten van een trein in de verte na.

Woensdag 4 september
Vanmorgen opnieuw naar Corf Castle waar ik vervolgens een half uur mag wachten voor de site opent, en vervolgens te voet naar het gelijknamige dorpje waar blijkbaar de eigenlijke toegang is. Corf Castle is een ruïne die enkele malen onder belegering heeft gelegen en uiteindelijk door verraad aan haar einde is gekomen. De toegangspoort met de buitenmuren geeft uit op het huidige dorp, maar het eigenlijke kasteel ligt nog wat hoger op een heuvel. Wat onmiddellijk opvalt zijn de schuin weggezakte muren en torens, het werk van de overwinnaars om het schier onneembare kasteel onbruikbaar te maken in de toekomst. Het gerucht gaat zelfs dat er onder een toren, die door de ontploffing is losgescheurd van de rest van het kasteel en enkele meters naar beneden is gegleden, in plaats van om te vallen, nog de lichamen liggen van 2 van de mannen die de explosieven aanbrachten. Naar verluid zou je ze nog kunnen horen kermen als je opgravingen zou doen onder de toren, tot zover de mythe. Destijds werd er regelmatig gecontroleerd of er niet getracht werd het kasteel te herstellen, de realiteit is dat er nu regelmatig onderzoeken worden uitgevoerd om de stabiliteit van het kasteel na te zien, om verdere instortingen te voorkomen. Van op de half verwoeste torens heb je een mooi overzicht op het pittoreske dorpje dat in dezelfde grijze steensoort dan het kasteel werd uitgevoerd, gedeeltelijk met diezelfde stenen waarschijnlijk na de verwoesting. Op enkele ruimtes onder in de torens na zijn er geen kamers meer intact, toch tegen dat ik helemaal rond ben is het weer al 11u gepasseerd. Via een kortere maar steiler pad terug naar beneden, naar de camper, en vervolgens op weg naar West Lulworth. Een enigszins vreemde naam, maar ja… . Daar geraken stelt trouwens nogal een probleem, want de originele weg die de GPS me aangeeft is onderbroken wegens schietoefeningen van het Britse leger en de weg loopt door dat militaire oefenterrein, een situatie die ik tijdens mijn planning nog tegengekomen ben, maar eigenlijk geen problemen van had verwacht. Doorrijden is geen optie gezien ik geen zin hen als bewegende schietschijf dienst te doen. Dus maar op goed geluk een andere weg ingeslagen en na even aarzelen pikt de GPS een nieuwe route op. In West Lulworth ligt er tussen het dorpje en de kust een enorme parking op een weiland, aan betalen ontsnap je hier nergens als het op parkeren aankomt. Ik ben al lang blij dat er geen hoogtebaar geplaatst is. Te voet gaat het dan naar de kliffen van de Jurassic Coast, genoemd naar de grote aanwezigheid van fossielen in de krijt en rotswanden hier. Een blowhole in de rotsen is weg geërodeerd wat overblijft is een “poort” in een rechtopstaande rotswand waar om één of ander bizarre reden wordt verwezen naar een “trap”. De cove even verder is dan weer een perfect ovaalvormige natuurlijk beschermde baai, waarin kleine bootjes een veilige toevluchtshaven vinden en die tevens uiterst geschikt is om te zonnebaden en te badderen, zonder de potentiële gevaarlijke stromingen van de zee. De kleur van het water is hier trouwens heel wat uitnodigender dan aan onze eigen Noordzeekust aan de overkant. Gezien ik er de vorige dagen nooit in geslaagd ben eens te gaan eten, en ik niet weet waar ik vanavond ga eindigen, besluit ik in de Fish & Chips naast de parking een maaltje van scampi’s en frietjes te bestellen en rustig op het terras op te eten.
Na het eten gaat het dan naar de andere kant van het dorp richting Durdle Door, ongeveer dezelfde situatie als voorheen, een grote parking, achter de camping deze keer en vervolgens een steile afdaling naar de spectaculaire kliffen. Ik ga maar tot de hoogte van de kliffen zelf, afdalen naar het (keien)strand laat ik aan de zonnebaders over. De terugweg is nog gemeen steil, maar rond 14u10 rijd ik dan weer verder. Ik blijf de kust van dichtbij volgen via smalle wegels, die trouwens ook verrassend steil zijn, ik moet zelfs enkele keren in eerste versnellingen verder naar boven! Behalve in de dorpjes heb ik bijna constant uitzicht op het lange afstand wandelpad Dorset Coast Path, met dezelfde panorama’s maar minder vermoeiend, alhoewel het toch werken is met de talrijke bochten, nauwe wegen en het op en afrijden van de hellingen. In Weymouth rijd ik via een smalle strook beter bekend als Chesil Beach naar Portland, waar ik naar het kasteel op zoek ga. Ik kijk er letterlijk en figuurlijk bijna over. Ik verwachte opnieuw een imponerend gebouw op een heuveltop, doch ditmaal blijkt het een wat meer bescheiden gebouw met twee verdiepingen dat eigenlijk meer een fort is dan een kasteel. Maar als je er eentje zou willen kopen om er te gaan wonen, perfect van afmetingen. Bovendien is het ook nog in goede staat. Het werd gebouwd ter bescherming van de haven van Weymouth en was door zijn ligging aan het einde van het overzichtelijke keienstrand bijna onaantastbaar. Het bezoek kost me dan ook “maar” een ½ uurtje, op de terugweg stop ik bij Chesil Beach en constateer uit eerste hand hoe moeilijk het vorderen is als je te voet over de kleine ronde keitjes wil wandelen. Het is trouwens verboden van keitjes mee te nemen omdat het strand onder Unesco bescherming valt. Wanneer ik weer vertrek komt er plotseling uit het niets een hevige mist opzetten uit zee die de ganse omgeving in een grijs waas hult en de temperatuur gevoelig doet dalen. Hopelijk geen voorbode van slechter weer, het is tot nu toe prachtig geweest. Tijdens het vervolg van mijn route wordt ik nog meermaals met zon en dan weer met mistwolken geconfronteerd. In Abbotsbury neem ik genoegen met het bekijken uit de verte van het Abbey house, in plaats van opnieuw een heuvel te beklimmen, ik voel elke avond de wandelingen al in de benen. De Swannery is al gesloten, maar aan de Tide Barn is er een vijver met eenden te bekijken. Ik volg opnieuw de kust om te stranden even buiten Sidmouth, waar ik besluit vandaag maar een keer op tijd een camping op te zoeken.
Het wordt het Ladram Bay Holiday Park, een groot vakantiecomplex met een modern uitgeruste camping, bungalows en alle entertainment die je maar kan wensen. Waar ik trouwens, met uitzondering van een opspelende dure Wifi van 6£, geen gebruik van maak. Wel elektriciteit dus tijd om alle batterijen bij te laden van de camera en laptop, bovendien water en riolering op elke staanplaats voorhanden, dus maar ineens alle watertanks geledigd en bijgevuld. Nog even het restje spaghetti van gisteren opwarmen en onder het genot van wat muziek de reisroute aanpassen en het reisverhaal up tot date brengen. Na wat geworstel met de Wifi ontvangst geef ik het maar op, het ding heeft lang genoeg redelijk geweest om een aantal e-mails op te halen, maar verder geraak ik niet.

