(sorry voor het late vervolg, het waren drukke weken...)
De overvaart verliep vlot en zonder noemenswaardige problemen. Een plek aan het raam, blik op oneindig, lekkere koekjes uit de tax-free shop, koffie en gezellig buurten bij Peter en Noëlla.
In het restaurant van het schip werd ik aangesproken door een Ijslandse die al 25 jaar gids was en terugkeerde van vakantie. Ze was een auto gaan kopen, 'A convertible', zei ze. Ah bon, en wat mocht het dan voor een wagen zijn? 'An Opel Tigra that I went buying in the UK'. Ik vraag me af of het wel een beredeneerde zet was, want het was dus niet alleen een Opel Tigra, maar ook nog eens een Engelse Tigra: drie dagen reizen en twee zee-oversteken ver, met het stuur aan de verkeerde kant én lichten die de tegenligger in de ogen schijnen. Ik vroeg me af welke gedachtenkronkels daaraan vooraf hadden kunnen gaan, maar hield wijselijk mijn mond om haar plezier in de nieuwe auto niet te vergallen en luisterde naar enkele tips, terwijl mijn tenen krulden omdat ze allerlei dingen op mijn kaart schreef. Topprioriteit was oppassen voor de rivier Lindaa, die dit jaar uitzonderlijk hoog stond, en dat we een boek moesten kopen over geologie. Ze was altijd al geïnteresseerd geweest in geologie, dus ik deed het aanvankelijk af als een persoonlijke interesse en bleef er een beetje sceptisch over. De Lindaa, dat zouden we wel zien..
Maar uiteindelijk bleken die tips wel de krabbels op de kaart waard te zijn. Toen we een dag later inkopen deden in Egilsta∂ir - de eerste stop na het ontschepen, en de plek waar je proviand en diesel inslaat- bezweken we bij de toeristische dienst voor '
Exploring Iceland's Geology' (Snæbjörn Gudmundsson, ISBN 978-9979-3-3625-9), waarin de geologische geschiedenis van de bekendste plaatsen wordt uiteengezet en wat het betekende voor de IJslandse samenleving. Dat beetje extra kennis van het landschap, vergroot des te meer zijn impact. De getallen in het boek doen duizelen, illustreren de enorme schaal van de geologische gebeurtenissen en de weerloosheid van de mens tegen dat natuurgeweld.
Peter kocht er een
uitstekende wegenatlas van dezelfde uitgever, die ik uiteindelijk zelf ook aanschafte.
Zoals eerder vermeld stonden vooral de binnenlanden op mijn lijst met een dikke vette stip, onderstreept, fluo gearceerd en aangekruist. Vanaf Egilsta∂ir mikten we daarom eerst op het gebied rond Snaefell- naast de ijskap de hoogste berg van Ijsland. Vooraleer we de F910 op reden, maakten we een stop bij de eerste waterval die we tegenkwamen - dat bleken Litlanesfoss en Hengifoss te zijn:
Hengifoss ziet er zoals op de meeste foto's ongeveer zo uit:
Maar net als het weer, kan ook de toeristische drukte in Ijsland met het kwartier veranderen.
Terwijl we terug afdaalden naar de parking begon het lichtjes te miezeren en wanneer we de 910 opklommen,
hingen de wolken als een grauwe sluier over het plateau terwijl enkele flauwe zonnestralen diepte gaven aan het landschap.
De miezer werd regen en de zichtbaarheid nam af. Fijn met krakkemikkige ruitenwissers die er uitgerekend op dat moment even helemaal de brui aan gaven... Ik kon bij momenten niet anders doen dan de achterlichtjes van Peters Microcamper volgen. Dat beloofde voor de komende dagen, wetende dat we ons daar in het oosten amper verder konden bevinden van Reykjavik, met de enige Land Rover dealer in IJsland...
We zochten enkele tracks die in Peters wegenatlas stonden en die ons uiteindelijk naar Snaefell zouden leiden (niet te verwarren met het Snaefelness-schiereiland in het westen). Een eerste keer moesten we terugkeren omdat de weg enkel voor voetgangers, fietsers en ruiters opengesteld was. Enkele wollige vrienden vertelden dat we een eind terug van het asfalt af konden
en nog geen 10 minuten later had ik al meteen het gevoel dat grenzen vervaagd waren en we ons alleen in een eindeloos en tijdloos landschap bevonden.
De zichtbaarheid was wat minder natuurlijk, maar dat konden we nog wel hebben -zolang het maar geen dagen zou aanhouden zoals in 2015.
De mist trok een beetje op en het werd droger
maar de wind bleef kil en guur. De zorgen over de ruitenwissers maakten plaats voor de zorgen over de standverwarming.
Omdat je in natuurreservaten enkel op kampeerplaatsen mag overnachten, mikten we op de trekkershut aan de voet van de berg.
Je kan ze hier net onderscheiden op het donkere heuveltje, net boven de bocht in de weg:
We waren niet de enigen. Er stond al een groep Duitse overlanders met een gemengd assortiment voertuigen, die de beschikbare plekken voor de auto's bijna volledig vulden. Een Unimog met telescopisch dak, Jeeps, een Troopie en een enkele 110Td4. Na de registratie doken Peter en ik onder Antares om het probleem met de verwarming te onderzoeken, waarbij we de reputatie van Land Rovers waarschijnlijk maar weer eens leken te bevestigen bij de andere 4x4's terwijl de gure wind onder het chassis door joeg. Het was winters koud, waarbij je vingers pijnlijk worden en als steen aanvoelen, en waarbij Marieke de moed wel eens kon verliezen bij het vooruitzicht om weer drie weken in de kou te leven. Die verwarming mòest gemaakt geraken...
Peter stelde voor om toch nog maar eens de polariteit van de pomp om te keren. De fiches kregen we niet meer open, dus de draad werd doorgeknipt en weer aan elkaar gedraaid en voilà: Planar says go... Uiteindelijk had ik het kunnen weten als ik het schema achterin de installatiehandleiding beter had bestudeerd: daar stonden een 1 en 2 op de tekening, en die 1 en 2 stonden héél flauwtjes herkenbaar op de achterkant van de fiche... Zoveel stress om een enkele aansluiting! Ik voelde een voor Marieke plaatsvervangende opluchting en er viel een last van m'n schouders: ik zou me niet schuldig moeten voelen omdat ik Marieke weer naar
Ijsland had meegesleept. Long live Electric Pete, die natuurlijk ook nog butyltape bij had om de verbinding goed te beschermen!
We sliepen goed die nacht en hadden goeie moed voor de komende dagen. Nu moesten we enkel de ruitenwissers nog afstrepen...