Hoogtestage in Bolivië
- Yohani
- LROCB-Member
- Berichten: 1097
- Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
- lrocb_lidnr: 64
- Woonplaats: Putte (Mechelen)
- Contacteer:
Hoogtestage in Bolivië
Hoogtestage in Bolivië
Zaterdag 2 juni
Al van voor het begin van de reis mag ik mijn planning aanpassen. Normaal zou ik van uit Mechelen rechtstreeks met de trein naar Brussel Luchthaven gespoord zijn, en dus binnen een kwartiertje daar aankomen. Doch de onweders en een ondergelopen treintunnel in Zaventem beslissen er anders over en dus wordt ik deze morgen met de auto gebracht. Het is weeral een hele tijd geleden dat ik hier met de auto was, maar de situatie is er voor één keertje op verbeterd, het is zelfs duidelijk waar we naartoe moeten, al is het stuk dat je te voet met je bagage moet afleggen wel wat langer geworden.
Eens in de vertrekhal is het nog even zoeken welke check-in ik moet hebben, maar dan gaat alles vlot, er is verbazend weinig volk om in te checken naar London Heathrow en ik krijg de verzekering dat de bagage onmiddellijk doorgechekt wordt naar mijn eindbestemming, Santa Cruz in Bolivië. Voorwaar goed nieuws, want met een overstap in de USA weet je maar nooit. Mijn handweegschaal heeft me ook niet bedrogen en dus geen gezever over overwicht van de bagage. De vriendelijke dame aan de balie waarschuwt nog even voor mogelijke drukte bij de veiligheidsdiensten, maar dat valt nog mee. De douaneformaliteiten zijn geautomatiseerd, dus gewoon even het paspoort inlezen en de poortjes openen zich. Bovendien moet bij de scanners alleen de tablet uit de handbagage en mag de andere elektronica blijven zitten deze keer, zelfs de schoenen mogen aanblijven, wat ook weer prettig is, want niets zo prettig om op kousenvoeten voort te huppelen en parmantig je brok op houden wegens de verwijderde broeksriem. Nog even met een strijkstokje over de kleren op sporen van drugs nazien, en dan een all clear en ik mag verder.
Ik wordt naar Gate B verwezen en heb nog ruim de tijd om te ontbijten en nog even de financiën aan te vullen. Wat blijkt echter, al de automaten hier geven US$, CAN$ of Engelse £, geen Euro’s echter! Mij niet gelaten want tot spijt van wie het benijd, in Zuid-Amerika kan je nog steeds beter terecht met US$ dan met de Euro. De British Airways vlucht verloopt soepel en al gauw zit ik in Heathrow voor een uurtje of drie te koekeloeren na het nog maar eens passeren bij de securitycheck. De terminalwissel zorgt ook al niet voor veel oponthoud. Aan de andere kant is dat nog niet zo slecht, zo raakt mijn bagage tenminste zonder moeite op de American Airlines vlucht naar Miami. Het boarden verloopt ook al vlot en de Boeiing 777 zit lang niet vol, mijn buur verhuisd naar een andere rij stoelen en zo heb ik er twee om het mij wat comfortabeler te maken. Een filmpje en wat feuilletons later, afgewisseld met een maaltijd en op tijd en stond een drankje, is het tijd om een uiltje te knappen, want het was vroeg op vanmorgen.
Nog een beetje slaapdronken hoor ik de aankondiging dat er nog een snack wordt uitgedeeld, en even later wordt dan de landing ingezet. Bij het uitstappen overvalt een vochtige hitte ons, maar dat is snel voorbij als we de van airco vooziene terminal instappen. Hier is het nu 5 uur wachten, dus maar even door de taxvrij-shops gewandeld, een drankje voor tijdens het wachten en een e-book lezen op de tablet. Als de definitieve gate wordt vrijgegeven naar daar verhuizen en onderweg nog even een sanitaire stop inlassen. De vlucht met een kleinere Boeiing 757 zit stampensvol en helaas zit ik als middelste van een rij tussen twee anderen ingepropt. Het 6 uur tijdsverschil begint nu wel te wegen en ik doezel telkens weg, alleen om weer wakker te schieten van kramp in een been, schouder of rug. Geen geavanceerd entertainmentcenter op deze vlucht, dus ook niets om wakker te blijven.
Zondag 3 juni
Enigszins geradbraakt wordt ik wakker als de daling wordt ingezet naar La Paz, het is rond 5u plaatselijke tijd en als temperatuur wordt er 1°C opgegeven en lichte sneeuw! Wij, dat zijn de reizigers die verder vliegen naar Santa Cruz, mogen het vliegtuig niet uit en zien een grondploeg verschijnen die de achtergelaten rommel komt opruimen. Maak je dat ook een keer mee. Door de vermoeidheid dringt de koude lucht tot in onze botten, ik ben al lang blij dat ik wat extra warme kleren in mijn bagage voorzien heb voor deze reis. Ook voor die laatste 40 minuten vlucht zit meer comfort er niet meer in, het is zo druk bezet dat de stewardessen 300 US$ + een overnachting in een hotel en de maaltijden en een vlucht de volgende dag aanbieden aan 5 personen. In Miami was het nog gekker, daar kreeg men 1000 US$ in vliegvouchers met een geldigheid van een jaar voor het ganse OneWorld netwerk + hotel en maaltijden aangeboden om een dagje later te vertrekken.
Echt slapen lukt nu niet meer en de 40 minuten lijken eindeloos uitgerekt te worden, maar eindelijk bereiken we Santa Cruz dan toch. Het tropische klimaat dat hier op 400m hoort te heersen, laat echter verstek gaan, het is nog geen 16°C en het motregent! De bagage ophalen aan de enige rolband van de luchthaven, op zoek naar een ATM om Bolivianos af te tappen, wat pas bij een 2e poging lukt en dan wordt mijn naam reeds afgeroepen. De firma van de huurwagen staat me al op te wachten. Nog even de administratie regelen, het nog openstaande bedrag en de waarborg betalen en dan is de 2.7L benzine Toyota Hilux pick-up een maandje voor mij. Mijn TomTom “World” heeft blijkbaar geen kaart van Bolivië, en heb ik dus voor niets meegesleurd, maar ik krijg zonder bijbetaling een Garmin mee van het verhuurkantoor! Ook een extra benzinetank wordt nog gauw meegegeven en dan kan ik op weg. Enige bezorgdheid is nog dat er geen “deksel” op de pick-up bak zit en mijn bagage dus aan de voet van de achterbank zichtbaar is voor iedereen. De auto is echter wel voorzien van een ingebouwde rolkooi en externe rolbeugel in de bak!
Dank zij de Garmin GPS vind ik snel mijn Hostal Ibiza in het centrum van Santa Cruz de la Sierra (zoals de stad volledig noemt). De auto kan op de afgesloten privéparking en ik breng mijn bagage naar het eerste verdiep. Nog even wat bijkomen van de jetlag, en in de reisgidsen even de bezienswaardigheden van de stad erop nakijken, alvorens naar het Plaza de 24 de Septiembre te wandelen met zijn palmbomen en Basilica Menor de San Lorenzo, een grote kerk in rode baksteen. Net zoals overal in Zuid-Amerika, is het centrale plein de plaats waar iedereen naartoe komt. Om een babbeltje te slaan voor de oudere, te flirten voor de jongeren of achter de duiven te jagen voor de allerjongsten. Ook de schoenpoetsers zijn van de partij, al zijn er vele schoenpoetstronen die leeg staan, de ijsventers hebben plaatsgemaakt voor mannen in een gebroken wit kostuum met karretjes vol thermosflessen koffie en bijbehorende kartonnen bekertjes. Ballonverkopers met enorme trossen blinkende ballonnen in vele vormen, venters met speelgoed, snoepgoed, loterijbriefjes, sigaretten per stuk en allerhande prullaria. En tenslotte nog de souvenirverkopers met lederwerk, nepsierraden en van dies meer, al palmen zij meer de zijstraten en enkele daartoe bestemde marktjes in.
Ik ga op zoek naar een eetcafé om een kleinigheid te eten en kom terecht in een gezellig pandje waar ik een Cesar sla eet. Daarna nog even stoppen bij één van de ijssalons de hier dik vertegenwoordigd zijn, maar door het grijze, koude weer niet veel klandizie hebben. Ik verken nog enkele zijstraten met koloniale gebouwen die het een al meer dan het andere aan het vervallen zijn. De musea rond het plein zijn op deze zondag gesloten, maar ik heb hier nog een dag op het einde van de reis voorzien, en de meeste bezienswaardigheden van Santa Cruz heb ik op deze korte wandeling al gehad. Terug naar de Hostal dan maar, om alvast het eerste deel van het reisverhaal op papier te zetten, de planning voor morgen te bekijken, nog wat uit te rusten en vanavond nog een keer naar het plein voor het diner, want het beloofde restaurant in de Hostal voorziet alleen in een ontbijt. Dat wordt uiteindelijk Café Lorca, waar je in een prachtige binnenplaats zowel beneden als boven kan zitten. Als je geluk hebt speelt er nog een life band ook, ik moest me tevreden stelle met twee Caipirinia’s met daartussen een lekkere maaltijd van steak met Roquefortsaus en witte rijst. Vervolgens nog even op de plaza gaan genieten van een militaire muziekkapel en de speciale sfeer van het plein bij nacht met flanerende mensen en allerlei venters. Tegen een uur of negen keer ik dan terug naar het hostal.
Maandag 4 juni
Na een goede nachtrust, uitgeslapen en wel een karig ontbijt genuttigd en vervolgens de bagage naar de auto gebracht. Het wegrijden uit de garage blijkt nog een zware klus te worden met de pick-up zijn grote draaicirkel, na ettelijke onsuccesvolle pogingen voorwaarts, probeer ik het dan maar achterwaarts, wat me ook nog heel wat heen en weer gedraai kost, maar uiteindelijk ben ik er dan uit en kan ik vertrekken. De geleende Garmin GPS blijkt ook niet veel voor te stellen, alleen de grote steden staan erop en de hoofdweg die ze verbind. Bij een eerste poging stuurt die me gans de stad door en het is hier nu heel wat drukker dan gisteren, zondag. Een 2e poging brengt soelaas en eindelijk raak ik uit Santa Cruz de la Sierra weg. De auto’s zijn hier nog grotere wrakken dan bij vorige reizen in Ecuador en Peru. Maar de claxon, ja die werkt wel. Eens de wat troosteloze buitenwijken uit, wordt het verkeer wat rustiger en de route wat mooier.
In San José is er de afslag naar Espejillos Community Project, ik volg de onverharde weg een stuk tot die een brede maar vrij ondiepe rivier kruist. De weg aan de andere oever ziet er erg smalletjes uit en ik besluit dan maar op mijn stappen of bandensporen in dit geval, terug te keren. Je merkt hier goed dat je op het randje van de lagere Amazone en de aanloop naar de Andes zit. De weg kronkelt langs de berghellingen en het is oppassen geblazen voor koeien, ezels en honden op en naast de weg. In het wegdek zijn er dan ook nog heel wat gaten die moeten ontweken worden en af en toe een peage. Bij de eerste kost die me 13 Bolivianos, bij de 2e waar ik ook mijn paspoort moet tonen aan de politieagenten 20 Bolivianos. Later blijkt dat met de eerste peage de tol tot en met Vallegrande betaald was en vervolgens alleen het betaalbewijs afgestempeld moet worden legt een vriendelijke dame me uit bij de volgende peage. De eerste corrupte agenten heb ik dus ook al gehad, nu voor nog geen 2 Euro is dat geen ramp. Boven het stadje Bermejo rijst El Porton del Diablo op, een grote rots, of zeg maar berg, waaruit enorme bogen zijn geërodeerd in de wanden. De afslag naar de Laguna Volcan heb ik blijkbaar gemist, en ik rijd nu door een deel van het Parque Nacional Amboro dat Los Volcanos wordt genoemd. Oude overgroeide vulkanen die alleen nog herkenbaar zijn aan hun specifieke vorm, ze zorgen in elk geval voor een mooi panorama.
20km voor Samaipata stop ik bij Las Cuevas, ondanks de naam gaat het hier niet om grotten, maar om watervallen. Het wordt meteen mijn eerste wandeling hier. Na 600m kom ik bij de eerste waterval, een kleintje om op te warmen, met een eigen strandje en lagune. De tweede is al een beetje hoger en valt over een richel langs een brede rotswand. De derde waterval vergt een beetje meer moeite langs de oever van het riviertje en vervolgens nog wat verder de hoogte in, langs een bovenaanzicht van de 2e waterval. Deze is meteen ook de hoogste van het drietal en heeft net als beide anderen een strandje en zwemlagune die in de weekends redelijk wat volk trekken. Op deze werkdag is het echter lekker rustig en kan ik grotendeels alleen genieten. Bij het binnenrijden van Samaipata is er de afslag naar El Fuerte, een pre-Inca ruïne, die via een smalle kronkelende weg met hoog oprijzende rotswanden, met zelfs een doorwading, bereikt wordt. Dit Boliviaanse Machu Pichu mag dan niet de wereldvermaardheid van de Peruviaanse site hebben, het is wel Unesco werelderfgoed en best ook indrukwekkend.
Het is voornamelijk een grote rotsachtige bergtop met daarin enkel figuren zoals een reusachtige poema en een panter gekerfd. Op de top is er dan nog de figuur van een slang en een ronde figuur gecreëerd. Deze dateren allen uit de pre-Inca tijd, maar de Inca’s hebben zich deze site op hun beurt ingepalmd en er hun kenmerken aan toegevoegd. Dat is vooral te merken aan de muren en de fundamenten van de administratieve- en woongebouwen rondom het heiligdom. Het is een erg verzorgde site met tweetalige borden in het Spaans en Engels! Een rariteit is het Chincana dat je bereikt via een overschaduwd pad, dat stevig afdaalt. Het blijkt een perfect rond gat te zijn van een meter of 16 diep, waarvan het doel niet gekend is. Één hypothese, en de meest waarschijnlijke, spreekt over een artificiële waterput, andere hebben het over een vergeetput of schuilplaats. De laatste mirador geeft de kans op aanraakafstand van de rots te komen die het heiligdom vormt. Een bewaker houdt een oogje in het zeil, zodat niemand het in zijn hoofd krijgt op de tempelresten te klauteren.
Weer op weg ziet het ernaar uit dat ik toch in het donker zal moeten rijden, om in Vallegrande te geraken. Een korter alternatief dat volgens de kaarten bestaat, vind ik in elk geval niet terug, en dus wordt het de andere omweg met af en toe een dorpje met topes die heel effectief de snelheid eruit halen. Ook opmerkelijk hier, het overgrote deel van de auto’s rijd hier rond zonder nummerplaten, ze ontbreken zowel voor als achter. Geen mens die er zich wat van aantrekt, ook de politie niet blijkbaar. Naarmate het later wordt, zorgt eerst de laaghangende zon en vervolgens de invallende duisternis me parten. Neem daarbij nog heel wat vrachtwagens en het is erg oppassen geblazen. De verstralers komen hier goed van pas. In Vallegrande moet ik dan op zoek naar mijn hotel voor deze nacht, gezien de GPS het hier laat afweten, probeer ik het met Maps.me en deze leid me wel naar de goeie plaats. Het Plaza Pueblo Hotel is recent vernieuwd en op de binnenplaats is er parkeergelegenheid, doch het restaurant ontbreekt, ik begin een trend gewaar te worden. De keuze uit restaurants is hier heel wat beperkter, maar uiteindelijk vind ik dan toch een kippenrestaurant, waar een klein meisje de tafel afruimt en de overschotjes aan de straathonden offert. Het gebouw ziet er niet uit en in west-Europa zou je er meer dan waarschijnlijk aan voorbij lopen, maar dit is Zuid-Amerika en hier zijn de standaards nu eenmaal anders. Eens het kwartje kip met frietjes en rijst geserveerd wordt, blijkt die best wel lekker, of hoe schijn bedriegt. Het pleintje hier is lang niet zo gezellig als gisteren en dus wandel ik maar rechtstreeks terug naar het hotel. Het meisje van de receptie bezorgt me nog een extra dekbed tegen de koude die stilaan op komt zetten, ik zit hier toch al rond de 2000m.
Dinsdag 5 juni
Een lekkere warme douche doet vanmorgen de kilte in de kamer snel vergeten, na het ontbijt vraag ik of de auto hier op de parking mag blijven staan terwijl ik een bezoek breng aan het Casa de Cultura, en dat is geen probleem. Tijdens de wandeling naar het Plaza Principal merk ik al gauw dat vandaag de temperatuur een stuk hoger zal liggen dan de vorige 2 dagen. Gelukkig, ik dacht al dat mijn zomerse kleding allemaal in de bagage zou blijven. Op zoek naar het Casa de Cultura stap ik het toerist info kantoor binnen, waar men me de volledige Ché toer voorstelt, doch die begint maar om 11u30. Voorts is het Ernesto “Ché” Guevara museum dat op het bovenste verdiep van het cultuurhuis gevestigd was, verhuisd naar een eigen museum bij het mausoleum van diezelfde Ché. Ik wandel dan maar een keer het plein rond dat in elk geval veel gezelliger is dan het pleintje van gisterenavond.
Via het hotel ga ik dan naar de Lavanderia van het plaatselijke hospitaal waar het lichaam van Ché Guevara heen gebracht en opgebaard werd na zijn gevangenneming door Boliviaanse militairen en de moord door een CIA agent. Zoals de alerte lezer al wel zal gemerkt hebben draait alles hier rond de Communistische revolutionairen die heel wat van de Zuid-Amerikaanse dictators ten val brachten, met Ernesto Ché Guevara als één van de meest tot de verbeelding sprekende personages. Deze stad is dan ook het eindpunt van de Ruta del Ché die ik vandaag in omgekeerde richting zal volgen. Ik zeg eindpunt omdat hij na zijn dood per (Amerikaanse) helikopter naar hier overgevlogen werd en na een mensonterende publieke “persvoorstelling” van het lijk, waarbij alle inwoners van Vallegrande verplicht als “getuigen” moesten komen opdraven en een gedetailleerde sectie van het lichaam met gegevens van het gebit, vingerafdrukken en dergelijke, om toch maar de dood van de guerrillastrijder te bewijzen, met 6 andere kameraden in een ongemarkeerd massagraf gekieperd werd. Het was 10 oktober 1967 en het zou tot 1995 duren alvorens zijn graf en dat van zijn medestrijders gevonden werd, juist naast de landingsbaan van het viegveldje. Bij het hospitaal aangekomen (dat nog gewoon dienst doet), blijkt dat de lavanderia tegenwoordig alleen nog met de sleutel die bij het Casa de Cultura te krijgen is, toegankelijk is. Met andere woorden, alleen als je de toer boekt!
Dan maar terug naar het hotel om de auto op te halen en dan richting vliegveld naar het museum en mausoleum. Dank zij Maps.me vind ik de weg vrij gemakkelijk door het stadje, waar de grote GPS merken het al lang hebben laten afweten! Alvorens naar het museum te rijden, stop ik nog even bij het Fosa de Revolutionares, het graf van nog enkele andere guerrillastrijders met als bekendste “Tania”, en Duits-Argentijnse ravissante verschijning, die zich bij Ché aangesloten had. Jammer genoeg blokkeert ook hier een hek met slot de toegang. Dan maar weer verder tot aan het spiksplinternieuwe museum naast het kerkhof en het vliegveldje van Vallegrande. In eerste instantie denk ik ook hier ook bot te vangen want alles lijkt hier gesloten en leeg te zijn, maar dan komt Mario al cocabladeren kauwend de poort voor me openen. Hij nodigt me uit de auto binnen de omheining te parkeren en begeleid me naar het mausoleum achter het museum, waar hij me de vrije hand laat met de belofte me in het museum te begeleiden. Het mausoleum is gebouwd boven het massagraf waarin Ché Guevara werd gevonden met zijn 6 makkers. De lichamen, eigenlijk alleen nog de beenderen, zijn niet meer aanwezig, dat van Ernesto Guevara rust nu in Cuba. Naast de zeven stenen met in het wit de namen van de vermoorde vrijheidstrijders erop gekalkt hangen er aan de muren van het gebouw tal van foto’s van het leven van Ernesto “Che” Guevara van af de geboorte tot en met zijn dood. Een bord op de deur beschrijft in detail hoe de lichamen gevonden en opgegraven werden, wat wegens de harde grond met een graafmachine moest gebeuren. Tegen de muur achter het graf staan op zwarte marmeren tegels de foto’s, namen en aliassen van alle guerrillastrijders die in Bolivië om zijn gekomen.
Terug buiten wacht Mario me al op met een verse lading cocabladeren tussen de tanden en in zijn wangen. Als een overijverige hamster gaat hij me door de verschillende zalen voor, uitbundig uitleg verschaffend bij elke foto. Zo duurt het natuurlijk en eeuwigheid voor we rond zijn, al zijn er buiten de foto’s weinig andere tastbare herinneringen en als extra toont hij me nog een stapel krantenartikelen uit 1967 die het overlijden van Ché publiceerden en door mijn gids zijn moeder werden bijgehouden. Zo kom ik natuurlijk veel te laat weer bij de auto, maar de man was zo enthousiast dat ik hem niet wou onderbreken, en het was best interessant ook trouwens. Als afscheid geef ik de man nog enkele Euromuntjes want die blijkt hij te verzamelen. Enkele honderden meters van het museum stop ik voor de lunch, waarna ik ga tanken en de Ruta del Ché aanvang.
200km, onverhard en dwars door de bergen, dat beloofd. Gelukkig staan er op cruciale splitsingen bordjes die de route aangeven, de route volgt het pad van de Guerilleros zoals zij Bolivia binnen kwamen, hun schuiloordenen de dorpjes die hen bevoorraden. Maar op de eerste plaats is het een prachtige kronkelende bergweg die naast haar rijzende afgronden, schuivende en slippende zand en steenpistes en af en toe een verwijzing naar Ché, fantastische panorama’s bied. Twee keer kom ik boven de 2800m, in LaHiguera staat er een standbeeld, een buste en een herdenkingsmonument voor Ché. Ik ontmoet er ook twee Oostenrijkse jonge gasten met wie ik op de bergwegel enkele keren haasje ver gespeeld heb en die vandaag tot Villa Serrano willen raken. Ik was nog iets ambitieuzer met het nog 25 km verder gelegen Padilla. Ik neem en oud dametje mee uit La Higuera die nu het late namiddag is enkele kilometerrs verderop haar koeien wil gaan ophalen, het is wel even schrikken als ze met een machete van een halve meter lang en enkele meters koord instapt. Ze wou eerst in de laadbak meerijden, maar dat had ik toch liever niet. Eens de boerin afgezet gaat het verder op zoek naar de afslag naar Villa Serrano, ik weet nu al dat het een hopeloze race tegen de tijd wordt, om voor de schemering de bestemming te bereiken. Race is trouwens een slechte woordkeuze, rally zou beter zijn, en ook dat klopt niet want het is erg voorzichtig rijden hier. Ondanks het tijdsgebrek, kan ik het toch niet laten regelmatig een fotostop te maken, ik heb bovendien ook de actiecamera geplaatst om toch wat mee te geven van de spectaculaire route.
Op 75km van Villa Serrano en dus 100km van Padilla daalt de schemering neer en wordt de route helemaal een uitdaging. Ik heb nog juist de tijd om enkele prachtige vergezichten op de gevoelige plaat (of in dit geval de sd-kaart) vast te leggen en dan wordt het pikdonker. Met de grootlichten op is het om elke bocht weer afwachten waar de piste nu weer heen gaat, ik stijg opnieuw gestaag na de lange afdaling en kom plots in de wolken terecht. Mist kon ik nu echt wel missen als kiespijn, het tempo verlaagt tot stapvoets en dan nog is het turen naar de weg. Even voor een naamloos dorpje kom ik achter een bus terecht die zich hier ook door worstelt. Verderop nog enkele verrassingen in de vorm van koeien, ezels en zelfs een vosje die mijn baan kruist. Een eerste gesloten hek kan nog omzeild worden via een zelf in elkaar geknutseld wildrooster, maar verderop moet ik toch echt uit de auto om het hek te openen, echt zo’n situatie waarbij je verwacht van één of andere onverlaat op je nek te krijgen. Dat blijkt echter alleen een product van mijn overijverige verbeelding te zijn en ik zet mijn weg voort. De mist trekt weg en ik kan opnieuw wat vaart maken, na wat en eindeloze tijd lijkt duiken er eindelijk lichtjes op, Villa Serrano is een oase van licht, in de straat dansen jonge meisjes en jongens onder het licht van de straatverlichting, een mooi beeld dat de miserie van de laatste uren zo doet vergeten. Ik besluit wel van hier een hostal te zoeken, en niet nog eens 25km pistes te vreten. San Miguel is zo’n hostal op het helder verlichte plaza, de auto blijft netjes voor de deur staan en ik ga nog op zoek naar een hapje te eten. Het worden koteletjes met slappe friet en rijst, wat hier bijna bij alle maaltijden wordt opgediend.
Woensdag 6 juni
Na een goede nachtrust en een douche die juist warm genoeg is om niet koud aan te voelen ga ik kijken voor het ontbijt, of ik even 5 minuutjes kan wachten vraagt men. Geen probleem een beetje later krijg ik twee broodjes met gesmolten kaas en een thee als ontbijt. De eigenares weet me nog te vertellen dat zowel de rechtstreekse route naar Tomina als deze via Padilla onverhard zijn, doch via Padilla moet je een uur extra en het dubbele van de kilometers rekenen. Behalve dat ik in mijn planning de overnachting voorzien had (ik vond zo gauw geen andere in de omgeving), was er niet echt een reden om het stadje te bezoeken en kan ik er dus evengoed aan verzaken. Dat heeft ook als voordeel dat ik geen bijkomende kilometers op de planning van vandaag krijg en dus meer tijd heb om Sucre te bezoeken. Van één zaak ben ik dus al zeker, geen nachtrit vandaag!
Het landschap blijft net als gisteren erg mooi, eerst de smalle onverharde bergwegels die me ongemerkt hoger en hoger brengen en eens voorbij Tomina een spiksplinternieuwe betonweg die me naar een hoogvlakte leid, waarbij de hoogtemeter van de GPS boven 3300m gaat. Doch wordt er hier aan landbouw gedaan, ik zie velden met granen, maïs en zonnebloemen. De koeien, ezels en honden maken geen verschil tussen onverharde wegels en de veel snellere verharde wegen, ze lopen over, liggen er op de dutten en krijgen nog gezelschap van (zwarte) varkens en soms een kudde geiten met herder. Af en toe kom ik een dorpje tegen, enkele huisjes met meestal een schooltje er bij en langs de weg jonge kinderen op weg van of naar school. Er zijn er bij die bij ons moeders rok nog niet durven loslaten en hier op hun eentje op weg zijn. Ook dagelijkse kost de vrouwen in traditionele kledij met lange rok, pullover, twee vlechten een hoedje en de onontbeerlijke kleurrijke omslagdeken die als poncho, draagzak voor kinderen of bundel voor allerhande spullen kan dienst doen. Ik merk ook geruime tijd de resten van een smalspoor-spoorweg op die blijkbaar reeds lang buiten gebruik is. Op 10km van Sucre merk ik nog steeds niet van de stad op, ik ben wel onder de 3000m gedaald en de omgeving wordt groener, pas in de laatste kilometers komen er eindelijk buitenwijken in het zicht.
Sucre was één van de steden die wel in de GPS stonden en dus kan ik het adres van de Hostal Sucre inbrengen, doch die brengt me op het Plaza 25 de Mayo, Maps.me is weer de reddende engel, al moet ik deze keer maar één quadra (huizenblok) verder. Ideaal om de stad te verkennen natuurlijk, eerst echter de bagage 3 verdiepingen omhoog zeulen en vervolgens de auto 2 quadras verder parkeren in weer een erg nauwe parking waarvan de borduur van de inrit liefst 30cm hoog is! Het is nog geen koud kunstje om de pick-up in het straatje dwars te zetten zodat ik de inrit op kan rijden, geen idee hoe ze hier ooit met een gewone auto in geraken. Gezien ik de weg versper voor een andere geparkeerde auto laat ik de sleutel bij de receptie achter voor de tijd die ik in de stad doorbreng. In de Lonely Planet kijk ik nog even waar de meeste bezienswaardigheden zich bevinden, meestal kerken en kloosters, en dat blijkt nooit meer dan 2 quadras van het Plaza 25 de Mayo te zijn, de kathedraal, het Casa de Libertad (waar de onafhankelijkheidsverklaring van Bolivia getekend werd) en nog enkele opmerkelijke gebouwen staan rond het plein zelf. Ik stippel in mijn hoofd een route uit en ga op stap.
Het eerste bezoek is aan de Templo Nuestra Senora de la Merced, een hele titel voor een kerk die duidelijk verwaarloosd is en vrij kaal vanbinnen. De restoratiewerken zijn wel aangevangen maar betreffen voorlopig vooral de buitenkant. Met de 10 Bolivianos ingang draag ik bij tot die restoratie en krijg ik bovendien toegang tot het dak voor een mooi uitzicht over Sucre. Volgens de reisgidsen is dit de mooiste stad van gans Bolivië en wordt dit vooral in stand gehouden door strenge bouwvoorschriften. En het moet gezegd, ik zie weinig of geen bouwvallen hier in het historische centrum. Wel zie je dat hier en daar wat extra onderhoud nodig is maar over het algemeen is het een frisse en nette stad. Dat laatste is vooral ook te danken aan het legertje in het oranje geklede vrouwen die met bezems of zelfs palmbladen de straten en pleinen proper houden. Ondanks het drukke verkeer is het toch een aangename stad om in te wandelen. Op verschillende plaatsen staan klaar-overs in zebra- of dinosauruspak om de voetgangers te helpen met wat dansjes of een vriendelijk woord voor de allerkleinsten die danig onder de indruk zijn van die pratende beesten. Na mijn tocht langs de kerken en kloosters kom ik op het plaza aan en doe daar de ronde, maar neem af en toe de tijd om vanop een bankje rustig naar de mensen te kijken. Het valt direct op dat de mensen hier een stuk moderner gekleed gaan, vooral ook de jeugd heeft zich de westerse mode aangepast. Ook hebben alle auto’s hier weer nummerplaten wat in de regio Vallegrande raar of zelden was (op mijn vraag hoe dit kwam, was in het Ché museum het eerlijke antwoord dat dit “contrabanda” was; illegaal rondrijdende auto’s zonder taksen, verzekering en wie weet rijbewijs? En dan spreek ik wel van 90% van de auto’s in die regio, zowat alles dat geen officiële functie had en lang niet alleen de wrakken, maar evengoed gloednieuwe Toyota 4x4’s). Enkele blokken verderop ga ik ook een kijkje nemen in het Parque Bolivar, nog zo’n groene oase in de stad met veel bankjes, een reuzespeeltuin voor de kinderen en zelfs een mini-Eifeltoren en twee triomfbogen, duidelijk geïnspireerd op Parijse originelen, al lijkt de bewering dat de mini-Eifeltoren van de hand van de originele ontwerper zou zijn, me erg vergezocht, zeker als je al enkele ontwerpen van Gustaaf Eifel met eigen ogen aanschouwde. Dan lijkt dit oranje exemplaar eerlijk gezegd meer op een fors klimrek. Na een verfrissend ijsje wandel ik terug richting het hoofdplein, langs en door de Mercado Central, een overdekte markt, de voorloper van de moderne winkelcentrums als je wil. Ik zoek een Italiaans restaurant op voor een peperoni pizza en ga daarna in de schemering nog even een kijkje nemen op de plaza alvorens de hostal op te zoeken en niet vergeten de autosleutels te recupereren.
Yohani
Zaterdag 2 juni
Al van voor het begin van de reis mag ik mijn planning aanpassen. Normaal zou ik van uit Mechelen rechtstreeks met de trein naar Brussel Luchthaven gespoord zijn, en dus binnen een kwartiertje daar aankomen. Doch de onweders en een ondergelopen treintunnel in Zaventem beslissen er anders over en dus wordt ik deze morgen met de auto gebracht. Het is weeral een hele tijd geleden dat ik hier met de auto was, maar de situatie is er voor één keertje op verbeterd, het is zelfs duidelijk waar we naartoe moeten, al is het stuk dat je te voet met je bagage moet afleggen wel wat langer geworden.
Eens in de vertrekhal is het nog even zoeken welke check-in ik moet hebben, maar dan gaat alles vlot, er is verbazend weinig volk om in te checken naar London Heathrow en ik krijg de verzekering dat de bagage onmiddellijk doorgechekt wordt naar mijn eindbestemming, Santa Cruz in Bolivië. Voorwaar goed nieuws, want met een overstap in de USA weet je maar nooit. Mijn handweegschaal heeft me ook niet bedrogen en dus geen gezever over overwicht van de bagage. De vriendelijke dame aan de balie waarschuwt nog even voor mogelijke drukte bij de veiligheidsdiensten, maar dat valt nog mee. De douaneformaliteiten zijn geautomatiseerd, dus gewoon even het paspoort inlezen en de poortjes openen zich. Bovendien moet bij de scanners alleen de tablet uit de handbagage en mag de andere elektronica blijven zitten deze keer, zelfs de schoenen mogen aanblijven, wat ook weer prettig is, want niets zo prettig om op kousenvoeten voort te huppelen en parmantig je brok op houden wegens de verwijderde broeksriem. Nog even met een strijkstokje over de kleren op sporen van drugs nazien, en dan een all clear en ik mag verder.
Ik wordt naar Gate B verwezen en heb nog ruim de tijd om te ontbijten en nog even de financiën aan te vullen. Wat blijkt echter, al de automaten hier geven US$, CAN$ of Engelse £, geen Euro’s echter! Mij niet gelaten want tot spijt van wie het benijd, in Zuid-Amerika kan je nog steeds beter terecht met US$ dan met de Euro. De British Airways vlucht verloopt soepel en al gauw zit ik in Heathrow voor een uurtje of drie te koekeloeren na het nog maar eens passeren bij de securitycheck. De terminalwissel zorgt ook al niet voor veel oponthoud. Aan de andere kant is dat nog niet zo slecht, zo raakt mijn bagage tenminste zonder moeite op de American Airlines vlucht naar Miami. Het boarden verloopt ook al vlot en de Boeiing 777 zit lang niet vol, mijn buur verhuisd naar een andere rij stoelen en zo heb ik er twee om het mij wat comfortabeler te maken. Een filmpje en wat feuilletons later, afgewisseld met een maaltijd en op tijd en stond een drankje, is het tijd om een uiltje te knappen, want het was vroeg op vanmorgen.