Donderdag 5 september
Vanmorgen nog een keer zonder succes de wifi geprobeerd, maar algauw opgegeven en vertrokken. In de nabijheid van Exmouth ligt het A la Ronde huis, een creatie van 2 zussen die na een reis over het vasteland van Europa in de 18e eeuw, hun indrukken van een kerk in Ravenna omzetten in een 16 hoekig huis, en dus niet rond zoals de naam misleidend aangeeft, Het eerder kleine cottage is wel mooi geworden, maar jammer genoeg staan er vanwege herstellingen aan het dak een deel stellingen in de weg om het echt in al zijn glorie te kunnen appreciëren. Bovendien kan ik ook het bizarre interieur niet op zijn waarde keuren, gezien het gebouw pas open gaat om 11u. Enkele extravaganties in de tuin geven echter al wel aan welke richting het uit gaat.
Dus dan maar weer verder tot in Exeter waar ik weer heel wat tijd verlies met het vinden van een geschikte parkeerplaats. Als dat uiteindelijk gelukt is gaat het al wandelend naar het centrum onder een nog steeds stralend zonnetje. Via een ruiterstandbeeld en een decoratieve klokkentoren kom ik langs het Royal Albert Memorial Museum & Art Gallerie, waarvan de gevel op zich al een kunstwerkje is. Een pittoresk steegje met een typische Inn lijdt dan naar het centrale plein waarop de indrukwekkende Kathedraal prijkt. Nog heel wat grootser dan de Kerk van St. David, waar ik mijn camper achter liet, en die ik al even voor de Kathedraal aanzag. Met een inkomprijs van 6£ opteer ik er maar voor om buiten te blijven en de omgeving te verkennen. Kerkinterieuren heb ik al genoeg gezien op mijn reizen. Tussen de huizen die rond het plein staan, zijn er trouwens ook enkele pareltjes terug te vinden in de vorm van Georgian huizen met veel tierlantijntjes en vakwerkuizen met donkere balkenrond de witgeplaasterde vlakken. Voor de sokkel van een standbeeld zitten twee Engelse meisjes die het vooroordeel dat er geen mooie Engelse vrouwen bestaan weerleggen, maar die al even hard poseren als het standbeeld. Op weg terug naar de auto stap ik nog even een supermarkt binnen om de drankvoorraad wat aan te vullen.
Nu ga ik op weg naar het Dartmoor National Park, dat nog vele smalle holle single lanes belooft. En ik wordt niet teleurgesteld, op weg naar Drogo Castle zijn de wegels zo smal dat aan beide zijde de bladeren wederom de camper strelen, achter elke bocht is het hopen dat er geen tegenligger aankomt of er juist een passing place is. Als de hagen worden vervangen door rotsachtige bermen of stenen muren wordt het nog meer oppassen, want dat maakt veel diepere krassen als je in de fout gaat! Telkens als er zich een opening in de muren van groen aanbied, krijg je prachtige panorama’s van groene heuvels die golven zover je kan zien bespikkeld met donkergroene bosjes en opgedeeld door stenen muurtjes. Aangekomen bij Kasteel Drogo is het al weer lunchtijd en dus picknick ik eerst in de camper alvorens het kasteel te bezoeken. Dan blijkt dat het vandaag stellingendag is, bij de ingang word ik er al op attent gemaakt door de mensen van de National Trust dat het kasteel momenteel veel weg heeft van een bouwplaats en er erg veel stellingen rond het gebouw staan. Bovendien zijn veel van de kamers binnen leeggemaakt voor de nodige herstellingen aan het dak. De waterdicht laag onder het dak heeft het begeven waardoor de plafonds naar beneden begonnen te komen en ook heel wat vensters vertoonden lekken, waardoor een grondige restauratie zich opdrong, wil het gebouw niet verloren gaan. Toch heeft het gebouw nog altijd zijn charme en zelfs binnen valt er nog veel interessants te beleven. De tuin is als vanouds weer heel mooi, de Engelsen kennen wat van tuinnieren. In tegenstelling tot de Franse adel die zijn tuinen heel strak geregisseerd wilden, gaan de Engelsen meestal voor een mengeling, een deel strak geometrisch, maar evengoed een wilde tuin en ontbreken evenmin de obligate groenten en kruidentuin, veelal als onderdeel van de andere tuinen, waarbij de groenten, het fruit en de kruiden zowel als voedsel dan als een sierplant werden gebruikt. Meestal is er dan trouwens nog een stuk ongerept bos met wandelpaden en/of een parkachtig deel ook met de nodige sculpturen of beeldhouwwerken.
Enkele mijlen verder ligt in de Teig Gorge ook nog de stenen Fingle Bridge te wachten op de gretige fotograaf. Ook dit was nog een deel van het landgoed en tot op vandaag kan je via wandelpaden van het kasteel naar hier wandelen. Ik stap terug in de camper en jaag die de steile smalle wegels richting Okehampton waar mijn eerste stop de Finche Foundry is, een oude smidse met machines aangedreven door waterkracht door middel van waterraderen en overgebracht door tandwielen en brede leren riemen. Ik volg gedurende 25 minuten de aanschouwelijke uitleg van de gids die na de omstandige uitleg het hele raderwerk nog een keer in gang zet en de kracht van de stokoude machine toont door een stuk heet gesmeed ijzer te knippen en plat te slagen met de enorme hamer alles aangedreven door dat water dus. Ook geen blaasbalgen in de werkplaats, maar een ingenieus systeem dat lucht door ondergrondse pijpen naar de smidsen bracht en waarvan de luchtstroom geregeld kon worden met handmatige voorlopers van kleppen. Er bovenop krijgen we nog de hele geschiedenis van het ontstaan, de ondergang en de wedergeboorte en uiteindelijk de overgave aan de National Trust van de smidse.
Even verderop stop ik bij de ruïne van het Okehampton kasteel, dat zoals gewoonlijk weer op een heuvel ligt en een kuitenverkrampende wandeling beloofd, maar ook hier weer een heerlijke beloning geeft in de vorm van een romantische ruïne. En zoals de ticketverkoper terecht opmerkt, zie je juist wegens het feit dat het gebouw in deze staat is, dingen die anders verborgen blijven achter een dikke kalklaag van bezetting. Zo zie ik hier hoe de muren opgebouwd zijn door twee enkelvoudige netjes gestapelde stenen muren die binnenin opgevuld zijn met steenpuin om zo muren van wel een meter dik te vormen. Ook zichtbaar zijn de vierkante gaten waarin houten balken werden gestoken om als een stelling te dienen bij de opbouw van de muren. Als je goed oplet zie je ook hier en daar nog sporen van een glorieuzer verleden, met restjes beplaastering en verf of stockoude graffiti van een Napoleonistische soldaat in dit geval, of de minder glorieuze schacht van de toiletten.
Met dit kasteel denk ik voor vandaag de laatste “bemande” bezichtiging gedaan te hebben, maar groot is mijn verbazing als ook de Lydford Gorge onder de hoede van de National Trust blijkt te zijn en bovendien om 5u gesloten zodat ik me moet tevreden stellen met een kijkje van op een stenen brug in de Devils Cauldron van de gorge. Een beetje vreemd in dit land, waar zelfs privé-eigenaars doorgang moeten geven aan wandelaars die langs de Public Pathway’s over hun land lopen… .
Wil ik niet nog voor een paar gesloten deuren komen staan, dan kan ik best stoppen in Tavistock, verder rijden zou me trouwens in het midden van het Dartmoor park brengen waar de camping niet zo dicht gezaaid zullen zijn. En dus rijd ik naar de Tavistock camping een kilometer of 3 buiten het dorpje. Na even aanbellen aan de receptie kan ik nog worden ingeboekt, maar deze keer kies ik ervoor om vervolgens nog met de camper naar het dorpje te rijden om eindelijk een keertje op restaurant te gaan. Het is 6u gepasseerd en dus is het nu bijna overal gratis parkeren, maar de grootste verrassing is de Abdij van Tavistock, samen met de grootse kerk en een kleinere kapel, allen in grijze steen uitgevoerd en nu dienst doende als het gemeentehuis, maar wat een pracht en praal! Dit is weer typisch weer één van die plaatsen waar je alleen de auto’s en wat straatmeubilair moet verwijderen om je enkele eeuwen terug in de geschiedenis te wanen. Ook enkele van de omliggende huizen stralen het welvaren en de rijkdom van het verleden uit.
Een korte wandeling door enkele achteraf gelegen straatjes brengt me bij het restaurant “The Terras” waar ik aanschuif voor de interessante combinatie van bloemkool- en cheddarkaas soep, gevolgd door in spek gerolde kippenborst met een pepersausje, in de schil gekookte nieuwe aardappelen en groenten en om het mooi af te sluiten een Tiramisu Sundae. Hoeft het gezegd dat dit een wereld van verschil is met de blikmaaltijden en spaghetti van de afgelopen dagen? Even na 9u ben ik weer op de camping en merk bij het dagelijks bijwerken van de reisroute dat ik nu een volledige dag achter loop op de planning. Maar ach, gewoon zorgen dat ik op de juiste dag op het juiste uur aan de ferry in Dover sta, is de zaak. We zien wel hoe het loopt.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
boots90
Berichten: 244
Lid geworden op: ma 26 mar, 2007 23:02
lrocb_lidnr: 1128
Woonplaats: Beke, Zomergem

Re: Linksom Zuid-Engeland verkennen.

Ongelezen bericht door boots90 »

TMTR...
Afbeelding
:mrgreen:

Grtz,


Boots
Def 90 300 Tdi, British Racing Green
Lidnr. 1128
Built... Not Bought
Losers find excuses, winners find a way...
Landy Bean
LROCB-Member
Berichten: 1193
Lid geworden op: zo 12 okt, 2003 21:20
lrocb_lidnr: 349
Woonplaats: Brugge

Re: Linksom Zuid-Engeland verkennen.

Ongelezen bericht door Landy Bean »

Gij moet dringend een lief zoeken en mee pakken op je mooie reizen dan zullen die teksten nie zo lang meer zijn, foto's willen we zien :thumbup:
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1102
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Linksom Zuid-Engeland verkennen.

Ongelezen bericht door Yohani »

Vrijdag 6 september

Tot nu toe reed ik vooral langs de randen van het Dartmoor National Park, maar vandaag rijd ik er dwars doorheen. Het landschap wordt kaler, maar daarom niet minder groen. Heggen en stenen muurtjes verdelen nog steeds het landschap, maar verder van elkaar, de wegen zijn nog smal maar geen holle wegen meer, en dus met goed uitwijkmogelijkheden op het gras. Nieuw hier zijn de vele loslopende dieren, als eerste melden zich de schapen aan, die soms gewoon midden op de baan liggen. Dan komen ook de pony’s op het toneel die hier overal vrij grazen, gevolgd door de pikzwarte runderen en even later lichtbruine runderen met prachtige hoorns. Het is een heerlijk landschap om door te rijden met eindloze heuvels in alle richtingen. Heel soms duikt er even een huisje op, maar meestal is het gezichtsveld vrij tot aan de einder. Lichtgroene vlekken voor grasland, donkergrijze lijnen strepen voor de stenen muurtjes en donkergroene trosjes bomen vormen het kleurenpallet, overkoepelt door een blauwe lucht met witte wolken. Bij Postbridge is er een Visitorcenter van het park en ook een zogenaamde Clapperbridge, een voetgangersbrug gemaakt van grote opeengestapelde stenen waarop dan platte stenen de dekplaten vormen. Van hieruit vertrekken ook enkele wandelingen, die jammer genoeg wat lang zijn.
Via Moretonhampstead aan de andere kant van het park (waar ik gisteren ook al door kwam trouwens), gaat het door een opnieuw meer bebost gedeelte naar Bovey Tracey met een zoektocht naar de Becky Falls. Daar aangekomen blijkt er een heftige toegangsprijs van 7£ aan vast te zitten, maar kom ik heb die rit ook niet voor niets gedaan. Een kort wandelpad brengt me aan een waterval die de naam eigenlijk niet waardig is. Tussen de grote stenen door klatert het water naar beneden, niet erg spectaculair. De meeste mensen komen hier dan ook voor een wandeling door het bos, een picknick of voor de miniboerderij voor de kleintjes. Ook het Parke is iets eigenaardigs, een park in het park, behalve de theeroom en de paarden rijstallen lijkt dit niets meer te hebben dan alles er rondom. Of toch, veel meer volk namelijk, deze keer laat ik me niet vangen en maak rechtomkeer. Ik verlaat voor vandaag het nationaal park en went me tot de kust op zoek naar Compton Castle, daarvoor moet ik langs Torquay, waar ik niet verloren heb maar dat me met zijn drukke verkeer danig op de heupen werkt. Onderweg stoot ik op wegwijzers naar Kent’s Cavern, die ik ook op de planning staan had en besluit die eerst aan te doen. De volgende rondleiding door de grot is binnen het kwartier, wat me juist de tijd geeft om een worstenbroodje te eten. Tijdens de rondleiding in de grot, die begint met een kleine licht- en geluidshow, krijgen we de uitleg van hoe de grot gevormd werd, de verschillende types van rotsformaties, met de niet zo unieke benamingen die je in elke grot zowat voorgeschoteld krijgt, maar die evengoed heel mooi zijn. Heel duidelijk is ook te zien welke laag van zand, modder en stenen de archeologen/geologen hebben moeten verwijderen uit de grot en waarin ze vele ontdekkingen hebben gedaan in de vorm van werktuigen en resten van de mens en zijn voorgangers en ook heel wat dierlijke resten zoals de illustere langharige neushoorn, sabeltand tijgers, mammoeten, hyena’s en vele holeberen die allen deze labyrinten gebruikten als schuilplaats. Na dit intermezzo gaat het verder richting kasteel, of ten minste dat dacht ik, want blijkbaar klopt het postcode adres van het kasteel niet, waardoor ik na veel geploeter op een smal doodlopend straatje terechtkom. 2x sta ik geblokkeerd door tegenliggers die zich waarschijnlijk gefrustreerd afvragen wat ik hier kom zoeken, ik vraag het mezelf ook af. Het pad loopt dood aan een rivier waar ik nauwelijks kan draaien. Een werkman van daar ter plaatse weet me te zeggen dat het kasteel helemaal de andere kant op ligt, opnieuw Torquay door, daar heb ik echter geen zin meer in, ik heb hiermee al genoeg tijd verloren en ga op zoek naar een route naar Dartmouth waar 2 andere kastelen me opwachten, via zo mogelijk nog smallere wegen en een kleine ferryoversteek bereik ik dan het Dartmouth Castle. Kleiner dan de grote burchten, maar dit was dan ook weer eerder een militaire vesting dan een woonplaats van een edelman met zijn entourage. Dit gebouw was volledig gericht op de verdediging van de riviermonding, tezamen met zijn tegenhanger aan de andere kant van de rivier, het Kingswear Castle. Vooral de Kazematten met de kanonnen in de onderste verdiepingen zijn de moeite waard, als ook de guntower. Voor de kust licht een reusachtig zeilcruiseschip in de avondzon te blinken, terwijl dreigende zwarte wolken komen aangedreven. Ik heb nog heel wat kilometers voor de boeg, en wil ik niet meer achterop raken, moet ik weer een stukje afsnijden, maar wanneer ik in Totnes aankom is het kasteel toch al gesloten, gezien het weeral 18u00 gepasseerd is. Dan maar naar Ashburton waar ik gelukkig nog op het River Dart Country Park terecht kan op de camping en er zelfs een restaurant aanwezig is. Op een groot scherm wordt een wedstrijd van de Engelse nationale ploeg uitgezonden, maar toch is het restaurant annex bar zo goed als leeg. Eigenaardig voor de voetbalgekke Engelsen! Net als gisteren probeer ik weer tevergeefs de wifi, net als tijdens de vorige reis in Groot-Brittannië moet ik vaststellen dat het hier droevig gesteld is op dat vlak.