Nog een beetje slaapdronken hoor ik de aankondiging dat er nog een snack wordt uitgedeeld, en even later wordt dan de landing ingezet. Bij het uitstappen overvalt een vochtige hitte ons, maar dat is snel voorbij als we de van airco vooziene terminal instappen. Hier is het nu 5 uur wachten, dus maar even door de taxvrij-shops gewandeld, een drankje voor tijdens het wachten en een e-book lezen op de tablet. Als de definitieve gate wordt vrijgegeven naar daar verhuizen en onderweg nog even een sanitaire stop inlassen. De vlucht met een kleinere Boeiing 757 zit stampensvol en helaas zit ik als middelste van een rij tussen twee anderen ingepropt. Het 6 uur tijdsverschil begint nu wel te wegen en ik doezel telkens weg, alleen om weer wakker te schieten van kramp in een been, schouder of rug. Geen geavanceerd entertainmentcenter op deze vlucht, dus ook niets om wakker te blijven.
Zondag 3 juni
Enigszins geradbraakt wordt ik wakker als de daling wordt ingezet naar La Paz, het is rond 5u plaatselijke tijd en als temperatuur wordt er 1°C opgegeven en lichte sneeuw! Wij, dat zijn de reizigers die verder vliegen naar Santa Cruz, mogen het vliegtuig niet uit en zien een grondploeg verschijnen die de achtergelaten rommel komt opruimen. Maak je dat ook een keer mee. Door de vermoeidheid dringt de koude lucht tot in onze botten, ik ben al lang blij dat ik wat extra warme kleren in mijn bagage voorzien heb voor deze reis. Ook voor die laatste 40 minuten vlucht zit meer comfort er niet meer in, het is zo druk bezet dat de stewardessen 300 US$ + een overnachting in een hotel en de maaltijden en een vlucht de volgende dag aanbieden aan 5 personen. In Miami was het nog gekker, daar kreeg men 1000 US$ in vliegvouchers met een geldigheid van een jaar voor het ganse OneWorld netwerk + hotel en maaltijden aangeboden om een dagje later te vertrekken.
Echt slapen lukt nu niet meer en de 40 minuten lijken eindeloos uitgerekt te worden, maar eindelijk bereiken we Santa Cruz dan toch. Het tropische klimaat dat hier op 400m hoort te heersen, laat echter verstek gaan, het is nog geen 16°C en het motregent! De bagage ophalen aan de enige rolband van de luchthaven, op zoek naar een ATM om Bolivianos af te tappen, wat pas bij een 2e poging lukt en dan wordt mijn naam reeds afgeroepen. De firma van de huurwagen staat me al op te wachten. Nog even de administratie regelen, het nog openstaande bedrag en de waarborg betalen en dan is de 2.7L benzine Toyota Hilux pick-up een maandje voor mij. Mijn TomTom “World” heeft blijkbaar geen kaart van Bolivië, en heb ik dus voor niets meegesleurd, maar ik krijg zonder bijbetaling een Garmin mee van het verhuurkantoor! Ook een extra benzinetank wordt nog gauw meegegeven en dan kan ik op weg. Enige bezorgdheid is nog dat er geen “deksel” op de pick-up bak zit en mijn bagage dus aan de voet van de achterbank zichtbaar is voor iedereen. De auto is echter wel voorzien van een ingebouwde rolkooi en externe rolbeugel in de bak!
Dank zij de Garmin GPS vind ik snel mijn Hostal Ibiza in het centrum van Santa Cruz de la Sierra (zoals de stad volledig noemt). De auto kan op de afgesloten privéparking en ik breng mijn bagage naar het eerste verdiep. Nog even wat bijkomen van de jetlag, en in de reisgidsen even de bezienswaardigheden van de stad erop nakijken, alvorens naar het Plaza de 24 de Septiembre te wandelen met zijn palmbomen en Basilica Menor de San Lorenzo, een grote kerk in rode baksteen. Net zoals overal in Zuid-Amerika, is het centrale plein de plaats waar iedereen naartoe komt. Om een babbeltje te slaan voor de oudere, te flirten voor de jongeren of achter de duiven te jagen voor de allerjongsten. Ook de schoenpoetsers zijn van de partij, al zijn er vele schoenpoetstronen die leeg staan, de ijsventers hebben plaatsgemaakt voor mannen in een gebroken wit kostuum met karretjes vol thermosflessen koffie en bijbehorende kartonnen bekertjes. Ballonverkopers met enorme trossen blinkende ballonnen in vele vormen, venters met speelgoed, snoepgoed, loterijbriefjes, sigaretten per stuk en allerhande prullaria. En tenslotte nog de souvenirverkopers met lederwerk, nepsierraden en van dies meer, al palmen zij meer de zijstraten en enkele daartoe bestemde marktjes in.
Ik ga op zoek naar een eetcafé om een kleinigheid te eten en kom terecht in een gezellig pandje waar ik een Cesar sla eet. Daarna nog even stoppen bij één van de ijssalons de hier dik vertegenwoordigd zijn, maar door het grijze, koude weer niet veel klandizie hebben. Ik verken nog enkele zijstraten met koloniale gebouwen die het een al meer dan het andere aan het vervallen zijn. De musea rond het plein zijn op deze zondag gesloten, maar ik heb hier nog een dag op het einde van de reis voorzien, en de meeste bezienswaardigheden van Santa Cruz heb ik op deze korte wandeling al gehad. Terug naar de Hostal dan maar, om alvast het eerste deel van het reisverhaal op papier te zetten, de planning voor morgen te bekijken, nog wat uit te rusten en vanavond nog een keer naar het plein voor het diner, want het beloofde restaurant in de Hostal voorziet alleen in een ontbijt. Dat wordt uiteindelijk Café Lorca, waar je in een prachtige binnenplaats zowel beneden als boven kan zitten. Als je geluk hebt speelt er nog een life band ook, ik moest me tevreden stelle met twee Caipirinia’s met daartussen een lekkere maaltijd van steak met Roquefortsaus en witte rijst. Vervolgens nog even op de plaza gaan genieten van een militaire muziekkapel en de speciale sfeer van het plein bij nacht met flanerende mensen en allerlei venters. Tegen een uur of negen keer ik dan terug naar het hostal.
Maandag 4 juni
Na een goede nachtrust, uitgeslapen en wel een karig ontbijt genuttigd en vervolgens de bagage naar de auto gebracht. Het wegrijden uit de garage blijkt nog een zware klus te worden met de pick-up zijn grote draaicirkel, na ettelijke onsuccesvolle pogingen voorwaarts, probeer ik het dan maar achterwaarts, wat me ook nog heel wat heen en weer gedraai kost, maar uiteindelijk ben ik er dan uit en kan ik vertrekken. De geleende Garmin GPS blijkt ook niet veel voor te stellen, alleen de grote steden staan erop en de hoofdweg die ze verbind. Bij een eerste poging stuurt die me gans de stad door en het is hier nu heel wat drukker dan gisteren, zondag. Een 2e poging brengt soelaas en eindelijk raak ik uit Santa Cruz de la Sierra weg. De auto’s zijn hier nog grotere wrakken dan bij vorige reizen in Ecuador en Peru. Maar de claxon, ja die werkt wel. Eens de wat troosteloze buitenwijken uit, wordt het verkeer wat rustiger en de route wat mooier.
In San José is er de afslag naar Espejillos Community Project, ik volg de onverharde weg een stuk tot die een brede maar vrij ondiepe rivier kruist. De weg aan de andere oever ziet er erg smalletjes uit en ik besluit dan maar op mijn stappen of bandensporen in dit geval, terug te keren. Je merkt hier goed dat je op het randje van de lagere Amazone en de aanloop naar de Andes zit. De weg kronkelt langs de berghellingen en het is oppassen geblazen voor koeien, ezels en honden op en naast de weg. In het wegdek zijn er dan ook nog heel wat gaten die moeten ontweken worden en af en toe een peage. Bij de eerste kost die me 13 Bolivianos, bij de 2e waar ik ook mijn paspoort moet tonen aan de politieagenten 20 Bolivianos. Later blijkt dat met de eerste peage de tol tot en met Vallegrande betaald was en vervolgens alleen het betaalbewijs afgestempeld moet worden legt een vriendelijke dame me uit bij de volgende peage. De eerste corrupte agenten heb ik dus ook al gehad, nu voor nog geen 2 Euro is dat geen ramp. Boven het stadje Bermejo rijst El Porton del Diablo op, een grote rots, of zeg maar berg, waaruit enorme bogen zijn geërodeerd in de wanden. De afslag naar de Laguna Volcan heb ik blijkbaar gemist, en ik rijd nu door een deel van het Parque Nacional Amboro dat Los Volcanos wordt genoemd. Oude overgroeide vulkanen die alleen nog herkenbaar zijn aan hun specifieke vorm, ze zorgen in elk geval voor een mooi panorama.
20km voor Samaipata stop ik bij Las Cuevas, ondanks de naam gaat het hier niet om grotten, maar om watervallen. Het wordt meteen mijn eerste wandeling hier. Na 600m kom ik bij de eerste waterval, een kleintje om op te warmen, met een eigen strandje en lagune. De tweede is al een beetje hoger en valt over een richel langs een brede rotswand. De derde waterval vergt een beetje meer moeite langs de oever van het riviertje en vervolgens nog wat verder de hoogte in, langs een bovenaanzicht van de 2e waterval. Deze is meteen ook de hoogste van het drietal en heeft net als beide anderen een strandje en zwemlagune die in de weekends redelijk wat volk trekken. Op deze werkdag is het echter lekker rustig en kan ik grotendeels alleen genieten. Bij het binnenrijden van Samaipata is er de afslag naar El Fuerte, een pre-Inca ruïne, die via een smalle kronkelende weg met hoog oprijzende rotswanden, met zelfs een doorwading, bereikt wordt. Dit Boliviaanse Machu Pichu mag dan niet de wereldvermaardheid van de Peruviaanse site hebben, het is wel Unesco werelderfgoed en best ook indrukwekkend.
Het is voornamelijk een grote rotsachtige bergtop met daarin enkel figuren zoals een reusachtige poema en een panter gekerfd. Op de top is er dan nog de figuur van een slang en een ronde figuur gecreëerd. Deze dateren allen uit de pre-Inca tijd, maar de Inca’s hebben zich deze site op hun beurt ingepalmd en er hun kenmerken aan toegevoegd. Dat is vooral te merken aan de muren en de fundamenten van de administratieve- en woongebouwen rondom het heiligdom. Het is een erg verzorgde site met tweetalige borden in het Spaans en Engels! Een rariteit is het Chincana dat je bereikt via een overschaduwd pad, dat stevig afdaalt. Het blijkt een perfect rond gat te zijn van een meter of 16 diep, waarvan het doel niet gekend is. Één hypothese, en de meest waarschijnlijke, spreekt over een artificiële waterput, andere hebben het over een vergeetput of schuilplaats. De laatste mirador geeft de kans op aanraakafstand van de rots te komen die het heiligdom vormt. Een bewaker houdt een oogje in het zeil, zodat niemand het in zijn hoofd krijgt op de tempelresten te klauteren.
Weer op weg ziet het ernaar uit dat ik toch in het donker zal moeten rijden, om in Vallegrande te geraken. Een korter alternatief dat volgens de kaarten bestaat, vind ik in elk geval niet terug, en dus wordt het de andere omweg met af en toe een dorpje met topes die heel effectief de snelheid eruit halen. Ook opmerkelijk hier, het overgrote deel van de auto’s rijd hier rond zonder nummerplaten, ze ontbreken zowel voor als achter. Geen mens die er zich wat van aantrekt, ook de politie niet blijkbaar. Naarmate het later wordt, zorgt eerst de laaghangende zon en vervolgens de invallende duisternis me parten. Neem daarbij nog heel wat vrachtwagens en het is erg oppassen geblazen. De verstralers komen hier goed van pas. In Vallegrande moet ik dan op zoek naar mijn hotel voor deze nacht, gezien de GPS het hier laat afweten, probeer ik het met Maps.me en deze leid me wel naar de goeie plaats. Het Plaza Pueblo Hotel is recent vernieuwd en op de binnenplaats is er parkeergelegenheid, doch het restaurant ontbreekt, ik begin een trend gewaar te worden. De keuze uit restaurants is hier heel wat beperkter, maar uiteindelijk vind ik dan toch een kippenrestaurant, waar een klein meisje de tafel afruimt en de overschotjes aan de straathonden offert. Het gebouw ziet er niet uit en in west-Europa zou je er meer dan waarschijnlijk aan voorbij lopen, maar dit is Zuid-Amerika en hier zijn de standaards nu eenmaal anders. Eens het kwartje kip met frietjes en rijst geserveerd wordt, blijkt die best wel lekker, of hoe schijn bedriegt. Het pleintje hier is lang niet zo gezellig als gisteren en dus wandel ik maar rechtstreeks terug naar het hotel. Het meisje van de receptie bezorgt me nog een extra dekbed tegen de koude die stilaan op komt zetten, ik zit hier toch al rond de 2000m.
Dinsdag 5 juni
Een lekkere warme douche doet vanmorgen de kilte in de kamer snel vergeten, na het ontbijt vraag ik of de auto hier op de parking mag blijven staan terwijl ik een bezoek breng aan het Casa de Cultura, en dat is geen probleem. Tijdens de wandeling naar het Plaza Principal merk ik al gauw dat vandaag de temperatuur een stuk hoger zal liggen dan de vorige 2 dagen. Gelukkig, ik dacht al dat mijn zomerse kleding allemaal in de bagage zou blijven. Op zoek naar het Casa de Cultura stap ik het toerist info kantoor binnen, waar men me de volledige Ché toer voorstelt, doch die begint maar om 11u30. Voorts is het Ernesto “Ché” Guevara museum dat op het bovenste verdiep van het cultuurhuis gevestigd was, verhuisd naar een eigen museum bij het mausoleum van diezelfde Ché. Ik wandel dan maar een keer het plein rond dat in elk geval veel gezelliger is dan het pleintje van gisterenavond.
Via het hotel ga ik dan naar de Lavanderia van het plaatselijke hospitaal waar het lichaam van Ché Guevara heen gebracht en opgebaard werd na zijn gevangenneming door Boliviaanse militairen en de moord door een CIA agent. Zoals de alerte lezer al wel zal gemerkt hebben draait alles hier rond de Communistische revolutionairen die heel wat van de Zuid-Amerikaanse dictators ten val brachten, met Ernesto Ché Guevara als één van de meest tot de verbeelding sprekende personages. Deze stad is dan ook het eindpunt van de Ruta del Ché die ik vandaag in omgekeerde richting zal volgen. Ik zeg eindpunt omdat hij na zijn dood per (Amerikaanse) helikopter naar hier overgevlogen werd en na een mensonterende publieke “persvoorstelling” van het lijk, waarbij alle inwoners van Vallegrande verplicht als “getuigen” moesten komen opdraven en een gedetailleerde sectie van het lichaam met gegevens van het gebit, vingerafdrukken en dergelijke, om toch maar de dood van de guerrillastrijder te bewijzen, met 6 andere kameraden in een ongemarkeerd massagraf gekieperd werd. Het was 10 oktober 1967 en het zou tot 1995 duren alvorens zijn graf en dat van zijn medestrijders gevonden werd, juist naast de landingsbaan van het viegveldje. Bij het hospitaal aangekomen (dat nog gewoon dienst doet), blijkt dat de lavanderia tegenwoordig alleen nog met de sleutel die bij het Casa de Cultura te krijgen is, toegankelijk is. Met andere woorden, alleen als je de toer boekt!
Dan maar terug naar het hotel om de auto op te halen en dan richting vliegveld naar het museum en mausoleum. Dank zij Maps.me vind ik de weg vrij gemakkelijk door het stadje, waar de grote GPS merken het al lang hebben laten afweten! Alvorens naar het museum te rijden, stop ik nog even bij het Fosa de Revolutionares, het graf van nog enkele andere guerrillastrijders met als bekendste “Tania”, en Duits-Argentijnse ravissante verschijning, die zich bij Ché aangesloten had. Jammer genoeg blokkeert ook hier een hek met slot de toegang. Dan maar weer verder tot aan het spiksplinternieuwe museum naast het kerkhof en het vliegveldje van Vallegrande. In eerste instantie denk ik ook hier ook bot te vangen want alles lijkt hier gesloten en leeg te zijn, maar dan komt Mario al cocabladeren kauwend de poort voor me openen. Hij nodigt me uit de auto binnen de omheining te parkeren en begeleid me naar het mausoleum achter het museum, waar hij me de vrije hand laat met de belofte me in het museum te begeleiden. Het mausoleum is gebouwd boven het massagraf waarin Ché Guevara werd gevonden met zijn 6 makkers. De lichamen, eigenlijk alleen nog de beenderen, zijn niet meer aanwezig, dat van Ernesto Guevara rust nu in Cuba. Naast de zeven stenen met in het wit de namen van de vermoorde vrijheidstrijders erop gekalkt hangen er aan de muren van het gebouw tal van foto’s van het leven van Ernesto “Che” Guevara van af de geboorte tot en met zijn dood. Een bord op de deur beschrijft in detail hoe de lichamen gevonden en opgegraven werden, wat wegens de harde grond met een graafmachine moest gebeuren. Tegen de muur achter het graf staan op zwarte marmeren tegels de foto’s, namen en aliassen van alle guerrillastrijders die in Bolivië om zijn gekomen.
Terug buiten wacht Mario me al op met een verse lading cocabladeren tussen de tanden en in zijn wangen. Als een overijverige hamster gaat hij me door de verschillende zalen voor, uitbundig uitleg verschaffend bij elke foto. Zo duurt het natuurlijk en eeuwigheid voor we rond zijn, al zijn er buiten de foto’s weinig andere tastbare herinneringen en als extra toont hij me nog een stapel krantenartikelen uit 1967 die het overlijden van Ché publiceerden en door mijn gids zijn moeder werden bijgehouden. Zo kom ik natuurlijk veel te laat weer bij de auto, maar de man was zo enthousiast dat ik hem niet wou onderbreken, en het was best interessant ook trouwens. Als afscheid geef ik de man nog enkele Euromuntjes want die blijkt hij te verzamelen. Enkele honderden meters van het museum stop ik voor de lunch, waarna ik ga tanken en de Ruta del Ché aanvang.
200km, onverhard en dwars door de bergen, dat beloofd. Gelukkig staan er op cruciale splitsingen bordjes die de route aangeven, de route volgt het pad van de Guerilleros zoals zij Bolivia binnen kwamen, hun schuiloordenen de dorpjes die hen bevoorraden. Maar op de eerste plaats is het een prachtige kronkelende bergweg die naast haar rijzende afgronden, schuivende en slippende zand en steenpistes en af en toe een verwijzing naar Ché, fantastische panorama’s bied. Twee keer kom ik boven de 2800m, in LaHiguera staat er een standbeeld, een buste en een herdenkingsmonument voor Ché. Ik ontmoet er ook twee Oostenrijkse jonge gasten met wie ik op de bergwegel enkele keren haasje ver gespeeld heb en die vandaag tot Villa Serrano willen raken. Ik was nog iets ambitieuzer met het nog 25 km verder gelegen Padilla. Ik neem en oud dametje mee uit La Higuera die nu het late namiddag is enkele kilometerrs verderop haar koeien wil gaan ophalen, het is wel even schrikken als ze met een machete van een halve meter lang en enkele meters koord instapt. Ze wou eerst in de laadbak meerijden, maar dat had ik toch liever niet. Eens de boerin afgezet gaat het verder op zoek naar de afslag naar Villa Serrano, ik weet nu al dat het een hopeloze race tegen de tijd wordt, om voor de schemering de bestemming te bereiken. Race is trouwens een slechte woordkeuze, rally zou beter zijn, en ook dat klopt niet want het is erg voorzichtig rijden hier. Ondanks het tijdsgebrek, kan ik het toch niet laten regelmatig een fotostop te maken, ik heb bovendien ook de actiecamera geplaatst om toch wat mee te geven van de spectaculaire route.
Op 75km van Villa Serrano en dus 100km van Padilla daalt de schemering neer en wordt de route helemaal een uitdaging. Ik heb nog juist de tijd om enkele prachtige vergezichten op de gevoelige plaat (of in dit geval de sd-kaart) vast te leggen en dan wordt het pikdonker. Met de grootlichten op is het om elke bocht weer afwachten waar de piste nu weer heen gaat, ik stijg opnieuw gestaag na de lange afdaling en kom plots in de wolken terecht. Mist kon ik nu echt wel missen als kiespijn, het tempo verlaagt tot stapvoets en dan nog is het turen naar de weg. Even voor een naamloos dorpje kom ik achter een bus terecht die zich hier ook door worstelt. Verderop nog enkele verrassingen in de vorm van koeien, ezels en zelfs een vosje die mijn baan kruist. Een eerste gesloten hek kan nog omzeild worden via een zelf in elkaar geknutseld wildrooster, maar verderop moet ik toch echt uit de auto om het hek te openen, echt zo’n situatie waarbij je verwacht van één of andere onverlaat op je nek te krijgen. Dat blijkt echter alleen een product van mijn overijverige verbeelding te zijn en ik zet mijn weg voort. De mist trekt weg en ik kan opnieuw wat vaart maken, na wat en eindeloze tijd lijkt duiken er eindelijk lichtjes op, Villa Serrano is een oase van licht, in de straat dansen jonge meisjes en jongens onder het licht van de straatverlichting, een mooi beeld dat de miserie van de laatste uren zo doet vergeten. Ik besluit wel van hier een hostal te zoeken, en niet nog eens 25km pistes te vreten. San Miguel is zo’n hostal op het helder verlichte plaza, de auto blijft netjes voor de deur staan en ik ga nog op zoek naar een hapje te eten. Het worden koteletjes met slappe friet en rijst, wat hier bijna bij alle maaltijden wordt opgediend.
Woensdag 6 juni
Na een goede nachtrust en een douche die juist warm genoeg is om niet koud aan te voelen ga ik kijken voor het ontbijt, of ik even 5 minuutjes kan wachten vraagt men. Geen probleem een beetje later krijg ik twee broodjes met gesmolten kaas en een thee als ontbijt. De eigenares weet me nog te vertellen dat zowel de rechtstreekse route naar Tomina als deze via Padilla onverhard zijn, doch via Padilla moet je een uur extra en het dubbele van de kilometers rekenen. Behalve dat ik in mijn planning de overnachting voorzien had (ik vond zo gauw geen andere in de omgeving), was er niet echt een reden om het stadje te bezoeken en kan ik er dus evengoed aan verzaken. Dat heeft ook als voordeel dat ik geen bijkomende kilometers op de planning van vandaag krijg en dus meer tijd heb om Sucre te bezoeken. Van één zaak ben ik dus al zeker, geen nachtrit vandaag!
Het landschap blijft net als gisteren erg mooi, eerst de smalle onverharde bergwegels die me ongemerkt hoger en hoger brengen en eens voorbij Tomina een spiksplinternieuwe betonweg die me naar een hoogvlakte leid, waarbij de hoogtemeter van de GPS boven 3300m gaat. Doch wordt er hier aan landbouw gedaan, ik zie velden met granen, maïs en zonnebloemen. De koeien, ezels en honden maken geen verschil tussen onverharde wegels en de veel snellere verharde wegen, ze lopen over, liggen er op de dutten en krijgen nog gezelschap van (zwarte) varkens en soms een kudde geiten met herder. Af en toe kom ik een dorpje tegen, enkele huisjes met meestal een schooltje er bij en langs de weg jonge kinderen op weg van of naar school. Er zijn er bij die bij ons moeders rok nog niet durven loslaten en hier op hun eentje op weg zijn. Ook dagelijkse kost de vrouwen in traditionele kledij met lange rok, pullover, twee vlechten een hoedje en de onontbeerlijke kleurrijke omslagdeken die als poncho, draagzak voor kinderen of bundel voor allerhande spullen kan dienst doen. Ik merk ook geruime tijd de resten van een smalspoor-spoorweg op die blijkbaar reeds lang buiten gebruik is. Op 10km van Sucre merk ik nog steeds niet van de stad op, ik ben wel onder de 3000m gedaald en de omgeving wordt groener, pas in de laatste kilometers komen er eindelijk buitenwijken in het zicht.
Sucre was één van de steden die wel in de GPS stonden en dus kan ik het adres van de Hostal Sucre inbrengen, doch die brengt me op het Plaza 25 de Mayo, Maps.me is weer de reddende engel, al moet ik deze keer maar één quadra (huizenblok) verder. Ideaal om de stad te verkennen natuurlijk, eerst echter de bagage 3 verdiepingen omhoog zeulen en vervolgens de auto 2 quadras verder parkeren in weer een erg nauwe parking waarvan de borduur van de inrit liefst 30cm hoog is! Het is nog geen koud kunstje om de pick-up in het straatje dwars te zetten zodat ik de inrit op kan rijden, geen idee hoe ze hier ooit met een gewone auto in geraken. Gezien ik de weg versper voor een andere geparkeerde auto laat ik de sleutel bij de receptie achter voor de tijd die ik in de stad doorbreng. In de Lonely Planet kijk ik nog even waar de meeste bezienswaardigheden zich bevinden, meestal kerken en kloosters, en dat blijkt nooit meer dan 2 quadras van het Plaza 25 de Mayo te zijn, de kathedraal, het Casa de Libertad (waar de onafhankelijkheidsverklaring van Bolivia getekend werd) en nog enkele opmerkelijke gebouwen staan rond het plein zelf. Ik stippel in mijn hoofd een route uit en ga op stap.
Het eerste bezoek is aan de Templo Nuestra Senora de la Merced, een hele titel voor een kerk die duidelijk verwaarloosd is en vrij kaal vanbinnen. De restoratiewerken zijn wel aangevangen maar betreffen voorlopig vooral de buitenkant. Met de 10 Bolivianos ingang draag ik bij tot die restoratie en krijg ik bovendien toegang tot het dak voor een mooi uitzicht over Sucre. Volgens de reisgidsen is dit de mooiste stad van gans Bolivië en wordt dit vooral in stand gehouden door strenge bouwvoorschriften. En het moet gezegd, ik zie weinig of geen bouwvallen hier in het historische centrum. Wel zie je dat hier en daar wat extra onderhoud nodig is maar over het algemeen is het een frisse en nette stad. Dat laatste is vooral ook te danken aan het legertje in het oranje geklede vrouwen die met bezems of zelfs palmbladen de straten en pleinen proper houden. Ondanks het drukke verkeer is het toch een aangename stad om in te wandelen. Op verschillende plaatsen staan klaar-overs in zebra- of dinosauruspak om de voetgangers te helpen met wat dansjes of een vriendelijk woord voor de allerkleinsten die danig onder de indruk zijn van die pratende beesten. Na mijn tocht langs de kerken en kloosters kom ik op het plaza aan en doe daar de ronde, maar neem af en toe de tijd om vanop een bankje rustig naar de mensen te kijken. Het valt direct op dat de mensen hier een stuk moderner gekleed gaan, vooral ook de jeugd heeft zich de westerse mode aangepast. Ook hebben alle auto’s hier weer nummerplaten wat in de regio Vallegrande raar of zelden was (op mijn vraag hoe dit kwam, was in het Ché museum het eerlijke antwoord dat dit “contrabanda” was; illegaal rondrijdende auto’s zonder taksen, verzekering en wie weet rijbewijs? En dan spreek ik wel van 90% van de auto’s in die regio, zowat alles dat geen officiële functie had en lang niet alleen de wrakken, maar evengoed gloednieuwe Toyota 4x4’s). Enkele blokken verderop ga ik ook een kijkje nemen in het Parque Bolivar, nog zo’n groene oase in de stad met veel bankjes, een reuzespeeltuin voor de kinderen en zelfs een mini-Eifeltoren en twee triomfbogen, duidelijk geïnspireerd op Parijse originelen, al lijkt de bewering dat de mini-Eifeltoren van de hand van de originele ontwerper zou zijn, me erg vergezocht, zeker als je al enkele ontwerpen van Gustaaf Eifel met eigen ogen aanschouwde. Dan lijkt dit oranje exemplaar eerlijk gezegd meer op een fors klimrek. Na een verfrissend ijsje wandel ik terug richting het hoofdplein, langs en door de Mercado Central, een overdekte markt, de voorloper van de moderne winkelcentrums als je wil. Ik zoek een Italiaans restaurant op voor een peperoni pizza en ga daarna in de schemering nog even een kijkje nemen op de plaza alvorens de hostal op te zoeken en niet vergeten de autosleutels te recupereren.
Yohani
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
- Penguin
- LROCB-Member
- Berichten: 3098
- Lid geworden op: vr 25 jul, 2003 13:32
- lrocb_lidnr: 1396
- Woonplaats: Hoele
- Contacteer:
Re: Hoogtestage in Bolivië
amai, je vertrek was al een avontuur op zich. De rest lees ik later ff verder
- Yohani
- LROCB-Member
- Berichten: 1097
- Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
- lrocb_lidnr: 64
- Woonplaats: Putte (Mechelen)
- Contacteer:
Re: Hoogtestage in Bolivië
Ben er in geslaagd van het tweede deel van mijn reisverhaal te deleten, zal het dus opnieuw moeten maken!
In afwachting alvast enkele foto's.
Klik op de link (of kopier hem in uw browser) en klik vervolgens op de foto ('s):
https://postimg.cc/gallery/2unlpj9gc/
Yohani
In afwachting alvast enkele foto's.
Klik op de link (of kopier hem in uw browser) en klik vervolgens op de foto ('s):
https://postimg.cc/gallery/2unlpj9gc/
Yohani
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
- Penguin
- LROCB-Member
- Berichten: 3098
- Lid geworden op: vr 25 jul, 2003 13:32
- lrocb_lidnr: 1396
- Woonplaats: Hoele
- Contacteer:
Re: Hoogtestage in Bolivië
Nice
Is dit een zoutvlakte of zit je boven de wolken?
Is dit een zoutvlakte of zit je boven de wolken?
- Yohani
- LROCB-Member
- Berichten: 1097
- Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
- lrocb_lidnr: 64
- Woonplaats: Putte (Mechelen)
- Contacteer:
Re: Hoogtestage in Bolivië
Is inderdaad een zoutvlakte, meer bepaald de Salar de Uyuni, heb die volledig doorgestoken, met een stop bij het Isla Incahuasi (daar zit ik op). Gewoon met GPS coördinaten.
Yohani
Yohani
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
- Beerke
- LROCB-Member
- Berichten: 350
- Lid geworden op: vr 14 jan, 2005 00:20
- lrocb_lidnr: 519
- Woonplaats: Heverlee
Re: Hoogtestage in Bolivië
Om die foto's te nemen, kan je daar geen timer op instellen?
Is een raar zicht zo, precies dat je handboeien aan hebt! ;-)
grtz
Is een raar zicht zo, precies dat je handboeien aan hebt! ;-)
grtz
J'aime le travail bien fait... ... par les autres! ( Gaston attitude ;-))
- Yohani
- LROCB-Member
- Berichten: 1097
- Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
- lrocb_lidnr: 64
- Woonplaats: Putte (Mechelen)
- Contacteer:
Re: Hoogtestage in Bolivië
Donderdag 7 juni
Vandaag zijn er niet zoveel kilometers af te leggen en bovendien zijn het mooie kilometers volgens de reisgids. En dat blijkt al gauw te kloppen. Ik rijd door een prachtig berglandschap, nu eens de quebrada’s overstekend, dan weer ze volgend, deze riviervalleien zijn eigenlijk te nauw om nog valleien te noemen, het zijn eerder bredere canyons met langs weerzijde majestueuze bergen. Een eerste stopplaats wordt de Puente Sucre, een hangbrug voor voetgangers, waarvan het opgehangen geheel van kabels en houten planken in eerder erbarmelijke en levensgevaarlijke staat verkeerd. De torens op beide oevers echter zijn een kasteel waardig, al met al een mooi fotomoment. Daar blijft het niet bij want de bergpanorama’s worden mooier en mooier en zijn ook erg afwisselend. Scherp tegen de lucht afgetekende bergkammen, steile hellingen, een kleurenpallet om u tegen te zeggen, dan weer een hoogvlakte met goudkleurige wuivende grassen. Duidelijk is wel dat ik blijf stijgen en al snel de 4000m grens bereiken. Als ik in Potosi aankomen loopt dat zelfs op 4100m wanneer we door een massieve poort verwelkomt worden. Hier heb ik een mooi uitzicht over de stad die onder me ligt, doch meer dan een paar 100m zal dat niet schelen.
Eerste werk Hostal Tukos, La Casa Real vinden. Dat lukt aardig, maar het ligt in een nauw straatje, waar ik me op een nog smaller voetpad moet parkeren om de vele busjes door te laten die met veel geclaxonneerd laten weten niet opgezet te zijn met het oponthoud. Even binnen vragen of de poort open kan zodat de auto uit de weg kan, maar er blijkt daar nog een pick-up van de eigenaar in de weg te staan, die stelt voor dat ik de auto nog een tijdje laat waar die is, maar daar wil ik niet van weten. Het staat er vol van parkeerverbodsborden en als er één bredere bus of vrachtwagen door moet staat alles vast of heb ik materiele schade. De man rijdt dan uiteindelijk de wagen het blokje rond terwijl ik de pick-up met de grote draaicirkel in het smalle gat probeer te passen, in een hoek van 90° met het steegje en een borduur van 20cm hoog! Vooruit lukt het dus niet en dus mot het achteruit, maar al die onsuccesvolle pogingen staat er weer een rij ongeduldige chauffeurs aan te schuiven, dus weer de borduur op en iedereen doorlaten. Ook de eigenaar is daar weer en met zijn ervaring weet die me exact zo te geleiden dat de auto 5 minuutjes later mooi op de overdekte binnenplaats staat. Op een getegelde vloer nog wel, met een Land Rover kwam dat niet goed!
Ik neem even de tijd om aan de hand van het plannetje in de Lonely Planet een route uit te stippelen met de meeste bezienswaardigheden. Het is nog maar juist na de middag dus dat moet goed lukken. Als ik een beetje uitkijk, bereid ik ze zo voor dat er het minst klimmen bij aan te pas komt, een niet te onderschatten voordeel op 4000m. Even later ga ik dan op stap, met al eerste doel het Casa de las 3 Portadas. Dat blijkt een groot koloniaal huis met inderdaad 3 overdadig versierde portalen te zijn, ze deuren noemen zou echt wel een onderwaardering zijn. Verder op weg via de Pasaje de Sieta Vueltas, een smal straatje dat maar liefst 7 bochten maakt, naar verluid om de alomtegenwoordige wind te breken. Als dat de bedoeling is, lijkt het me niet gelukt want mijn oren waaien er bijna af! Naar de Calle Quijarro met vele huizen met wapenschilden boven de deuren, gesculpteerde deurkaders in zandsteen en mooie houten balkons die als gesloten erkers boven de stoep hangen. Allen architecturale stijlen die ik in alle straten zie terugkomen, sommige mooi onderhouden of gerestoreerd, andere in belabberde staat, doch met een zekere charme. Zo ook in dit straatje de Esquina de las Cuatro Portadas, eerder vervallen glorie met 4 kleine deuren in een blauw geschilderde bepleistering. Dat is ook het aantrekkelijke aan deze stad, het is een caleidoscoop van kleuren, ieder gebruik wat ze willen en accentueren raam en deurkaders in lichtere of donkere tinten. Zo vperschillend met het overwegend witte Sucre.
Ik bekijk een eerste kerk met de Iglesia de San Lorenzo de Cargancas en wandel door een mini mercado langs smalle paadjes tussen allerhande kleding, etenswaren en hebbedingetjes. Ik kom zo uit bij de Plaza del Estudiantes waaraan een universiteit grenst, maar ook La Capilla de Nuestra Senora de Jerusalen. Het is echter al lang niet de bescheiden kapel meer waarnaar de naam verwijst en die in de 18e eeuw werd vervangen door deze kerk die vele malen groter is. Ik waag me nog wat verder heuvelafwaarts waar nog enkele, niet nader benoemde gebouwen staan die het bekijken waard zijn, alvorens naar het studentenplein terug te keren. Leuk is ook dat er hier kickertafels staan waarop de jeugd naar hartelust speelt en die ’s avonds met de grote plastiek zeilen die er boven hangen, worden afgedekt. Ik vraag me echt af hoelang dit bij ons zou overleven? Ik wandel verder heuvelopwaarts voorbij het kleine Plaza Arce langs het Convento de Santa Teresa naar de Arcos de Cobija, wie een soort triomfboog verwachte komt echter van een koude kermis thuis, want het is niet meer dan een boog in een muur waaronder een straat doorloopt en toegang geeft tot een lager gedeelte van de stad. Het uitzicht op de Cerro Rico met zijn onuitputtelijke zilvermijnen is echter wel de moeite waard.
Nu ik toch kerken bekijk, de Iglesia Santo Domingo ligt ook nog op mijn route naar het Convento de San Francisco, van hieruit gaat het dan opnieuw richting centrum en het Plaza 10de Noviembre waar naast het mosterdgele Cabildo (het gemeentehuis,) ook en klokkentoren en de kathedraal te vinden is, naast talloze andere fraaie Spaans koloniale gebouwen. Zo is er ook het Casa Nacional de la Moneda, waar eens alle koloniale munten van het Spaanse rijk werden geslagen. Met zijn meter dikke muren heeft het achtereenvolgens nog dienst gedaan als gevangenis, fort, hoofdkwartier van het Boliviaanse leger en tenslotte nu als museum Ook het Plaza 6de Agosto is omringd door prachtige gebouwen en voorzien van mooie arcades. Omdat de geplande route zo vlot verliep en ik nog tijd over heb, besluit ik het museum van de kathedraal te bezoeken. Ik krijg een vrouwelijke gids mee, die er ondanks de verbodsbordjes geen enkel probleem mee heeft dat ik foto’s neem en film. Het is duidelijk dat de kerk heel onlangs gerestoreerd is, de gewitte muren zijn kraaknet, de lichtblauwe en goudkleurige detaillering springt er uit. De roze religieuze taferelen in de zijkapellen vertekenen geen veegje of krasje, ze zijn net als het hoofdtabernakel in uitstekende staat. Ik heb ook recht op de toegang naar de mezzanine waar het pijporgel staat te glimmen, en vanwaar je een goed zicht hebt op de gebrandschilderde ramen, en natuurlijk de kerk zelf. En nog hoger de klokkentoren in dan maar, geen goed idee dus op 4000m hoogte! Ik sta er bij te hijgen en puffen tot vermaak van de oudere gids.
Eens terug op adem, zover dat kan op die hoogte, heb ik wel enkele mooie panorama’s over de plaza, de stad en de omliggende gebouwen met hun binnenplaatsen. Terug buiten heb ik de grootste moeite om me te oriënteren op de Plaza 10de Noviembre, ik lijk de Calle Hoyos maar niet terug te vinden. Schuldige blijkt het kleinere Plaza de 6de Agosto dat aan het groter plein grenst en vanwaar de Calle Hoyos vertrekt. Na 2 rondjes rond het plein en navragen aan een agente ben ik terug mee. Ik had in de straat van het hostal al een restaurant op het oog, maar wil eerst toch wat warmers gaan aantrekken en verneem dan tot mijn verbazing dat de hostal een eigen restaurant heeft, de eigenaresse, tevens kok, verzekert me dat ik een heel, heel goed doorgebakken steak kan krijgen indien ik dat wil en dus spreek ik af tegen 19u. Helaas blijkt de belofte vooral gebakken lucht en de steak op zijn best medium gebakken. Ik ben te moe om erover te klagen, eet de dunnere stukjes en de bloederige dikke stukken, laat ik voor wat ze zijn.
Vrijdag 8 juni
Na het ontbijt blijkt het vertrek uit de garage gelukkig gemakkelijker dan het er in rijden. Door de hoogte was het een onrustige nacht, met veel ontwaken en naar adem snakken. Gelukkig heeft de medicatie tegen hoogteziekte wel hoofdpijn kunnen vermijden. Bestemming vandaag is Tupiza, ik heb nog enkele zaken te regelen voor de volgende dagen en kijk dus alvast uit naar een winkel, waar men me kan voorthelpen, liefst met alles in 1 keer. Tot mijn verbazing lukt dat nog bij het verlaten van het centrum, ik koop er 3 bidons van 20l voor, een touw om ze vast te maken en 3m darm, daar ben ik mee gesteld voor de moment. Het verlaten van het centrum verliep verrassend vlot, en ik denk er dan ook goed weg te komen, terwijl ik vlotjes over de 4100m hoogtemeters stijg terwijl ik de Cerro Rico beklim. Af en toe stop ik voor een foto van de mijnactiviteiten, die hier plaatsvinden door coöperatieven en nu de prijzen van edelmetalen weer een aantal jaren hoog staan, ook weer privébedrijven. Er zijn hier tal van reisbureaus die mijntours aanbieden, maar ik heb die bewust links laten liggen.
In eerste instantie zijn deze tours levensgevaarlijk, wegens instortingsgevaar in de gammele mijngangen (zelfs nu nog de “dynamiet ervaring” verboden is, waarbij men in uw aanwezigheid het bereikte einde van de gang dynamiteerde om de losgekomen ertsen dan naar buiten te transporteren), maarde met hout gestutte schachten zijn verre van veilig, bovendien is er het mijnstof dat o.a. silicaten en asbest bevatten, met als enige bescherming uw zakdoek of sjaaltje, maar u kan zich natuurlijk de vraag stellen of de relatief korte blootstelling wel zo desastreus is. Mijn reden is echter dat ik geen behoefte heb om de schrijnende toestanden te gaan bekijken van hoe deze mensen in de mijnen werken, het is me een beetje teveel ramptoerisme. Want wees wel gewaarschuwd, dit is geen toeristattractie opgezet om u te plezieren, deze mijnwerkers werken dag in dag uit voor een hongerloon, in uiterst gevaarlijke omstandigheden, zonder afdoende bescherming, met alle gevolgen voor hun gezondheid, in deze mijnen. Nog steeds vallen er doden en gewonden. Een afgedankte, verlaten en half vervallen mijn gaan bezoeken begeleid door een oud mijnwerker? Graag! Dergelijke onverkwikkelijke mijnoperaties steunen door een beetje ramptoerist te spelen? Neen, dank u! tot zover de preek.
Wanneer ik rond de rijke berg draai, kom ik in een file van hoofdzakelijk (mijn)vrachtwagens terecht die aanschuiven voor de péage, er is maar één loket beschikbaar en het gaat schrikbarend slecht vooruit. Gelukkig is er een politieagent die de ernst van de situatie inziet en actie onderneemt, hij opent het loket van de tegenovergestelde richting voor ons, gezien er daar nauwelijks verkeer is. Dat helpt de boel weer vlot, maar nog kilometers ver moet ik rook en roetuitspuwende monsters inhalen tot ik de mijngebieden stilaan achter me laat. Mijnoperaties, graafmachines en bulldozers maken plaats voor lama’s, alpaca’s en … ezels. Het berglandschap wordt weer mooi en ongerept, er verschijnen meer en meer kandelaarcactussen op de hellingen tussen de rotsen. Canyons en bergzichten nopen tot meer fotostop. Naarmate we Tupiza naderen worden de bergen roder, de erosie meer uitgesproken. Met uitzondering van wegwerkzaamheden aan de hoofdstraat, zonder fatsoenlijk aangeduide desvio (omlegging), vind ik Hotel Mitru nog betrekkelijk vlot terug via het onvolprezen Maps.me. Dit hotel biedt me als extra een buitenzwembad, maar ondanks het aanlokkelijke idee, houd ik mij in. Ik heb namelijk informatie nodig betreffende de zuidelijke routes naar het Reserva Nacional de Fauna Andina.
Het is me al snel duidelijk dat deze informatiekantoren slechts in 1 ding interesse hebben: zoveel mogelijk georganiseerde tours aansmeren en je voor de rest zoveel mogelijk in het ongewisse laten. Zo snel geef ik echter niet op, wanneer ze zelfs geen folders “beschikbaar” hebben, neem ik met de tablet foto’s van de levensgrote posters met de in grote lijnen uitgetekende routes die overal in het hotel ophangen. Dat geeft me niet alle nodige info, doch ik kan me er mee beredderen. De eerste actie waarvoor ik ze gebruik is een rit van deze namiddag door het achterland van Tupiza. Het begin is niet echt bemoedigend, gezien het door het plaatselijke stort van het dorp voert. Doch dan opent het wondermooie erosielandschap zich met open armen voor je. Ongelofelijke quebradas, diep insnijdend in bergen, al kronkelend zich een weg banend door landschappen een sciencefiction film waardig. Alle bergen van het Noord-Amerikaanse Monument Valley op 100km² bij elkaar gebracht met wat Texaanse cactussen ertussen, gewoon voor de lol. Zag ik El Canon del Duende? El Canon del Inca? Ja ik reed er zelfs doorheen! Ik miste misschien El Angosto met zijn tunnels, maar zag zoveel meer toen ik me aan de rivierdoorwading waagde en langs de andere oever terugkeerde en mijn gedacht om vroeg genoeg terug te keren om voor de schemer terug te zijn uit het raam keilde en likkebaardend genoot van de kliffen die als reuzeorgelpijpen de loodrechte bergwanden sierden. Op zanderige paden de wagen in het spoor trachtte te houden als een cowboy op zijn wilde Bronco. In het dorpje met lemen huisjes zwaaiend naar de oudere dames met hun lange rokken over een broek, met hemd gebreid jasje en kleurige poncho en zwart bolhoedje. Waar de kinderen achter elkaar door het stof tussen kippen en honden rondholden.
Zelfs de schemering haal ik niet, met de verstralers op wordt er door het raam getuurd om te zien of de piste rechts of links draait, zit er een put of juist een rots? Is die stofwolk een tegenligger of een windhoos? Het kost een beetje moeite, maar jongens wat was het, het waard. Terug in Tupiza is het tijd voor de volgende stap in mijn gedurfde avontuur voor de volgende dagen: de wagen voltanken, inclusief 4 tanks van 20l(3 nieuwe en eentje die ik bij de wagen kreeg). Ik krijg bijna een hartverzakking als de pompbediende me zegt dat ze slechts één bijkomende tank mag vullen, een hele discussie later met uitleggen van mijn plannen, inclusief dreigen om bij de concurrentie te gaan (wat ik zou gedaan hebben ook), krijg ik toch de 80l extra benzine. Nu er nog voor zorgen dat ik zelf wat te eten krijg, nadat de auto weer mooi in de tuin van het hotel geparkeerd staat, en dat kan bij het Napolitaanse restaurant schuin tegenover het hotel. De spaghetti Bolognese smaakt me extra goed na deze prachtige dag!
Yohani
Vandaag zijn er niet zoveel kilometers af te leggen en bovendien zijn het mooie kilometers volgens de reisgids. En dat blijkt al gauw te kloppen. Ik rijd door een prachtig berglandschap, nu eens de quebrada’s overstekend, dan weer ze volgend, deze riviervalleien zijn eigenlijk te nauw om nog valleien te noemen, het zijn eerder bredere canyons met langs weerzijde majestueuze bergen. Een eerste stopplaats wordt de Puente Sucre, een hangbrug voor voetgangers, waarvan het opgehangen geheel van kabels en houten planken in eerder erbarmelijke en levensgevaarlijke staat verkeerd. De torens op beide oevers echter zijn een kasteel waardig, al met al een mooi fotomoment. Daar blijft het niet bij want de bergpanorama’s worden mooier en mooier en zijn ook erg afwisselend. Scherp tegen de lucht afgetekende bergkammen, steile hellingen, een kleurenpallet om u tegen te zeggen, dan weer een hoogvlakte met goudkleurige wuivende grassen. Duidelijk is wel dat ik blijf stijgen en al snel de 4000m grens bereiken. Als ik in Potosi aankomen loopt dat zelfs op 4100m wanneer we door een massieve poort verwelkomt worden. Hier heb ik een mooi uitzicht over de stad die onder me ligt, doch meer dan een paar 100m zal dat niet schelen.
Eerste werk Hostal Tukos, La Casa Real vinden. Dat lukt aardig, maar het ligt in een nauw straatje, waar ik me op een nog smaller voetpad moet parkeren om de vele busjes door te laten die met veel geclaxonneerd laten weten niet opgezet te zijn met het oponthoud. Even binnen vragen of de poort open kan zodat de auto uit de weg kan, maar er blijkt daar nog een pick-up van de eigenaar in de weg te staan, die stelt voor dat ik de auto nog een tijdje laat waar die is, maar daar wil ik niet van weten. Het staat er vol van parkeerverbodsborden en als er één bredere bus of vrachtwagen door moet staat alles vast of heb ik materiele schade. De man rijdt dan uiteindelijk de wagen het blokje rond terwijl ik de pick-up met de grote draaicirkel in het smalle gat probeer te passen, in een hoek van 90° met het steegje en een borduur van 20cm hoog! Vooruit lukt het dus niet en dus mot het achteruit, maar al die onsuccesvolle pogingen staat er weer een rij ongeduldige chauffeurs aan te schuiven, dus weer de borduur op en iedereen doorlaten. Ook de eigenaar is daar weer en met zijn ervaring weet die me exact zo te geleiden dat de auto 5 minuutjes later mooi op de overdekte binnenplaats staat. Op een getegelde vloer nog wel, met een Land Rover kwam dat niet goed!
Ik neem even de tijd om aan de hand van het plannetje in de Lonely Planet een route uit te stippelen met de meeste bezienswaardigheden. Het is nog maar juist na de middag dus dat moet goed lukken. Als ik een beetje uitkijk, bereid ik ze zo voor dat er het minst klimmen bij aan te pas komt, een niet te onderschatten voordeel op 4000m. Even later ga ik dan op stap, met al eerste doel het Casa de las 3 Portadas. Dat blijkt een groot koloniaal huis met inderdaad 3 overdadig versierde portalen te zijn, ze deuren noemen zou echt wel een onderwaardering zijn. Verder op weg via de Pasaje de Sieta Vueltas, een smal straatje dat maar liefst 7 bochten maakt, naar verluid om de alomtegenwoordige wind te breken. Als dat de bedoeling is, lijkt het me niet gelukt want mijn oren waaien er bijna af! Naar de Calle Quijarro met vele huizen met wapenschilden boven de deuren, gesculpteerde deurkaders in zandsteen en mooie houten balkons die als gesloten erkers boven de stoep hangen. Allen architecturale stijlen die ik in alle straten zie terugkomen, sommige mooi onderhouden of gerestoreerd, andere in belabberde staat, doch met een zekere charme. Zo ook in dit straatje de Esquina de las Cuatro Portadas, eerder vervallen glorie met 4 kleine deuren in een blauw geschilderde bepleistering. Dat is ook het aantrekkelijke aan deze stad, het is een caleidoscoop van kleuren, ieder gebruik wat ze willen en accentueren raam en deurkaders in lichtere of donkere tinten. Zo vperschillend met het overwegend witte Sucre.
Ik bekijk een eerste kerk met de Iglesia de San Lorenzo de Cargancas en wandel door een mini mercado langs smalle paadjes tussen allerhande kleding, etenswaren en hebbedingetjes. Ik kom zo uit bij de Plaza del Estudiantes waaraan een universiteit grenst, maar ook La Capilla de Nuestra Senora de Jerusalen. Het is echter al lang niet de bescheiden kapel meer waarnaar de naam verwijst en die in de 18e eeuw werd vervangen door deze kerk die vele malen groter is. Ik waag me nog wat verder heuvelafwaarts waar nog enkele, niet nader benoemde gebouwen staan die het bekijken waard zijn, alvorens naar het studentenplein terug te keren. Leuk is ook dat er hier kickertafels staan waarop de jeugd naar hartelust speelt en die ’s avonds met de grote plastiek zeilen die er boven hangen, worden afgedekt. Ik vraag me echt af hoelang dit bij ons zou overleven? Ik wandel verder heuvelopwaarts voorbij het kleine Plaza Arce langs het Convento de Santa Teresa naar de Arcos de Cobija, wie een soort triomfboog verwachte komt echter van een koude kermis thuis, want het is niet meer dan een boog in een muur waaronder een straat doorloopt en toegang geeft tot een lager gedeelte van de stad. Het uitzicht op de Cerro Rico met zijn onuitputtelijke zilvermijnen is echter wel de moeite waard.
Nu ik toch kerken bekijk, de Iglesia Santo Domingo ligt ook nog op mijn route naar het Convento de San Francisco, van hieruit gaat het dan opnieuw richting centrum en het Plaza 10de Noviembre waar naast het mosterdgele Cabildo (het gemeentehuis,) ook en klokkentoren en de kathedraal te vinden is, naast talloze andere fraaie Spaans koloniale gebouwen. Zo is er ook het Casa Nacional de la Moneda, waar eens alle koloniale munten van het Spaanse rijk werden geslagen. Met zijn meter dikke muren heeft het achtereenvolgens nog dienst gedaan als gevangenis, fort, hoofdkwartier van het Boliviaanse leger en tenslotte nu als museum Ook het Plaza 6de Agosto is omringd door prachtige gebouwen en voorzien van mooie arcades. Omdat de geplande route zo vlot verliep en ik nog tijd over heb, besluit ik het museum van de kathedraal te bezoeken. Ik krijg een vrouwelijke gids mee, die er ondanks de verbodsbordjes geen enkel probleem mee heeft dat ik foto’s neem en film. Het is duidelijk dat de kerk heel onlangs gerestoreerd is, de gewitte muren zijn kraaknet, de lichtblauwe en goudkleurige detaillering springt er uit. De roze religieuze taferelen in de zijkapellen vertekenen geen veegje of krasje, ze zijn net als het hoofdtabernakel in uitstekende staat. Ik heb ook recht op de toegang naar de mezzanine waar het pijporgel staat te glimmen, en vanwaar je een goed zicht hebt op de gebrandschilderde ramen, en natuurlijk de kerk zelf. En nog hoger de klokkentoren in dan maar, geen goed idee dus op 4000m hoogte! Ik sta er bij te hijgen en puffen tot vermaak van de oudere gids.
Eens terug op adem, zover dat kan op die hoogte, heb ik wel enkele mooie panorama’s over de plaza, de stad en de omliggende gebouwen met hun binnenplaatsen. Terug buiten heb ik de grootste moeite om me te oriënteren op de Plaza 10de Noviembre, ik lijk de Calle Hoyos maar niet terug te vinden. Schuldige blijkt het kleinere Plaza de 6de Agosto dat aan het groter plein grenst en vanwaar de Calle Hoyos vertrekt. Na 2 rondjes rond het plein en navragen aan een agente ben ik terug mee. Ik had in de straat van het hostal al een restaurant op het oog, maar wil eerst toch wat warmers gaan aantrekken en verneem dan tot mijn verbazing dat de hostal een eigen restaurant heeft, de eigenaresse, tevens kok, verzekert me dat ik een heel, heel goed doorgebakken steak kan krijgen indien ik dat wil en dus spreek ik af tegen 19u. Helaas blijkt de belofte vooral gebakken lucht en de steak op zijn best medium gebakken. Ik ben te moe om erover te klagen, eet de dunnere stukjes en de bloederige dikke stukken, laat ik voor wat ze zijn.
Vrijdag 8 juni
Na het ontbijt blijkt het vertrek uit de garage gelukkig gemakkelijker dan het er in rijden. Door de hoogte was het een onrustige nacht, met veel ontwaken en naar adem snakken. Gelukkig heeft de medicatie tegen hoogteziekte wel hoofdpijn kunnen vermijden. Bestemming vandaag is Tupiza, ik heb nog enkele zaken te regelen voor de volgende dagen en kijk dus alvast uit naar een winkel, waar men me kan voorthelpen, liefst met alles in 1 keer. Tot mijn verbazing lukt dat nog bij het verlaten van het centrum, ik koop er 3 bidons van 20l voor, een touw om ze vast te maken en 3m darm, daar ben ik mee gesteld voor de moment. Het verlaten van het centrum verliep verrassend vlot, en ik denk er dan ook goed weg te komen, terwijl ik vlotjes over de 4100m hoogtemeters stijg terwijl ik de Cerro Rico beklim. Af en toe stop ik voor een foto van de mijnactiviteiten, die hier plaatsvinden door coöperatieven en nu de prijzen van edelmetalen weer een aantal jaren hoog staan, ook weer privébedrijven. Er zijn hier tal van reisbureaus die mijntours aanbieden, maar ik heb die bewust links laten liggen.
In eerste instantie zijn deze tours levensgevaarlijk, wegens instortingsgevaar in de gammele mijngangen (zelfs nu nog de “dynamiet ervaring” verboden is, waarbij men in uw aanwezigheid het bereikte einde van de gang dynamiteerde om de losgekomen ertsen dan naar buiten te transporteren), maarde met hout gestutte schachten zijn verre van veilig, bovendien is er het mijnstof dat o.a. silicaten en asbest bevatten, met als enige bescherming uw zakdoek of sjaaltje, maar u kan zich natuurlijk de vraag stellen of de relatief korte blootstelling wel zo desastreus is. Mijn reden is echter dat ik geen behoefte heb om de schrijnende toestanden te gaan bekijken van hoe deze mensen in de mijnen werken, het is me een beetje teveel ramptoerisme. Want wees wel gewaarschuwd, dit is geen toeristattractie opgezet om u te plezieren, deze mijnwerkers werken dag in dag uit voor een hongerloon, in uiterst gevaarlijke omstandigheden, zonder afdoende bescherming, met alle gevolgen voor hun gezondheid, in deze mijnen. Nog steeds vallen er doden en gewonden. Een afgedankte, verlaten en half vervallen mijn gaan bezoeken begeleid door een oud mijnwerker? Graag! Dergelijke onverkwikkelijke mijnoperaties steunen door een beetje ramptoerist te spelen? Neen, dank u! tot zover de preek.
Wanneer ik rond de rijke berg draai, kom ik in een file van hoofdzakelijk (mijn)vrachtwagens terecht die aanschuiven voor de péage, er is maar één loket beschikbaar en het gaat schrikbarend slecht vooruit. Gelukkig is er een politieagent die de ernst van de situatie inziet en actie onderneemt, hij opent het loket van de tegenovergestelde richting voor ons, gezien er daar nauwelijks verkeer is. Dat helpt de boel weer vlot, maar nog kilometers ver moet ik rook en roetuitspuwende monsters inhalen tot ik de mijngebieden stilaan achter me laat. Mijnoperaties, graafmachines en bulldozers maken plaats voor lama’s, alpaca’s en … ezels. Het berglandschap wordt weer mooi en ongerept, er verschijnen meer en meer kandelaarcactussen op de hellingen tussen de rotsen. Canyons en bergzichten nopen tot meer fotostop. Naarmate we Tupiza naderen worden de bergen roder, de erosie meer uitgesproken. Met uitzondering van wegwerkzaamheden aan de hoofdstraat, zonder fatsoenlijk aangeduide desvio (omlegging), vind ik Hotel Mitru nog betrekkelijk vlot terug via het onvolprezen Maps.me. Dit hotel biedt me als extra een buitenzwembad, maar ondanks het aanlokkelijke idee, houd ik mij in. Ik heb namelijk informatie nodig betreffende de zuidelijke routes naar het Reserva Nacional de Fauna Andina.
Het is me al snel duidelijk dat deze informatiekantoren slechts in 1 ding interesse hebben: zoveel mogelijk georganiseerde tours aansmeren en je voor de rest zoveel mogelijk in het ongewisse laten. Zo snel geef ik echter niet op, wanneer ze zelfs geen folders “beschikbaar” hebben, neem ik met de tablet foto’s van de levensgrote posters met de in grote lijnen uitgetekende routes die overal in het hotel ophangen. Dat geeft me niet alle nodige info, doch ik kan me er mee beredderen. De eerste actie waarvoor ik ze gebruik is een rit van deze namiddag door het achterland van Tupiza. Het begin is niet echt bemoedigend, gezien het door het plaatselijke stort van het dorp voert. Doch dan opent het wondermooie erosielandschap zich met open armen voor je. Ongelofelijke quebradas, diep insnijdend in bergen, al kronkelend zich een weg banend door landschappen een sciencefiction film waardig. Alle bergen van het Noord-Amerikaanse Monument Valley op 100km² bij elkaar gebracht met wat Texaanse cactussen ertussen, gewoon voor de lol. Zag ik El Canon del Duende? El Canon del Inca? Ja ik reed er zelfs doorheen! Ik miste misschien El Angosto met zijn tunnels, maar zag zoveel meer toen ik me aan de rivierdoorwading waagde en langs de andere oever terugkeerde en mijn gedacht om vroeg genoeg terug te keren om voor de schemer terug te zijn uit het raam keilde en likkebaardend genoot van de kliffen die als reuzeorgelpijpen de loodrechte bergwanden sierden. Op zanderige paden de wagen in het spoor trachtte te houden als een cowboy op zijn wilde Bronco. In het dorpje met lemen huisjes zwaaiend naar de oudere dames met hun lange rokken over een broek, met hemd gebreid jasje en kleurige poncho en zwart bolhoedje. Waar de kinderen achter elkaar door het stof tussen kippen en honden rondholden.
Zelfs de schemering haal ik niet, met de verstralers op wordt er door het raam getuurd om te zien of de piste rechts of links draait, zit er een put of juist een rots? Is die stofwolk een tegenligger of een windhoos? Het kost een beetje moeite, maar jongens wat was het, het waard. Terug in Tupiza is het tijd voor de volgende stap in mijn gedurfde avontuur voor de volgende dagen: de wagen voltanken, inclusief 4 tanks van 20l(3 nieuwe en eentje die ik bij de wagen kreeg). Ik krijg bijna een hartverzakking als de pompbediende me zegt dat ze slechts één bijkomende tank mag vullen, een hele discussie later met uitleggen van mijn plannen, inclusief dreigen om bij de concurrentie te gaan (wat ik zou gedaan hebben ook), krijg ik toch de 80l extra benzine. Nu er nog voor zorgen dat ik zelf wat te eten krijg, nadat de auto weer mooi in de tuin van het hotel geparkeerd staat, en dat kan bij het Napolitaanse restaurant schuin tegenover het hotel. De spaghetti Bolognese smaakt me extra goed na deze prachtige dag!
Yohani
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
- Yohani
- LROCB-Member
- Berichten: 1097
- Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
- lrocb_lidnr: 64
- Woonplaats: Putte (Mechelen)
- Contacteer:
Re: Hoogtestage in Bolivië
Hey Beerke,
Is inderdaad mogelijk, zijn zelfs enkele foto's bij die zo zijn genomen. Later volgen er nog
Yohani
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
- Yohani
- LROCB-Member
- Berichten: 1097
- Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
- lrocb_lidnr: 64
- Woonplaats: Putte (Mechelen)
- Contacteer:
Re: Hoogtestage in Bolivië
Zaterdag 9 juni
Een spannende dag vandaag, vind ik het begin van de piste aan de hand de foto’s die ik genomen heb van de posters in het hotel? Zijn de pistes duidelijk en goed berijdbaar? Ik zal het snel ondervinden. Mijn eerste doel, het vinden van de Quebrada Palala, dat lukt aardig en het landschap wordt net als gisteren opnieuw onmiddellijk indrukwekkend overweldigend. Terwijl ik door de rivierbedding rijd, rijzen de rotspieken langs mij op. Het is bijna onwezenlijk van hier te rijden, wat een mooi begin van de rit. Ook de plaats waar de piste de quebrada verlaat vind ik zonder problemen terug. Nu gaat het stevig de bergen in en de panorama’s worden er alleen maar beter op, de auto’s in de bedding van de rivier lijken nu nietige mieren, de rotswanden nog spectaculairder, andere valleien en bergengten zoals El Sillar komen in zicht met andere kleurenpaletten, andere erosievormen. Na elke bocht valt er weer wat nieuws te beleven. Ondertussen komen ook de 4x4’s van de touroperators in zicht, die me het vertrouwen geven dat ik op de goede weg zit. Gedurende de rest van de rit zal ik haasje over met hen spelen, zij gaan sneller maar hun fotomomenten duren langer, zodat al hun klanten de kans krijgen om hun fotoalbums te vullen. Ook dat is een geruststelling want dan zit ik ook goed qua tijdsindeling.
Had ik gedacht dat ik omhoog zou rijden en dan op de hoogvlakte zou blijven, dan zat ik daar toch wel goed fout, want het blijft bergop en weer bergaf gaan, maar zolang de landschappen zo mooi blijven, maakt dat me niet uit. Ik heb wel al begrepen dat de Laguna Colorado misschien een beetje hoog gegrepen is als overnachtingsplaats en stel dat bij naar Quetena Chico. Boeken kan je de heel erg basic logementen sowieso toch niet, dus daarvoor maakt het niet uit. Als enige zichtbare levende wezens trekken kudde lama’s hier door de bergen. Telkens ik de top van een berg bereik strekken de lagere toppen zich kilometers ver uit als de toppen van golven in zee, het is onvoorstelbaar hoeveel verschillende kleuren bergen kunnen hebben, sommige zijn goud als koren andere mosgroen of muisgrijs, Dan weer springen enkele rotsen er uit als rode of zwarte vlekken. Het ene moment beklim ik via kronkelige pistes de berghelling, dan weer rijd ik over de bergkam met grandioze uitzichten rondom. Dit is echt prachtig! De piste voert me opnieuw door de rivierbedding van een canyon, waar zelfs enkele huisjes staan, ik vermoed van de lama en alpacaherders. Het moet een erg eenzaam leven zijn hier, maar wat voor een uitzicht elke morgen dat je je deur open trekt. Je kan er ook logeren en ze hebben zelfs een publiek toilet (en douche) voor passanten! Hoe nietig voel je je hier als mens als je ziet wat de natuur kan creëren, zonder machines, zonder werktuigen alleen met water en wind en heel veel tijd.
Na de tamme camelito’s duiken nu ook de kuddes vicuna’s op, met hun oranjebruine vacht zie je soms alleen als ze bewegen. Hun vacht is ook veel fijner dan die van de lama’s die soms meer dreadlocks lijken te hebben of de alpaca die meer op knuffelberen lijken. Je vindt hen allen vaak niet ver van elkaar, maar samen grazen zag ik ze nog nooit, het blijven ondanks hun verwantschap natuurlijk gedomesticeerde en wilde dieren. Ook het feit dat er normaal wel ergens een herder een oogje in het zeil houdt, zal daar wel mee debet aan zijn. Het landschap krijgt nu af en toe de allures van een hoogvlakte, met daarbovenuit stekend af en toe een berg. Mijn GPS heeft tot nu toe via de coördinaten vrij goed werk geleverd, al verliest hij van tijd tot tijd wel het noorden of de piste. In dat geval is het hopen dat de piste zich niet splitst of als ze dat wel doet, het duidelijk is welke de hoofdpiste is. Zomaar ergens, heel alleen afgezonderd van de wereld, duikt er plots een klein dorpje uit het niets op, behalve de piste en een zanderige airstrip is er geen andere manier om in contact te komen met de rest van Bolivië. De naam van het dorpje is San Pablo de Lipez. Je mag niet met je ogen knipperen of je hebt het gemist, ongelooflijk dat die mensen hier kunnen overleven! Een ander dorpje met bijna dezelfde naam, San Antonio de Lipez, is een spookdorpje van stenen huizen die tot ruïnes vervallen zijn, waarom het zijn levensvatbaarheid verloren heeft is me niet duidelijk, maar aan de omvang te zien was het een uit de kluiten gewassen dorp, groter dan San Pablo.
De touroperators houden hier een langere pauze als laatste stop voor Queteno Chico of Queteno Grande, de piste loopt dwars door het voormalige dorpje en gaat dan steil de hoogte in. Mijn GPS wil me hier een scherpe bocht naar rechts laten maken, waar er helemaal geen piste is. Nu gebeurt dat wel vaker, en dan ga ik verder op gevoel, zo ook nu maar de piste wordt smaller, steiler en ik zie ook geen andere 4x4’s nakomen. De onzekerheid slaat toe en op een gegeven moment besluit ik terug te draaien en te checken met de tourchauffeurs. Enkele minuten later kom ik hen tegen en krijg ik de bevestiging dat ik wel degelijk goed zat, opnieuw omdraaien dus en verder. Op een gegeven moment duidt de GPS 4898m hoogte aan, de weg draait om een bergtop heen en daar verschijnt de Laguna Blanca in zicht, enige honderden meters lager. Wat een panorama weer! En ook hier hebben enkele mensen hun thuis gevonden. De eerste besneeuwde bergtoppen verschijnen aan de horizon, en de late namiddagzon kleurt alles nog wat intenser. Langs de oevers van het meer gaat het verder. Ik weet dat een eindje verderop er nog de Laguna Celeste te vinden is, maar aan de afslag twijfel ik, ik weet niet hoe ver om dit is en de zon begint nu echt heel erg laag te staan. Hoewel ik reeds afdraaide besluit ik toch om terug te draaien naar de hoofdpiste, liever geen nachtwerk hier.