Zaterdag 7 september

Zo de eerste week is achter de rug, vandaag een half uurtje opgestaan omdat er een slordige 200km op het programma staan, en het is nu toch zaak van mijn achterstand niet teveel te laten oplopen. Ik ben ook wat selectiever in wat ik wil bezoeken, want er is gewoon teveel, en dat hapt er echt in wat tijd betreft. Ik begin vandaag alvast met opnieuw een stuk Dartmoor National Park, het landschap is hier wat meer geaccidenteerder en dat vertaald zich in heel wat hellingen tot 20%, mijn koud motor hoort het graag. Na weer een erg bebost gedeelte, kom ik al gauw weer in het kalere gedeelte, je kan hier elke 100m wel stoppen om een foto te nemen, prachtige panorama’s van een groene zee waarin muurtjes staan als golfbrekers. Als ik in de buurt van enkele pony’s stop komen twee jonge exemplaren onbevreesd dichterbij en laten zich gewillig strelen, moest ik nog enige illusie gehad hebben dat dit door mijn dierlijke charmes kwam, dat is snel voorbij als een van de pony’s aan mijn hand knabbelt opzoek naar een hapje. Ik zet mijn weg verder tot ik opnieuw in Two Bridges aankom, waar dus inderdaad 2 stenen bruggen op enkele meters van elkaar liggen. Van hieruit gaat het richting Yelverton met opnieuw de nodige fotostops.
Nog voor ik Dartmoor verlaat kom ik aan bij de Buckland Abbey, die weliswaar nog gesloten is, maar waar ik toch al toegang het tot de tuinen en rond de gebouwen kan wandelen. Ik begin daar alvast mee in afwachting van de opening van de receptie. Naast de Abdijkerk staan er nog een deel andere gebouwen zoals een grote schuur en de voormalige stallen, in deze laatste zijn een café, de receptie en een shop gevestigd. Ik wandel door de mooie tuinen en geniet van de architectuur van de gebouwen. Om 10u30 gaat het dan officieel open en kan ik mijn ticket ophalen door mijn kaart van de National Trust te laten zien. Nu er wat meer volk rondloopt kan ik ook even vragen hoe het komt dat deze abdij de verwoestingen door Henry VIII heeft overleeft. De reden is simpel, de koning verkocht de abdij aan een vriend die er een woonhuis van maakte. Een vleugel van de kerk werd afgebroken en er werd een verdiep gemaakt in de rest van het gebouw door er een houten vloer/zoldering in te leggen. De voormalige abdijkerk gaat pas om 11u00 open en tegen dan wil ik wel weer de baan op, en zo gebeurt ook.
Er staat opnieuw een stad op het programma, wat meestal file betekent, zelfs op zaterdag, maar dit keer valt het mee, een wegwijzer naar Fort Crownhill brengt me naar een knap stenen fort, dat echter afgehuurd werd voor een trouwpartij. Ik slaag er toch in om even op de binnenplaats een kijkje te nemen en wandel vervolgens helemaal rond de indrukwekkende vestiging waarbij ik de robuuste muren en gracht volg. Sinds ik vertok bij de abdij is het beginnen regenen, niet hard maar toch genoeg, je voelt ook meteen het verschil in temperatuur met de vorige dagen, ik vrees dat de herfst in aantocht is. Vervolgens rijd ik verder de stad in op zoek naar de Citadel, waarvoor ik het fort eerst aanzag. Ondanks een kleine misser vind ik de Royal Citadel vrij snel en zelfs een parkeerplaats op wandelafstand. De regen is opgehouden en de zon laat zich opnieuw wat zien, toch maar de regenjas mee, je weet maar nooit. Ik ben het gebouw al volop aan het filmen en nader een securityman en vraag of ik de citadel ook van binnen kan bezichtigen, maar dan blijkt dit nog een actieve eenheid van het Britse leger te zijn. Het fotograferen is gelukkig geen probleem, maar binnen gaan kan niet. Dan maar verder langs de muren naar de kustboulevard. Met een standbeeld van Sir Francis Drake, die ik nogal tegenkwam op mijn reizen, onder andere in Zuid-Amerika, waar de Drake Passage naar hem is genoemd. Ook enkele monumenten die de gevallenen in oorlogen herinneren, van WW II over de boerenoorlogen in Zuid-Afrika tot de meer hedendaagse slachtoffers van Iraq en Afganistan. Ook Smeaton’s Tower staat hier op het gras, een roodwit gestreepte vuurtoren. Aan de waterkant, enkele meters lager dan de grasperken ligt een Victoriaans openlucht zwembad dat volledig in ere werd hersteld en opnieuw in gebruik is genomen. Een half in de grond verzonken gebouw uit de 19e eeuw is blijkbaar ook een monument maar lijkt meer op een Griekse tempel. De Dome waar de geschiedenis van de haven uit de doeken wordt gedaan, de Pilgrimfathers zijn van hieruit met de Mayflower naar de Verenigde Staten gevaren, laat ik links liggen. Ik wandel voorbij het reuzenrad opnieuw naar de camper en neem even later de ferry om een riviermond over te steken, die me anders toch heel wat extra mijlen zou gekost hebben.
Antony House stond origineel op mijn planning, maar was één van die bestemmingen die ik ging overslagen, tot ik merk dat ik er gewoon voorbijkom, en dus besluit ik toch maar snel een kijkje te gaan nemen. Sneller dan ik dacht zelfs, want wanneer ik door het bos de oprijlaan ben gevolgd staat er op een bordje bij de parking dat het huis en de gronden gesloten zijn. Dus verder maar weer, ik volg nu de kust in zoverre de weg er in de buurt is en krijg af en toe mooie uitzichten op de grillige baaien voorgeschoteld. Om Fowey te bereiken neem ik weer zo’n korte ferry en ga vervolgens in het dorpje op zoek naar het kasteel, het is te zeggen, de toren en buitenmuren zie ik wel, maar ik zoek tevergeefs naar een ingang. Ten einde raad dan maar naar de Toerist Informatie die me weet te zeggen dat het kasteel in privébezit is en niet toegankelijk voor het publiek. Een ½ uur kwijt en een paar nijdige klimmen achter de rug voor niets dus.
De wegen worden weer smaller en af en toe heb je de nijging je ogen dicht te knijpen bij de zoveelste tegenligger, maar dat is al helemaal geen goed idee, dus dat laat ik maar. Soms wordt het echt wel te gek en toren de wanden van rotsen en groen hoog boven de camper uit waardoor het lijkt of je door een tunnel rijd. Af en toe gewoon eens stoppen en door het venster enkele braambessen plukken en achter elke bocht een tegenligger verwachten. In St. Mawes ga ik nog even op zoek naar het gelijknamige kasteel, dat natuurlijk gesloten is, maar weer een miniatuur kasteel is, dat voornamelijk uit een grote ronde toren bestaat en door zijn ligging aan het water perfect te bekijken is van de hoger gelegen parkeerplaats. Tenslotte neem ik vandaag voor de laatste keer een ferry, en heb zoals de vorige 2 keren weer geluk dat die er juist aankomt, beide vorige keren, lag die zelfs al klaar en kon ik er gewoon onmiddellijk oprijden. Gezien ze continu over en weer varen heb je natuurlijk wel een kans van 1 op 2 dat je goed zit… . Ik zit nog op een goede 20km van mijn eindbestemming en besluit een camping op te zoeken. De eerste is volgeboekt, maar ze verwijzen me naar eentje enkele kilometers verder waar er nog ruimte genoeg is. Zo kom ik in het Cosawes Park terecht, geen restaurants in de buurt en de Fish & Chips kraam verhuist tegen dat ik de camper klaar heb, naar de camping waar ik juist vandaan kom en waar die al aangekondigd stond. Dan maar weer een eigen potje koken, op het dak klinkt ondertussen het getik van de regen.