Een half uurtje voor aankomst in Queteno Chico merk ik bij een fotostop dat ik een platte band heb, het moet juist gebeurt zijn, want ik had er nog niets van gevoeld. Ik haal de krik en wielsleutel tevoorschijn, de korte sleutel is echter geen match voor de stevig vastgezette wielmoeren, gelukkig stopt één van de tourchauffeurs en helpt een handje met een steviger exemplaar. Eens het wiel erop, gaat de chauffeur met zijn klanten verder terwijl ik de wagen weer op zijn wielen laat zakken, ondertussen is de schemering ingevallen en bereik ik de parkgrens waar ik tegen inwisseling van 100 Bolivianos een toegangsticket ontvang. In Queteno Chico is alles donker en ik besluit te stoppen waar er al twee 4x4’s geparkeerd staan, na enig zoeken in het pikdonker vind ik de toegangsdeur en kom terecht in een soort overdekte hal met allemaal zijkamertjes als logeerkamers. Ik vraag of er nog plaats is en wordt met open armen ontvangen. De pick-up gaat net als de andere 4x4’s op een afgesloten parking en even later wordt het avondeten geserveerd, in afwachting van welke er reeds thee en koekjes voorzien werden. De touroperators organiseren nog een vuurwerk voor hun klanten waarvan ik gratis toeschouwer ben, de temperatuur is ondertussen gekelderd, mijn fleece liner komt goed van pas onder de zware lading dekens.
Zondag 10 juni
Eerste werk vandaag na het ontbijt (de koude douche laat ik met plezier aan de anderen) is het overhevelen van enkele bidons benzine in de tank van de auto. Als ik een plastiek waterfles wil opensnijden om als trechter te gebruiken, legt de eigenaar van de hostal me uit hoe te werk te gaan, zet de bidon op het dak van de auto, darm er in, even zuigen aan de darm en de hele bidon wordt overgeheveld in de tank van de auto. Tot zover de theorie, in de praktijk is het even het goede momentum en techniek te pakken krijgen. Bij de eerste bidon gaat alles goed, doch als je aan de tweede begint moet je ervoor zorgen dat de darm goed leeg is, anders krijg je samen met de lucht in één keer een goede gulp benzine binnen. Geloof me uit ervaring, geen goede digestief na het ontbijt. Maar uiteindelijk lukt het en zijn er 2 bidons overgeheveld en is de tank zo goed als vol. Volgende doel: een gomeria vinden waar ze de band kunnen herstellen, want de Reserva de Fauna Andina rondrijden zonder reservewiel is gekkenwerk, de meeste hebben er zelfs 2 bij. Opnieuw brengt de hostal eigenaar de redding en wijst me de bandenhersteller, 2 quadra’s verderop. Alleen herkenbaar door een band met “Gomeria” erop geschilderd. De jongen die volgens mij nog van schoolplichtige leeftijd is, haalt de band van de velg met de allersimpelste gereedschappen, een bandenlifter van aan elkaar gelaste buizen, en 2 bandijzers. Al snel is het lek plus een lekkend ventiel gevonden en hersteld, nog even terug onder de auto en binnen het half uur ben ik klaar om het park te gaan verkennen. Pas bij het afrekenen wordt duidelijk dat de jongen stom is, niet in de betekenis van niet intelligent, maar in de betekenis van niet kunnen praten. Met zijn handigheid is er in elk geval niet mis en het bedrag van 50 Bolivianos is verwaarloosbaar, probeer bij ons maar een keer een band te laten herstellen voor nog geen 5 Euro!
Nu het Reserva Nacional de Fauna Andina Eduardo Avareo zoals het voluit noemt. Vanmorgen besefte ik reeds dat het geen warme dag zou worden, hoe kan het ook anders op deze hoogtes, en ook rondom mij bevestigd zich dat met half bevroren stroompjes en watervalletjes. Ik zit nu duidelijk meer op de Altiplano, al blijven er bergen oprijzen, veel van die bergen hebben duidelijk de contouren van vulkanen, doch zien er niet naar uit dat ze nog recent actief geweest zijn. Ze bieden in elk geval weer imposante panorama’s. eerste doel vandaag, el bosque de piedra, het bos van stenen dus, en dat is juist wat het is, een chaotische wirwar van in allerlei vormen geërodeerde rotsen. Ik heb mijn route een beetje overhoop gehaald aan de hand van de routes zoals de chauffeurs van de tour 4x4’s ze me uitgelegd hebben tidens een praatje gisterenavond. Het lijkt er sterk op, dat noch het petieterige kaartje op het parkticket, de vage aanduidingen in de reisgidsen of de kaarten van Bolivië geen van allen kloppen, wat geen grote verrassing is gezien ze toch al niet overeen kwamen. Na het bos van stenen wil ik richting Laguna Verde, het Zuidelijkste punt van mijn bezoek in het park, zo kan ik beter inschatten hoe het tijdsgewijs verloopt.
Na enige uren een vrij smalle piste gevolgd te hebben, kruis ik plots een duidelijk bredere piste in betere staat, op het kruispunt zitten 2 parkwachters in hun 4x4 te koekeloeren. Toch even met hun checken hoe het nu zit, en wat blijkt de ene richting gaat de piste naar Laguna Verde, de andere kant richting uitgang park en verder naar Uyuni. Was ik rechtdoor gereden, dan was ik bij de Laguna Colorado aangekomen (waarlangs je ook verder kan via een minder goede piste naar Laguna Verde volgens mijn opzoeking tijdens de planning voor de reis). Gezien de tijd dat de piste me tot nu toe gekost heeft, lijkt het me verstandig om de beter piste te volgen om tenminste nog een kans te maken de Laguna Verde te bezoeken, en dus draai ik de brede piste op. Het weer wordt onheispellend grijs met dikke pakken wolken, terwijl de boven de Altiplano uitpriemende bergen nu allen een recent poederlaagje sneeuw hebben. En het duurt niet lang of ook hier valt een fijne stuifsneeuw. Eerst blijft er wat liggen in beschutte kuiltjes of achter zandhoopjes, maar algauw ligt er een mooie laag tegen de berm naast de piste.
En het wordt nog erger naarmate ik hoger en hoger kom, de hele vlakte is nu bedekt met sneeuw die door een felle wind wordt voortgejaagd. Ik rijd de bergen in en wordt geconfronteerd met sneeuwdiktes van 10 a 15cm diep, eerst sporadisch maar dan 100-den meters van de piste, waardoor je die niet eens meer ziet. Door de stuifsneeuw heen zie ik een groenig meer opduiken, doch dat kan volgens mijn inschatting nog niet Laguna Verde zijn. Daarvoor moet ik nog minstens 500m hoger en een 30-tal kilometer verder. Zou het kunnen dat aan de rand van deze lagune de Termas de Polques te vinden zijn? De thermale bronnen die hier ergens ten velde te vinden moeten zijn? Dan zou er toch ergens een afslag moeten zijn? Maar die vinden in deze omstandigheden? Het weer wordt nu wel heel gortig, venijnig windvlagen jagen hopen sneeuw die mijn wielen opwerpen over de motorkap, af en toe glijdt de auto zijwaarts weg door de combinatie van sneeuw op de baan en de felle rukwinden. Het is nu echt niet prettig meer en ik vrees hier ergens vast te komen zitten als ik niet heel erg oppas. Ik weet ook niet of de touroperators dit deel geannuleerd hebben en voor alternatieven zijn gegaan of niet. Het zou dan wel een keer een zeer lange wachttijd in heel erg, om niet te zeggen gevaarlijke koude omstandigheden kunnen worden. 3x zeg ik tegen mezelf, Johan draai terug, de 4e keer heeft het overlevingsinstinct de overhand en voeg ik de daad bij het woord.
Het wordt nog een klein gevecht met sneeuwdrift en wind, maar allengs ben ik genoeg afgedaald om buiten de sneeuwzone te rijden. De Laguna en Thermas heb ik niet gehaald, maar soms moet je het gezond verstand laten voorgaan op de emoties. En nu het veilig en wel voorbij is, man wat een avontuur, dat zal ook niet iedereen hier al meegemaakt hebben. Later komen er nog 2 zwaar uitgeruste Nissan Patrols me van achterop voorbij, zijn deze er geraakt, of komen ze zelfs van over de grens met Chili van San Pedro de Atacama (notabene in de droogste woestijn ter wereld!)? Geen idee, maar ze zijn in elk geval zeer gehaast, want ze komen me met een rotvaart voorbij (ergens vertraging opgelopen jongen?). Op dan maar naar de Laguna Colorada, en die blijkt verrassend dichtbij het kruispunt te liggen waar ik eerder de Parkrangers aansprak. Juist even het bergje rond en de rode lagune verschijnt in het zicht. Van op mijn iets hoger gelegen uitzichtpunt krijg ik een min of meer goed uitzicht over een deel van het meer, de rest is in de laag hangende bewolking gehuld. En dat wordt er niet beter op naarmate ik de oevers nader. De stuifsneeuw is me blijkbaar nagekomen en brengt het zicht zowat op nul. Ik baal er wel een beetje van want ook het 20km verderop gelegen geiserveld dat sowieso al op zijn actiefste is ’s morgens, heeft in deze omstandigheden weinig zin. Terug naar de “hoofdpiste” dan maar weer en naar de parkgrens.
Ik haalde hoofdpiste maar een keer aan, want eens aan de parkgrens degradeert deze tot één van de slechtste pistes die al reed in Bolivië. Net buiten de parkgrenzen is er een zoutvlakte waar actief zout gewonnen wordt. Blijkbaar wordt dat door het park naar Chili getransporteerd (ik zal even later zelf ervaren waarom). Als de parkwachters vernemen waarvan ik kom, vragen ze bezorgd of ik soms vastgereden vrachtwagens ben tegengekomen, blijkbaar is het nieuws van de barre weersomstandigheden reeds tot hier doorgesijpeld, en zijn ze in bange afwachting van nieuws over de late chauffeurs, maar ik kan hen alleen maar zeggen dat ik bijtijds teruggedraaid ben. Na heel wat zoeken vind ik de pist die me via Mallcu Villar Mar naar Villa Alota moet brengen, al heb ik het eerst nog moeilijk om te geloven dat dit de hoofdroute naar het park zou moeten zijn uit Uyuni. Er moet nog ergens een alternatief zijn, want dit kan echt niet. Heel veel stenen, kuilen, scherpe randen, een bijna uit elkaar rammelende auto, een smalle slecht aangeduide piste die me nog een tijdje zal heugen. Daarom wordt het zout dus naar Chili overgebracht! Eens ik Villa Alota bereik, is het duidelijk dat ik hier aansluit op de belangrijkste toegangsweg naar het Reserva Nacional de Fauna Andina Eduardo Avaroa.
De weg wordt hier een stuk beter, zoveel zelfs dat ik de geplande stop in voor overnachting in Villa Alota achterwege laat en de resterende 146km nog deze dag afmaal. Dat verloopt vlot en pijnloos en een dag voor op de planning, bereik ik Uyuni waar ik op zoek ga naar Hostal Oro Blanco. Een extra nacht boeken blijkt geen probleem, al had ik misschien beter een alternatief gezocht want het is echt een koude, tochtige kamer. Er is wel een restaurant in de hostal, dus daarvoor moet ik er alvast niet meer op uit.
Yohani
Een spannende dag vandaag, vind ik het begin van de piste aan de hand de foto’s die ik genomen heb van de posters in het hotel? Zijn de pistes duidelijk en goed berijdbaar? Ik zal het snel ondervinden. Mijn eerste doel, het vinden van de Quebrada Palala, dat lukt aardig en het landschap wordt net als gisteren opnieuw onmiddellijk indrukwekkend overweldigend. Terwijl ik door de rivierbedding rijd, rijzen de rotspieken langs mij op. Het is bijna onwezenlijk van hier te rijden, wat een mooi begin van de rit. Ook de plaats waar de piste de quebrada verlaat vind ik zonder problemen terug. Nu gaat het stevig de bergen in en de panorama’s worden er alleen maar beter op, de auto’s in de bedding van de rivier lijken nu nietige mieren, de rotswanden nog spectaculairder, andere valleien en bergengten zoals El Sillar komen in zicht met andere kleurenpaletten, andere erosievormen. Na elke bocht valt er weer wat nieuws te beleven. Ondertussen komen ook de 4x4’s van de touroperators in zicht, die me het vertrouwen geven dat ik op de goede weg zit. Gedurende de rest van de rit zal ik haasje over met hen spelen, zij gaan sneller maar hun fotomomenten duren langer, zodat al hun klanten de kans krijgen om hun fotoalbums te vullen. Ook dat is een geruststelling want dan zit ik ook goed qua tijdsindeling.
Had ik gedacht dat ik omhoog zou rijden en dan op de hoogvlakte zou blijven, dan zat ik daar toch wel goed fout, want het blijft bergop en weer bergaf gaan, maar zolang de landschappen zo mooi blijven, maakt dat me niet uit. Ik heb wel al begrepen dat de Laguna Colorado misschien een beetje hoog gegrepen is als overnachtingsplaats en stel dat bij naar Quetena Chico. Boeken kan je de heel erg basic logementen sowieso toch niet, dus daarvoor maakt het niet uit. Als enige zichtbare levende wezens trekken kudde lama’s hier door de bergen. Telkens ik de top van een berg bereik strekken de lagere toppen zich kilometers ver uit als de toppen van golven in zee, het is onvoorstelbaar hoeveel verschillende kleuren bergen kunnen hebben, sommige zijn goud als koren andere mosgroen of muisgrijs, Dan weer springen enkele rotsen er uit als rode of zwarte vlekken. Het ene moment beklim ik via kronkelige pistes de berghelling, dan weer rijd ik over de bergkam met grandioze uitzichten rondom. Dit is echt prachtig! De piste voert me opnieuw door de rivierbedding van een canyon, waar zelfs enkele huisjes staan, ik vermoed van de lama en alpacaherders. Het moet een erg eenzaam leven zijn hier, maar wat voor een uitzicht elke morgen dat je je deur open trekt. Je kan er ook logeren en ze hebben zelfs een publiek toilet (en douche) voor passanten! Hoe nietig voel je je hier als mens als je ziet wat de natuur kan creëren, zonder machines, zonder werktuigen alleen met water en wind en heel veel tijd.
Na de tamme camelito’s duiken nu ook de kuddes vicuna’s op, met hun oranjebruine vacht zie je soms alleen als ze bewegen. Hun vacht is ook veel fijner dan die van de lama’s die soms meer dreadlocks lijken te hebben of de alpaca die meer op knuffelberen lijken. Je vindt hen allen vaak niet ver van elkaar, maar samen grazen zag ik ze nog nooit, het blijven ondanks hun verwantschap natuurlijk gedomesticeerde en wilde dieren. Ook het feit dat er normaal wel ergens een herder een oogje in het zeil houdt, zal daar wel mee debet aan zijn. Het landschap krijgt nu af en toe de allures van een hoogvlakte, met daarbovenuit stekend af en toe een berg. Mijn GPS heeft tot nu toe via de coördinaten vrij goed werk geleverd, al verliest hij van tijd tot tijd wel het noorden of de piste. In dat geval is het hopen dat de piste zich niet splitst of als ze dat wel doet, het duidelijk is welke de hoofdpiste is. Zomaar ergens, heel alleen afgezonderd van de wereld, duikt er plots een klein dorpje uit het niets op, behalve de piste en een zanderige airstrip is er geen andere manier om in contact te komen met de rest van Bolivië. De naam van het dorpje is San Pablo de Lipez. Je mag niet met je ogen knipperen of je hebt het gemist, ongelooflijk dat die mensen hier kunnen overleven! Een ander dorpje met bijna dezelfde naam, San Antonio de Lipez, is een spookdorpje van stenen huizen die tot ruïnes vervallen zijn, waarom het zijn levensvatbaarheid verloren heeft is me niet duidelijk, maar aan de omvang te zien was het een uit de kluiten gewassen dorp, groter dan San Pablo.
De touroperators houden hier een langere pauze als laatste stop voor Queteno Chico of Queteno Grande, de piste loopt dwars door het voormalige dorpje en gaat dan steil de hoogte in. Mijn GPS wil me hier een scherpe bocht naar rechts laten maken, waar er helemaal geen piste is. Nu gebeurt dat wel vaker, en dan ga ik verder op gevoel, zo ook nu maar de piste wordt smaller, steiler en ik zie ook geen andere 4x4’s nakomen. De onzekerheid slaat toe en op een gegeven moment besluit ik terug te draaien en te checken met de tourchauffeurs. Enkele minuten later kom ik hen tegen en krijg ik de bevestiging dat ik wel degelijk goed zat, opnieuw omdraaien dus en verder. Op een gegeven moment duidt de GPS 4898m hoogte aan, de weg draait om een bergtop heen en daar verschijnt de Laguna Blanca in zicht, enige honderden meters lager. Wat een panorama weer! En ook hier hebben enkele mensen hun thuis gevonden. De eerste besneeuwde bergtoppen verschijnen aan de horizon, en de late namiddagzon kleurt alles nog wat intenser. Langs de oevers van het meer gaat het verder. Ik weet dat een eindje verderop er nog de Laguna Celeste te vinden is, maar aan de afslag twijfel ik, ik weet niet hoe ver om dit is en de zon begint nu echt heel erg laag te staan. Hoewel ik reeds afdraaide besluit ik toch om terug te draaien naar de hoofdpiste, liever geen nachtwerk hier.
Een half uurtje voor aankomst in Queteno Chico merk ik bij een fotostop dat ik een platte band heb, het moet juist gebeurt zijn, want ik had er nog niets van gevoeld. Ik haal de krik en wielsleutel tevoorschijn, de korte sleutel is echter geen match voor de stevig vastgezette wielmoeren, gelukkig stopt één van de tourchauffeurs en helpt een handje met een steviger exemplaar. Eens het wiel erop, gaat de chauffeur met zijn klanten verder terwijl ik de wagen weer op zijn wielen laat zakken, ondertussen is de schemering ingevallen en bereik ik de parkgrens waar ik tegen inwisseling van 100 Bolivianos een toegangsticket ontvang. In Queteno Chico is alles donker en ik besluit te stoppen waar er al twee 4x4’s geparkeerd staan, na enig zoeken in het pikdonker vind ik de toegangsdeur en kom terecht in een soort overdekte hal met allemaal zijkamertjes als logeerkamers. Ik vraag of er nog plaats is en wordt met open armen ontvangen. De pick-up gaat net als de andere 4x4’s op een afgesloten parking en even later wordt het avondeten geserveerd, in afwachting van welke er reeds thee en koekjes voorzien werden. De touroperators organiseren nog een vuurwerk voor hun klanten waarvan ik gratis toeschouwer ben, de temperatuur is ondertussen gekelderd, mijn fleece liner komt goed van pas onder de zware lading dekens.
Zondag 10 juni
Eerste werk vandaag na het ontbijt (de koude douche laat ik met plezier aan de anderen) is het overhevelen van enkele bidons benzine in de tank van de auto. Als ik een plastiek waterfles wil opensnijden om als trechter te gebruiken, legt de eigenaar van de hostal me uit hoe te werk te gaan, zet de bidon op het dak van de auto, darm er in, even zuigen aan de darm en de hele bidon wordt overgeheveld in de tank van de auto. Tot zover de theorie, in de praktijk is het even het goede momentum en techniek te pakken krijgen. Bij de eerste bidon gaat alles goed, doch als je aan de tweede begint moet je ervoor zorgen dat de darm goed leeg is, anders krijg je samen met de lucht in één keer een goede gulp benzine binnen. Geloof me uit ervaring, geen goede digestief na het ontbijt. Maar uiteindelijk lukt het en zijn er 2 bidons overgeheveld en is de tank zo goed als vol. Volgende doel: een gomeria vinden waar ze de band kunnen herstellen, want de Reserva de Fauna Andina rondrijden zonder reservewiel is gekkenwerk, de meeste hebben er zelfs 2 bij. Opnieuw brengt de hostal eigenaar de redding en wijst me de bandenhersteller, 2 quadra’s verderop. Alleen herkenbaar door een band met “Gomeria” erop geschilderd. De jongen die volgens mij nog van schoolplichtige leeftijd is, haalt de band van de velg met de allersimpelste gereedschappen, een bandenlifter van aan elkaar gelaste buizen, en 2 bandijzers. Al snel is het lek plus een lekkend ventiel gevonden en hersteld, nog even terug onder de auto en binnen het half uur ben ik klaar om het park te gaan verkennen. Pas bij het afrekenen wordt duidelijk dat de jongen stom is, niet in de betekenis van niet intelligent, maar in de betekenis van niet kunnen praten. Met zijn handigheid is er in elk geval niet mis en het bedrag van 50 Bolivianos is verwaarloosbaar, probeer bij ons maar een keer een band te laten herstellen voor nog geen 5 Euro!
Nu het Reserva Nacional de Fauna Andina Eduardo Avareo zoals het voluit noemt. Vanmorgen besefte ik reeds dat het geen warme dag zou worden, hoe kan het ook anders op deze hoogtes, en ook rondom mij bevestigd zich dat met half bevroren stroompjes en watervalletjes. Ik zit nu duidelijk meer op de Altiplano, al blijven er bergen oprijzen, veel van die bergen hebben duidelijk de contouren van vulkanen, doch zien er niet naar uit dat ze nog recent actief geweest zijn. Ze bieden in elk geval weer imposante panorama’s. eerste doel vandaag, el bosque de piedra, het bos van stenen dus, en dat is juist wat het is, een chaotische wirwar van in allerlei vormen geërodeerde rotsen. Ik heb mijn route een beetje overhoop gehaald aan de hand van de routes zoals de chauffeurs van de tour 4x4’s ze me uitgelegd hebben tidens een praatje gisterenavond. Het lijkt er sterk op, dat noch het petieterige kaartje op het parkticket, de vage aanduidingen in de reisgidsen of de kaarten van Bolivië geen van allen kloppen, wat geen grote verrassing is gezien ze toch al niet overeen kwamen. Na het bos van stenen wil ik richting Laguna Verde, het Zuidelijkste punt van mijn bezoek in het park, zo kan ik beter inschatten hoe het tijdsgewijs verloopt.
Na enige uren een vrij smalle piste gevolgd te hebben, kruis ik plots een duidelijk bredere piste in betere staat, op het kruispunt zitten 2 parkwachters in hun 4x4 te koekeloeren. Toch even met hun checken hoe het nu zit, en wat blijkt de ene richting gaat de piste naar Laguna Verde, de andere kant richting uitgang park en verder naar Uyuni. Was ik rechtdoor gereden, dan was ik bij de Laguna Colorado aangekomen (waarlangs je ook verder kan via een minder goede piste naar Laguna Verde volgens mijn opzoeking tijdens de planning voor de reis). Gezien de tijd dat de piste me tot nu toe gekost heeft, lijkt het me verstandig om de beter piste te volgen om tenminste nog een kans te maken de Laguna Verde te bezoeken, en dus draai ik de brede piste op. Het weer wordt onheispellend grijs met dikke pakken wolken, terwijl de boven de Altiplano uitpriemende bergen nu allen een recent poederlaagje sneeuw hebben. En het duurt niet lang of ook hier valt een fijne stuifsneeuw. Eerst blijft er wat liggen in beschutte kuiltjes of achter zandhoopjes, maar algauw ligt er een mooie laag tegen de berm naast de piste.
En het wordt nog erger naarmate ik hoger en hoger kom, de hele vlakte is nu bedekt met sneeuw die door een felle wind wordt voortgejaagd. Ik rijd de bergen in en wordt geconfronteerd met sneeuwdiktes van 10 a 15cm diep, eerst sporadisch maar dan 100-den meters van de piste, waardoor je die niet eens meer ziet. Door de stuifsneeuw heen zie ik een groenig meer opduiken, doch dat kan volgens mijn inschatting nog niet Laguna Verde zijn. Daarvoor moet ik nog minstens 500m hoger en een 30-tal kilometer verder. Zou het kunnen dat aan de rand van deze lagune de Termas de Polques te vinden zijn? De thermale bronnen die hier ergens ten velde te vinden moeten zijn? Dan zou er toch ergens een afslag moeten zijn? Maar die vinden in deze omstandigheden? Het weer wordt nu wel heel gortig, venijnig windvlagen jagen hopen sneeuw die mijn wielen opwerpen over de motorkap, af en toe glijdt de auto zijwaarts weg door de combinatie van sneeuw op de baan en de felle rukwinden. Het is nu echt niet prettig meer en ik vrees hier ergens vast te komen zitten als ik niet heel erg oppas. Ik weet ook niet of de touroperators dit deel geannuleerd hebben en voor alternatieven zijn gegaan of niet. Het zou dan wel een keer een zeer lange wachttijd in heel erg, om niet te zeggen gevaarlijke koude omstandigheden kunnen worden. 3x zeg ik tegen mezelf, Johan draai terug, de 4e keer heeft het overlevingsinstinct de overhand en voeg ik de daad bij het woord.
Het wordt nog een klein gevecht met sneeuwdrift en wind, maar allengs ben ik genoeg afgedaald om buiten de sneeuwzone te rijden. De Laguna en Thermas heb ik niet gehaald, maar soms moet je het gezond verstand laten voorgaan op de emoties. En nu het veilig en wel voorbij is, man wat een avontuur, dat zal ook niet iedereen hier al meegemaakt hebben. Later komen er nog 2 zwaar uitgeruste Nissan Patrols me van achterop voorbij, zijn deze er geraakt, of komen ze zelfs van over de grens met Chili van San Pedro de Atacama (notabene in de droogste woestijn ter wereld!)? Geen idee, maar ze zijn in elk geval zeer gehaast, want ze komen me met een rotvaart voorbij (ergens vertraging opgelopen jongen?). Op dan maar naar de Laguna Colorada, en die blijkt verrassend dichtbij het kruispunt te liggen waar ik eerder de Parkrangers aansprak. Juist even het bergje rond en de rode lagune verschijnt in het zicht. Van op mijn iets hoger gelegen uitzichtpunt krijg ik een min of meer goed uitzicht over een deel van het meer, de rest is in de laag hangende bewolking gehuld. En dat wordt er niet beter op naarmate ik de oevers nader. De stuifsneeuw is me blijkbaar nagekomen en brengt het zicht zowat op nul. Ik baal er wel een beetje van want ook het 20km verderop gelegen geiserveld dat sowieso al op zijn actiefste is ’s morgens, heeft in deze omstandigheden weinig zin. Terug naar de “hoofdpiste” dan maar weer en naar de parkgrens.
Ik haalde hoofdpiste maar een keer aan, want eens aan de parkgrens degradeert deze tot één van de slechtste pistes die al reed in Bolivië. Net buiten de parkgrenzen is er een zoutvlakte waar actief zout gewonnen wordt. Blijkbaar wordt dat door het park naar Chili getransporteerd (ik zal even later zelf ervaren waarom). Als de parkwachters vernemen waarvan ik kom, vragen ze bezorgd of ik soms vastgereden vrachtwagens ben tegengekomen, blijkbaar is het nieuws van de barre weersomstandigheden reeds tot hier doorgesijpeld, en zijn ze in bange afwachting van nieuws over de late chauffeurs, maar ik kan hen alleen maar zeggen dat ik bijtijds teruggedraaid ben. Na heel wat zoeken vind ik de pist die me via Mallcu Villar Mar naar Villa Alota moet brengen, al heb ik het eerst nog moeilijk om te geloven dat dit de hoofdroute naar het park zou moeten zijn uit Uyuni. Er moet nog ergens een alternatief zijn, want dit kan echt niet. Heel veel stenen, kuilen, scherpe randen, een bijna uit elkaar rammelende auto, een smalle slecht aangeduide piste die me nog een tijdje zal heugen. Daarom wordt het zout dus naar Chili overgebracht! Eens ik Villa Alota bereik, is het duidelijk dat ik hier aansluit op de belangrijkste toegangsweg naar het Reserva Nacional de Fauna Andina Eduardo Avaroa.
De weg wordt hier een stuk beter, zoveel zelfs dat ik de geplande stop in voor overnachting in Villa Alota achterwege laat en de resterende 146km nog deze dag afmaal. Dat verloopt vlot en pijnloos en een dag voor op de planning, bereik ik Uyuni waar ik op zoek ga naar Hostal Oro Blanco. Een extra nacht boeken blijkt geen probleem, al had ik misschien beter een alternatief gezocht want het is echt een koude, tochtige kamer. Er is wel een restaurant in de hostal, dus daarvoor moet ik er alvast niet meer op uit.
Yohani
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
- Yohani
- LROCB-Member
- Berichten: 1097
- Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
- lrocb_lidnr: 64
- Woonplaats: Putte (Mechelen)
- Contacteer:
Re: Hoogtestage in Bolivië
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
- Yohani
- LROCB-Member
- Berichten: 1097
- Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
- lrocb_lidnr: 64
- Woonplaats: Putte (Mechelen)
- Contacteer:
Re: Hoogtestage in Bolivië
Maandag 11 juni
Door de wijziging in planning heb ik nu een extra dag hier in Uyuni, gewoon doorschuiven naar een beter uitkomend moment kan helaas niet omdat ik de meeste hotels vastgelegd heb en de annulatieperiode reeds voorbij is. Dus moet ik even bekijken wat ik vandaag ga doen. En dat kan je vrij letterlijk nemen, want als ik uit het raam van mijn hotelkamer naar de pick-up kijk, merk ik tot mijn verbazing dat ik een lekke band heb rechts achter! Dat legt alvast de eerste actie van vandaag vast, eerst maar ontbijten om krachten op te doen. Uitchecken hoeft niet gezien ik nog een nacht blijf. Na het eten maar eens beginnen met de auto wat verder van de stoeprand te zetten en vervolgens de wielbouten los zetten. Ik krik de wagen op en wil vervolgens het reservewiel van onder de wagen halen. Doch dat lukt van geen kanten, als ik onder de wagen kruip is het probleem onmiddellijk duidelijk: bij het rijden door de sneeuw in het Reserva Nacional de Fauna Andina is die opgehoopt en bevroren in het reservewiel en de temperatuur is niet van die aard dat dit gemakkelijk zal ontdooien. Een voorbijganger stelt de eenvoudige maar effectieve oplossing voor, wiel eraf, taxi en naar een gomeria, zoals de plaatselijke bandencentrale hier noemt. Zo gezegd, zo gedaan, de auto blijft achter op 3 wielen en de krik, en ik wordt samen met de platte band afgeleverd bij de gomeria. Daar staan echter 2 vrachtwagens waarvan elk een wiel moet vervangen moeten. Gelukkig zijn die reeds hersteld en is het alleen nog herplaatsen. Een half uurtje later is dat gebeurt en begint de man aan mijn band. Zijn gereedschap is al een wereld van verschil met dat van de jongen in Quetena Chico, maar evengoed een wereld van verschil met dat van onze wereld. Doch net als de jongen verstaat de man zijn vak en nog een haf uur later heb ik een harde band en krijg ik een lift van een man die een velg kwam ophalen. Voor 40 Bolivianos sta ik terug bij de pick-up met de gerepareerde band. Nu is het een koud kunstje om het wiel opnieuw te plaatsen en het gereedschap terug op te ruimen.
Ik heb ondertussen besloten om de auto een wasbeurt te laten geven, want die ziet er zowel binnen als buiten vreselijk smerig uit. De buitenkant kan me in principe niet zoveel schelen zolang verlichting en nummerplaat een beetje proper zijn, maar de binnenkant is zo stoffig dat je er niet meer met propere kleren kan instappen zonder ze te besmeuren. Even navragen levert me de algemene richting op van waar in het stadje de autowassers te vinden zijn. Na een beetje zoeken vind ik er één die open is het nog professioneel doet, te zien aan de blinkende carrosserieën van de 4x4 touroperators. Het is wel mijn beurt afwachten natuurlijk, maar dan begint men alvast met het uitblazen van het meeste stof en het afspuiten van de matten. De auto wordt op de ramp gereden, maar dan lijkt hun gesmeerd lopende organisatie ineens te stokken. Even later is het probleem duidelijk, de elektriciteit is uitgevallen in de hele wijk en dat betekent geen hogedrukspuiten en stofzuigers meer en dus sluiten ze de boel zolang het niet opgelost is, en men spreekt van minstens 2 uur. Dan maar zo verder, ik ben tenminste een groot deel van het stof binnen kwijt. Ik rijd terug naar het hotel en wandel van daar naar het station om wat foto’s te maken van oude wagons, daar besef ik dat ik nog niet naar de grootste bezienswaardigheid van Uyuni ben geweest: het Cementerio de Trenes. Het ligt een kilometer of 3 buiten het stadje en is niet meer of minder dan een treinenkerkhof. Verspreid over verschillende hectaren staan er oude stoomlocomotieven te verkommeren, ik zou bijna zeggen weg te roesten, doch de niet aflatende wind en bijbehorende zandstormen zorgen dat ze steeds weer gezandstraald worden, dus roest krijgt geen kans. Van vele ontbreken heel wat onderdelen, waarschijnlijk gekannibaliseerd om andere locomotieven rijdend te houden. De meeste kwamen hier terecht na een crisis in het begin van de 20ste eeuw, waardoor de economische conjunctuur zo slecht was dat vele mijnen moesten sluiten. De onbruikbare treinen en wagons hier stokkeren was waarschijnlijk de goedkoopste manier, maar zouden nooit meer aan de slag gaan en leveren deze ongewone bezienswaardigheid op.
Het wordt ook tijd om geld af te halen en dus ga ik op zoek naar ATM’s, doch na meerdere pogingen op meerdere toestellen met verschillende bedragen wordt de transactie steeds geweigerd voor de bedragen. Ik wil een bank binnen gaan om het geld daar dan proberen af te halen, maar wordt in eerste instantie tegengehouden door de security, die me terug naar de ATM wil verwijzen. De maat is nu vol voor mij en ik zeg een keer flink mijn gedacht, binnen de kortste keren wordt ik binnen geleid, naar de verantwoordelijke van het kantoor, die onmiddellijk de transactie begint in orde te maken voor het oorspronkelijk gewenste bedrag. Blijkt dat de automaten maximum 300 Bolivianos kunnen uitgeven, wat misschien veel is voor de gemiddelde Boliviaan, maar voor een reiziger die bijna nergens met de kredietkaart kan betalen (ook niet in hotels, restaurants of benzinestations) is dat een schijntje van nog geen 30 euro!
Met het geld op zak ga ik op zoek naar het archeologisch museum dat zich hier moet bevinden, doch onvindbaar is. Wel vind ik een restaurant dat er wel aangenaam uit ziet om vanavond te gaan eten. Rond een uur of 7 keer ik er terug, kies een tafeltje niet te ver van een loeiende vuurtoorts die het restaurant heerlijk verwarmt en geniet van een lekkere groentesoep en een Arabische shoarma volgens het menu, maar eerder Mexicaanse maïsbroodjes gevuld met groenten, vlees en een mangosausje erbij. Met tegenzin verlaat ik het warme restaurant om terug te keren naar de koude hotelkamer en snel onder de dekens te kruipen.