Zondag 8 september

Telkens als ik vannacht wakker werd hoorde ik de regen, maar vanmorgen als ik naar de douches ga schijnt het zonnetje. Het eerste wat me te doen staat is een tankstation zoeken want de dieseltank staat op een kwart en ik weet niet hoeveel tankstations ik in het dunbevolkte zuidelijke schiereiland ga tegen komen, dus beter geen risico nemen. Het eerste tankstation met kaartautomaat aan een warenhuis (dat gesloten is op zondag) weigert de automaat mijn kaart, of beter gezegd, ik krijg de melding dat mijn daglimiet bereikt is, wat onmogelijk is. Een andere kaart geeft juist hetzelfde bericht, dus maar verder. Ik stop wat later bij een bemand station en daar werkt alles naar behoren, ik maak gebruik van de winkel aan het tankstation om een deel voorraad aan te vullen en rijd vervolgens verder naar het Pendennis Castle. Even voor 10u sta ik aan de gesloten poort in afwachting dat ze open gaat. Wat me de laatste dagen wel opvalt aan de kastelen in deze regio, is dat het niet de klassieke burchten zijn zoals we die verwachten uit de middeleeuwen. Maar eerder forten met hoge stenen muren met een diepe moot er rond en binnenin een aantal gebouwen. Dit zijn echte verdedigingsbastions, meer uitgerust om een haven of riviermonding of een stad aan een baai te verdedigen dan om de machtpositie van de adel te bevestigen. Als de poorten om 10u dan open gaan en ik met enkele andere wachtende binnen wandel, wordt al gauw duidelijk dat deze burcht ook in recentere jaren gebuikt werd, en zelfs ten tijde van WW II een belangrijke functie had. Dit wil ook zeggen dat met uitzondering van de keep, die hier de vorm van een ronde toren heeft, sterk gelijkend op het Kasteel van St. Mawes, het ganse kasteel een stuk gemoderniseerd werd. Oude kanonnen op houten affluiten staan er broederlijk naast zware stalen kanonnen die de boten op het kanaal binnen hun bereik hadden en afweergeschut dat eventuele vijandelijke vliegtuigen uit de lucht konden halen. Onwaarschijnlijk eigenlijk dat zulke oude bouwwerken nog zo lang die functie hebben kunnen vervullen. Ik zwerf bijna anderhalf uur op de terreinen en in de gebouwen rond en vervloek mezelf als ik weer in de camper stap, zo ga ik nooit terug op schema geraken.
Op weg naar Lizard Point stop ik vervolgens bij het Cornish Seal Sanctuary in Gweek waar jonge verlaten of gekwetste zeehonden worden opgevangen, verzorgd en weer vrijgelaten. Gezien de geboorte van nieuwe pubs er maar binnen enkele weken aankomt, zijn er momenteel geen zeehondenpubs in het hospitaal. Wel zitten er enkele grijze zeehonden en pelsrobben in baden die hier permanent gehouden worden omdat ze niet meer terug de natuur in kunnen. Een enkeling omdat die uit één of andere dierentuin komt die gesloten werd en nooit voor zichzelf heeft leren zorgen, maar de meeste met kwetsuren aan de ogen waardoor ze geheel of gedeeltelijk blind zijn of aan de hersenen en zelf eentje die door in vervuild water terecht gekomen te zijn, zijn ademhalingsstelsel permanent beschadigd is. Daarnaast zijn er ook enkele pinguïnpaartjes een koppel twistzieke otters en enkele prachtige zeeleeuwen. Die eigenlijk allemaal tot doel hebben de mensen aan te trekken, want met de inkomsten van het park en donaties door “adoptie in naam” van de dieren wordt de zeehondencrèche in werking gehouden.
Zo is het weeral 13u wanneer ik op Lizard Point aankom, in tegenstelling tot wat velen denken is niet Lands End het Zuidelijkste puntje van Engeland, maar wel dit Lizard Point. Ik eet eerst een hapje en ga dan op verkenning naar de spectaculaire kliffen. In een weide naast het pad stoeien enkele konijnen, samen met een overstekende grijze eekhoorn eerder op de dag de eerste wilde dieren die ik op de reis al zag. Althans als je de alomtegenwoordige vogels zoals meeuwen, raven of kraaien, zwanen, eenden en een hele resem kleine zangvogels niet meetelt. De kust die hier de volle kracht van de golven uit het kanaal en de Noordzee te verwerken krijgt is diep ingesneden met puntige kliffen. Er staat hier ook de obligate vuuroren, maar een bezoek daaraan laat ik aan me voorbijgaan. Met een ijshoorntje in de hand vat ik de hellende wandeling terug naar de camper aan. Ik maak nog even een stop in Kynance Cove, dat op een warme zomerse dag misschien wel kan wedijveren met de mooiste zuiderse stranden.
Juist voor Penzance stop ik dan voor een kijkje bij de tegenhanger van de Franse Mont St. Michel, St. Michael’s Mount genoemd, en die naam en de gelijkenis zijn niet toevallig omdat ze beiden blijkbaar gesticht zijn door dezelfde orde van broeders. Ongelofelijk wel dat men aan beide zijden van het kanaal een dergelijke uitzonderlijke maar gelijkaardige locatie heeft gevonden in de vorm van een eiland dat bij eb verbonden is met het vasteland en bij vloed weer een eiland is. Het grootste verschil lijkt mij vooral dat er hier op het eiland nog veel meer plaats is voor groen, terwijl de Franse tegenhanger zowat volgebouwd is. Wat echter niet wil zeggen dat de gebouwen hier niet indrukwekkend zijn. Op het eiland zelf ga ik niet gezien de vloed op komt en de met stenen geplaveide weg langzaal aan het onderlopen is. Enkele toeristen waden er door enkeldiep water nog vlug langs om van het eiland af te komen, even later worden er dan bootjes ingezet om achterblijvers van het eiland af te halen.
Nu gaat het verder naar Land’s End, wat het meest zuid-westelijkste puntje van Engeland is, de parkingautomaat weigert over te schakelen naar het goedkopere avondtarief dat geldig is vanaf 17u en dus kost de parking een pond meer, alle souvenirwinkeltjes, museumpjes, eethuisjes en dergelijke zijn reeds allemaal gesloten, maar ik kom ook niet voor al dat circus, maar voor het uitzicht, dat in wezen niet veel verschilt van Lizard Point. Een wandeling van een uur brengt je van hieruit naar de Sennen Cove, maar wegens tijdsgebrek rijd ik via de weg heen om er een kijkje te nemen. Ook hier weer een mooie baai met een zandstrand omlijst met enkele prachtige kliffen.
Ik zit weer heel erg veel achter op het schema en deze keer zit er niets anders op om toch wat later door te rijden, daar komt nog bij dat het begint te regenen. In de buurt van het gehucht St. Just, neem ik toch nog even de tijd om te gaan kijken bij de resten van de Levant Mine & Beam Engine, de restanten van oude Tinmijnen. Het regent nu zo hard dat het vooral wat foto’s worden van uit het raam van de camper. Binnen kan ik toch niet wegens gesloten en ook geen tijd meer… . In de buurt van Zennor staat er op de heuvelflank een hunebed, één van de talrijke prehistorische overblijfselen die hier op het schiereiland te vinden zijn waaronder ook staande stenen en steencirkels. Het landschap blijft mooi en heeft wel wat weg van Dartmoor. In St. Ives rijd ik het stadje in op zoek naar een bankautomaat en moet voor één keer passen voor de steile smalle afdaling midden in het stadje, die me naar een hoek van 90° brengt, waarvan ik er het raden ernaar heb of die wel mogelijk is met mijn camper. Terug omhoog achteruit zou al helemaal dramatisch zijn. Alleen de enkele 10-tallen meters die ik nu achteruit moet zorgt al voor problemen met achteropkomend verkeer. Gelukkig zijn de Engelsen nogal flegmatiek daarin. Eens terug op de smalle wegen door de heuvels begint de schemering in te vallen. Ik stop nog een keertje bij Hels Mouth, een dramatische klif, maar het begint echt wel tijd te worden om een camping op te zoeken. Even voor St. Agnes staat er plots weer eentje aangeduid en ik twijfel niet langer en draai de camping op. Het licht in de receptie gaat aan en even later geniet ik van een warme soep om daarna aan het werk te gaan voor het reisverslag. De regen komt nu in vlagen over.

Maandag 9 september

Vanmorgen ziet de hemel er staalgrijs uit, wat niet veel goeds beloofd. Ik heb besloten mijn planning weer een beetje aan te passen, want ik moet vandaag toch zeker de achterstand van de laatste 2 dagen ophalen. Bovendien is er nog een plaats die ik op de heenweg niet kunnen aandoen heb, waar ik graag naartoe zou gaan: The Eden Project nabij St. Austell. Het is een risico, want ik zou er wel een keer langer kunnen rondlopen dan gewenst is, maar veel omweg is het niet en qua tijd, die zou ik anders toch ook besteden aan de bezoeken van twee Manor’s met tuinen. En dus neem ik voor een keertje een groter weg die zelfs gedeeltelijks dubbelvaks is, rechtstreeks tot bijna in Bodmin, waar ik afsla richting St. Austell.
Ik vind The Eden Project deze keer zonder moeite en gelukkig is er nog geen toeloop zodat er niet echt moet aangeschoven worden voor de tickets. Bovendien hebben de zon en wind de hemel opengebroken en is het nu aangenaam om rond te wandelen. The Eden Project bestaat uit voornamelijk 3 biosferen, 2 overdekte en 1 buiten, gebouwd en aangelegd in een oude steengroeve die in 1999 nog een gapende wonde was in het heuvellandschap. Voorts zijn er dan nog zalen waar evenementen kunnen gehouden worden, een permanent podium voor optredens en een educatief centrum voor scholen en andere bezoekers. Ik kom voornamelijk voor de 3 biosferen en begin na het aanschaffen van het ticket en een gidsje met de wandeling door de “open” biosfeer, waar de planten deze zijn die we hier kennen. Ook hier zoals in de meeste Engelse tuinen zowel sierplanten en bloemen en groenten en fruit allen bij elkaar, al is het hier wel wat meer gescheiden dan in de meeste tuinen. Ondanks dat het nazomer is, staat er ook hierbuiten nog veel in bloei en daarbij komlt natuurlijk dat vele vruchtendragende planten nu op hun best zijn. Als toemaatje beginnen sommige planten al hun kleurige herfsttooi aan te nemen.
Ik treed vervolgens het regenwoud biotoop binnen dat er met zijn honingraatstructuur een beetje als een reusachtige doorzichtige bijennest uitziet. Bij het binnentreden wordt er gewaarschuwd om vooral iets te drinken mee te nemen, gezien de vochtige tropische temperatuur die er in de biosfeer heerst. En inderdaad niet alleen de planten komen mij bekend voor van mijn reizen naar Midden- en Zuid Amerika, Australië, Frans Polynesië en Thailand, ook het klimaat roept herinneringen op. Enige voordeel hier is dat je er de soms venijnige beestjes en insecten niet bij moet nemen. Behalve enkele vogels en pas toegevoegde vlinders geen diertjes hier. Alles is een beetje ingedeeld per regio in de wereld zodat je echt wel een beetje het gevoel krijgt van ter plaatse te zijn. Enkele ludieke voorwerpen zorgen voor extra kijkplezier zoals enkele inheemse hutten, de hypermoderne lichtgewicht “kamer” waarin onderzoekers enkele dagen of weken doorbrengen in de canopie in de jungle en zelf een tropische bar waar een cocktail van tropische vruchten kan aangeschaft worden.
Tussen beide biosferen ligt er een groot met graszoden bedekt gebouw, waarin naast toiletten, vestiaires en souvenirwinkels ook verschillende eetstandjes beschikbaar zijn. Bij het aankopen van de tickets, werd er trouwens al gezegd dat er verschillende Engelse topchefs aanwezig waren om typische gerechten klaar te maken. Ik gebruik de hal alleen om van het Regenwoud biotoop naar het Mediterrane biotoop te wandelen. In tegenstelling tot wat de naam impliceert, zijn er hier niet alleen planten aanwezig van rond de Middellandse Zee, maar ook van de meer gematigde klimaten overal ter wereld. Ook hier weer veel geuren en kleuren van herkenning zoals de olijfbomen uit Griekenland en Italië of de lavendelvelden uit Frankrijk, maar ook de druiven van de Franse wijngaarden of de Portodruiven van Spanje. Maar ook de cactussen uit Californië en Argentinië of chilipepers van over de hele wereld voorzien van een plaatje met de “hot”schaal erop. In het midden van de biosfeer een mediterraan restaurant waar ik een heerlijk uitziende paella zie pruttelen in een reuzenpan. Omdat het ondertussen toch al middag is, besluit ik om van de nood een deugd te maken en hier te eten. Als ik even later terug in de buiten biotoop sta, met een ijshoorntje als dessert in de hand, wordt het hoog tijd om terug naar de auto te keren. Dat is nog moeilijker gedaan dan gezegd, want blijkbaar houdt men de mensen hier graag wat langer eb ik verdwaal dan ook nog een paar keer tussen allerhande plantsoenen. Uiteindelijk is het 13u als ik weer bij de auto ben en heb ik er een slordige 3u doorgebracht, nog langer dan ik al gevreesd had dus, maar het was zo de moeite waard dat nog langer ook zonder probleem mogelijk was geweest.
Hoog tijd dus om de Bodmin Moor op te zoeken, gezien de naam verwacht ik iets gelijkaardigs dan Dartmoor, maar al zijn de vergezichten weer prachtig, toch moet ik vaststellen dat er hier meer bewoning is en de grond meer gecultiveerd, voor vooral veeteelt dan. Dus ook veel schapen, koeien en af en toe enkele paarden in het glooiende landschap. Had ik al gezegd dat de wegen hier smal kunnen zijn? Ik neem dat terug, want zo smal als vandaag had ik ze nog niet gehad, eigenlijk smaller dan de camper op een bepaald ogenblik, en niet zomaar even op één plaats, neen kilometers lang lijkt het wel. Ik wring me er doorheen met rondom een gekrijs of er iemand met nagels op een schoolbord staat te klauwen. Eens weer op wat bredere wegen toch maar even de schade opnemen, en dat blijkt zeer goed mee te vallen, een spiegel wat terug in positie zetten en weer wat krasjes bij in de plastiek ramen van de camper… . Eens wat hoger in de Moors is het weer wijds open en tussen de golvende heuvels liggen enkele mooie meren, de Dozmary Pools.
Ik rijd verder richting kust en kom weer via enkele redelijk smalle wegen (= anderhalve camper breed) in het dorpje Tintagel aan, naarmate de breedte van de wegen, zou je niet zeggen dat het zo een toeristische trekpleister is, maar de straten lopen vol met toeristen en om het andere huis is er wel een souvenirwinkel of een restaurant, pub of ijscreemsalon. Nochtans is er hier naast het “oude postkantoor” en de resten van een kasteel niet veel te vinden. Als eerste maar het oude postkantoor bezocht, noblès oblige nietwaar, maar veel postkantoor is er niet aan te herkennen, het zijn allen woonvertrekken ingericht in de periodieke stijl van de woning zelf, een erg oud arbeidershuisje dus. Doch een leuk intermezzo alvorens naar het kasteel te wandelen. Of beter gezegd, alvorens de Land Rover navet, weeral noblès oblige, naar het kasteel te nemen. Niet dat je daarmee voor de poort van de ruïne afgezet wordt, want de ruïne staat, hoe kan het ook anders, op een heuvel, of eigenlijk een eilandje dat deel uitmaakt van de kliffen, en is alleen bereikbaar via een lange, ongelijke en steile trap. Als je hijgend en puffend eindelijk de enkele nog rechtstaande muren en funderingen bereikt hebt, is het eigenlijke doel in zicht, je bevind je op de plaats waar volgens de mythes Koning Arthur heeft verbleven. En dàt is dus waar alles hier om draait, de Koning Arthur legende met zijn ridders van de ronde tafel. Fitte kerels moeten het in elk geval geweest zijn overpeins ik in het terug afdalen naar de transferhalte. Ik ben al lang blij dat ik even later comfortabel in de Land Rover naar het stadje en mijn eigenste Land Rover camper teruggereden wordt.
Het is even voor 17u en dus hoog tijd om nog wat kilometers af te malen, ik blijf daarbij de kust volgen met langs de ene zijde regelmatig de Atlantische oceaan in het zicht, de route noemt niet voor niets de Atlantic Drive, en langs de andere zijde de groene “rolling hills”. Ik neem me voor nog één keer halt te houden en wel in Clovelly, een autovrij dorpje dat volledig in zijn oude staat zou behouden zijn. Niet authentiek is in elk geval de toegangsprijs die aan de parking vooropgesteld wordt, voor een luttele 20£ (!) mag je een jaar lang gratis het dorpje bezoeken. Maar gezien alles gesloten is, kan je nu gratis te voet naar beneden. Ik vat de wandeling aan, maar besluit halverwege op mijn stappen terug te keren. Dit ruikt me wat teveel als een ordinaire toerist trap, ik kan me zo al voorstellen wat ik beneden zal aantreffen, oude huisjes met smalle straatjes in kobbelsteentjes waarin souvenirwinkels en restaurants zijn ondergebracht, die nu allen gesloten zijn. Misschien is het dat uiteindelijk toch niet, maar dat zal ik nooit weten want ik zet mijn weg verder. Zowel in Bideford als in Barnstaple zijn er blijkbaar grote infrastructuurwerken geweest want volgens mijn Tomtom rijd ik dwars door de heuvels en zelfs een rivier. De oude Bideford brug zie ik alleen nog in de verte. Eens in de buurt van Ilfracombe is mijn doel van vandaag bereikt, maar als ik de Hidden Valley Park camping oprijd is ook hier weer alles dicht. Mits een telefoonnummer kan ik wel iemand bereiken, maar ik herinner me hoe dat de laatste keer uitpakte en besluit gewoon een andere camping op te zoeken die hier redelijk dicht gezaaid liggen.
Even later sta ik op een andere camping Willingcotte, waar je gewoon even op de bel moet duwen … en dan komt er niemand, of toch, een andere kampeerder die me naar twee plaatsen op de camping verwijst waar je als “laatkomer” terecht kan met elektriciteitaansluiting en al. Zo hoort dat!
Na een snelle hap nog even de planning doornemen en tot de vaststelling te komen dat ik vandaag toch maar liefst een goede 250km afgemaald heb, ondanks de uitgebreide bezoeken.