Dinsdag 12 juni
Vandaag het 2e deel van de reis waarvan ik op voorhand de haalbaarheid niet goed kon inschatten, net als de doorsteek van Tupiza naar het Reserva Nacional de Fauna Andina en zo naar Uyuni. In theorie kan je dat thuis wel allemaal netjes plannen, maar het is pas de situatie ter plaatse die uitsluitsel kan geven en soms moet je dan toch nog gokken. Bij de vorige gok is dat ondank enkele tegenvallers allemaal goed gekomen. Vraag is of dat nu ook goed komt. Thuis wist ik al dat de TomTom niet met offroad overweg kan, en mijn Garmin Nuvi was niet hersteld, en dus rekende ik erop de Salar de Uyuni te moeten oversteken aan de had van sporen of aan te sluiten bij een groep. Toen wist ik nog niet dat ik een Garmin van de autoverhuurder tot mijn beschikking zou hebben. En hiermee heb ik er wel vertrouwen in dat het gaat lukken. De tank van de auto is vol voor alle zekerheid, het ontbijt is binnen en de ergste koude is weggespoeld met een warme douche, klaar voor vertrek dus! Het eerste deel is de 30km asfaltweg naar Colsani, waarschijnlijk het enigste asfalt van de dag en mooi aangeduid. In Colsani draai ik dan een onverharde weg op richting salar. Aan de rand van de zoutvlakte staat het museum van het zout en de salar, het zier er vrij recent uit, doch het is gesloten.
Dan maar de stier bij de hoorns nemen en de zoutvlakte op, tenminste dat is de bedoeling, maar ik wordt al geconfronteerd met een eerste obstakel; een brede waterpoel versperd de richting die de GPS aangeeft en ik heb geen idee hoe diep en vooral ook niet hoe de zoute ondergrond daarop reageert? Vormt dat een soort modder, iets leem- of klei-achtiig? Zak je daar die in weg? De oplossing biedt zichzelf aan in de vorm van een bus die van de andere richting komt. Even in de gaten houden en we weten direct waar we aan toe zijn. De 4x4 bus rijdt er met een goed gangetje door al komt het water toch tot halverwege zijn grote wielen. Moet te doen zijn dus als je maar momentum en een boeggolf houdt om het water zoveel mogelijk uit het motorcompartiment weg te houden, want de ontsteking van benzinemotors en water, die houden niet van elkaar. Doch zover komt het niet want een kolonne van 3 4x4’s van touroperators komt achter mij aan en rijden rechtsom met een grote boog rond de breedste watergeul om enkele 100-den meters verderop terug op de juiste piste terecht te komen. Ik moet er niet lang over na denken om hun voorbeeld te volgen. En nu ligt de weg open naar het Playa Blanca Hotel de Sal, een voormalig hotel gebouwd uit zoutblokken, bij de fervente Dakar fans trouwens welgekend van de beelden van de race in Bolivië. Milieuvergunningen verhinderen dat het momenteel gerund wordt als hotel, tot men een aanvaardbare oplossing implementeert voor het grijs en zwart afvalwater van het hotel.
Er lopen hier wel sporen maar die splitsen zich om de haverklap op en komen soms weer samen, zonder de GPS was dat een zenuwslopende zaak geworden. Ook nu geeft die wel eens aan dat de track die je aan het volgen bent afwijkt van de goede richting, maar dan neem je bij de volgende opsplitsing weer eentje die de goede kant uitgaat. En dan duikt in de verte het Dakarmonument op dat bij het hotel staat, een reuzegrote buste van een Touareg met de kenmerkende omslagdoek die de Dakar gebruikt als symbool. En een vlaggeneiland met de vlaggen van de nationaliteiten van de deelnemers aan de race. Ook vlug binnen even een kijkje nemen in het hotel, en opmerken dat de toiletten die het grootste probleem vormden, wel nog in gebruik zijn. Enkele souvenierverkopers hebben naast het hotel hun koopwaar uitgestald van allerhande veelkleurig textiel over armbandjes, portefeuilles en andere lederwaren tot stenen fluitjes. Van hieruit wil ik naar Isla Incahuasi, een met cactussen begroeide oase in het midden van de zoutzee. Weer brengen de coördinaten redding en stuif ik weg in de goede richting. De sporen zijn wat vager omdat ze meer opsplitsen op deze grotere afstand. Opmerkelijk is wel dat het niet zo is dat je een oneindige witte vlakte voorgeschoteld krijgt, want in elke richting zie je wel bergen aan de horizon. Doch dat is zeer bedrieglijk, want hoewel die bergen dichtbij lijken, zijn ze in feite erg ver weg. Je merkt pas dat het een fatamorgana is als je de bergen tracht te fotograferen of filmen, dan vind je ze amper op e digitale schermpje omdat ze nog zo ver af zijn.
Hetzelfde gebeurt met andere voorwerpen op de Salar, zoals voorbijrijdende auto’s die je wel ziet maar niet hoort of de “eilanden” die maar niet dichterbij willen komen. Omdat er geen vergelijkingsmateriaal is, kan je er grappige dingen mee doen, je zet de auto op de achtergrond en komt zelf meer op de voorgrond staan, waardoor jij reuzegroot bent en het miniatuurautootje met een vinger op het dak kan tegenhouden als je cameraman het een beetje handig aanpakt en goede instructies geeft, je ziet mensen dan ook in de meest potsierlijke houdingen bezig met waarvan alleen zij weten wat de bedoeling of het resultaat moet zijn. Ondertussen is het eiland dan toch wat groter geworden, zweeft het niet meer en begin je details te kunnen onderscheiden zoals de reuzecactussen. Op de bergtop die het eiland Incahuasi eigenlijk is, staat er een restaurant met logies en een museumpje, voorts is er een wandelpad dat naar de top van het eiland loopt. En niet te vergeten, een ticketloket om je toegangsbiljet aan te kopen. Dat doe ik eerst waarna ik in het restaurant een quinoa soep en een thee bestel. Pas daarna verken ik het eiland, wat best vermoeiend is op deze hoogte van rond de 3500m. Eerst gaat het me vooral om de omgeving rond het eiland, de zoutvlakte dus, maar gaandeweg ook om Incahuasi zelf. De cactussoort die hier groeit en uit één cilindervormig lichaam bestaat, groeit maar 1cm per jaar en gezien er hier exemplaren staan van meer dan 3m hoog, kan je uittellen hoe oud deze wel zijn!
Ook tussen de rotsen een natuurlijke boog en enkele grotten, waarin verluid nog artefacten en mummies van de inca’s zijn gevonden. Het was de eerste moderne bewoner, een nogal vreemde kluizenaar, die het ontdekte toen hij op zoek was naar wie en waarom ze de vizcacha’s op het eiland geïmporteerd hadden. Het bleken dus de Incas te zijn en de knaagdieren dienden als een permanente bron van voedsel. Bij het afdalen krijg ik op zijn minst een 5-tal van die beestjes te zien. Ik ben het die de lokale gids er op moet wijzen. Mijn volgende bestemming is ook weer een eiland, namelijk het Isla del Pescado, omdat het op een vis zou lijken. Het is vooral volledig leeg en wordt weinig aangedaan door de touroperators, dus zo goed als geen sporen te ontdekken en even schrikken als de zoutlaag wat zomperiger wordt en de wielen wat verder inzakken. Snel weg daar en richting de overkant, meer bepaald Tahua, deze keer zijn er helemaal geen sporen en dus creëer ik er zelf maar. En waarachtig de GPS lijkt me recht op een depressie tussen twee bergen af te sturen. Nog wat later verschijnen de eerste huisje en uiteindelijk twee markeringen die aangeven waar je best van de zoutvlakte komt. Doch ook hier een waterplas, zei het veel kleiner dan de eerste. En dus waag ik het er maar op en zet aan met een stevige snelheid. Alleen jammer dat ik vergat dat mijn raampje nog openstond en ik dus een gratis pekeldouche krijg!
Gepekeld en wel gaat het dan naar Salinas Garcia Mendoza, via onverharde pistes op zoek naar Albergue Sukarani. Wanneer ik het dorpje binnenrijd vrees ik voor opnieuw een heel erg basic onderkomen voor de nacht, maar als ik de herberg dan bereik sta ik met open mond te kijken. Een modern uitziend hotel met verschillende terrassen op verschillende niveau’s met boven het restaurant. Ik wordt allervriendelijkst ontvangen door eigenaar Enzo, die er op staat mijn bagage naar de kamer te brengen, een elektrisch vuurtje plaatst voor vanavond en als ik vraag of er een autolavanderia in het dorp is, voorteld om hem zelf te wassen en daar vervolgens 2 uur aan besteed! Als avondmaal krijg ik een lekkere Lamasteak met aardappelen en rijst en groentjes, een verse fruitsap en een heerlijk dessert. Ik begeef me naar mijn kamer, om nog wat aan mijn reisverhaal te werken zoals gewoonlijk. Daar krijg ik het elektrisch vuurtje echter niet in gang en besluit na een half uurtje koukleumen terug te keren naar de eetzaal om daar verder te doen. Dat is echter buiten Enzo gerekend die eerst en vooral het elektrische vuurtje opstart en me dan met een fles Singani uitnodigt aan een kampvuur waar het gaat over koetjes en kalfjes, zijn 3 zussen en zijn gezin. Twee uur later is de fles leeg en het vuur bijna uit en hoog tijd om naar mijn kamer te gaan en verder te doen aan het reisverhaal, maar wat een fijne avond.
Woensdag 13 juni
De ontvangst is vanmorgen bij het ontbijt even warm als gisterenavond en in schril contrast met de koude temperaturen in de kamer, ondanks het elektrische vuurtje dat duidelijk niet tegen zijn taak was opgewassen. Gelukkig warmt alles bij de eerste zonneschijn alweer gauw wat op en zorgen pakken dekens in combinatie met de fleece liner toch voor een behaaglijke nachtrust. Ik krijg na het ontbijt nog wat specialiteiten van de streek mee, waaronder een zakje quinoa, en mag bij het afrekenen niet betalen voor het wassen van de auto, of voor de Singani bij het kampvuur, ik geef dan 50 Bolivianos extra bovenop de rekening voor de kinderen, die trouwens klaar staan om naar school te gaan. Nog even de bagage inladen, een hartelijk afscheid en weg ben ik. Dit was nu echt weer zo’n overnachtingplaats waar je meer bent dan gewoon een klant, maar ook verwelkomt wordt als gast. Uit Salinas Garci Mendoza wegraken is nog een puzzel op zich, want de GPS heeft er geen kaas van gegeten, bovendien zijn er heel wat éénrichtingsstraten en zijn sommige ervan dan nog geblokkeerd door een geparkeerde wagen of enkele hopen zand. Ik geraak er tenslotte uit, maar niet zonder een klein stukje in de verkeerde richting te rijden, wat me een opmerking oplevert van een lokale bewoner. Moeten ze maar wat plakjes “Desvio” voorzien om een omleiding op te zetten.
Een aangename verrassing is dat ik na 50m uit het dorp reeds op een geasfalteerde baan terecht kom, totaal onverwacht want de Garmin denkt nog altijd dat ik aan het offroaden ben. Aan mijn rechterkant strekt zich een zandvlakte uit tot aan de Salar de Uyuni, die hier echter anders genoemd wordt, terwijl aan mijn linkerkant de berghellingen oprijzen. Nog geen 10 minuten onderweg en ik ontmoet weeral de eerste fauna Andina in de vorm van een kudde vicuna’s, die nieuwsgierig omkijken wanneer ik stop, de alpaca’s en lama’s volgen al snel. Een nieuweling is de rhea of piyo, een struisvogelachtige die echter meer op een emoe of nandu lijkt. Enzo zei me al dat veel dieren zich op de rand van de zoutvlakte ophouden, en gelijk krijgt hij, maar was toch verwondert toen ik hem zei dat ik gisteren 15km op de zoutvlakte een vicuna zag, alleszins niet normaal was zijn conclusie. Het landschap vlakt nu aan beide kanten wat af, met steeds de silhouetten van bergen aan de horizon. De weg is heel aangenaam om te rijden en dus gaat het goed voorruit. Eén van de weinige beschreven bezienswaardigheden op deze route is een meteorietkrater, en ik krijg er zelfs twee te zien voor dezelfde prijs. De eerste is vanbinnen omgeploegd en ingezaaid, de kraterwand is waarschijnlijk een perfecte buffer tegen de wind, en in de tweede is er een rood-bruin kleurige lagune gevormd, een beetje de Laguna Colorada in mini versie.
De kuddes camelito’s, zoals de lokale bevolking de Zuid-Amerikaanse kameelachtigen noemt, worden groter en groter, maar hebben nu wel steeds herders en herdershonden bij zich. Ze blijven grappig met hun gekleurde wollen strengen in hun oren, als herkenningsteken, welk dier van welke eigenaar is. Af en toe duikt er een berg op die je als je op zeeniveau bent een bergje zou noemen, maar hier op de Altiplano boven de 3000m, zou dat nogal kleinerend zijn. Voor de rest blijft het landschap vrij schraal, met enkel grassen, mosachtigen en af en toe wat houterige struikjes. Een teken dat de bodem hier nog steeds erg verzadigd is door zoute mineralen. In kleine depressies in het landschap merk je dat trouwens goed, want waar er water kan blijven staan komen die zouten boven, en vormen een witte korst. Volgens mijn planning kan ik nu elk moment Lago Poopo tegen komen dat me de volgende 150km zou moeten begeleiden tot in Oruro, maar het enige water dat ik momenteel zie is enkele kleine waterplassen aan de rechterzijde van de weg. Hier zie ik ook voor het eerst één van de drie in deze regio voorkomende flamingosoorten. Niet de grote roze die vrij algemeen voorkomt, maar een kleinere wit met zwarte flamingo, maar met diezelfde kenmerkende kromme bek die ze ondersteboven gebruiken om garnaalachtigen als voedsel uit het water te filteren. Het meer zelf komt ook tevoorschijn, doch niet dicht naast de weg, maar aan de horizon als een wemelende blauwe fata morgana waarin bergen lijken te zweven als losse eilanden.
Dichter bij de weg zie ik verschillende tot ruïnes vervallen dorpjes, met enkel nog de muren van adobe van in de zon gedroogd leem, daken, ramen en deuren zijn verdwenen, in zoverre ze er ooit hebben ingezeten. Zou het te maken kunnen hebben met de waterstand van het meer, dat zich te ver teruggetrokken heeft? En is het meer dan gedoemd om te veranderen in een zoutvlakte zoals de andere Salars? Een ander vreemd bouwsel dat ik al enkele keren opmerkte zijn kleine kerkjes, vreemd omdat ze zo afwijken van de normale bouwstijl van de huizen. In tegenstelling tot de rechthoekige huizen, hebben de kerkjes op het einde van de rechthoek een plompe toren, van dezelfde breedte en even hoog, ze zijn niet groter dan de huisjes, maar wel steeds afgewerkt met een leemlaag. Bij andere staat de toren dan weer los van het geheel en is eerder vierkant. Maar alle torens hebben een bolvormige dome waardoor zeer er eerder Islamitisch dan christelijk uitzien, of op zijn minst Orthodox. De weg draait naar het noorden, of beter gezegd, komt uit op de naar het noorden lopende Panamericana en nu komen de besneeuwde bergtoppen van het Andesgebergte dichtbij met hun fraaie silhouetten. Deze blijven me volgen tot in Oruro waar ik op zoek ga naar de Oruro Inn, de GPS is sinds de Panamericana terug actief en leidt me naar de buurt van een gloednieuw busstation, helaas is dat het enige moderne van de wijk die er voor de rest erg armoedig uitziet, met uitzondering van nog één gebouw dat boven alle andere uittorent, erg modern oogt en met grote spandoeken, sauna’s, warme douches en een minimarket belooft met daarboven in grote letters Oruro Inn. Ik ben op mijn bestemming aangekomen, denk ik zo.
Het is nog maar juist na de middag en ik heb dus nog heel wat tijd om de stad te verkennen, gezien mijn hotel zich buiten het centrum ligt, wil ik me eerst tot daar laten brengen met een taxi, die vind ik geheid aan het busstation. Ik kijk er de Lonely Planet even op na, en het eerste wat me opvalt is de beschrijving als een vuile, ruwe stad, mijn eerste ervaring ondersteund dat alleszins. Het heeft natuurlijk veel te maken met het feit dat het een mijnstad is en de omgeving niet echt bijdraagt tot een frivool uitzicht, maar toch, de vuilnisbelten op de braakliggende gronden rond het hotel spreken boekdelen. Wanneer ik mijn bedoeling aan de hotelreceptie duidelijk maak en vraag of mijn auto dan niet in de weg staat, biedt men onmiddellijk aan om een radiotaxi op te bellen, wat ik graag aanneem. 10 minuutjes later is die er en laat ik me naar de Faro de Conchupata brengen, geen idee wat een vuurtoren zo ver van zee doet, maar van hieruit heb ik een mooi uitzicht over de stad. Aangrenzend is er een parkje en zelfs een openlucht amfitheater en in de verte zie ik het Virgen del Socavon standbeeld, dat bereikbaar is via trappen (maar niet aangewezen wegens gevaarlijk voor berovingen!) of via de kabelbaan die vertrekt op de Plaza del Folklore. Het is naar dat plein dat ik naartoe wil en dus begin ik af te dalen. Via de Mercado Fermin Lopez met zijn kleurrijke stalletjes en alle denkbare verkoopbare artikelen, bereik ik het plein, of eigenlijk spreidt de markt zich tot aan het plein uit via de smalle straatjes.
Het eerste dat me opvalt op het Plaza del Folklore is de gelijknamige trap voorzien van kleurige muurschilderingen met er naast een betonnen glijbaan van verschillende meters breed en zo hoog als een gebouw van drie verdiepingen, waarvan de reisgids meldt dat die buiten gebruik is, maar de lokale kinderen een andere mening zijn toegedaan en met veel gegil en gejoel naar beneden glijden. Ook op het plein het Santuario de la Virgen del Socavon, een kerk met aangrenzend het Museo Sacro, Folklorico, Arqueologico y Minero. In het eerste museum zijn het vooral de maskers voor het Carnaval die opvallen, naast de vele pijlpunten en andere stenen werktuigen en potten. De religieuze zaken spreken me niet zo aan. Het mijnmuseum begint eigenaardig genoeg achteraan in de kerk, waar een authentieke mijntunnel in de diepte verdwijnt. Ik volg de schacht naar beneden langs zwavelrijke wanden, in vitrine kasten liggen de schaarse bezittingen en werktuigen van de mijnwerkers. Achteraan ietwat in het donker is er een altaar voor El Tio, de heilige van de berg die alles in de hand heeft en waarvoor dus danig geofferd wordt zoals cocabladeren, sigaretten, drank, enz. De klim uit de mijn doet me een paar keer naar adem snakken. Ik wandel naar het vertrekstation van de gondola’s waar op beide zijde grote bronzen belden zijn aangebracht, en twijfel of ik ermee naar boven ga.
De natuur beslist voor mij, want het onweer dat al een hele tijd dreigde, barst uiteindelijk los met hagel, bliksem en donder. Het is drummen voor de droge plaatsen om te schuilen. Wanneer het wat mindert wandel ik naar de Plaza 10 de Febrero waar de hemelsluizen weer opengaan. Ik tracht van de korte droge momenten gebruik te maken om wat foto’s te maken, maar de invallende schemering begint me parten te spelen. Dan maar een restaurant opzoeken, mijn keuze valt op Bravo’s Grill dat wat verder af gelegen ligt, maar naar verluid lekker eten biedt. Ik kies er voor een drieluik van kip, varken en scampi’s en wordt niet teleurgesteld. Na het afrekenen bellen ze op mijn vraag een Taxi en rond 8u ben ik terug in het hotel, waar men zo attent is geweest om een radiator te plaatsen en op te zetten. Geen fleece slaapzak nodig vannacht!
Donderdag 14 juni
Heerlijk douche vanmorgen, wat het hotel ontbreekt aan ligging, maakt het ruimschoots goed aan comfort! Ook over het ontbijt geen klagen trouwens. Vandaag trek ik de bergen in richting Cochabamba, en ondanks dat zal ik nog een keertje op lagere hoogtes slapen want de stad ligt in een dal rond de 2500m en dat is ondertussen al een tijdje geleden. Voor onderweg zijn er niet echt bezienswaardigheden gepland, gewoon genieten van het landschap en toch wel wat opletten, want het is een drukke verbindingsweg tussen La Paz en Santa Cruz en dus rijd er veel vrachtwagenverkeer. Bovendien stijgen we eerst weer naar 4000m alvorens terug onder de 3000m te gaan, maar met beiden hebben de zware vrachtwagens heel wat last, zowel omhoog als omlaag gaat het tegen 10km/u, helling op om dat ze niet sneller kunnen, helling af omdat anders de remmen het niet houden. Diegene die wel sneller kunnen halen dan soms halsbrekende toeren uit en ik moet een paar keer serieus uitwijken voor voorbijstekende vrachtwagens en bussen die afdalen, twee keer zelf moet ik het stuur omgooien en in de berm rijden om ze te ontwijken! Dit gezegd zijnde, is het toch zo dat het hier veel rustiger rijden is dan het in Peru het geval was, waar het na een tijdje in de steden echt op de zenuwen begon te werken. Geclaxonneerd en onterecht voorrang nemen is er hier ook wel bij, maar veel minder agressief. Nog een punt dat de rit bemoeilijkt is dat op bijna de ganse route aan de weg gewerkt wordt, dit wordt blijkbaar een 2 x 2 rijstroken route.
Maar uiteindelijk ben ik rond 14u in Cochabamba en ga op zoek naar het Briston Hotel. Wat betreft huisnummers is de Garmin hier niet zo correct en dus moet ik eens in de straat goed op de huisnummers letten en meestal en stuk verder of terug dan de GPS aangaf, maar ik ben al lang blij als die me in de straat brengt! En ook ditmaal is het hotel een juweeltje (ok, er is opnieuw geen restaurant, maar dat ben ik ondertussen gewoon), zo goed als nieuw en modern uitgerust, met een kamer zoals je die in een Europees hotel gewoon bent. De auto gaat naar een (opnieuw nauwe) garage een blok verder en vervolgens check ik de Lonely Planet even om te bepalen waar de bezienswaardigheden zich bevinden. Zoals meestal liggen er wel enkele in de buurt van het hoofdplein van de stad, zo ook hier. Gelukkig is het hier in de buurt van het hotel een stuk netter dan gisteren en ondanks dat het niet de rijkste buurt van de stad is, er zijn hier verbazend veel winkels met auto onderdelen, en auto’s worden op straat hersteld, voelt het toch niet aan als een onveilige buurt. Ik durf het dus best aan om de 4 quadra’s naar het centrum te wandelen in plaats van een taxi te nemen. Tot mijn verbazing is Cochabamba geen op toeristen ingestelde stad volgens de reisgids, en is het aantal bezienswaardigheden beperkt. Eén van de eerste is de Iglesia de Santa Domingo, met een stenen portaal in rococo stijl. Vervolgens gaat het verder naar het Plaza 14de Septiembre met de kathedraal en heel wat gebouwen voorzien van met bogen versierde passages. Het bruisende plein is als vanouds weer een sociale ontmoetingsplek met naast de koppeltjes, oudere mensen die op bankjes zitten, de schoenenpoetsers, straatventers en zo voort, deze keer ook een groep protesteerders die leuzen scanderen. Waarover het gaat weet ik niet, maar behalve wat spandoeken en het roepen, gebeurt er niet veel.
Zoals ik reeds vermeldde, is Cochabamba geen toeristenstad, dat wil zeggen, voor buitenlandse toeristen, want in eigen land is de stad bekent voor het shoppen en voor zijn gastronomie. Het is één van de grootste marktsteden van Bolivië en dus ga ik op weg naar La Cancha waar het alle dagen markt is. Al in de quadra’s eromheen bulkt het van de winkeltjes en straatverkopers, maar inderdaad niet zozeer de souvenierstalletjes als wel voeding, kleding, electronica (GSM winkels) en alles wat je dag in dag uit mag nodig hebben. Wat wel opvalt is dat er winkels zijn die slechts één ding verkopen zoals bijvoorbeeld eieren, er staan dan duizenden kartonnen met eieren gestapeld in de winkelruimte. Ik zie slagers zonder koeltogen, handelaars in granen, quinoa en rijst waar de producten in grote jutte zakken staan waar ze uitgeschept worden. Ook eigenaardig: de winkels met gelijkaardige producten liggen dikwijls allemaal bij elkaar, kledingwinkels, schoenenwinkels, elektronicashops, … maar ook beddenwinkels bijvoorbeeld, of de auto-onderdelenshops in de buurt van mijn hotel. Beter je concurrent naast de deur dan 3 straten verder zeker? Na lekker wat ronddwalen op de markt zelf en een empanada picante als snack, slaag ik erin van de verkeerde route te nemen en zo verder van het centrum af te dwalen in plaats van er terug naartoe te gaan. Gelukkig heb ik dat gauw in de gaten en zet het recht. Via de Iglesia & Convento de San francisco wandel ik voorbij de Plaza 14de Septiembre naar de Templo Santa Clara en zo naar Plaza Colon. Op dit plein zijn het de parkieten die met hun schril gekrijs met de aandacht gaan lopen. Ze zitten jammer genoeg zo hoog in de palmbomen dat je alleen hun donkere silhouet ziet wegschieten van één kruin naar een andere. Ik neem enkele foto’s van het plein en de koloniale gebouwen er rond en zoek me dan een restaurant uit, terwijl de schemering invalt.
Mijn keuze valt deze keer op een chinees restaurant, waar de kip in deegballetjes in zuurzoete saus goed bevalt. In het donker zoek ik me vervolgens een weg door de drukke straten richting hotel. Echt donker is het in de vele winkelstraten nog niet door het licht van de vele winkels en restaurants die allen nog open zijn, het is tenslotte nog maar even na 19u. Pas de laatste quadra’s naar het hotel is het merkelijk stiller en donkerder in de straatjes, doch niet dreigend. Op de hotelkamer slaag ik er in bij het selecteren voor het kopiëren van het reisverhaal de laatste week te deleten en door het automatisch opslaan ben ik die ook definitief kwijt! Met heel wat gevloek probeer ik tot middernacht om dat te recupereren zonder succes natuurlijk, dat is ettelijke uren werk in de vuilbak gekieperd en opnieuw te maken in de hoop dat ik me alles nog herinner. Echt balen, want je krijgt dat nooit meer zoals het de eerste keer was. Maar dat is voor de volgende dagen.
Yohani
Door de wijziging in planning heb ik nu een extra dag hier in Uyuni, gewoon doorschuiven naar een beter uitkomend moment kan helaas niet omdat ik de meeste hotels vastgelegd heb en de annulatieperiode reeds voorbij is. Dus moet ik even bekijken wat ik vandaag ga doen. En dat kan je vrij letterlijk nemen, want als ik uit het raam van mijn hotelkamer naar de pick-up kijk, merk ik tot mijn verbazing dat ik een lekke band heb rechts achter! Dat legt alvast de eerste actie van vandaag vast, eerst maar ontbijten om krachten op te doen. Uitchecken hoeft niet gezien ik nog een nacht blijf. Na het eten maar eens beginnen met de auto wat verder van de stoeprand te zetten en vervolgens de wielbouten los zetten. Ik krik de wagen op en wil vervolgens het reservewiel van onder de wagen halen. Doch dat lukt van geen kanten, als ik onder de wagen kruip is het probleem onmiddellijk duidelijk: bij het rijden door de sneeuw in het Reserva Nacional de Fauna Andina is die opgehoopt en bevroren in het reservewiel en de temperatuur is niet van die aard dat dit gemakkelijk zal ontdooien. Een voorbijganger stelt de eenvoudige maar effectieve oplossing voor, wiel eraf, taxi en naar een gomeria, zoals de plaatselijke bandencentrale hier noemt. Zo gezegd, zo gedaan, de auto blijft achter op 3 wielen en de krik, en ik wordt samen met de platte band afgeleverd bij de gomeria. Daar staan echter 2 vrachtwagens waarvan elk een wiel moet vervangen moeten. Gelukkig zijn die reeds hersteld en is het alleen nog herplaatsen. Een half uurtje later is dat gebeurt en begint de man aan mijn band. Zijn gereedschap is al een wereld van verschil met dat van de jongen in Quetena Chico, maar evengoed een wereld van verschil met dat van onze wereld. Doch net als de jongen verstaat de man zijn vak en nog een haf uur later heb ik een harde band en krijg ik een lift van een man die een velg kwam ophalen. Voor 40 Bolivianos sta ik terug bij de pick-up met de gerepareerde band. Nu is het een koud kunstje om het wiel opnieuw te plaatsen en het gereedschap terug op te ruimen.
Ik heb ondertussen besloten om de auto een wasbeurt te laten geven, want die ziet er zowel binnen als buiten vreselijk smerig uit. De buitenkant kan me in principe niet zoveel schelen zolang verlichting en nummerplaat een beetje proper zijn, maar de binnenkant is zo stoffig dat je er niet meer met propere kleren kan instappen zonder ze te besmeuren. Even navragen levert me de algemene richting op van waar in het stadje de autowassers te vinden zijn. Na een beetje zoeken vind ik er één die open is het nog professioneel doet, te zien aan de blinkende carrosserieën van de 4x4 touroperators. Het is wel mijn beurt afwachten natuurlijk, maar dan begint men alvast met het uitblazen van het meeste stof en het afspuiten van de matten. De auto wordt op de ramp gereden, maar dan lijkt hun gesmeerd lopende organisatie ineens te stokken. Even later is het probleem duidelijk, de elektriciteit is uitgevallen in de hele wijk en dat betekent geen hogedrukspuiten en stofzuigers meer en dus sluiten ze de boel zolang het niet opgelost is, en men spreekt van minstens 2 uur. Dan maar zo verder, ik ben tenminste een groot deel van het stof binnen kwijt. Ik rijd terug naar het hotel en wandel van daar naar het station om wat foto’s te maken van oude wagons, daar besef ik dat ik nog niet naar de grootste bezienswaardigheid van Uyuni ben geweest: het Cementerio de Trenes. Het ligt een kilometer of 3 buiten het stadje en is niet meer of minder dan een treinenkerkhof. Verspreid over verschillende hectaren staan er oude stoomlocomotieven te verkommeren, ik zou bijna zeggen weg te roesten, doch de niet aflatende wind en bijbehorende zandstormen zorgen dat ze steeds weer gezandstraald worden, dus roest krijgt geen kans. Van vele ontbreken heel wat onderdelen, waarschijnlijk gekannibaliseerd om andere locomotieven rijdend te houden. De meeste kwamen hier terecht na een crisis in het begin van de 20ste eeuw, waardoor de economische conjunctuur zo slecht was dat vele mijnen moesten sluiten. De onbruikbare treinen en wagons hier stokkeren was waarschijnlijk de goedkoopste manier, maar zouden nooit meer aan de slag gaan en leveren deze ongewone bezienswaardigheid op.
Het wordt ook tijd om geld af te halen en dus ga ik op zoek naar ATM’s, doch na meerdere pogingen op meerdere toestellen met verschillende bedragen wordt de transactie steeds geweigerd voor de bedragen. Ik wil een bank binnen gaan om het geld daar dan proberen af te halen, maar wordt in eerste instantie tegengehouden door de security, die me terug naar de ATM wil verwijzen. De maat is nu vol voor mij en ik zeg een keer flink mijn gedacht, binnen de kortste keren wordt ik binnen geleid, naar de verantwoordelijke van het kantoor, die onmiddellijk de transactie begint in orde te maken voor het oorspronkelijk gewenste bedrag. Blijkt dat de automaten maximum 300 Bolivianos kunnen uitgeven, wat misschien veel is voor de gemiddelde Boliviaan, maar voor een reiziger die bijna nergens met de kredietkaart kan betalen (ook niet in hotels, restaurants of benzinestations) is dat een schijntje van nog geen 30 euro!
Met het geld op zak ga ik op zoek naar het archeologisch museum dat zich hier moet bevinden, doch onvindbaar is. Wel vind ik een restaurant dat er wel aangenaam uit ziet om vanavond te gaan eten. Rond een uur of 7 keer ik er terug, kies een tafeltje niet te ver van een loeiende vuurtoorts die het restaurant heerlijk verwarmt en geniet van een lekkere groentesoep en een Arabische shoarma volgens het menu, maar eerder Mexicaanse maïsbroodjes gevuld met groenten, vlees en een mangosausje erbij. Met tegenzin verlaat ik het warme restaurant om terug te keren naar de koude hotelkamer en snel onder de dekens te kruipen.
Dinsdag 12 juni
Vandaag het 2e deel van de reis waarvan ik op voorhand de haalbaarheid niet goed kon inschatten, net als de doorsteek van Tupiza naar het Reserva Nacional de Fauna Andina en zo naar Uyuni. In theorie kan je dat thuis wel allemaal netjes plannen, maar het is pas de situatie ter plaatse die uitsluitsel kan geven en soms moet je dan toch nog gokken. Bij de vorige gok is dat ondank enkele tegenvallers allemaal goed gekomen. Vraag is of dat nu ook goed komt. Thuis wist ik al dat de TomTom niet met offroad overweg kan, en mijn Garmin Nuvi was niet hersteld, en dus rekende ik erop de Salar de Uyuni te moeten oversteken aan de had van sporen of aan te sluiten bij een groep. Toen wist ik nog niet dat ik een Garmin van de autoverhuurder tot mijn beschikking zou hebben. En hiermee heb ik er wel vertrouwen in dat het gaat lukken. De tank van de auto is vol voor alle zekerheid, het ontbijt is binnen en de ergste koude is weggespoeld met een warme douche, klaar voor vertrek dus! Het eerste deel is de 30km asfaltweg naar Colsani, waarschijnlijk het enigste asfalt van de dag en mooi aangeduid. In Colsani draai ik dan een onverharde weg op richting salar. Aan de rand van de zoutvlakte staat het museum van het zout en de salar, het zier er vrij recent uit, doch het is gesloten.