Dinsdag 10 september

Vanmorgen blijkt dat de camping deel uitmaakt van The Caravan Club, en niet van The Camping en Caravaning Club en eigenlijk een “members only” camping is. Maar dan hadden ze dat ook maar moeten vermelden aan de gesloten receptie en was ik enkele 100-den meters verder gereden naar de camping waar ik eigenlijk naar op zoek was. Maar goed met betalen is dat ook weer in orde en kunnen we verder. Nu ik nog “maar” één dag achter sta op de planning wil ik proberen elke dag toch wat extra kilometers te maken zodat ik vrijdagavond op tijd aan de ferry ben.
De voormiddag is alvast gereserveerd voor het Exmoor National Park. Dat betekent veel panorama’s en geen bezoeken. Een kleine stop maak ik toch nog op weg naar Lynton waar er een miniatuurspoorweg is met stoomtrein. Nu kom je die hier veel tegen aan de kust, maar gewoonlijk ben ik juist te laat om er eentje in de zoeker van de camera te krijgen en hier staat er een mini stoomlocomotief te puffen in afwachting van zijn vertrek. Exmoor is veel vergelijkbaarder met Dartmoor dan dat dit met Bidmoor het geval was. Het grootste verschil is echter dat er hier bijna geen kale rotsen zijn, maar integendeel veel groen in de vorm van bossen, weiden en kleurrijke heide. Ook de paarden verschillen, waar het in Dartmoor meer pony’s waren zijn het hier prachtige donkerbruine paarden, ook de koeien en schapen ontbreken natuurlijk niet. Hier kom ik ook de steilste hellingen (en afdalingen) tegen die ik de reis al gedaan heb, met 25% toch een goede reden om de camper in veldversnelling te zetten, scheelt heel wat in toeren en verdubbeld zelfs mijn snelheid van 10 naar 20 mijl/uur. Ik heb een zigzagtraject door het park gekozen dat echter moeilijk te volgen blijkt en me op een gegeven moment in een weggetje brengt waar er een versmalling aangekondigd wordt naar 6,6” en 9” en een beetje, en dat zou in meters zowat de afmetingen van mijn camper zijn. Een dame die met haar 4 honden op wandel is, gaande van een Deense dog tot een terriër, klampt me aan en verzekerd me dat ik bij de ingang van het dorp niet door kan. Langs beide kanten van de weg zijn er cottages met overstekende daken en een bocht van 90° te maken. Bovendien is het er zo stijl dat je er bij het achteruit omhoog rijden, er zijn geen omkeermogelijkheden, gewoon je koppeling doorjaagt volgens de vrouw. Ik herinner me nog iets van overstekende balkons in Sicilië vorig jaar en besluit toch maar om te draaien, waarvoor de mevrouw spontaan haar oprit aanbied. Op deze route staan er overal bordjes om te waarschuwen voor Fazanten op de weg, en dat is geen loze belofte, tientallen zie ik er, evenveel als een beestje dat nog het meeste op kwartels lijkt.
Eens terug aan de kust gaat het naar Dunster Castle, geen ruïne deze keer, maar een volledig ingericht kasteel. Ik besluit deze keer zowel de binnen als buitenkant te bezoeken en zwerf van kamer naar kamer met periodieke meubels en schilderijen van de voormalige eigenaars. Dit kasteel mag dan wel 1000 jaar oud zijn, zoals het er nu bij staat, is het wel een stuk recenter dan de meeste die ik al bezocht en meer een pracht en praal kasteel dan een versterkte burcht. Dat merk je ook aan de faciliteiten zoals de toiletten en badkamers. De meubels en andere gebruiksvoorwerpen doen me vermoeden dat ze van rond de jaren ’60 dateren. Natuurlijk is het kasteel wel enkele keren verbouwd en gemoderniseerd in de loop van zijn bestaan. Wat betreft de tuinen en het park rondom, beperkt ik me deze keer tot de onmiddellijke nabijheid van de burcht. Tegen dat ik zowat alles gezien heb van keuken over wapenkamer, slaapkamers, salons en eetkamers met gedekte tafels met overal de nodige tapijten en schilderijen, is het toch weer al 13u geworden. Alvorens te vertrekken eet ik eerst even een boterham op de parking in de camper.
Amper 10 mijl verderop is er al een nieuwe plaats om te bezichtigen, namelijk de Cleeve Abbey. Ook deze werd weer opzettelijk vernietigd in de machtsstrijd tussen koning en kerk. Een deel ervan werd omgebouwd tot boerderij en het andere deel kwam verder in verval, tot English Heritage het in handen nam. Ter plaatse zijn ook de oudste en in de beste staat verkerende vloertegels van die periode in gans Europa terug te vinden. Infoborden leggen de werkwijze uit van hoe de patronen er werden op aangebracht. Hiermee verlaat ik ook het Exmoor National Park en rijd nog even langs de kust verder om dan definitief het binnenland in te draaien. De bestemming is Cheddar, zoals de kaas dus, maar niet voor die ene kaasfabriek die er nog in het plaatsje is, maar voor de Cheddar Gorge. De diepste in zijn soort in Groot-Brittanië, volgens de info aldaar. Alleen spijtig dat er ook hier weer zo’n kermis van gemaakt is met een aaneengesloten rij van souvenirwinkels en eetgelegenheden, die gezien het uur dan nog allen gesloten zijn. Evenals de grotten trouwens, maar niet getreurd, grotten zag ik al in alle kleuren en maten over de ganse wereld.
Ik besluit van nog verder te rijden naar een camping in de rand van de stad Bath zodat ik morgenvroeg ineens de stad kan verkennen. Rond 18u30 ben ik daar en merk dat je er gewoon een plaats kan uitzoeken en de administratie morgenvroeg kan regelen. Dus besluit ik toch nog even Bath stad in te rijden, waar het nu heerlijk rustig is. Er blijken hier heel veel eenrichtingsstraten te zijn waarvan mijn GPS niet altijd de juiste richting kent, het is dus opletten geblazen. Mijn eerste bestemming is het Romeinse badhuis, wanneer ik bijna ter plaatse ben wordt ik steeds in rondjes gestuurd wegens afgesloten straten en eenrichtingsverkeer, tot ik er genoeg van heb, de camper parkeer en te voet verder ga. Al gauw vind ik het badhuis en even later de Pumproom en vele andere prachtige gebouwen waar de stad zo beroemd om is. Ook de reusachtige abdijkerk kan je niet missen, in de oude panden zijn heel wat winkels van bekende merken te vinden. Ik keer terug naar de camper en stel de GPS in voor het Circus, dat is geen tent maar een volmaakt rond plein met de huizen er in een cirkel rond, deze keer geraak ik er zonder omwegen en dus waag ik nog een poging met de Royal Cresent, een halfmaanvormig rij van appartementen die uitgeven op een park, voorwaar een prachtige plek om te wonen en een mooi beeld in de ondergaande zon. Als laatste zoek ik de Pulteney Bridge op, een schitterende brug over de rivier, met erbovenop enkele prachtige gebouwen. Met alle lichtjes nu aan een romantisch zicht.
In het schemerdonker dan terug op weg naar de camping en daar na het uitzoeken van een plekje nog even gauw wat te eten klaarmaken, een restaurant in Bath behoorde weliswaar tot de mogelijkheden, maar ik wou het lot niet tarten en voor een gesloten poort komen te staan. Ik vond immers nergens een uur tot wanneer je binnen kon … . Een goede dag vandaag, en toch heel wat kilometers ingelopen en bovendien reeds Bath bezocht, wat me anders morgen toch wel enkele uren had gekost.

Woensdag 11 september

Vanmorgen gemerkt dat de douches en toiletten van een codeslot voorzien zijn, maar ik heb gelukkig alles aan boord en dus een groot ongemak is dit niet. Vandaag ga ik er een ferme lap op geven, ondanks het feit dat ik een van de belangrijkste historische sites van Groot-Brittannië ga aandoen. Dat betekent wel dat er een aantal manor’s met hun tuinen op de planning gaan sneuvelen, maar het is nu niet anders. Altijd een reden om nog een keer terug te keren. Mijn eerste bezoek wordt hierdoor de Lacock Abbey en het oude dorpje Lacock zelf. Gezien de abdij nog gesloten is doe ik eerst maar een keer de ronde van het dorp. De huizen, deels in een natuursteen van hier en deels de typische vakwerkhuizen met balken en witte plaaster, vormen een pittoresk geheel.
Rond 10u30 is dan ook de abdij toegankelijk, zoals zowat alle abdijen werd ook deze gedeeltelijk ontmanteld onder de heerschappij van Henry VIII en vervolgens verkocht. Voorwaarde daarbij was wel steeds dat alle verwijzingen naar religie en religieuze symbolen werden verwijderd. In dit geval staat dus op de kapel na de hele abdij nog recht, en werden de stenen die gerecupereerd werden van de kapel gebruikt om de abdij zelf te verbouwen. Eigenaardig genoeg werden alleen de bovenverdiepingen verbouwd tot woonhuis terwijl onderaan de gebouwen leeg bleven. De meubels en schilderijen geven ook weer aan dat de eigenaars nu niet bepaald armlastig waren, kan ook niet want anders hadden ze de abdij nooit kunnen kopen. Het lot wil nu dat vele van deze gebouwen nu in handen zijn gekomen van de National Trust of English Heritage omdat de eigenaars de onderhoudskosten van deze enorme gebouwen niet meer konden dragen en dus wel moesten verkopen (deze gebouwen zijn allen geregistreerd als historisch en mogen niet zomaar verbouwd of gemoderniseerd worden en restauraties zijn heel erg duur). Op deze wijze blijft tenminste de familiegeschiedenis nog bewaard, en dat gaat van de schilderijen van voorouders tot het tafelzilver. Men mag namelijk niet vergeten dat de meeste van die eigendommen al generaties lang in handen zijn van eenzelfde familie.
In sommige gevallen zijn er trouwens nog delen van het gebouw bewoond, maar dan betreft het eigenlijk steeds gebouwen die nog in privé-handen zijn en tegen een toegangsprijs kunnen bezocht worden, afgezien van de privévertrekken natuurlijk. In dat geval zijn de kaartjes van de beide organisaties natuurlijk niet geldig, het is dus wel een beetje uitkijken bij het plannen want dit kan op een reis een groot verschil in het reisbudget maken! Ik trek weer verder en op een gegeven moment rijd ik zo tussen twee “estates”, met hun namen in vergulde letters op de indrukwekkende toegangspoorten, door en duurt het kilometers lang voor je aan het einde van het landgoed komt. Ik ben momenteel ook op de uikijk naar de fameuze “White Horses” op de heuvels hier. Dit zijn reusachtige afbeeldingen van paarden in de kalk uitgekerfd in de hellingen van de heuvels, sommige al heel oud en andere veel recenter. Toch is het eigenlijk nog heel toevallig dat ik er eentje in zicht krijg, als ik al rijdend even opzij kijk, er zijn hier geen parkeermogelijkheden, maar gelukkig is het baantje niet druk en dus stop ik gewoon in het midden van de weg om het vast te leggen.
De volgende bezienswaardigheid is onbetwistbaar heel erg oud, zo’n 2500 jaar voor het jaar 0 en bestaat uit een stenen cirkel van oorspronkelijk 98 staande stenen van 3 tot 6m hoog en 20 ton zwaar en daarmee groter en ouder dan bekendere Stonehenge. De diameter van Avebury Stone Cirkel is zo’n 348m en overlapt gedeeltelijk het gelijknamige dorpje. Vier moderne wegen verdelen de cirkel in evenveel taartstukken. Rond de stenen, die in opdracht van de kerk in de middeleeuwen op een gegeven moment bijna allen werden omgegooid en begraven, werd er een diepe geul met een hoge wal aangelegd, waarvan aangenomen wordt dat die 3x dieper was dan de huidige geul. De witte ring in het kalkgesteente met de binnenring van staande stenen en daarin nog kleinere ringen moet eertijds een verbluffend gezicht geweest zijn. De Avebury Manor is vandaag gesloten, zodat alleen de tuin en de buitenkant van het gebouw te bezichtigen zijn. Alvorens te vertrekken eet ik nog een soepje als middagmaal in het restaurant in de voormalige stallen van de Manor.
Op weg naar die andere grote prehistorische site, Stonehenge, kom ik voorbij nog enkele andere prehistorische sites zoals de 40m hoge Sillsbury Hill, ongeveer even oud als de Avebury Cirkels, maar wegens erosiegevaar alleen te bezichtigen van op afstand. Naar verluid is het één van de hoogste artificiële heuvels van Europa. De hele regio ligt trouwens bezaaid met dergelijke sites, van grafheuvels en longbarrows tot Heuvelforten uit het IJzertijdperk. Alvorens ik Stonehenge zelf bereik, kom ik nog bij Woodhenge een voorloper van de befaamde site, die gemaakt werd uit hout en waarvan dus nog alleen de gaten in de grond aangaven welke vorm dit had. In deze gaten werden nu ronde betonnen sokkels gezet zodat de plattegrond van de site opnieuw herkenbaar is, een plattegrond die trouwens nauw aansluit bij deze van Stonehenge volgens de archeologen. Alhoewel de site ouder is, hebben ze ook beide naast elkaar bestaan. Eén theorie is dat op de ene site de dood (koude steen) en de andere het leven (warm hout) werd gevierd, de zonnewende speelde er in elk van beide sites een grote rol. Nog altijd zijn er spirituelen die geheime krachten aan de sites toeschrijven, enkele van hen zie ik half in trance tussen de betonnen pilaartjes zwerven. Ik pak het wat pragmatischer aan en klim op het dak van mijn camper om een zicht van bovenaf te krijgen.
Verder dan naar Stonehenge, de weg die ik in 2006 nam en die eigenlijk door een stuk van de site liep, met name dwars over de “laan” die van Stonehenge wegloopt, is ondertussen gedeeltelijk opgebroken onder toezicht van Archeologen, en op 2 mijl van de stenen ring is men volop bezig aan de bouw van een nieuw bezoekerscentrum. De parking en het huidige bezoekerscentrum zullen dan volledig opgebroken worden en de omgeving in zijn originele staat worden teruggebracht, wat alleen maar kan bijdragen aan de mythische sfeer van deze site. Nu kan je in elk geval nog vrij dicht bij de site parkeren en via een tunneltje dat onder de baan loep de site betreden. Het gratis audiosysteem dat je in de gewenste taal bijkomende info in je oor uitbraakt, laat ik aan me voorbij gaan, dat ken ik nog van 7 jaar geleden. Het leid maar af van de indrukwekkende stenen cirkel die door zijn “beperkte” afmetingen veel vatbaarder is dan zijn grote broer in Avebury. Wanneer ik naar de auto terugkeer begint het te druppelen, tijd om mijn weg voort te zetten.
In de originele planning was dit mijn stopplaats, maar daar is het nog veel te vroeg voor en zoals gezegd wil ik wat kilometers inhalen. Mijn planning bevat tot in Basingstoke, 66km verderop trouwens geen enkele bezienswaardigheid meer, maar het probleem is dat ik tegen ik daar ben het kwart voor 5 is en de The Vyne House tegen dan ook wel zal gesloten zijn, laat staan de nog verderop gelegen huizen. Het regent nu echt wel door en het landschap biedt ook al niet veel spectaculairs met het vele landbouwgebied afgewisseld met bossen en dus kan ik er een goede vaart inhouden, al kom ik nog al een keer in een file terecht. Rond 18u15 arriveer ik op de camping even onder Horsham, alleen om voor een gesloten receptie en poort te staan, nog een kwartiertje later kan ik gelukkig wel terecht in Washington (UK) op de gelijknamige camping. Het was een lange dag met veel kilometers, zo’n 286km in totaal, maar daarmee zit ik weer helemaal op schema.