Dan maar de stier bij de hoorns nemen en de zoutvlakte op, tenminste dat is de bedoeling, maar ik wordt al geconfronteerd met een eerste obstakel; een brede waterpoel versperd de richting die de GPS aangeeft en ik heb geen idee hoe diep en vooral ook niet hoe de zoute ondergrond daarop reageert? Vormt dat een soort modder, iets leem- of klei-achtiig? Zak je daar die in weg? De oplossing biedt zichzelf aan in de vorm van een bus die van de andere richting komt. Even in de gaten houden en we weten direct waar we aan toe zijn. De 4x4 bus rijdt er met een goed gangetje door al komt het water toch tot halverwege zijn grote wielen. Moet te doen zijn dus als je maar momentum en een boeggolf houdt om het water zoveel mogelijk uit het motorcompartiment weg te houden, want de ontsteking van benzinemotors en water, die houden niet van elkaar. Doch zover komt het niet want een kolonne van 3 4x4’s van touroperators komt achter mij aan en rijden rechtsom met een grote boog rond de breedste watergeul om enkele 100-den meters verderop terug op de juiste piste terecht te komen. Ik moet er niet lang over na denken om hun voorbeeld te volgen. En nu ligt de weg open naar het Playa Blanca Hotel de Sal, een voormalig hotel gebouwd uit zoutblokken, bij de fervente Dakar fans trouwens welgekend van de beelden van de race in Bolivië. Milieuvergunningen verhinderen dat het momenteel gerund wordt als hotel, tot men een aanvaardbare oplossing implementeert voor het grijs en zwart afvalwater van het hotel.
Er lopen hier wel sporen maar die splitsen zich om de haverklap op en komen soms weer samen, zonder de GPS was dat een zenuwslopende zaak geworden. Ook nu geeft die wel eens aan dat de track die je aan het volgen bent afwijkt van de goede richting, maar dan neem je bij de volgende opsplitsing weer eentje die de goede kant uitgaat. En dan duikt in de verte het Dakarmonument op dat bij het hotel staat, een reuzegrote buste van een Touareg met de kenmerkende omslagdoek die de Dakar gebruikt als symbool. En een vlaggeneiland met de vlaggen van de nationaliteiten van de deelnemers aan de race. Ook vlug binnen even een kijkje nemen in het hotel, en opmerken dat de toiletten die het grootste probleem vormden, wel nog in gebruik zijn. Enkele souvenierverkopers hebben naast het hotel hun koopwaar uitgestald van allerhande veelkleurig textiel over armbandjes, portefeuilles en andere lederwaren tot stenen fluitjes. Van hieruit wil ik naar Isla Incahuasi, een met cactussen begroeide oase in het midden van de zoutzee. Weer brengen de coördinaten redding en stuif ik weg in de goede richting. De sporen zijn wat vager omdat ze meer opsplitsen op deze grotere afstand. Opmerkelijk is wel dat het niet zo is dat je een oneindige witte vlakte voorgeschoteld krijgt, want in elke richting zie je wel bergen aan de horizon. Doch dat is zeer bedrieglijk, want hoewel die bergen dichtbij lijken, zijn ze in feite erg ver weg. Je merkt pas dat het een fatamorgana is als je de bergen tracht te fotograferen of filmen, dan vind je ze amper op e digitale schermpje omdat ze nog zo ver af zijn.
Hetzelfde gebeurt met andere voorwerpen op de Salar, zoals voorbijrijdende auto’s die je wel ziet maar niet hoort of de “eilanden” die maar niet dichterbij willen komen. Omdat er geen vergelijkingsmateriaal is, kan je er grappige dingen mee doen, je zet de auto op de achtergrond en komt zelf meer op de voorgrond staan, waardoor jij reuzegroot bent en het miniatuurautootje met een vinger op het dak kan tegenhouden als je cameraman het een beetje handig aanpakt en goede instructies geeft, je ziet mensen dan ook in de meest potsierlijke houdingen bezig met waarvan alleen zij weten wat de bedoeling of het resultaat moet zijn. Ondertussen is het eiland dan toch wat groter geworden, zweeft het niet meer en begin je details te kunnen onderscheiden zoals de reuzecactussen. Op de bergtop die het eiland Incahuasi eigenlijk is, staat er een restaurant met logies en een museumpje, voorts is er een wandelpad dat naar de top van het eiland loopt. En niet te vergeten, een ticketloket om je toegangsbiljet aan te kopen. Dat doe ik eerst waarna ik in het restaurant een quinoa soep en een thee bestel. Pas daarna verken ik het eiland, wat best vermoeiend is op deze hoogte van rond de 3500m. Eerst gaat het me vooral om de omgeving rond het eiland, de zoutvlakte dus, maar gaandeweg ook om Incahuasi zelf. De cactussoort die hier groeit en uit één cilindervormig lichaam bestaat, groeit maar 1cm per jaar en gezien er hier exemplaren staan van meer dan 3m hoog, kan je uittellen hoe oud deze wel zijn!
Ook tussen de rotsen een natuurlijke boog en enkele grotten, waarin verluid nog artefacten en mummies van de inca’s zijn gevonden. Het was de eerste moderne bewoner, een nogal vreemde kluizenaar, die het ontdekte toen hij op zoek was naar wie en waarom ze de vizcacha’s op het eiland geïmporteerd hadden. Het bleken dus de Incas te zijn en de knaagdieren dienden als een permanente bron van voedsel. Bij het afdalen krijg ik op zijn minst een 5-tal van die beestjes te zien. Ik ben het die de lokale gids er op moet wijzen. Mijn volgende bestemming is ook weer een eiland, namelijk het Isla del Pescado, omdat het op een vis zou lijken. Het is vooral volledig leeg en wordt weinig aangedaan door de touroperators, dus zo goed als geen sporen te ontdekken en even schrikken als de zoutlaag wat zomperiger wordt en de wielen wat verder inzakken. Snel weg daar en richting de overkant, meer bepaald Tahua, deze keer zijn er helemaal geen sporen en dus creëer ik er zelf maar. En waarachtig de GPS lijkt me recht op een depressie tussen twee bergen af te sturen. Nog wat later verschijnen de eerste huisje en uiteindelijk twee markeringen die aangeven waar je best van de zoutvlakte komt. Doch ook hier een waterplas, zei het veel kleiner dan de eerste. En dus waag ik het er maar op en zet aan met een stevige snelheid. Alleen jammer dat ik vergat dat mijn raampje nog openstond en ik dus een gratis pekeldouche krijg!
Gepekeld en wel gaat het dan naar Salinas Garcia Mendoza, via onverharde pistes op zoek naar Albergue Sukarani. Wanneer ik het dorpje binnenrijd vrees ik voor opnieuw een heel erg basic onderkomen voor de nacht, maar als ik de herberg dan bereik sta ik met open mond te kijken. Een modern uitziend hotel met verschillende terrassen op verschillende niveau’s met boven het restaurant. Ik wordt allervriendelijkst ontvangen door eigenaar Enzo, die er op staat mijn bagage naar de kamer te brengen, een elektrisch vuurtje plaatst voor vanavond en als ik vraag of er een autolavanderia in het dorp is, voorteld om hem zelf te wassen en daar vervolgens 2 uur aan besteed! Als avondmaal krijg ik een lekkere Lamasteak met aardappelen en rijst en groentjes, een verse fruitsap en een heerlijk dessert. Ik begeef me naar mijn kamer, om nog wat aan mijn reisverhaal te werken zoals gewoonlijk. Daar krijg ik het elektrisch vuurtje echter niet in gang en besluit na een half uurtje koukleumen terug te keren naar de eetzaal om daar verder te doen. Dat is echter buiten Enzo gerekend die eerst en vooral het elektrische vuurtje opstart en me dan met een fles Singani uitnodigt aan een kampvuur waar het gaat over koetjes en kalfjes, zijn 3 zussen en zijn gezin. Twee uur later is de fles leeg en het vuur bijna uit en hoog tijd om naar mijn kamer te gaan en verder te doen aan het reisverhaal, maar wat een fijne avond.
Woensdag 13 juni
De ontvangst is vanmorgen bij het ontbijt even warm als gisterenavond en in schril contrast met de koude temperaturen in de kamer, ondanks het elektrische vuurtje dat duidelijk niet tegen zijn taak was opgewassen. Gelukkig warmt alles bij de eerste zonneschijn alweer gauw wat op en zorgen pakken dekens in combinatie met de fleece liner toch voor een behaaglijke nachtrust. Ik krijg na het ontbijt nog wat specialiteiten van de streek mee, waaronder een zakje quinoa, en mag bij het afrekenen niet betalen voor het wassen van de auto, of voor de Singani bij het kampvuur, ik geef dan 50 Bolivianos extra bovenop de rekening voor de kinderen, die trouwens klaar staan om naar school te gaan. Nog even de bagage inladen, een hartelijk afscheid en weg ben ik. Dit was nu echt weer zo’n overnachtingplaats waar je meer bent dan gewoon een klant, maar ook verwelkomt wordt als gast. Uit Salinas Garci Mendoza wegraken is nog een puzzel op zich, want de GPS heeft er geen kaas van gegeten, bovendien zijn er heel wat éénrichtingsstraten en zijn sommige ervan dan nog geblokkeerd door een geparkeerde wagen of enkele hopen zand. Ik geraak er tenslotte uit, maar niet zonder een klein stukje in de verkeerde richting te rijden, wat me een opmerking oplevert van een lokale bewoner. Moeten ze maar wat plakjes “Desvio” voorzien om een omleiding op te zetten.
Een aangename verrassing is dat ik na 50m uit het dorp reeds op een geasfalteerde baan terecht kom, totaal onverwacht want de Garmin denkt nog altijd dat ik aan het offroaden ben. Aan mijn rechterkant strekt zich een zandvlakte uit tot aan de Salar de Uyuni, die hier echter anders genoemd wordt, terwijl aan mijn linkerkant de berghellingen oprijzen. Nog geen 10 minuten onderweg en ik ontmoet weeral de eerste fauna Andina in de vorm van een kudde vicuna’s, die nieuwsgierig omkijken wanneer ik stop, de alpaca’s en lama’s volgen al snel. Een nieuweling is de rhea of piyo, een struisvogelachtige die echter meer op een emoe of nandu lijkt. Enzo zei me al dat veel dieren zich op de rand van de zoutvlakte ophouden, en gelijk krijgt hij, maar was toch verwondert toen ik hem zei dat ik gisteren 15km op de zoutvlakte een vicuna zag, alleszins niet normaal was zijn conclusie. Het landschap vlakt nu aan beide kanten wat af, met steeds de silhouetten van bergen aan de horizon. De weg is heel aangenaam om te rijden en dus gaat het goed voorruit. Eén van de weinige beschreven bezienswaardigheden op deze route is een meteorietkrater, en ik krijg er zelfs twee te zien voor dezelfde prijs. De eerste is vanbinnen omgeploegd en ingezaaid, de kraterwand is waarschijnlijk een perfecte buffer tegen de wind, en in de tweede is er een rood-bruin kleurige lagune gevormd, een beetje de Laguna Colorada in mini versie.
De kuddes camelito’s, zoals de lokale bevolking de Zuid-Amerikaanse kameelachtigen noemt, worden groter en groter, maar hebben nu wel steeds herders en herdershonden bij zich. Ze blijven grappig met hun gekleurde wollen strengen in hun oren, als herkenningsteken, welk dier van welke eigenaar is. Af en toe duikt er een berg op die je als je op zeeniveau bent een bergje zou noemen, maar hier op de Altiplano boven de 3000m, zou dat nogal kleinerend zijn. Voor de rest blijft het landschap vrij schraal, met enkel grassen, mosachtigen en af en toe wat houterige struikjes. Een teken dat de bodem hier nog steeds erg verzadigd is door zoute mineralen. In kleine depressies in het landschap merk je dat trouwens goed, want waar er water kan blijven staan komen die zouten boven, en vormen een witte korst. Volgens mijn planning kan ik nu elk moment Lago Poopo tegen komen dat me de volgende 150km zou moeten begeleiden tot in Oruro, maar het enige water dat ik momenteel zie is enkele kleine waterplassen aan de rechterzijde van de weg. Hier zie ik ook voor het eerst één van de drie in deze regio voorkomende flamingosoorten. Niet de grote roze die vrij algemeen voorkomt, maar een kleinere wit met zwarte flamingo, maar met diezelfde kenmerkende kromme bek die ze ondersteboven gebruiken om garnaalachtigen als voedsel uit het water te filteren. Het meer zelf komt ook tevoorschijn, doch niet dicht naast de weg, maar aan de horizon als een wemelende blauwe fata morgana waarin bergen lijken te zweven als losse eilanden.
Dichter bij de weg zie ik verschillende tot ruïnes vervallen dorpjes, met enkel nog de muren van adobe van in de zon gedroogd leem, daken, ramen en deuren zijn verdwenen, in zoverre ze er ooit hebben ingezeten. Zou het te maken kunnen hebben met de waterstand van het meer, dat zich te ver teruggetrokken heeft? En is het meer dan gedoemd om te veranderen in een zoutvlakte zoals de andere Salars? Een ander vreemd bouwsel dat ik al enkele keren opmerkte zijn kleine kerkjes, vreemd omdat ze zo afwijken van de normale bouwstijl van de huizen. In tegenstelling tot de rechthoekige huizen, hebben de kerkjes op het einde van de rechthoek een plompe toren, van dezelfde breedte en even hoog, ze zijn niet groter dan de huisjes, maar wel steeds afgewerkt met een leemlaag. Bij andere staat de toren dan weer los van het geheel en is eerder vierkant. Maar alle torens hebben een bolvormige dome waardoor zeer er eerder Islamitisch dan christelijk uitzien, of op zijn minst Orthodox. De weg draait naar het noorden, of beter gezegd, komt uit op de naar het noorden lopende Panamericana en nu komen de besneeuwde bergtoppen van het Andesgebergte dichtbij met hun fraaie silhouetten. Deze blijven me volgen tot in Oruro waar ik op zoek ga naar de Oruro Inn, de GPS is sinds de Panamericana terug actief en leidt me naar de buurt van een gloednieuw busstation, helaas is dat het enige moderne van de wijk die er voor de rest erg armoedig uitziet, met uitzondering van nog één gebouw dat boven alle andere uittorent, erg modern oogt en met grote spandoeken, sauna’s, warme douches en een minimarket belooft met daarboven in grote letters Oruro Inn. Ik ben op mijn bestemming aangekomen, denk ik zo.
Het is nog maar juist na de middag en ik heb dus nog heel wat tijd om de stad te verkennen, gezien mijn hotel zich buiten het centrum ligt, wil ik me eerst tot daar laten brengen met een taxi, die vind ik geheid aan het busstation. Ik kijk er de Lonely Planet even op na, en het eerste wat me opvalt is de beschrijving als een vuile, ruwe stad, mijn eerste ervaring ondersteund dat alleszins. Het heeft natuurlijk veel te maken met het feit dat het een mijnstad is en de omgeving niet echt bijdraagt tot een frivool uitzicht, maar toch, de vuilnisbelten op de braakliggende gronden rond het hotel spreken boekdelen. Wanneer ik mijn bedoeling aan de hotelreceptie duidelijk maak en vraag of mijn auto dan niet in de weg staat, biedt men onmiddellijk aan om een radiotaxi op te bellen, wat ik graag aanneem. 10 minuutjes later is die er en laat ik me naar de Faro de Conchupata brengen, geen idee wat een vuurtoren zo ver van zee doet, maar van hieruit heb ik een mooi uitzicht over de stad. Aangrenzend is er een parkje en zelfs een openlucht amfitheater en in de verte zie ik het Virgen del Socavon standbeeld, dat bereikbaar is via trappen (maar niet aangewezen wegens gevaarlijk voor berovingen!) of via de kabelbaan die vertrekt op de Plaza del Folklore. Het is naar dat plein dat ik naartoe wil en dus begin ik af te dalen. Via de Mercado Fermin Lopez met zijn kleurrijke stalletjes en alle denkbare verkoopbare artikelen, bereik ik het plein, of eigenlijk spreidt de markt zich tot aan het plein uit via de smalle straatjes.
Het eerste dat me opvalt op het Plaza del Folklore is de gelijknamige trap voorzien van kleurige muurschilderingen met er naast een betonnen glijbaan van verschillende meters breed en zo hoog als een gebouw van drie verdiepingen, waarvan de reisgids meldt dat die buiten gebruik is, maar de lokale kinderen een andere mening zijn toegedaan en met veel gegil en gejoel naar beneden glijden. Ook op het plein het Santuario de la Virgen del Socavon, een kerk met aangrenzend het Museo Sacro, Folklorico, Arqueologico y Minero. In het eerste museum zijn het vooral de maskers voor het Carnaval die opvallen, naast de vele pijlpunten en andere stenen werktuigen en potten. De religieuze zaken spreken me niet zo aan. Het mijnmuseum begint eigenaardig genoeg achteraan in de kerk, waar een authentieke mijntunnel in de diepte verdwijnt. Ik volg de schacht naar beneden langs zwavelrijke wanden, in vitrine kasten liggen de schaarse bezittingen en werktuigen van de mijnwerkers. Achteraan ietwat in het donker is er een altaar voor El Tio, de heilige van de berg die alles in de hand heeft en waarvoor dus danig geofferd wordt zoals cocabladeren, sigaretten, drank, enz. De klim uit de mijn doet me een paar keer naar adem snakken. Ik wandel naar het vertrekstation van de gondola’s waar op beide zijde grote bronzen belden zijn aangebracht, en twijfel of ik ermee naar boven ga.
De natuur beslist voor mij, want het onweer dat al een hele tijd dreigde, barst uiteindelijk los met hagel, bliksem en donder. Het is drummen voor de droge plaatsen om te schuilen. Wanneer het wat mindert wandel ik naar de Plaza 10 de Febrero waar de hemelsluizen weer opengaan. Ik tracht van de korte droge momenten gebruik te maken om wat foto’s te maken, maar de invallende schemering begint me parten te spelen. Dan maar een restaurant opzoeken, mijn keuze valt op Bravo’s Grill dat wat verder af gelegen ligt, maar naar verluid lekker eten biedt. Ik kies er voor een drieluik van kip, varken en scampi’s en wordt niet teleurgesteld. Na het afrekenen bellen ze op mijn vraag een Taxi en rond 8u ben ik terug in het hotel, waar men zo attent is geweest om een radiator te plaatsen en op te zetten. Geen fleece slaapzak nodig vannacht!
Donderdag 14 juni
Heerlijk douche vanmorgen, wat het hotel ontbreekt aan ligging, maakt het ruimschoots goed aan comfort! Ook over het ontbijt geen klagen trouwens. Vandaag trek ik de bergen in richting Cochabamba, en ondanks dat zal ik nog een keertje op lagere hoogtes slapen want de stad ligt in een dal rond de 2500m en dat is ondertussen al een tijdje geleden. Voor onderweg zijn er niet echt bezienswaardigheden gepland, gewoon genieten van het landschap en toch wel wat opletten, want het is een drukke verbindingsweg tussen La Paz en Santa Cruz en dus rijd er veel vrachtwagenverkeer. Bovendien stijgen we eerst weer naar 4000m alvorens terug onder de 3000m te gaan, maar met beiden hebben de zware vrachtwagens heel wat last, zowel omhoog als omlaag gaat het tegen 10km/u, helling op om dat ze niet sneller kunnen, helling af omdat anders de remmen het niet houden. Diegene die wel sneller kunnen halen dan soms halsbrekende toeren uit en ik moet een paar keer serieus uitwijken voor voorbijstekende vrachtwagens en bussen die afdalen, twee keer zelf moet ik het stuur omgooien en in de berm rijden om ze te ontwijken! Dit gezegd zijnde, is het toch zo dat het hier veel rustiger rijden is dan het in Peru het geval was, waar het na een tijdje in de steden echt op de zenuwen begon te werken. Geclaxonneerd en onterecht voorrang nemen is er hier ook wel bij, maar veel minder agressief. Nog een punt dat de rit bemoeilijkt is dat op bijna de ganse route aan de weg gewerkt wordt, dit wordt blijkbaar een 2 x 2 rijstroken route.
Maar uiteindelijk ben ik rond 14u in Cochabamba en ga op zoek naar het Briston Hotel. Wat betreft huisnummers is de Garmin hier niet zo correct en dus moet ik eens in de straat goed op de huisnummers letten en meestal en stuk verder of terug dan de GPS aangaf, maar ik ben al lang blij als die me in de straat brengt! En ook ditmaal is het hotel een juweeltje (ok, er is opnieuw geen restaurant, maar dat ben ik ondertussen gewoon), zo goed als nieuw en modern uitgerust, met een kamer zoals je die in een Europees hotel gewoon bent. De auto gaat naar een (opnieuw nauwe) garage een blok verder en vervolgens check ik de Lonely Planet even om te bepalen waar de bezienswaardigheden zich bevinden. Zoals meestal liggen er wel enkele in de buurt van het hoofdplein van de stad, zo ook hier. Gelukkig is het hier in de buurt van het hotel een stuk netter dan gisteren en ondanks dat het niet de rijkste buurt van de stad is, er zijn hier verbazend veel winkels met auto onderdelen, en auto’s worden op straat hersteld, voelt het toch niet aan als een onveilige buurt. Ik durf het dus best aan om de 4 quadra’s naar het centrum te wandelen in plaats van een taxi te nemen. Tot mijn verbazing is Cochabamba geen op toeristen ingestelde stad volgens de reisgids, en is het aantal bezienswaardigheden beperkt. Eén van de eerste is de Iglesia de Santa Domingo, met een stenen portaal in rococo stijl. Vervolgens gaat het verder naar het Plaza 14de Septiembre met de kathedraal en heel wat gebouwen voorzien van met bogen versierde passages. Het bruisende plein is als vanouds weer een sociale ontmoetingsplek met naast de koppeltjes, oudere mensen die op bankjes zitten, de schoenenpoetsers, straatventers en zo voort, deze keer ook een groep protesteerders die leuzen scanderen. Waarover het gaat weet ik niet, maar behalve wat spandoeken en het roepen, gebeurt er niet veel.
Zoals ik reeds vermeldde, is Cochabamba geen toeristenstad, dat wil zeggen, voor buitenlandse toeristen, want in eigen land is de stad bekent voor het shoppen en voor zijn gastronomie. Het is één van de grootste marktsteden van Bolivië en dus ga ik op weg naar La Cancha waar het alle dagen markt is. Al in de quadra’s eromheen bulkt het van de winkeltjes en straatverkopers, maar inderdaad niet zozeer de souvenierstalletjes als wel voeding, kleding, electronica (GSM winkels) en alles wat je dag in dag uit mag nodig hebben. Wat wel opvalt is dat er winkels zijn die slechts één ding verkopen zoals bijvoorbeeld eieren, er staan dan duizenden kartonnen met eieren gestapeld in de winkelruimte. Ik zie slagers zonder koeltogen, handelaars in granen, quinoa en rijst waar de producten in grote jutte zakken staan waar ze uitgeschept worden. Ook eigenaardig: de winkels met gelijkaardige producten liggen dikwijls allemaal bij elkaar, kledingwinkels, schoenenwinkels, elektronicashops, … maar ook beddenwinkels bijvoorbeeld, of de auto-onderdelenshops in de buurt van mijn hotel. Beter je concurrent naast de deur dan 3 straten verder zeker? Na lekker wat ronddwalen op de markt zelf en een empanada picante als snack, slaag ik erin van de verkeerde route te nemen en zo verder van het centrum af te dwalen in plaats van er terug naartoe te gaan. Gelukkig heb ik dat gauw in de gaten en zet het recht. Via de Iglesia & Convento de San francisco wandel ik voorbij de Plaza 14de Septiembre naar de Templo Santa Clara en zo naar Plaza Colon. Op dit plein zijn het de parkieten die met hun schril gekrijs met de aandacht gaan lopen. Ze zitten jammer genoeg zo hoog in de palmbomen dat je alleen hun donkere silhouet ziet wegschieten van één kruin naar een andere. Ik neem enkele foto’s van het plein en de koloniale gebouwen er rond en zoek me dan een restaurant uit, terwijl de schemering invalt.
Mijn keuze valt deze keer op een chinees restaurant, waar de kip in deegballetjes in zuurzoete saus goed bevalt. In het donker zoek ik me vervolgens een weg door de drukke straten richting hotel. Echt donker is het in de vele winkelstraten nog niet door het licht van de vele winkels en restaurants die allen nog open zijn, het is tenslotte nog maar even na 19u. Pas de laatste quadra’s naar het hotel is het merkelijk stiller en donkerder in de straatjes, doch niet dreigend. Op de hotelkamer slaag ik er in bij het selecteren voor het kopiëren van het reisverhaal de laatste week te deleten en door het automatisch opslaan ben ik die ook definitief kwijt! Met heel wat gevloek probeer ik tot middernacht om dat te recupereren zonder succes natuurlijk, dat is ettelijke uren werk in de vuilbak gekieperd en opnieuw te maken in de hoop dat ik me alles nog herinner. Echt balen, want je krijgt dat nooit meer zoals het de eerste keer was. Maar dat is voor de volgende dagen.
Yohani
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
- Yohani
- LROCB-Member
- Berichten: 1097
- Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
- lrocb_lidnr: 64
- Woonplaats: Putte (Mechelen)
- Contacteer:
Re: Hoogtestage in Bolivië
Vrijdag 15 juni
Vanmorgen na het douchen nog even wat foto’s gedownload zodat het thuisfront na meer dan een week nog een keer wat nieuws krijgt, he verhaal zal voor (veel) later zijn vrees ik. Bij het verlaten van Cochabamba krijg ik nog zicht op de Cristo de la Cocordia, het op één na grootste standbeeld in zijn soort ter wereld met zijn 33m 44cm. 33 naar de leeftijd van jezus en 44 omdat hij 33j en een beetje was blijkbaar. Het eerste deel van de route is nog steeds de as La Paz-Santa Cruz en het verkeer navenant. In een bocht onder een helling ligt wat er overblijft van een zeer recent ongeval met een vrachtwagen. Men is nog volop bezig met puin ruimen en recupereren van een deel van de lading. Veel is dat niet want er blijft letterlijk niets van de vrachtwagen over dan wat blik. Even later kruis ik een ambulance op weg naar het ongeluk. Net als gisteren dus veel haasje over spelen met vrachtwagens en bussen, ik merk nu ook wat het verschil is met de vorige dagen, waar ik gisteren niet onmiddellijk de vinger op kon leggen: het zijn de bomen! Het is nu al bijna een week geleden dat ik die zag want de Altiplano ligt grotendeels boven de boomgrens. Ik geniet van het mooie berglandschap met af en toe een fotostop, de bestemming van vandaag is Incallajta, de 2e grootse Incaruïne van Bolivië. Het vergt wat zoeken en navragen om de juiste afslag te vinden want de GPS vind dat ik best over een berg kan rijden al is er geen weg. De eerste verrassing is dat het geen onverharde weg is maar een kasseibaantje, een minder prettige verrassing is dat het wel 2x zo lang is als gedacht. Plaats om elkaar te kruisen of voorbij te steken is er bijna nergens, maar gelukkig is het niet druk. Ik krijg wel weer enkele indrukwekkende panorama’s te zien. Die Inca’s wisten wel de spectaculairste plaatsen te kiezen voor hun steden.
Na talloze bochten en enkele kleine rivierdoorwadingen die eindelijk alle zout onder de auto van de zoutvlaktes kan wegspoelen, bereik ik dan toch de site. Enkele dames in traditionele kledij, die weer iets verschilt van deze van de Altiplano, ontvangen het toegangsgeld van 15 Bolivianos en wijzen me het te volgen pad. In Incallatja zijn er meer dan 50 constructies gevonden op een oppervlakte van een 12 hectare, het vormde de grens van het Incarijk en was als dusdanig een fort ter bescherming van dat rijk. De eerste ruïnes zijn deze van het huis met 2 verdiepen, alleen in Machu Pichu en hier zijn daar gekende voorbeelden van in het incarijk. Ook een deel van de muren die de stad omringen zijn nog gedeeltelijk intact en omvatten onder andere 2 pleinen, de kallanka een gebouw van liefst 80 op 25m met zuilen gebouwd uit stenen waarop het dak ruste. Hogerop is het militaire gedeelte van de site met de barakken van de “soldaten” en enkele silo’s voor het bewaren van de oogst. Terug naar beneden gaat het via een Incapad naar het administratieve gedeelte van de stad en vervolgens via een prachtige waterval met bomen behangen met baardmossen die het geheel een mystieke sfeer geven, naar het specialisten gedeelte, waar vrouwelijke ambachtslui textiel weefden en andere gebruiksvoorwerpen produceerden, voor eigen gebruik in de stad en handel. Als laatste is er dan nog een toren die volgens de archeologen voor astronomische waarnemingen diende. Hoog boven op de heuveltop vorm een zigzaggende muur de ultieme fortificatie van de stad. Enkele mensen die ik al eerder tijdens het bezoek tegen kwam, spreken me aan en blijken van de toeristische dienst van de regio. Ze zijn benieuwd hoe ik van het bestaan wist, waarom ik kom kijken en of ik een kelin interview met hen wil doen, dat ze filmen met hun smartphone. Dus als je in één of ander Boliviaans toeristinformatie kantoor iemand in belabberd Spaans over de site hoort spreken, bn ik dat misschien!
Terug bij de auto kan ik nog juist vertrekkeen voor een bus met schoolkinderen die ook de site bezocht. Na opnieuw de doorwadingen en de bochten te hebben getrotseerd, kom ik bij een afslag met de mogelijkheid om naar rechts naar Pocona te rijden, de lange heenweg in gedachte denk ik er goed aan te doen deze route te nemen (de GPS blijft halsstarrig weigeren een andere route dan deze over de berg te nemen). Helaas moet ik vaststellen dat de weg in het dorpje doodloopt en ik nog op mijn stappen mag terugkeren. Eens terug op het asfalt zet ik er de sokken is om nog voor het donker de Laguna La Angostura te bereiken, doch dat was al van bij de beslissing om naar Pocona te rijden, gedoemd van te mislukken. Ach ja, het is de eerste keer niet, en al is het niet prettig, zo erg is het nu ook weer niet. De weg slalomt in vlotte bochten door de bergen, landbouw is hier duidelijk een groot deel van het economisch leven en al met al ziet het er minder armoedig uit dan de mijngebieden. Maar dat kan ook het groenere landschap zijn natuurlijk. De laatste 20km staan in het teken van wegenwerken waar de weg fors verbreed wordt, maar gezien het late uur, heb ik er weinig last van, afgezien van het feit dat heel wat chauffeurs bij gebrek aan lijnen gewoon in het midden van de brede rijstroken rijden en echt tot het laatste moment wachten om hun lichten aan te steken.
Lastig wordt het pas wanneer ik opzoek moet naar Hotel Hacienda de Kaluyo. Op het onverlichte wegeltje moet ik blijkbaar een onverharde weg vinden die naar het hotel loopt. Een half uur en minstens 3x de weg heen en weer voor ik eindelijk het pad vind. 800m verder sta ik voor het duurste hotel van de reis (58Euro), waar men er dan nog niet in slaagt mijn reservatie te vinden. Ik wordt toch toegelaten en wordt naar mijn kamer gebracht met 2 dubbele bedden , een slaapzetel, een badkamer 3x zo groot als de vorige hotels, maar een schuifraam dat niet meer vast kan. Met een stukje touw uit de auto is dat in elk geval snel opgelost. Gelukkig hebben ze een restaurant en ik bestel een typisch schotel van Bolivië: Pique a lo Macho, gehakte stukjes vlees met frietjes, ui, pepers, tomaat, chorizo, aardappeltjes en saus. Lekker maar een beetje copieus. Vandaag proberen 2 dagen van het reisverhaal op te tekenen om zo de schade dag per dag in te halen.
Zaterdag 16 juni
Het feit dat men gisteren mijn boeking niet terug vond, blijkt vanmorgen helemaal geen probleem, het is zelfs zo dat de prijs van de overnachting met avondmaal en twee drankjes nog minder duur is dan de prijs vooropgesteld bij de boeking. Mij hoor je alvast niet klagen! Ik heb sterk de indruk dat ik de enige gast in het hotel was op dat moment, geen andere tafels gedekt, zowel bij het avondmaal als vanmorgen bij het ontbijt. Het enige dat vandaag op de planning staat is de rit terug naar Oruro, en dat voor het overgrote deel via de route die ik ook nam om naar Cochabamba te komen. Er is nu eenmaal geen haalbaar alternatief. Het begint echter met de rit van La Angostura naar Cochabamba, ik stop bij verschillende benzinestations, maar nergens hebben ze hier de Gasolina Especial, alleen de normale benzine. Niet dat dit nu zo erg zou zijn, maar met de voorziene oversteek van de Andes, is minder trekkracht en meer verbruik nu niet echt wat ik nodig heb. Ik gok er maar op dat in Cochabamba zelf wel de Especial zal beschikbaar zijn. Ik ben ook benieuwd hoeveel liter er nu zal ingaan, nu de tank op een kwart staat. Helaas is er geen ring rond de stad en dus moet ik er dwars door, bovendien kom ik nog in een straat terecht waar er markt wordt gehouden. Eens dat voorbij vind ik een geschikt tankstation, na 57l afgetopt is de tank goed vol, ik geloof dus nooit dat er 80l in die tank kan, zoals aangegeven stond voor een Toyota Hilux pickup 2.7 benzine van 2015 op internet. Het betekent dat ik zo rond de 11l/100km verbruik, helemaal niet slecht voor een benzine en heel wat hellingen (en bij de hier heersende benzineprijzen).
Eens Cochabamba door begint opnieuw het haasje over met de vrachtwagens, hier is het feit dat ik met een benzine rijd echt wel een zegen, want de diesels hebben het hier erg zwaar me de stevige hellingen in combinatie met de hoogte. Veel doempen en erg traag omhoog gaan, echt stapvoets eigenlijk! Dat maakt dat voorbijsteken gemakkelijk lukt, gewoon goed uitkijken of er geen verkeer aankomt. Zelfs als dat het geval is en de tegenligger een truck betreft, heb je zeeën van tijd, want zoals reeds gezegd moeten die ook met dezelfde traagte afdalen wegens de belasting van de remmen. Ondanks dat ik de route reeds in de tegengestelde richting nam, neem ik toch nog de tijd voor heel wat fotomomenten, andere richting geeft nu éénmaal ook andere uitzichten. Het is ongelooflijk hoeveel honden er hier rondlopen, of je nu langs een verlaten piste, in een dorp of een stad bent, sommige duidelijk straathonden, maar andere duidelijk rashonden. De meeste zijn erg rustig en komen alleen wat schooien als je uit de auto stapt, maar je hebt ook van die exemplaren die als razend op de auto komen afgevlogen als je voorbij rijd, puur geluk dat ik er nog geen geraakt heb! Het valt me op deze route op dat ik hier weinig lama’s en alpaca’s zie, wel af en toe koeien en schapen of geiten. Natuurlijk heb ik dit maar net gedacht of een kleine kudde lama’s steekt voor mijn neus de straat over! Voor de pret heb ik een keer nageteld hoeveel keer ik op deze 200km boven de 4000m kom, en dat is zo’n 3x (dus telkens met een afdaling van minstens 500m ertussen).
Op sommige stukken is de weg uit de berg gehakt, of beter gezegd gedynamiteerd, waarschijnlijk, waardoor je de illusie krijgt van door een canyon te rijden. Op de hoogste stukken kijk je op de lagere bergen neer als het ware, met erg mooie panorama’s als gevolg. In de dorpjes langs de weg in de bergen is alles voorzien voor de truckers, van restaurants tot publieke toiletten en douches, en veel standjes met snacks en drankjes. Vandaag zie ik minstens een drietal bussen langs de kant van de weg in panne staan, terwijl de passagiers het zich gemakkelijk maken rondom de bus. Iedereen lijkt daar erg gelaten bij. Het moet gezegd dat bussen van dezelfde maatschappij steeds lijken te stoppen als één van hun collega’s in de problemen zit. Ik kom lang een 3-tal betalende péages en 2 waar ik zo door mag, tezamen nog geen euro op deze 200km. En het geld lijkt goed besteed te worden want de wegen liggen er in het algemeen goed bij, naar mijn mening. Om 14u stipt sta ik terug voor de Oruro Inn en krijg dezelfde kamer toegewezen, dus terug 3 verdiepingen naar boven sleuren met de bagage (er is namelijk geen lift). Ik wil de namiddag benutten om nog wat te schrijven, gezien ik wat te bezien valt in de omgeving ook gezien heb met uitzondering van de thermale bronnen die echter beknot zijn door ze uit te baten en dus te betonneren, ik heb ze liever naturel. En oude rotstekeningen waarvoor je echter op zoek moet naar een dame met een sleutel die zich wel al eens in een bepaalde buurt ophoudt, en anders pech gehad. Vanavond nog wel even met een taxi naar het centrum voor het diner. Net als vorige keer laat ik een radiotaxi bellen, niet dat dit op niveau van kwaliteit en veiligheid veel uitmaakt, want de taxi is evenzeer een rammelbak met gebarsten voorruit, vering die niet meer is wat het moet zijn en ga zomaar verder. Bovendien vertelt de man me doodleuk dat dit zijn nachtjob is, naast zijn dagjob, en laat me zijn zakje cocabladeren zien waarmee hij wakker blijft door er op te kauwen. Ik laat me naar restaurant Ardentia brengen, net als twee dagen geleden uit de Lonely Planet geplukt, maar deze staat toch duidelijk wat lager op de ladder. Het feit dat achter op de menukaart staat er bendes actief zijn die in restaurants bar en nachtclubs mensen bestelen, is nu ook niet direct vertrouwenswekkend natuurlijk. Maar hun huisgemaakte lasagne is er goed en dus keer ik tevreden terug naar het hotel, met een zowaar nog krakkemikkigere taxi dan op de heenweg.
Zondag 17 juni
Vanmorgen maar extra lang van de warme douche geprofiteerd, want wie weet wat het vanavond en morgenvroeg zal zijn in het Sajama National Park. Van hen heb ik geen reservering alleen een erg onduidelijk Spaans E-mailtje waar ik met wat hulp van mijn Spaans sprekende tante heb kunnen op uit maken dat ze op mijn datum plaats hebben en dat ik ter plaatse de prijs van de verschillende kamers doorkrijg. Daarna ontbijt en de bagage terug naar de auto en ik ben klaar om te vertrekken. Ik tank de wagen nog maar eens vol, al is er maar een kwartje uit, maar volgens mijn opzoekingen is er alleen in Tambo Quemado op de grens met Chili een tankstation, en als dat om één of andere reden niet beschikbaar is wordt de terugrit voor morgen toch een beetje spannend, dus best zorgen dat ik een volle tank heb. Dat tanken is trouwens altijd nogal een gedoe, ze vragen altijd mijn rijbewijs (ik geef dan het internationale), waar ze niets mee zijn, vervolgens dan het paspoort dat ze moeten inbrengen alvorens er kan getankt worden. Dan rijdt ik via de ring half de stad rond en ben blij te merken dat de RN12 een geasfalteerde weg is. Eerste bezienswaardigheid onderweg: Lago Uru-Uru en hier staat wel water in, nog meer riet dan water, maar toch. De reeds geziene flamingosoort duikt weer op en deze keer ook één roze en wat groter exemplaar, wat maakt dat ik nu 2van de 3 in Bolivië voorkomende soorten heb gezien. Voor de rest rijd ik de gans dag over de Altiplano en stijg weer stilletjes van 3200 naar 4200m. Het is een rustige route met toch af en toe wat vrachtwagens en een enkele bus. Veel particuliere auto’s kom ik niet tegen. Wel veel aanwezig zijn de lama’s en Alpaca’s die hier rondzwerven, het is lang wachten op een kudde vicuna’s.
Wanneer ik van de RN 12 overga op de RN 24 blijkt ook deze geasfalteerd, een meevaller want dat betekent dat ik op een redelijk uur in Sajama zal aankomen en nog wat van het park kan verkennen. Aan de horizon verschijnen de eerste besneeuwde bergtoppen, vorige week kreeg ik al te horen dat in Sajama 15cm sneeuw was gevallen, en dus heb ik vanmorgen mijn warmste kleren maar aangetrokken. Maar tot nu toe valt dat heel goed mee, de temperatuur is goed en er is volop zon. Je merkt wel dat dit een armoedigere kant van het land is, de huisjes zijn nog echt de lemen huisjes van vroeger met rieten of golfplaten dak en zo ongeveer één kamer groot. Erg pittoresk om te zien, maar helaas waarschijnlijk niet echt comfortabel of voorzien van de moderne noden. Ik weet niet hoeveel keer ik de besneeuwde bergen heb getrokken en van uit hoeveel posities, maar het zijn er heel wat. Grappig is wel dat enkele van die bergen in het Sajama National park blijken te liggen, maar ik ze van meer dan 50km afstand al zag. Een hele bergketen aan mijn linkerkant moet al in Chili liggen en daar ben ik op een eerdere reis met mijn broer Jacques en kameraad Jan toen ook voorbijgekomen. Dat is ook, naast het tanken, de reden dat ik naar Tambo Quemado wil, om te kijken of ik zo dicht kan komen dat ik de vulkaan en het meer waar we toen op Chileens grondgebied overnacht hebben in het National Park Lauca, kan zien. Dat blijkt jammer genoeg niet het geval, al denk ik wel de top van de vulkaan herkent te hebben. De grenspost is onmiddellijk in het stadje zelf, je geraakt dus niet tot aan het hoogplateu waar het meer zich bevindt (alsof de 4300m waar ik me nu al bevind, niet al hoog genoeg is!)
Bij het binnenrijden van het Parque Nacional Sajama betaal je als buitelander 100 Bolivianos, net zoveel als in het Reserva Nacional de Fauna Andina. De Bolivianen zelf betalen maar 10 Bolivianos als student en 30 Bolivianos als volwassene. Maar ik wil dan ook hun maandloon niet hebben. Normaal zou ik onmiddellijk naar het Sajama in het park rijden, maar er is een afslag naar een uitzichtpunt op de Cerro Comisario en gezien ik nog niet weet of ik via dezelfde weg terug kom, wil ik daar alvast naartoe. De weg is net als alle wegen in het park onverhard maar goed berijdbaar. Het laatste stukje moet te voet en gaat omhoog en dat is op deze hoogte geen sinecure, geloof me. Ik sta nu zo goed als aan de voet van de berg die ik al zolang in het vizier had vandaag. Rond 15u ben ik dan bij het Hostal Oasis Sajama en heb ik de keuze uit de kamers van 50 of 100 Bolivianos, de laatste met een elektrisch vuurtje en de belofte van een warme douche. Natuurlijk kies ik de laatste, al moet ik die belofte van een warme douche nog zien waar worden… . Ik breng de bagage naar de kamer en trek er dan me de auto op uit naar de gueiseres, de geisers dus, jammer genoeg borrelen die nu alleen maar, om ze echt in actie te zien moet je er voor 10u in de ochtend zijn. Twee Duitse toeristen laten zich in adamskostuum verrassen. Er zijn hier nergens paden aangegeven en dus is het voorzichtig zijn, want je weet nooit waar de bodem in zo’n thermisch gebied stabiel is of niet. Mijn schoenen en broek zien er dan ook al snel lief uit. Na de pruttelende en rokende waterpoelen bekeken te hebben wil ik verder naar de Lagunas de Altura, maar de 2 paden die van hier vertrekken lopen beide dood. Nadere inspectie van het ontvangen kaartje en de LP reisgids verklaren dat: je kan er alleen naar toe door middel van een trekking naar de hoogtes van 4830, 4900 en 4960m! Goed gek en niet aan mij besteed, dank u.
Ik kies er dan maar voor om naar de Aguas Termales te rijden, en moet daarvoor opnieuw langs het dorpje. De lama’s en Alpaca’s vinden het deze avond blijkbaar leuk om midden op het pad te gaan liggen. Maar gewoon zachtjes naderen en ze gaan vanzelf uit de weg. De zon begint nu serieus te zakken en verblind me fel, op een gegeven moment sta ik voor een riviertje, waarvan ik in eerste instantie denk dat het de warmwaterbronnen zijn, maar als ik uitstap en wat zijwaarts ga, zie ik aan de andere kant de pist verder lopen. Dus erdoor maar weer en verder enkele honderden meters verder zie ik dan auto’s geparkeerd staan. Ik et me erbij en wandel het laatste stukje terwijl enkele baders juist terugkeren. Ik heb mijn zwemgerief in het hotel gelaten en maar goed ook want de zon verdwijnt achter de bergen en het is ongelofelijk hoeveel de temperatuur ineens daalt. Ik haal het nog tot aan de eerste thermale bron met kleine stenen kleedhokje erbij, maar besluit de andere te laten voor wat ze zijn, koukleumend gaat het terug naar de auto, waar snel de chauffage op gaat. De zon mag dan al achter de bergketens gezakt zijn, donker is het nog niet, het schemert zelfs nog niet wanneer ik terug bij het hotel aankom. Eten is om 19u en dus werk ik nog een uurtje aan het reisverhaal, veel verzet is er hier niet, geen TV en geen internet. Ik word netjes geroepen als het eten klaar is, geen menu’s hier, eten wat de pot schaft. In dit geval een lekker opwarmende groentesoepje, gevolgd door een stukje vlees (geen idee welk trouwens) met gebakken rijst en frietjes en een abrikoos op sap als dessert na. Eenvoudig maar lekker. Daarna maar terug naar de kamer en nog wat schrijven, ik zal alvast de fleece slaapzak maar opnieuw bovenhalen!
Maandag 18 juni
Vanmorgen is de beloofde warme douche ijskoud (zoals ik wel verwachte) en nu ben ik wel iets gewoon, maar dit is me toch wel te gortig, hoe koud het dan wel was? Wel de 5l flessen water in de auto waren deels bevroren! Bij het ontbijt krijg ik een extra gasverwarmer bij me aan tafel, en die is welkom. Bedoeling is vanmorgen de lengte van het park door rijden, over zandpistes dus, en nog even te stoppen bij de bezienswaardigheden. Bij de afrekening kan ik het niet laten toch nog even te wijzen op de koude douche, maar de enige reactie is dat je de linker kraan moet gebruiken, zover was ik natuurlijk ook al. Ik liet het voor de zekerheid ook lang lopen, want als je de eerste bent om de douche te gebruiken kan het wel wat duren voor het warme water er doorkomt. Maar kom van een dagje niet douchen ga je niet stinken, zeker bij heersende temperaturen. Nog wat pakjes papieren zakdoekjes aanschaffen in het winkeltje rechtover de hostal en dan vertrek ik met een stofwolk in mijn kielzog. Nu in heet dorp doe ik het kalmpjes aan, want ik denk dat die mensen al zowat stoflongen hebben! Een eindje verder passeer ik mijn jonge Franse hotelgenoten die het park met de rugzak verkennen, na aankomst met het openbaar vervoer. Ondanks dat dit het oudste Nationale Park van Bolivië is, zijn er toch nog verschillende dorpjes en boerderijen in het park. En er lopen dan ook heel camelitos rond. Tot zelfs in de straten van de dorpjes. De rhea’s zijn wat schuwer, maar ik krijg er toch één in beeld. Aan de linkerkant van de weg komt de laguna Huanakota in beeld, deze keer geen speciale kleurentoestanden, gewoon een meertje met enkel mooie besneeuwde bergtoppen op de achtergrond. Verder dan naar Tomarapi, één van die dorpjes in het park met een mooie lemen kerk. Ook de rest van het dorp is trouwen uit het zelfde materiaal opgetrokken, lemen stenen, gedroogd in de zon, aan elkaar gemetseld met leem en voor de specialletjes nog een keer bepleisterd met leem (en heel soms geverfd of wit gekalkt). Ik neem nog een laatste foto van Volcan Sajama en keer hem dan echt de rug toe, op weg naar de RN4.
Ook de andere besneeuwde bergtoppen van de liggen nu vooral achter mij en ik maak me op voor een lange eentonige rit door een pampas op 3800m hoogte, met als enige afleiding de vele kudde lama’s en Alpaca’s. Maar dan heb ik geen rekening gehouden met het verrassingselement van de Boliviaanse natuur. Maar pas is die gedachte door mijn hoofd gegaan of het landschap verandert, eerst zijn het losse rotsformaties met vreemd geërodeerde rotsen die in mijn gezichtsveld verschijnen, met de meest impressionistische vormen, gaten bruggen en holen, allen in een donker rode kleur. Dan wordt de hoogvlakte doorneden door canyons met fantastische door water en wind gesculpteerde wanden, sommige grotesk in afmetingen, ander zo verfijnd dat het wel zuilenrijen van door mensenhanden gemaakte tempels lijken te zijn. Rood, zwart, zandkleur en combinaties van deze kleuren te over. Na elke bocht valt er wel weer een nieuw panorama te bewonderen. Ik maak nog een klein zijsprongetje naar Curahuara de Carangas waar de Sixtijnse Kapel van de Altiplano moet te vinden zijn (ik vind de kerk, die nodig wat restoratie kan gebruiken, maar alles is er vast), een Militair museum dat de misdaden van de voormalige dictators doorlicht (hun tegenstanders werden in deze militaire gevangenis gemarteld en omgebracht, maar de militair aan de slagboom weet me te vertellen dat het cerrado is; kan me ook indenken dat ze als militair niet teveel willen terugdenken aan die periodes, want het waren zij natuurlijk die dat in opdracht van uitvoerden). Naar het Pukara de Pichaca, een Aymara fort, vraag ik almaar niet meer, gezien er zelfs geen enkele verwijzing naar stond in het hele dorp. Het leek trouwens wel nationale opkuisdag in het dorp want jong en oud, man en vrouw stonden met een bezem in de hand de straten en pleinen op te vegen. Maar terug naar de RN 4 dan.
Het landschap is nu een beetje heuvelachtig geworden, zonder kloven, maar naast de weg verschijnen nu de Chullpas Condoramaya, graftombes gebouwd in het zelfde materiaal als de huizen. Vreemd genoeg zijn het hier rechthoekige blokken met een opening erin, in tegenstelling tot de ronde torens aan de overzijde van het Titicacameer, terwijl het toch in beide gevallen over graftombes van de Aymara gaat? Het landschap verandert opnieuw en ik krijg nu een mini versie te zie van wat ik eerder op de dag zag, canyons maar dan 10x kleiner maar net zo mooi! Het is net na de middag wanneer ik in Patacamaya aankom het stadje waar ik normaal zou overnachten, doch het is nog zo vroeg dat ik besluit van hier alleen wat te eten en de 150km naar Tiwanaku ook vandaag al te overbruggen. Als bij toeval valt mijn oog op een Chuquruias (hopelijk spel ik het juist), een soort fastfood restaurant waar ze maar één schotel serveren, en dat heeft dezelfde naam als het restaurant. Het bestaat uit enkele aardappelen klaargemaakt in schil, kleine witte zilveruitjes achtige groente (maar zonder veel smaak), met daarbovenop een stapel draderig vlees, fijner dan spaghettislierten, wat kaas erop, en een hard gekookt ei in de schaal erbij. En het was nog smakelijk ook! Een blik opzij bij het vertrek, doet me beseffen dat vlak ernaast de Hostal Vina del Mar ligt waar ik voorzien had om te overnachten, zonder boeking trouwens. In Patacamaya draai ik af op de Panamericana richting La Paz, afgezien van de hevig besneeuwde bergketen die nu aan mijn rechterkant opduikt, is het nu echt landschappelijk niet zo interessant meer, bovendien wordt het drukker en drukker en heb ik me niet gerealiseerd dat de GPS me via de “snelste” route via El Alto, de voorstad van La Paz heeft gestuurd, in plaats in Viacha via kleine witte binnenwegen (misschien zelfs onverhard) af te slaan richting Tiwanaku.
Het is voor de eerste keer deze reis dat ik in de Zuid-Amerikaanse autohel van een grootstad beland, ik begon al te denken dat Bolivië de uitzondering op de regels was, maar helaas (en zeggen dat ik hier nog minstens 3x doorheen moet op mijn reis!). Hier is het dus echt weer het gevecht om een plaats op de weg, de massale aantal busjes die overal stoppen, hele wegen blokkeren en denken dat ze alles mogen als hun waarschuwingsknipperlichten aanstaan, je snijden en dan plots stoppen om passagiers in of uit te laden. Er staat je maar één ding te doen, verstand op nul en agressief rijgedrag vertonen, het enige waarvoor ze buigen. Een uur breng ik door in deze ellende alvorens ik erdoor ben, de files lossen zich geleidelijk op naargelang ik me van de stad verwijder en de rust keert weer, al moet de adrenaline ook nog wat naar beneden. Al met al bereik ik Tiwanaku nog mooi op tijd, het hotel heeft een restaurant waar ik terecht kan, een ruime afgesloten parkeerplaats en een warme douche, alleen verwarming op de kamer had nog een pluspunt geweest. Van op de kamer heb ik al zicht op de ruïnes van Tiwanaku, of Tihuanaco of nog Tiahuanaco, naargelang welke taal gebruikt wordt. Ik breng de avond door met het opladen van wat foto’s op de tablet, elektronische kaartjes opmaken voor vrienden & familie, die ze als het goed is, binnen twee dagen in de bus moeten krijgen. De eetzaal is weer verbazend leeg, toch weet de uitbaatster me te vertellen dat de volgende dagen (20 & 21 juni) het hotel volledig volgeboekt zal zijn, net als alle hotels en logementen in het dorp, voor de zonnewende waarvoor er 10.000 mensen verwacht worden. Dit zowel Aymara afstammelingen, toeristen als New Age aanhangers die dit evenement komen bijwonen. Dit doet zich 4x per jaar voor in juni, augustus, december en maart en was reeds een groots evenement ten tijde van de Tihuanaka, de Inca’s, Maya’s en Azteken, wiens tempels er speciaal naar gebouwd zijn. Maar voor vandaag rest er alleen nog het diner met Quinoa groentesoep, gebakken lamavlees, gekookte groentjes, rijst, aardappelen en zelfgebakken koekjes vergezeld van een speciale thee, goed tegen hoogteziekte en voor de maag (en neen het is geen Cocathee deze keer).
Dinsdag 19 juni
Vanmorgen extra genoten van de warme douche, dubbel zelfs omdat het morgen vroeg dezelfde is want vandaag blijf ik hier, uitgezonderd een klein uitstapje naar het Titicacameer misschien. Ik verloof me dan ook de luxe iets langer in bed te blijven liggen. Tegen 8u30 ontbijt want om 8u gaan de museums en de site open. Als ik om 9u30 na het aanschaffen van het ticket voor zowel de museums als de sites, het Museo Litico Monumental, schuin over het hotel, binnenstap zijn de deuren wel open, maar is er nog geen receptionist(e) te zien, ik ga dan maar zelf op onderzoek uit en moet in sommige zalen het licht nog zelf aandoen. Dat heeft ook het voordeel dat ik naar hartenlust kan fotograferen en filmen, wat volgens de bordjes normaal niet toegelaten is. Maar wat niet weet, wat niet deert en eerlijk gezegd had ik maar na 3 zalen in het snuitje dat het niet mocht. In dit museum zijn er vooral beelden en architecturale kunstwerken van Tihuanacu te vinden met als prijsstuk een grote monolitische figuur Monolito Bennett Pachamama van 7,5m hoog die in liggende houding in de Templete Semisubterraneo werd gevonden door een Noord-Amerikaanse archeoloog met de naam Bennett, pas in 2002 kwam het beeld terug naar Tihuanacu terug na jaren in een nagebouwde Templete Semisubterraneo onder de uitlaatgassen in La Paz te hebben gestaan. Er staat in hetzelfde museum nog een monolitische figuur van zo’n 2m hoog, die zeker zo mooi is, nog verschillende voetstukken en hoofden die zowel mensen als jaguars (of puma’s) moeten voostellen, maar al bij al voelt het museum vrij leeg aan, wat gedeeltelijk te verklaren valt omdat het dak van het toch nog recente gebouw in het midden het begeven heeft, zodat dit momenteel een open patio vormt.
Veel van de potten, gebruiksvoorwerpen en tot een mummie toe, werden gelukkig van tussen de mottenballen van de opslagplaats gehaald en tentoongesteld in het Museo Ceramico, bij de buren. Hier is al wel volk aanwezig en dus blijft de camera mooi in zijn opbergplaatsje. Er is ook wat informatie over het Tihuanacu volk, dat al 1000 jaar voor de Inca’s hier een groot rijk hadden dat delen van Peru, Bolivië, Chili en Argentinië omvatte. Er wordt ook nog maar een keer naar verwezen dat veel van de verwezenlijkingen die aan de Inca’s werden toegeschreven, feitelijk reeds door oudere volkeren werden gecreëerd en dat de Inca’s de pluim van het verspreiden, uitvergroten en soms ook perfectioneren van deze werkwijzen op hun hoofddeksel mogen steken. Na deze 2 musea is het tijd om met het echte werk te beginnen, de vindplaats van al de tentoongestelde artefacten. De site kan alleen bezocht worden, maar ik opteer voor 130 Bolivianos voor een Engels sprekende gids, genaamd Mario (dat is naast de 100 Bolivianos toegangsgeld). Omdat er op de site weinig informatie aanwezig is, is dat wel aangewezen, hij begint met me uit te leggen, dat de reden waarom deze religieuze site verlaten werd niet 100% zeker gekend is. Er zijn wel enkele hypotheses, waarvan de eerste verwijst naar de daling van het waterniveau van Titicaca meer, waardoor de tempels niet meer aan de oevers van het meer lagen, vandaag ligt het meer op 20km hier vandaan. Een andere mythe spreekt over het uiteenvallen van een centrale leiding waardoor kleine groepen meer en meer gingen rivaliseren en elkaar gingen bevechten. En een derde hypothese verwijst naar de opkomst van het incarijk. Feit is dat men met geen enkele zekerheid kan zeggen wat er met dit grote rijk feitelijk gebeurt is, behalve dat het deel uitmaakt van één van die mythische verdwenen beschavingen.
Dat het knappe koppen waren is al gauw duidelijk, ze hakten stenen uit waar je een hedendaagse winkelhaak zonder een haartje verschil kan tegen zetten, gebruikten magnetisch gesteente op een manier dat het duidelijk is dat ze weet hadden van die krachten. Maakten stenen zo glad dat ze wel gepolijst leken. Maar ze haalden ook andere architectonische en wetenschappelijke kunstjes uit, zo maakten ze stenen met een spiraalvormig gat er in dat niet alleen werkte als megafoon, maar in omgekeerde wijze ook een zacht gesprek van op grote afstand perfect kon afluisteren. Het eerste grote bouwwerk op de site is de Piramide van Akapana, of wat ervan overblijft. De piramide die bestond uit 7 terrassen, werd na de verovering door de Spanjaarden op de Inca’s (die hem op hun beurt goed of kwaadwillig hebben overgenomen van de Tihuanaca’s ), bijna volledig ontmanteld en deels opgegraven. Het eerste voor de bouw van hun kerken, het tweede omdat ze goud vermoeden in de waterpoel in de vorm van een Andenees kruis in de top van de piramide. Volgens de archeologen diende het wateroppervlak echter een ander doel, namelijk het weerspiegelen van de sterrenconstelaties. Het kruis lag trouwens in een perfecte Noord-Zuid, Oost-West configuratie. Van op de Akapana piramide heb je ook een mooi overzicht op de Kalasasaya, een ommuurd ritueel platvorm van 120 bij 130m waarvan de basis van het platvorm 3m boven de omgeving verheven ligt. Zowel voor de muren van de piramide, het Kalasasaya als de tempels werd zowel zandsteen als andesite gebruikt. De kleine delen origineel overgebleven stukken muur geven prachtig de zeer nauw op elkaar aansluitende stenen weer waarvoor de Inca’s later zo gekend zouden worden. Niet zichtbaar bij nog rechtopstaande muren, is een techniek die ik ook bij het Parthenon in Athene, Griekenland in gebruik zag: de stenen zaten aan elkaar vast met metalen (of stenen uitstulpingen) en gaten en waren zo aardbevingbestendig.
Voor dat we naar de Templo Kalasasaya gaan, gaat het eerst nog naar Kantatallita, dat wat verderop ligt en voor de archeologen nog een raadsel vormt. Eén mogelijkheid zou zijn dat het een miniatuur betreft van een nog niet gevonden tempel ten zuiden van de Akapana piramide (men schat tenslotte in dat nog maar 30% van Tihuanaca opgegraven werd). De volgende vindplaats is het half verzonken tempeltje, de Templete Semisubterraneo, waar de beruchte monoliet werd gevonden. De tempel van 26 bij 28m zit zo’n 2 à 3m verzonken in de grond en heeft maar 1 van trappen voorziene ingang, gericht naar het zuiden. In de gereconstrueerde wanden werden 175 gebeeldhouwde koppen verwerkt, waarvan er enkele opvallen door morfologische karaktertrekken die niet Zuid-Amerikaans zijn, zo is er sprak van Aziatische gelaatstrekken, Afrikaanse met dikke neuzen (of wie weet Australische aboriginals), een gezicht met baard (het zou nog een 10-tal eeuwen duren voor de Spanjaarden voet aan wal zetten) en wat sommige aliens (marsmannetjes) noemen, of de erosie van de koppen spelen ons parten natuurlijk. In het midden van de tempel staan opnieuw 3 steles met menselijke trekken, juist naast de plaats waar de Monolito Bennett Pachamama lag. Van één is men zeker dat het een beeld betreft van een beschaving, nog ouder dan die van Tihuanac, dus van voor 500 BC.
We volgen nu de muur rond de Templo de Kalasasaya met de naar het oosten gerichte hoofdingang met massieve uit een stuk bestaande treden van enkele tonnen, we draaien de hoek om (en meteen valt weer op hoe kaarsrecht deze mensen hun bouwsels neerzetten), en nemen een kleinere zijingang naar het verhoogde plein. Rechts van ons staat de Puerta del Sol, duidelijk niet meer op zijn originele plaats en dus ook niet meer door de zon beschenen zoals het hoort tijdens de zonnewendes. Duidelijk is weer het duidelijk weerkerende aspect dat al deze bouwsels eigenlijk kalenders voorstellen, hoe groot of klein ze ook zijn. Hoe de Spanjaarden erin zijn geslaagd het 10 ton wegende, uit één stuk steen bestaande blok, te verplaatsen is me niet duidelijk. Klaarblijkelijk niet te zachtzinnig want het bovenste deel is er door in twee gebroken. Ik veronderstel dat het gewicht ook de reden is dat het pronkstuk niet terug op zijn originele plaats werd terug gezet die bij benadering gekend is. Of is men bang dat men ondanks al onze moderne kennis de juiste plaatsbepaling (baan van de zon etc…) niet zou terugvinden?
Nog op het plein opnieuw een monolithische figuur die midden tegenover de hoofdingang staat en zo zichtbaar is van buiten de tempel. Verder zijn er nog de ruïnes van 14 priesterhuisjes langs de muurwand gevonden, een soort tafel die best als offerandetafel kan dienst gedaan hebben en een gebeeldhouwde monoliet gekend als de “broeder”, belangrijk, niet als de “priester”, waarmee hij op het eerste gezicht zou kunnen verward worden, wegens klederdracht en hoofdtooi. Het is echter zijn lendenriem die hem verraad als een Spaanse kopie, wegens de aanwezigheid van de dierenriem, de Tihuanaca waren dan fameuze astrologen, de dierenriem, in deze vormgeving althans, kenden zij niet (en al zeker niet als het deze van het Noordelijk halfrond zijn). Als laatste op deze site is er dan nog de Templo de Putuni, welke eigenlijk de begraafplaats was van de priesters die de ceremonies leiden. Met de fundamenten van de tombes en dubbele muren rondom. Daarachter in een verloren hoekje vind men dan nog de Puerta de la Luna. Daarme ben ik rond met uitzodering van de Piramide de PumaPunku, die echter geen deel uitmaakt van het Tihuanaca complex, maar een Inca site is aan de andere kant van het dorp. Doch eerst is het tijd voor een lunch in de vorm van een groentesoepje en het ophalen van de auto, nadat ik even langs de souvenirstalletjes rond gesnuisterd heb.
Na de lunch rijd ik met de auto tot aan de Piramide de Pumapunku, die wel een kleinere versie van de Akapana lijkt, doch er zijn hier wel basaltblokken tot 130 ton gevonden. Ook aan de uitgehouwen stenen merkt men andere geometrische figuren, ik zie er een soort hamster wegvluchten onder een opening van één van de monolieten, maar kan er niet echt van genieten omdat ik plots met zware buikkrampen krijg af te rekenen. Hier geen publieke toiletten in de buurt dus haast ik me met de auto naar het museum, waar gelukkig nette toiletten beschikbaar zijn. Een kwartiertje en een immodium later ben ik weer op weg, naar Guaqui deze keer. Een dorpje aan het Titicacameer, 22 km verderop. Eens dor het dorp is er een militaire post (enkele kilometers verderop is de grens met Peru, die het blijkbaar iedereen moeilijk maken naar de grenspost willen. De vrachtwagens staan immers net als in Tambo Quemado weer in ellelange files aan te schuiven. Ik heb geen zin om het vel van over mijn oren gevraagd te worden over het hoe en waarom voor die paar 100 meters naar de oevers aan het meer, om nog maar te zwijgen van wat er dan gebeurt bij terugkeer. Ik kies dan voor het alternatief om naar de haven van Guaqui te rijden, waar ik tenminste een zicht heb op de vaargeul naar het Titicacameer, onderweg zie ik veel militairen die met de boeren het hooi aan het oogsten zijn, ik zie dat de velden zich uitstrekken tot aan het meer en na het bezoek aan de haven, waar het museum over het Titicacameer betere tijden heeft gekend en nu gesloten blijkt, volg ik één van de sporen tussen de velgen tot waar het te drassig wordt. Ik wandel nog even verder over de sompige ondergrond, tot ik dicht genoeg bij ben om mijn derde flamingosoort vast te leggen, grote roze zoals we ze kennen uit de dierentuin deze keer.
De terugkeer naar Tiwanaku verloopt zonder incidenten, overal merk ik op dat de boeren volop aan het oogsten zijn (wat dus inderdaad van oudsher me deze zonnewendeperiode overeenkomt). Langs één kant vind ik het jammer dat ik ze hier niet zal meemaken, vooral voor de traditionele opvoeringen die zullen plaatsvinden in de traditionele kleding. Maar anderzijds heb ik ook geen zin tussen 10.000 man rond te lopen. In het hotel heb ik nog enkele uren de tijd om wat schrijfwerk te doen alvorens het avondeten, de gekende formule ondertussen van rijst, gekookte aardappel, groentjes en vis in de vorm van forel uit het Titicacameer deze keer. Ook nadien opnieuw aan het reisverhaal verder doen.
Woensdag 20 juni
De luxe ervaring van de warme douche is er nog niet af, en dus geniet ik er maar lang genoeg van. Daarna het ontbijt en dan hop de wagen in. Tot ik de RN 1 verlaat valt er niet veel nieuws beleven gezien ik die route reeds eergisteren aflegde. Mijn vrees is dat ik weer tot in El Alto moet, hoewel er in Laja een klein wit baantje naar Battales ingetekend staat. Navraag bij de péage in Laja bevestigd mijn vermoeden, het moet verder tot in El Alto. Ik zie er nu al tegenop om weer in die heksenketel te rijden, dat soort stress heb je in verlof niet nodig. Ik ga tanken en het meisje is verrast dat ik uit Tiwanaku vertrokken ben voor de feestelijkheden, maar voor mij hoeft die drukte niet. Wat drukte betreft tref ik het trouwens, blijkt dat ik bij het binnenrijden van de buitenwijken van El Alto, zo ongeveer waar het begint op te stroppen, een doorsteek moet nemen. Een weg in erbarmelijke staat, dat wel, maar alles is beter dan de busjescaroussel te moeten nemen. Voor de rest is deze RN 2 erg vergelijkbaar met de weg waar ik vandaan kom, weinig opmerkelijks te zien, alleen kom ik verontrustend veel hondenkadavers tegen naast de weg, met af en toe een dorpje, en dus gewoon karren maar. Het lastige aan die dorpjes is dat er snelheidsbeperkingen tot 30km/u staan, terwijl het normaal 80km/u is. Niet dat er ook maar iemand er zich aan houdt in beide gevallen en dus volg je de verkeerstroom maar. Doch op een gegeven moment staat er politie met een speedgun aan zo’n bebouwde kom. Gelukkig meet die mijn snelheid voor de snelheidsbeperking en komt die op 96km/u te staan. Ik denk, daar praat ik me niet onderuit, gewoon kalmpjes en vriendelijk antwoorden op hun vragen en we zien wel wat het wordt. Tot mijn verrassing en alle horrorverhalen van corrupte politie in Bolivië ten spijt, zijn ze heel vriendelijk, geven mijn papieren gewoon terug en vragen wat trager aan te doen. Ik zie het een Belgische agent nog niet doen.