Donderdag 12 september

Gisterenavond gemerkt dat mijn watervoorraad op is, ik had geen zin in de regen de camper nog te verrijden en kletsnat te worden tijdens het aansluiten van de waterslang. Vanmorgen dus de scheerbeurt en tandenpoetsen en ook het douchen in de sanitaire blok(hut). Douchen doe ik daar sowieso al gewoonlijk op camping, als die in orde zijn. Na het ontbijt dan de gauw even alles afspoelen met het weinige water dat er nog is en vervolgens de camper klaar maken voor vertrek, inclusief het bijtanken van water.
Mijn eerste bestemming vandaag is de Borde Hill garden, park and woodlands, dit zijn de tuinen van een statige Manor die echter niet te bezoeken is, want nog in privébezit en niet open voor het publiek. Van uit de tuin heb je natuurlijk wel zicht op het huis gezien het er midden in ligt en dit alles deel uitmaakte van hetzelfde domein. En zo heb ik het zelfs graag, het interieur hoeft voor mij zo nodig niet, eens je er enkele gezien hebt, heb je wel een idee hoe de andere er uitzien. De tuin zelf is weer prachtig, wat men hier “tuin” noemt, heeft gemakkelijk de omvang van een park van bij ons, wat zeg ik, onze parken zijn gewoonlijk zo groot zelfs niet! Het kost dan ook een fortuin en een leger van tuinmannen om dit allemaal te onderhouden, meteen weer de reden waarom ze zo vaak tegen betaling worden opengesteld. Een gedeelte van de tuin is trouwens ook parkachtig van uitzicht met uitgestrekte grote groene grasvelden met bomen en struiken, van elkaar gescheiden door miniatuurtuintjes zoals de Italiaanse tuin met vijver, waterpartijen en veel bloemen. Of de ronde Del, een woeste tuin met bamboe en een verwilderde aanblik waar het lijkt of de planten het hebben overgenomen en het zwarte standbeeld van een naakte nimf bijna overwoekeren. Een oude steengroeve, gebruikt bij de bouw van het huis, werd eveneens omgevormd tot een verzonken tuin, doch een zware storm heeft lang geleden de grootste bomen geknakt en omgewaaid, zodat er nu jongere exemplaren staan, wat nog steeds volwassen bomen zijn hoor. Het middelpunt wordt gevormd door enkele palmen die de storm en omvallende bomen toen wonderwel overleefd hebben. Allahs garden, achteraan in de tuin geeft toegang tot het woodland, een stuk bos waar je ook nog kan gaan wandelen, dichter bij het huis zijn er nog de oude victoriaanse serres en, hoe kan het ook anders, nog een oude romantische ruïne, in dit geval van de oude tuiniershokjes.
Daarmee is het och weeral na 11u00 voor ik hier vertrek en koers zet naar de volgende bestemming, niet toevallig ook een tuin, we zijn niet voor niets in Kent, ook wel de Garden of England genoemd. Ik twijfelde eerst even of ik wel 2 tuinen na elkaar zou doen, maar ben uiteindelijk blij dat niet gedaan te hebben. Sheffield Parg garden, maakt net zoals Borde Hill deel uit van een Manor, wat zeg ik? Een kasteel van een huis of, aan de grote gebrandschilderde ramen te zien, waarschijnlijk eerder een omgebouwd klooster. Net als daarjuist is ook dit niet opengesteld voor het publiek, maar bied het een schitterende achtergrond van uit het van grote vijvers voorziene park. Hier niet zozeer bloemenperken als wel een schitterend park met al veel herfstkleuren die zich beginnen tonen rond de met waterlelies en eenden en zwanen gevulde vijvers. In de lente moet het hier ook prachtig zijn wanneer alle Rododendrons en Azalea’s in bloei staan. Nu zijn het de roodkleurende bladeren, de vuurrode bessen, wilde kastanjes en eikels die de show stelen.
De voormiddag is weeral voorbij wanneer ik op weg ga naar Hever Castle, ik rijd daarbij door het Ashdown Forest. Bij aankomst besluit ik eerst maar een hapje te eten in het Mote restaurant, letterlijk vertaald eet ik “van het varken getrokken vlees”, met Devon aardappeltjes (in de schil) met groene bonen. Tijdens het eten wordt ik, net als de andere gasten, belegerd door een bende opdringerige eenden die luidruchtig bedelen om restjes, zolang het maar geen groenten zijn blijkbaar. Het kasteel is wel open voor bezoek, maar ik opteer voor een ticket dat alleen het domein omvat. Na een toer rond het kasteel met nog een echte valbrug en een kleine verpozing in de maze, keer ik terug naar de camper.
In het dorpje Seven Oaks stop ik bij Knole house, dat zojuist gesloten is, maar weer een kast van een huis is, veel eerder enkele blokken eigenlijk, met drie binnenplaatsen rondom omgeven door kamers over 2 verdiepingen. Er zijn hier ook restauratiewerken aan de gang, maar gelukkig is een groot deel van het gebouw nog stellingvrij, zodat je toch een mooi zicht hebt van hoe het geheel er uit ziet. Voor ik hier aan kwam had ik al besloten van niet teveel tijd te besteden aan deze plaats omdat ik nog een laatste kasteel wil bezoeken vandaag. Ik stop nog wel even op het domein als er naast de camper enkele hertjes , type Bambi, staan te grazen. Met een beetje geluk ben ik nog juist op tijd om binnen te kunnen in Sissinghurst Castle, maar dat lijkt tegen te slaan, na enkele keren in de file gestaan te hebben en tenslotte door een politieversperring wegens een ongeval de kleine wegels ingestuurd geworden te zijn, heb ik de hoop verloren nog op tijd daar te zijn. Toevallig kom ik door de omlegging voorbij Scotney Castle, dat eigenlijk op mijn planning stond, maar ik laten vallen had in het voordeel van Sissinghurst Castle. Nu mijn kansen op die laatste toch verkeken zijn, besluit ik hier dan maar te stoppen. Volgens het infobord sluit het kasteeldomein zijn deuren om 17u30, maar is de laatste toegang een uur vroeger. Omdat ik tijdelijk lid geworden ben van de National Trust (kaartje), laat de jonge man aan de kassa me er nog in, zodat ik zowel van het nieuwe als van het oude kasteel nog wat foto’s kan trekken op dat laatste half uurtje. Een gebaar dat ik wel kan appreciëren natuurlijk. Het nieuwe kasteel, waarin de receptie een plaatsje vind is weer indrukwekkend, langs de toegangspoort wandel ik de tuinen in naar het veel lager gelegen oude kasteel, dat deels in ruïne ligt, en als zodanig als tuinornament behouden werd met slotgracht en al. Het zegt wat over de omvang van je tuin als je er moeiteloos een kasteeltje kan in laten staan als tuinameublement nietwaar. Ik heb echter geen tijd om uitgebreid de tuin te gaan verkennen, ik wil het vertrouwen van de mensen die me nog binnen gelaten hebben nu ook niet beschamen door te laat terug te keren.
Ik rijd verder naar Sissinghurst Castle, van welke ik weet dat het al gesloten is, om te zien of ik er toch nergens een glimp van kan opvangen. En dat kan inderdaad, het kasteel met zijn tuin dat op een door een slotgracht omringd eiland ligt is dan wel gesloten, maar de gronden van het Estate zijn open om over te wandelen van zonsopgang tot zonsondergang en dus heb ik nog wel even. Naast enkele Oasthuizen, opslagplaatsen waar hop te drogen werd gelegd, met een typisch dak met opening die kon draaien met de wind, staat er ook nog een oude schuur en stallingen. Het “kasteel” zelf stelt eigenlijk niet zoveel voor, meer een grote herenboerderij met daarachter de zogenaamde Keep, twee vierkante torens die boven alles uitsteken en in dit geval voorzien zijn van een groot uurwerk en klokken, die laten horen dat het ondertussen 18u geworden is. Ik ben blij dat ik toch Scotney Castle nog aangedaan heb, want moest ik dat niet gedaan hebben zou dit een teleurstelling geweest zijn.
Ik twijfel of ik nog verder rijd naar Leeds, niet om het kasteel te bezoeken, dat houd ik sowieso voor morgen, maar voor mijn voorziene campingplaats. Met het geluk dat ik bij de laatste 3 plaatsen al gehad heb waag ik het er maar op, dat ik er nog binnen geraak. Een goede zaak is alvast dat het op nog geen 2 mijl van Leeds Castle ligt, en ook nu zit het geluk me mee. Als ik stop komt er een mevrouw naar me toe en opent de receptie voor me. Ik sta op mijn laatste camping in Groot-Brittannië want morgenavond neem ik terug de boot van Dover naar Dunkerque. Maar eer het zover is heb ik nog wel wat plaatsjes te bezoeken.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1102
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Linksom Zuid-Engeland verkennen.

Ongelezen bericht door Yohani »

Vrijdag 13 september

Eerste stop vandaag is Leeds Castle, omdat de sites toch gewoonlijk maar om 10u open zijn, heb ik vanmorgen dus de tijd om me klaar te maken en de camper in orde te zetten voor de terugreis, dus de watertank van het toilet bijvullen, de cassette heb ik gisterenavond nog geledigd en het drinkwater werd gisterenmorgen al aangevuld. Het laatste afval wegdoen en de elektriciteitskabel oprollen en klaar.
Even voor 10 ben ik dan op de parking van het kasteel, dat gaat op zichzelf maar om 10u30 open, maar het domein gaat wel om 10u open en dus wandel ik op mijn gemakje in de lichte druilregen door het park waar eenden en zwarte en witte zwanen de vijvers bevolken. Het is een mooi park maar de rust wordt verstoord door een groepje scholieren die blijkbaar nogal moeilijk in bedwang te houden zijn door hun begeleiders. Gelukkig zijn ze gauw weer verder, en ik zet op mijn beurt de wandeling voort. Er staan hier opvallend veel treurwilgen in het park langs de kanaaltjes die hun takken sierlijk over het water laten hangen. Als het kanaal in zicht komt blijkt dat weer een prachtig panorama. De kastelen, een oud en een nieuwer, zijn beide op een eilandje gebouwd en staan met elkaar in verbinding door middel van een overdekte brug in dezelfde stijl en stenen als beide burchten. Rond de kastelen dan de brede slotgracht, een vijver eigenlijk, waarrond op zijn beurt weer een dijk ligt waarop vroeger blijkbaar nog een versterkte muur stond. Daarvan is eigenlijk alleen nog een stuk aan de ingangspoort naar de eilanden overgebleven. En zoals bij zoveel andere domeinen als romantische ruïne in de tuin bewaard gebleven.
Er komen ondertussen busladingen toeristen aan, waaronder een Belgische groep, die allemaal ook het kasteel binnen moeten. Ik spoed me dus een beetje zodat ik die groepen voor blijf en tenminste iets van de kamers kan zien. Opvallend is wel dat toentertijd (in dit geval de interieurvernieuwing van de jaren 20) bij de inrichting gekozen werd om, vooral de slaapkamers, telkens volledig in één kleur uit te voeren en elke kamer telkens een andere kleur. Blauw, groen, geel en rood zijn daarbij zowat de voorkeuren. De kamers zijn hier nog helemaal bemeubeld, tot aan het speelgoed van de kinderen toe. Na weer een rij gangen, trappen en hoekjes om is het oriënteren geblazen om nog te weten waar je, je bevindt. Ook opvallend zijn de met stucwerk versierde plafonds waaraan de sierlijke lusters hangen. Elke stap die je doet op de houten vloeren en trappen hebben een vreselijk kraken tot gevolg, op kousenvoeten wegsluipen was er toen ook niet bij…. Eens terug buiten kies ik een andere weg door de immense tuin richting uitgang.
De druilregen blijft aanhouden met af en toe een korte pauze terwijl ik richting Canterbury rijd, een ongeval waardoor de weg afgesloten is, stuurt me via nog enkele kleine wegels een heel andere richting uit, een paar keer komen we met zijn allen zo goed als vast te zitten door tegenliggers. Het duurt ontzettend lang voor de GPS een omrij route heeft opgepikt en gedurende al die tijd blijft die maar terugverwijzen naar waar ik vandaan kom. Even de neiging om het ding door het raam te keilen onderdrukken. In Canterbury heb ik meer geluk en vind ik al vrij snel de restanten van de stadsmuren en een parkeerplaats op redelijke afstand van het centrum met de indrukwekkende kathedraal. Deze bevind zich in een afgesloten deeltje van de stad, alleen toegankelijk via een poort, waarvoor er een ingangsprijs van toepassing is. Ik betaal dan maar weer en na enkele foto’s van het exterieur ga ik ook binnen een keer een kijkje nemen. Tegen de zijwanden van de kerk staan gebeeldhouwde sarcofagen met heilig verklaarden en ex-bisschoppen, net zoals in de crypte, in de catacomben mag er niet gefotografeerd worden, al is het me niet duidelijk waarom, er valt nu bepaald niet veel te zien op enkele sarcofagen na. Ik keer terug naar de camper en volg de ring rond de stad en de stadsmuren tot ik bij de afslag naar de St. Augustine’s Abbey kom. Een deel van de gebouwen is in gebruik als een universiteitscampus en niet toegankelijk voor bezoekers, het is pas als ik verder rijd en de hoek omdraai dat ik merk dat er nog meer gebouwen zijn, die wel toegankelijk zijn, of eigenlijk zou ik moeten zeggen ruïnes. Veel blijft er niet van over en dus bekijk ik het alleen maar een beetje van op afstand alvorens verder te trekken.
Ik nader opnieuw de kust, het weer blijft grijs en nat, ook als ik stop bij het Richborough Roman Fort, de resten van de oudste Romeinse nederzetting in Groot-Brittannië. Behalve de dikke betonnen muur die de nederzetting omring zijn er alleen nog wat funderingen te zien en gezien het weer spendeer ik er dan ook niet veel tijd aan. Na een wandelingetje kom ik druipend terug bij de camper en zet weer aan richting Dover. Aan het Deal Castle in het gelijknamige dorp, ook dit is weer meer een fort dan een kasteel, bestaande uit cirkelvormige plompe torens, die niet echt hoog zijn, omringd door een diepe gracht. Omdat ik nog naar Dover Castle wil besluit ik hier niet binnen te gaan, in de hoop dat ik dan nog op tijd in Dover ben om daar het kasteel te bezoeken.
En dat lukt wonderwel. Dover Castle bestaat uit de middeleeuwse burcht, een kerk, vuurtoren en tevens het militaire complex dat tijdens de WW II een grote rol speelde bij de evacuatie van de geallieerden van de stranden in Frankrijk. Het was tevens het hoofdcommando ten tijde van de landing in Normandië. Ik begin met een bezoek aan de Secret wartime tunnels en het eveneens ondergrondse hospitaal, omdat de rondleidingen maar tot 5u plaats vinden. Ik kies voor de hospitaalrondleiding omdat die het kortste duurt en het interessantste is, de rondleiding in de tunnels duurt bijna een uur en bevat veel video’s over de eigenlijke evacuatie van de Franse stranden. In het ondergrondse hospitaal, dat net zoals de tunnels uitgegraven is door Welshe mijnwerkers, zijn er nog enkele zalen ingericht met de oorspronkelijke bemeubeling. Eigenlijk was dit eerder een triagecentrum waar de gewonden werden uitgesorteerd naar gelang de ernst van de verwondingen en de eerste hulp werd toegediend om levens te redden, en dus indien nodig operaties werden uitgevoerd. Om de juiste sfeer te creëren hoor je regelmatig bombardementen en flikkert het licht mee, op de ondergrondse wandeling volg je de weg die een denkbeeldige gewonde piloot aflegt door het hospitaal, van zijn aankomst tot de operatie, in klank. Ook hier mag er niet gefotografeerd of gefilmd worden.
Na een half uurtje is de rondleiding voorbij en sta ik weer buiten. Na een kijkje op Admiralty Point , met enkele modernere luchtafschutkanonnen, of toch van de WW II, periode, wandel ik het ganse complex door naar het eigenlijke middeleeuwse kasteel. Voorbij de Kazematten waarin geschuild werd tijdens bombardementen en de tent waar de roofvogelshows plaatsvinden. Hier is men al driftig aan het inpakken, geen wonder met dit weer, en de grote vogels zitten op enkele stronken in het gras ongeduldig te wachten en laten af en toe hun geschreeuw horen. Opvallend genoeg blijven de altijd aanwezige meeuwen en duiven nu ruim uit de buurt. Ik wandel ook voorbij de Saxon Church of St. Mary in Castro en het oude Roman Lighthouse.
Het kasteel van Henry II is nog vrij intact en gezien de nog steeds miezerende regen ga ik snel naar binnen om het interieur te bezichtigen. Ditmaal een keertje geen interieur van het begin van de 20e eeuw, maar reproducties van hoe het kasteel er begin 13e eeuw van binnen moet uitgezien hebben, startend met de enorme keuken. Via draaitrappen in de torens verken ik verdieping na verdieping, loop door zalen voorzien van wandkleden en meubels in helle kleuren. Van een ontvangstzaal met gedekte dis tot pompeuze slaapkamers. Via smalle gangetjes naar de andere zijde en weer een andere trap tot ik op het dakverdiep van het kasteel sta met een mooi panorama over het domein en de haven van Dover. Nog even zoeken hoe ik terug beneden, niet zo moeilijk, en terug buiten geraak, al wat moeilijker. Wanneer ik terugwandel naar de parking aan het informatiecentrum in het midden van het domein, is de site bijna helemaal verlaten, het sluitingsuur van 18u nadert dan ook met rasse schreden.
Alvorens naar de ferryhaven te rijden zoek ik nog even een plekje vanwaar ik Dover Castle mooi op het plaatje kan krijgen. Nog enkele minuten later rijd ik de ferryhaven binnen, waarbij ik er in de laatste honderden meters toch in slaag van aan de verkeerde kant van de weg te zitten. De eerste en enige keer tijdens de reis!
De douane wil perse een keer onder de motorkap kijken, maar binnen in de camper helemaal niet, het inchecken verloopt vervolgens vlekkeloos en even later sta ik te wachten op de kaaien. Om 8u00 kunnen we dan allen aan boord, ik trek onmiddellijk naar het zelfservice restaurant voor het avondeten, met de laaghangende bewolking, invallende duisternis en regen valt er toch niets te zien en zo ben ik de grote massa voor. In de taxfree shop spendeer ik vervolgens mijn laatste ponden. Even na 23u rijd ik de boot af en parkeer op aanraden van een medereiziger op de bewaakte parking van de ferryhaven om te overnachten.

Zaterdag & Zondag 14 & 15 september

Een Engels ruziemakend koppel over één of ander duister “pakje” dat de man wil en enkele aankomende ferry’s en lawaaierige vrachtwagens later, besluit ik rond 1u00 ’s nachts te verkassen naar de Parking des Miaules in Gravelinnes, waar ik reeds in het opgaan stond. Voor 6€ breng ik er de rest van de (rustige) nacht door.
Rond 8u30 vertrek ik dan richting Broechem, waar ik de rest van het weekend aangenaam doorbreng op het Benni Overlandertreffen samen met een deel bekende en een deel nieuwe gezichten. Rond 18u00 zondagavond staat de camper dan weer op zijn vertrouwde plaats op de oprit.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Plaats reactie