Een beetje meer lettend op mijn snelheid, ik zweer het op mijn communiezieltje, rijd ik verder. Stilaan komt het Lago Titicaca in zicht, eerst nog als een blauwe streep in de verte, maar algauw rijd ik langs de oevers en die verlaat ik niet meer, sterker nog ik ga erdoor rijden, of beter gezegd met een soort veredelde houten duwbak met buitenboord motor wordt ik samen met een bus (en meer kan er echt niet op) naar een schiereiland gebracht. Het eigenaardige hieraan is dat de enige landverbinding van dit stukje Bolivië met Peruviaans grondgebied is (de grens loopt dwars door het meer) en de Bolivianen dus alleen met de duwbakken naar hun stukje grondgebied kunnen, zonder 2x de grens over te steken. Nu begin ik ook te begrijpen waarom men in de LP reisgids voorstelde om de route overdag te doen (afgezien van schimmige illegale bus- en taxi chauffeurs die nog wel eens een gevaar willen vormen), wegens een zo’n mooie route. Tot even voor de oversteek van Huatajata naar Tiquina, was dat helemaal niet het geval. Maar eens op het schiereiland verandert dat drastisch, de bergroute van 40km naar Copacabana, is prachtig. Echt weer zo’n foto om elke bocht route, en daarbij zo rustig dat je weinig rekening moet houden met ander verkeer. Iemand van de bevoegde diensten is er zich in elk geval ook van bewust, want de mooiste miradors staan aangegeven en er zijn zelf afdakjes en banken geplaatst. Prachtige baaien, uitzichten op eilanden, rotsformaties, corniches van alles wat. Het is bijna jammer dat ik Copacabana bereik, dat trouwens ook prachtig gesitueerd is tussen twee “heuvels” van +4000m hoog (gezien het meer op 3800m ligt.
Het is nog even lastig Hostal Utama te bereiken, door de onduidelijkheid of bepaalde straten nu éénrichting zijn of niet, bovendien zijn er bij die ongelooflijk stijl zijn. En altijd is er wel eentje die onverwacht geblokkeerd is door een hoop zand of een vrachtwagen. Maar eens aangekomen is het maar een kleintje om in te checken de bagage naar het 2e verdiep te zeulen en de wagen op hun parking te zetten. Ik neem ruim de tijd om te beslissen wat ik nu gaan doen. Ik heb twee optie, of ik blijf in het stadje en ga naar het Museo del Poncho, het Museo Taipy en dat van de kathedraal (maar voor die laatste moet je met een groep van 4 zijn). Of via een onverharde weg 17 km naar Yampupata rijden met enkele bezienswaardigheden onderweg. Het goede weer en de te verwachten uitzichten maken de keuze niet moeilijk, Yampupata it is! Dus vraag ik om de poort van de parking weer te openen en ga ik op weg, doch niet zonder ongetwijfeld de steilste weg van het hele stadje op te rijden de Cerro Calvario op, die natuurlijk doodloopt op een wandelpad. Achteruit terug naar beneden, doch niet zonder de auto in zijn kleine versnelling te zetten, verharde weg of niet! Gelukkig vind ik al snel een plaats waar ik kan draaien en kan wat comfortabeler terug naar beneden. Weer is het Maps.Me dat tot de redding komt en me op de goede weg zet.
Eerste stop een Mariabeeldje in een namaakgrotje, gelukkig is de rotspartij errond wel de moeite waard. Enkele drijvende eilanden met visrestaurants blijken gewoon op palen te staan, en zijn bijlange geen drijvende eilanden. De weg wordt nu wat interessanter, met zelfs bomen hier boven de 3800m! Men heeft hier zelfs een Lourdesgrot, ik kan er mij echt niet toe brengen er naartoe te klimmen, want op deze hoogte is een verschijning dan wel erg waarschijnlijk! Je weet wel bollen, flitsen en sterretjes voor de ogen! In plaats daarvan laat ik de zoom van de camera zijn werk doen, wel zo gemakkelijk. Op en neer langs de berghellingen van het schiereiland gaat het verder, alleen jammer dat de zon me recht in de ogen schijnt, afgezien van de verminderde zichtbaarheid van de kronkelige piste en het daarbij horende gevaar, is het ook nog eens een tegenvaller voor het nemen van foto’s en het filmen. Maar uiteindelijk lukt het allemaal wel en bereik ik Yampupata dat echt zo’n bestemming is waar de route ernaar toe belangrijker is dan de bestemming.
Op de terugweg pik ik op twee verschillende plaatsen enkele oudere mannen op die staan te liften en naar Copacabana moeten, ze zijn er gelukkig mee, want anders is het een wandeling van een uur of 3. En ik heb wat aanspraak onderweg, plus het grote voordeel dat ze Copacabana kennen en me in één keer naar de Plaza 2de Febrero brengen, of toch tot op 5m van het plein, want daar vind een kerel het nodig een elektriciteitskabel over de straat hangend te herstellen, na 10 minuten en aandringen van mijn 2 Boliviaanse lifters gaat hij een stukje de ladder op. Ik zet hen af op het plein en ga zelf een foto nemen van de kathedraal die enorm groot is voor zo’n klein stadje, en nog fotogeniek ook! Van hieruit is het niet ver meer naar mijn hostal en ik krijg de receptionist zelfs zo ver opnieuw de parking te openen, al vraagt hij wel verontrust of ik de auto vanavond nog nodig heb. Dat is niet het geval, de wandeling naar de Calle 6 de Agosto waar ik een restaurant uitzoek is, maar 2 quadra’s verderop. Ik begin er met een tomatencrème soep gevolgd door een Pisco Sour (die bestelling kwam een beetje laat), stukjes kip met sla, tomaat en komkommer en frietjes met een frisdrank en opnieuw een Pisco Sour omdat de eerste zo lekker was. De terugweg naar de Utama Hostal is wat vermoeiender, maar het is voor één keer niet zo koud ondanks de ingevallen duisternis. Misschien het “zeeklimaat” effect op 3800m?
Yohani
Vanmorgen na het douchen nog even wat foto’s gedownload zodat het thuisfront na meer dan een week nog een keer wat nieuws krijgt, he verhaal zal voor (veel) later zijn vrees ik. Bij het verlaten van Cochabamba krijg ik nog zicht op de Cristo de la Cocordia, het op één na grootste standbeeld in zijn soort ter wereld met zijn 33m 44cm. 33 naar de leeftijd van jezus en 44 omdat hij 33j en een beetje was blijkbaar. Het eerste deel van de route is nog steeds de as La Paz-Santa Cruz en het verkeer navenant. In een bocht onder een helling ligt wat er overblijft van een zeer recent ongeval met een vrachtwagen. Men is nog volop bezig met puin ruimen en recupereren van een deel van de lading. Veel is dat niet want er blijft letterlijk niets van de vrachtwagen over dan wat blik. Even later kruis ik een ambulance op weg naar het ongeluk. Net als gisteren dus veel haasje over spelen met vrachtwagens en bussen, ik merk nu ook wat het verschil is met de vorige dagen, waar ik gisteren niet onmiddellijk de vinger op kon leggen: het zijn de bomen! Het is nu al bijna een week geleden dat ik die zag want de Altiplano ligt grotendeels boven de boomgrens. Ik geniet van het mooie berglandschap met af en toe een fotostop, de bestemming van vandaag is Incallajta, de 2e grootse Incaruïne van Bolivië. Het vergt wat zoeken en navragen om de juiste afslag te vinden want de GPS vind dat ik best over een berg kan rijden al is er geen weg. De eerste verrassing is dat het geen onverharde weg is maar een kasseibaantje, een minder prettige verrassing is dat het wel 2x zo lang is als gedacht. Plaats om elkaar te kruisen of voorbij te steken is er bijna nergens, maar gelukkig is het niet druk. Ik krijg wel weer enkele indrukwekkende panorama’s te zien. Die Inca’s wisten wel de spectaculairste plaatsen te kiezen voor hun steden.
Na talloze bochten en enkele kleine rivierdoorwadingen die eindelijk alle zout onder de auto van de zoutvlaktes kan wegspoelen, bereik ik dan toch de site. Enkele dames in traditionele kledij, die weer iets verschilt van deze van de Altiplano, ontvangen het toegangsgeld van 15 Bolivianos en wijzen me het te volgen pad. In Incallatja zijn er meer dan 50 constructies gevonden op een oppervlakte van een 12 hectare, het vormde de grens van het Incarijk en was als dusdanig een fort ter bescherming van dat rijk. De eerste ruïnes zijn deze van het huis met 2 verdiepen, alleen in Machu Pichu en hier zijn daar gekende voorbeelden van in het incarijk. Ook een deel van de muren die de stad omringen zijn nog gedeeltelijk intact en omvatten onder andere 2 pleinen, de kallanka een gebouw van liefst 80 op 25m met zuilen gebouwd uit stenen waarop het dak ruste. Hogerop is het militaire gedeelte van de site met de barakken van de “soldaten” en enkele silo’s voor het bewaren van de oogst. Terug naar beneden gaat het via een Incapad naar het administratieve gedeelte van de stad en vervolgens via een prachtige waterval met bomen behangen met baardmossen die het geheel een mystieke sfeer geven, naar het specialisten gedeelte, waar vrouwelijke ambachtslui textiel weefden en andere gebruiksvoorwerpen produceerden, voor eigen gebruik in de stad en handel. Als laatste is er dan nog een toren die volgens de archeologen voor astronomische waarnemingen diende. Hoog boven op de heuveltop vorm een zigzaggende muur de ultieme fortificatie van de stad. Enkele mensen die ik al eerder tijdens het bezoek tegen kwam, spreken me aan en blijken van de toeristische dienst van de regio. Ze zijn benieuwd hoe ik van het bestaan wist, waarom ik kom kijken en of ik een kelin interview met hen wil doen, dat ze filmen met hun smartphone. Dus als je in één of ander Boliviaans toeristinformatie kantoor iemand in belabberd Spaans over de site hoort spreken, bn ik dat misschien!
Terug bij de auto kan ik nog juist vertrekkeen voor een bus met schoolkinderen die ook de site bezocht. Na opnieuw de doorwadingen en de bochten te hebben getrotseerd, kom ik bij een afslag met de mogelijkheid om naar rechts naar Pocona te rijden, de lange heenweg in gedachte denk ik er goed aan te doen deze route te nemen (de GPS blijft halsstarrig weigeren een andere route dan deze over de berg te nemen). Helaas moet ik vaststellen dat de weg in het dorpje doodloopt en ik nog op mijn stappen mag terugkeren. Eens terug op het asfalt zet ik er de sokken is om nog voor het donker de Laguna La Angostura te bereiken, doch dat was al van bij de beslissing om naar Pocona te rijden, gedoemd van te mislukken. Ach ja, het is de eerste keer niet, en al is het niet prettig, zo erg is het nu ook weer niet. De weg slalomt in vlotte bochten door de bergen, landbouw is hier duidelijk een groot deel van het economisch leven en al met al ziet het er minder armoedig uit dan de mijngebieden. Maar dat kan ook het groenere landschap zijn natuurlijk. De laatste 20km staan in het teken van wegenwerken waar de weg fors verbreed wordt, maar gezien het late uur, heb ik er weinig last van, afgezien van het feit dat heel wat chauffeurs bij gebrek aan lijnen gewoon in het midden van de brede rijstroken rijden en echt tot het laatste moment wachten om hun lichten aan te steken.
Lastig wordt het pas wanneer ik opzoek moet naar Hotel Hacienda de Kaluyo. Op het onverlichte wegeltje moet ik blijkbaar een onverharde weg vinden die naar het hotel loopt. Een half uur en minstens 3x de weg heen en weer voor ik eindelijk het pad vind. 800m verder sta ik voor het duurste hotel van de reis (58Euro), waar men er dan nog niet in slaagt mijn reservatie te vinden. Ik wordt toch toegelaten en wordt naar mijn kamer gebracht met 2 dubbele bedden , een slaapzetel, een badkamer 3x zo groot als de vorige hotels, maar een schuifraam dat niet meer vast kan. Met een stukje touw uit de auto is dat in elk geval snel opgelost. Gelukkig hebben ze een restaurant en ik bestel een typisch schotel van Bolivië: Pique a lo Macho, gehakte stukjes vlees met frietjes, ui, pepers, tomaat, chorizo, aardappeltjes en saus. Lekker maar een beetje copieus. Vandaag proberen 2 dagen van het reisverhaal op te tekenen om zo de schade dag per dag in te halen.
Zaterdag 16 juni
Het feit dat men gisteren mijn boeking niet terug vond, blijkt vanmorgen helemaal geen probleem, het is zelfs zo dat de prijs van de overnachting met avondmaal en twee drankjes nog minder duur is dan de prijs vooropgesteld bij de boeking. Mij hoor je alvast niet klagen! Ik heb sterk de indruk dat ik de enige gast in het hotel was op dat moment, geen andere tafels gedekt, zowel bij het avondmaal als vanmorgen bij het ontbijt. Het enige dat vandaag op de planning staat is de rit terug naar Oruro, en dat voor het overgrote deel via de route die ik ook nam om naar Cochabamba te komen. Er is nu eenmaal geen haalbaar alternatief. Het begint echter met de rit van La Angostura naar Cochabamba, ik stop bij verschillende benzinestations, maar nergens hebben ze hier de Gasolina Especial, alleen de normale benzine. Niet dat dit nu zo erg zou zijn, maar met de voorziene oversteek van de Andes, is minder trekkracht en meer verbruik nu niet echt wat ik nodig heb. Ik gok er maar op dat in Cochabamba zelf wel de Especial zal beschikbaar zijn. Ik ben ook benieuwd hoeveel liter er nu zal ingaan, nu de tank op een kwart staat. Helaas is er geen ring rond de stad en dus moet ik er dwars door, bovendien kom ik nog in een straat terecht waar er markt wordt gehouden. Eens dat voorbij vind ik een geschikt tankstation, na 57l afgetopt is de tank goed vol, ik geloof dus nooit dat er 80l in die tank kan, zoals aangegeven stond voor een Toyota Hilux pickup 2.7 benzine van 2015 op internet. Het betekent dat ik zo rond de 11l/100km verbruik, helemaal niet slecht voor een benzine en heel wat hellingen (en bij de hier heersende benzineprijzen).
Eens Cochabamba door begint opnieuw het haasje over met de vrachtwagens, hier is het feit dat ik met een benzine rijd echt wel een zegen, want de diesels hebben het hier erg zwaar me de stevige hellingen in combinatie met de hoogte. Veel doempen en erg traag omhoog gaan, echt stapvoets eigenlijk! Dat maakt dat voorbijsteken gemakkelijk lukt, gewoon goed uitkijken of er geen verkeer aankomt. Zelfs als dat het geval is en de tegenligger een truck betreft, heb je zeeën van tijd, want zoals reeds gezegd moeten die ook met dezelfde traagte afdalen wegens de belasting van de remmen. Ondanks dat ik de route reeds in de tegengestelde richting nam, neem ik toch nog de tijd voor heel wat fotomomenten, andere richting geeft nu éénmaal ook andere uitzichten. Het is ongelooflijk hoeveel honden er hier rondlopen, of je nu langs een verlaten piste, in een dorp of een stad bent, sommige duidelijk straathonden, maar andere duidelijk rashonden. De meeste zijn erg rustig en komen alleen wat schooien als je uit de auto stapt, maar je hebt ook van die exemplaren die als razend op de auto komen afgevlogen als je voorbij rijd, puur geluk dat ik er nog geen geraakt heb! Het valt me op deze route op dat ik hier weinig lama’s en alpaca’s zie, wel af en toe koeien en schapen of geiten. Natuurlijk heb ik dit maar net gedacht of een kleine kudde lama’s steekt voor mijn neus de straat over! Voor de pret heb ik een keer nageteld hoeveel keer ik op deze 200km boven de 4000m kom, en dat is zo’n 3x (dus telkens met een afdaling van minstens 500m ertussen).
Op sommige stukken is de weg uit de berg gehakt, of beter gezegd gedynamiteerd, waarschijnlijk, waardoor je de illusie krijgt van door een canyon te rijden. Op de hoogste stukken kijk je op de lagere bergen neer als het ware, met erg mooie panorama’s als gevolg. In de dorpjes langs de weg in de bergen is alles voorzien voor de truckers, van restaurants tot publieke toiletten en douches, en veel standjes met snacks en drankjes. Vandaag zie ik minstens een drietal bussen langs de kant van de weg in panne staan, terwijl de passagiers het zich gemakkelijk maken rondom de bus. Iedereen lijkt daar erg gelaten bij. Het moet gezegd dat bussen van dezelfde maatschappij steeds lijken te stoppen als één van hun collega’s in de problemen zit. Ik kom lang een 3-tal betalende péages en 2 waar ik zo door mag, tezamen nog geen euro op deze 200km. En het geld lijkt goed besteed te worden want de wegen liggen er in het algemeen goed bij, naar mijn mening. Om 14u stipt sta ik terug voor de Oruro Inn en krijg dezelfde kamer toegewezen, dus terug 3 verdiepingen naar boven sleuren met de bagage (er is namelijk geen lift). Ik wil de namiddag benutten om nog wat te schrijven, gezien ik wat te bezien valt in de omgeving ook gezien heb met uitzondering van de thermale bronnen die echter beknot zijn door ze uit te baten en dus te betonneren, ik heb ze liever naturel. En oude rotstekeningen waarvoor je echter op zoek moet naar een dame met een sleutel die zich wel al eens in een bepaalde buurt ophoudt, en anders pech gehad. Vanavond nog wel even met een taxi naar het centrum voor het diner. Net als vorige keer laat ik een radiotaxi bellen, niet dat dit op niveau van kwaliteit en veiligheid veel uitmaakt, want de taxi is evenzeer een rammelbak met gebarsten voorruit, vering die niet meer is wat het moet zijn en ga zomaar verder. Bovendien vertelt de man me doodleuk dat dit zijn nachtjob is, naast zijn dagjob, en laat me zijn zakje cocabladeren zien waarmee hij wakker blijft door er op te kauwen. Ik laat me naar restaurant Ardentia brengen, net als twee dagen geleden uit de Lonely Planet geplukt, maar deze staat toch duidelijk wat lager op de ladder. Het feit dat achter op de menukaart staat er bendes actief zijn die in restaurants bar en nachtclubs mensen bestelen, is nu ook niet direct vertrouwenswekkend natuurlijk. Maar hun huisgemaakte lasagne is er goed en dus keer ik tevreden terug naar het hotel, met een zowaar nog krakkemikkigere taxi dan op de heenweg.
Zondag 17 juni
Vanmorgen maar extra lang van de warme douche geprofiteerd, want wie weet wat het vanavond en morgenvroeg zal zijn in het Sajama National Park. Van hen heb ik geen reservering alleen een erg onduidelijk Spaans E-mailtje waar ik met wat hulp van mijn Spaans sprekende tante heb kunnen op uit maken dat ze op mijn datum plaats hebben en dat ik ter plaatse de prijs van de verschillende kamers doorkrijg. Daarna ontbijt en de bagage terug naar de auto en ik ben klaar om te vertrekken. Ik tank de wagen nog maar eens vol, al is er maar een kwartje uit, maar volgens mijn opzoekingen is er alleen in Tambo Quemado op de grens met Chili een tankstation, en als dat om één of andere reden niet beschikbaar is wordt de terugrit voor morgen toch een beetje spannend, dus best zorgen dat ik een volle tank heb. Dat tanken is trouwens altijd nogal een gedoe, ze vragen altijd mijn rijbewijs (ik geef dan het internationale), waar ze niets mee zijn, vervolgens dan het paspoort dat ze moeten inbrengen alvorens er kan getankt worden. Dan rijdt ik via de ring half de stad rond en ben blij te merken dat de RN12 een geasfalteerde weg is. Eerste bezienswaardigheid onderweg: Lago Uru-Uru en hier staat wel water in, nog meer riet dan water, maar toch. De reeds geziene flamingosoort duikt weer op en deze keer ook één roze en wat groter exemplaar, wat maakt dat ik nu 2van de 3 in Bolivië voorkomende soorten heb gezien. Voor de rest rijd ik de gans dag over de Altiplano en stijg weer stilletjes van 3200 naar 4200m. Het is een rustige route met toch af en toe wat vrachtwagens en een enkele bus. Veel particuliere auto’s kom ik niet tegen. Wel veel aanwezig zijn de lama’s en Alpaca’s die hier rondzwerven, het is lang wachten op een kudde vicuna’s.
Wanneer ik van de RN 12 overga op de RN 24 blijkt ook deze geasfalteerd, een meevaller want dat betekent dat ik op een redelijk uur in Sajama zal aankomen en nog wat van het park kan verkennen. Aan de horizon verschijnen de eerste besneeuwde bergtoppen, vorige week kreeg ik al te horen dat in Sajama 15cm sneeuw was gevallen, en dus heb ik vanmorgen mijn warmste kleren maar aangetrokken. Maar tot nu toe valt dat heel goed mee, de temperatuur is goed en er is volop zon. Je merkt wel dat dit een armoedigere kant van het land is, de huisjes zijn nog echt de lemen huisjes van vroeger met rieten of golfplaten dak en zo ongeveer één kamer groot. Erg pittoresk om te zien, maar helaas waarschijnlijk niet echt comfortabel of voorzien van de moderne noden. Ik weet niet hoeveel keer ik de besneeuwde bergen heb getrokken en van uit hoeveel posities, maar het zijn er heel wat. Grappig is wel dat enkele van die bergen in het Sajama National park blijken te liggen, maar ik ze van meer dan 50km afstand al zag. Een hele bergketen aan mijn linkerkant moet al in Chili liggen en daar ben ik op een eerdere reis met mijn broer Jacques en kameraad Jan toen ook voorbijgekomen. Dat is ook, naast het tanken, de reden dat ik naar Tambo Quemado wil, om te kijken of ik zo dicht kan komen dat ik de vulkaan en het meer waar we toen op Chileens grondgebied overnacht hebben in het National Park Lauca, kan zien. Dat blijkt jammer genoeg niet het geval, al denk ik wel de top van de vulkaan herkent te hebben. De grenspost is onmiddellijk in het stadje zelf, je geraakt dus niet tot aan het hoogplateu waar het meer zich bevindt (alsof de 4300m waar ik me nu al bevind, niet al hoog genoeg is!)
Bij het binnenrijden van het Parque Nacional Sajama betaal je als buitelander 100 Bolivianos, net zoveel als in het Reserva Nacional de Fauna Andina. De Bolivianen zelf betalen maar 10 Bolivianos als student en 30 Bolivianos als volwassene. Maar ik wil dan ook hun maandloon niet hebben. Normaal zou ik onmiddellijk naar het Sajama in het park rijden, maar er is een afslag naar een uitzichtpunt op de Cerro Comisario en gezien ik nog niet weet of ik via dezelfde weg terug kom, wil ik daar alvast naartoe. De weg is net als alle wegen in het park onverhard maar goed berijdbaar. Het laatste stukje moet te voet en gaat omhoog en dat is op deze hoogte geen sinecure, geloof me. Ik sta nu zo goed als aan de voet van de berg die ik al zolang in het vizier had vandaag. Rond 15u ben ik dan bij het Hostal Oasis Sajama en heb ik de keuze uit de kamers van 50 of 100 Bolivianos, de laatste met een elektrisch vuurtje en de belofte van een warme douche. Natuurlijk kies ik de laatste, al moet ik die belofte van een warme douche nog zien waar worden… . Ik breng de bagage naar de kamer en trek er dan me de auto op uit naar de gueiseres, de geisers dus, jammer genoeg borrelen die nu alleen maar, om ze echt in actie te zien moet je er voor 10u in de ochtend zijn. Twee Duitse toeristen laten zich in adamskostuum verrassen. Er zijn hier nergens paden aangegeven en dus is het voorzichtig zijn, want je weet nooit waar de bodem in zo’n thermisch gebied stabiel is of niet. Mijn schoenen en broek zien er dan ook al snel lief uit. Na de pruttelende en rokende waterpoelen bekeken te hebben wil ik verder naar de Lagunas de Altura, maar de 2 paden die van hier vertrekken lopen beide dood. Nadere inspectie van het ontvangen kaartje en de LP reisgids verklaren dat: je kan er alleen naar toe door middel van een trekking naar de hoogtes van 4830, 4900 en 4960m! Goed gek en niet aan mij besteed, dank u.
Ik kies er dan maar voor om naar de Aguas Termales te rijden, en moet daarvoor opnieuw langs het dorpje. De lama’s en Alpaca’s vinden het deze avond blijkbaar leuk om midden op het pad te gaan liggen. Maar gewoon zachtjes naderen en ze gaan vanzelf uit de weg. De zon begint nu serieus te zakken en verblind me fel, op een gegeven moment sta ik voor een riviertje, waarvan ik in eerste instantie denk dat het de warmwaterbronnen zijn, maar als ik uitstap en wat zijwaarts ga, zie ik aan de andere kant de pist verder lopen. Dus erdoor maar weer en verder enkele honderden meters verder zie ik dan auto’s geparkeerd staan. Ik et me erbij en wandel het laatste stukje terwijl enkele baders juist terugkeren. Ik heb mijn zwemgerief in het hotel gelaten en maar goed ook want de zon verdwijnt achter de bergen en het is ongelofelijk hoeveel de temperatuur ineens daalt. Ik haal het nog tot aan de eerste thermale bron met kleine stenen kleedhokje erbij, maar besluit de andere te laten voor wat ze zijn, koukleumend gaat het terug naar de auto, waar snel de chauffage op gaat. De zon mag dan al achter de bergketens gezakt zijn, donker is het nog niet, het schemert zelfs nog niet wanneer ik terug bij het hotel aankom. Eten is om 19u en dus werk ik nog een uurtje aan het reisverhaal, veel verzet is er hier niet, geen TV en geen internet. Ik word netjes geroepen als het eten klaar is, geen menu’s hier, eten wat de pot schaft. In dit geval een lekker opwarmende groentesoepje, gevolgd door een stukje vlees (geen idee welk trouwens) met gebakken rijst en frietjes en een abrikoos op sap als dessert na. Eenvoudig maar lekker. Daarna maar terug naar de kamer en nog wat schrijven, ik zal alvast de fleece slaapzak maar opnieuw bovenhalen!
Maandag 18 juni
Vanmorgen is de beloofde warme douche ijskoud (zoals ik wel verwachte) en nu ben ik wel iets gewoon, maar dit is me toch wel te gortig, hoe koud het dan wel was? Wel de 5l flessen water in de auto waren deels bevroren! Bij het ontbijt krijg ik een extra gasverwarmer bij me aan tafel, en die is welkom. Bedoeling is vanmorgen de lengte van het park door rijden, over zandpistes dus, en nog even te stoppen bij de bezienswaardigheden. Bij de afrekening kan ik het niet laten toch nog even te wijzen op de koude douche, maar de enige reactie is dat je de linker kraan moet gebruiken, zover was ik natuurlijk ook al. Ik liet het voor de zekerheid ook lang lopen, want als je de eerste bent om de douche te gebruiken kan het wel wat duren voor het warme water er doorkomt. Maar kom van een dagje niet douchen ga je niet stinken, zeker bij heersende temperaturen. Nog wat pakjes papieren zakdoekjes aanschaffen in het winkeltje rechtover de hostal en dan vertrek ik met een stofwolk in mijn kielzog. Nu in heet dorp doe ik het kalmpjes aan, want ik denk dat die mensen al zowat stoflongen hebben! Een eindje verder passeer ik mijn jonge Franse hotelgenoten die het park met de rugzak verkennen, na aankomst met het openbaar vervoer. Ondanks dat dit het oudste Nationale Park van Bolivië is, zijn er toch nog verschillende dorpjes en boerderijen in het park. En er lopen dan ook heel camelitos rond. Tot zelfs in de straten van de dorpjes. De rhea’s zijn wat schuwer, maar ik krijg er toch één in beeld. Aan de linkerkant van de weg komt de laguna Huanakota in beeld, deze keer geen speciale kleurentoestanden, gewoon een meertje met enkel mooie besneeuwde bergtoppen op de achtergrond. Verder dan naar Tomarapi, één van die dorpjes in het park met een mooie lemen kerk. Ook de rest van het dorp is trouwen uit het zelfde materiaal opgetrokken, lemen stenen, gedroogd in de zon, aan elkaar gemetseld met leem en voor de specialletjes nog een keer bepleisterd met leem (en heel soms geverfd of wit gekalkt). Ik neem nog een laatste foto van Volcan Sajama en keer hem dan echt de rug toe, op weg naar de RN4.
Ook de andere besneeuwde bergtoppen van de liggen nu vooral achter mij en ik maak me op voor een lange eentonige rit door een pampas op 3800m hoogte, met als enige afleiding de vele kudde lama’s en Alpaca’s. Maar dan heb ik geen rekening gehouden met het verrassingselement van de Boliviaanse natuur. Maar pas is die gedachte door mijn hoofd gegaan of het landschap verandert, eerst zijn het losse rotsformaties met vreemd geërodeerde rotsen die in mijn gezichtsveld verschijnen, met de meest impressionistische vormen, gaten bruggen en holen, allen in een donker rode kleur. Dan wordt de hoogvlakte doorneden door canyons met fantastische door water en wind gesculpteerde wanden, sommige grotesk in afmetingen, ander zo verfijnd dat het wel zuilenrijen van door mensenhanden gemaakte tempels lijken te zijn. Rood, zwart, zandkleur en combinaties van deze kleuren te over. Na elke bocht valt er wel weer een nieuw panorama te bewonderen. Ik maak nog een klein zijsprongetje naar Curahuara de Carangas waar de Sixtijnse Kapel van de Altiplano moet te vinden zijn (ik vind de kerk, die nodig wat restoratie kan gebruiken, maar alles is er vast), een Militair museum dat de misdaden van de voormalige dictators doorlicht (hun tegenstanders werden in deze militaire gevangenis gemarteld en omgebracht, maar de militair aan de slagboom weet me te vertellen dat het cerrado is; kan me ook indenken dat ze als militair niet teveel willen terugdenken aan die periodes, want het waren zij natuurlijk die dat in opdracht van uitvoerden). Naar het Pukara de Pichaca, een Aymara fort, vraag ik almaar niet meer, gezien er zelfs geen enkele verwijzing naar stond in het hele dorp. Het leek trouwens wel nationale opkuisdag in het dorp want jong en oud, man en vrouw stonden met een bezem in de hand de straten en pleinen op te vegen. Maar terug naar de RN 4 dan.
Het landschap is nu een beetje heuvelachtig geworden, zonder kloven, maar naast de weg verschijnen nu de Chullpas Condoramaya, graftombes gebouwd in het zelfde materiaal als de huizen. Vreemd genoeg zijn het hier rechthoekige blokken met een opening erin, in tegenstelling tot de ronde torens aan de overzijde van het Titicacameer, terwijl het toch in beide gevallen over graftombes van de Aymara gaat? Het landschap verandert opnieuw en ik krijg nu een mini versie te zie van wat ik eerder op de dag zag, canyons maar dan 10x kleiner maar net zo mooi! Het is net na de middag wanneer ik in Patacamaya aankom het stadje waar ik normaal zou overnachten, doch het is nog zo vroeg dat ik besluit van hier alleen wat te eten en de 150km naar Tiwanaku ook vandaag al te overbruggen. Als bij toeval valt mijn oog op een Chuquruias (hopelijk spel ik het juist), een soort fastfood restaurant waar ze maar één schotel serveren, en dat heeft dezelfde naam als het restaurant. Het bestaat uit enkele aardappelen klaargemaakt in schil, kleine witte zilveruitjes achtige groente (maar zonder veel smaak), met daarbovenop een stapel draderig vlees, fijner dan spaghettislierten, wat kaas erop, en een hard gekookt ei in de schaal erbij. En het was nog smakelijk ook! Een blik opzij bij het vertrek, doet me beseffen dat vlak ernaast de Hostal Vina del Mar ligt waar ik voorzien had om te overnachten, zonder boeking trouwens. In Patacamaya draai ik af op de Panamericana richting La Paz, afgezien van de hevig besneeuwde bergketen die nu aan mijn rechterkant opduikt, is het nu echt landschappelijk niet zo interessant meer, bovendien wordt het drukker en drukker en heb ik me niet gerealiseerd dat de GPS me via de “snelste” route via El Alto, de voorstad van La Paz heeft gestuurd, in plaats in Viacha via kleine witte binnenwegen (misschien zelfs onverhard) af te slaan richting Tiwanaku.
Het is voor de eerste keer deze reis dat ik in de Zuid-Amerikaanse autohel van een grootstad beland, ik begon al te denken dat Bolivië de uitzondering op de regels was, maar helaas (en zeggen dat ik hier nog minstens 3x doorheen moet op mijn reis!). Hier is het dus echt weer het gevecht om een plaats op de weg, de massale aantal busjes die overal stoppen, hele wegen blokkeren en denken dat ze alles mogen als hun waarschuwingsknipperlichten aanstaan, je snijden en dan plots stoppen om passagiers in of uit te laden. Er staat je maar één ding te doen, verstand op nul en agressief rijgedrag vertonen, het enige waarvoor ze buigen. Een uur breng ik door in deze ellende alvorens ik erdoor ben, de files lossen zich geleidelijk op naargelang ik me van de stad verwijder en de rust keert weer, al moet de adrenaline ook nog wat naar beneden. Al met al bereik ik Tiwanaku nog mooi op tijd, het hotel heeft een restaurant waar ik terecht kan, een ruime afgesloten parkeerplaats en een warme douche, alleen verwarming op de kamer had nog een pluspunt geweest. Van op de kamer heb ik al zicht op de ruïnes van Tiwanaku, of Tihuanaco of nog Tiahuanaco, naargelang welke taal gebruikt wordt. Ik breng de avond door met het opladen van wat foto’s op de tablet, elektronische kaartjes opmaken voor vrienden & familie, die ze als het goed is, binnen twee dagen in de bus moeten krijgen. De eetzaal is weer verbazend leeg, toch weet de uitbaatster me te vertellen dat de volgende dagen (20 & 21 juni) het hotel volledig volgeboekt zal zijn, net als alle hotels en logementen in het dorp, voor de zonnewende waarvoor er 10.000 mensen verwacht worden. Dit zowel Aymara afstammelingen, toeristen als New Age aanhangers die dit evenement komen bijwonen. Dit doet zich 4x per jaar voor in juni, augustus, december en maart en was reeds een groots evenement ten tijde van de Tihuanaka, de Inca’s, Maya’s en Azteken, wiens tempels er speciaal naar gebouwd zijn. Maar voor vandaag rest er alleen nog het diner met Quinoa groentesoep, gebakken lamavlees, gekookte groentjes, rijst, aardappelen en zelfgebakken koekjes vergezeld van een speciale thee, goed tegen hoogteziekte en voor de maag (en neen het is geen Cocathee deze keer).
Dinsdag 19 juni
Vanmorgen extra genoten van de warme douche, dubbel zelfs omdat het morgen vroeg dezelfde is want vandaag blijf ik hier, uitgezonderd een klein uitstapje naar het Titicacameer misschien. Ik verloof me dan ook de luxe iets langer in bed te blijven liggen. Tegen 8u30 ontbijt want om 8u gaan de museums en de site open. Als ik om 9u30 na het aanschaffen van het ticket voor zowel de museums als de sites, het Museo Litico Monumental, schuin over het hotel, binnenstap zijn de deuren wel open, maar is er nog geen receptionist(e) te zien, ik ga dan maar zelf op onderzoek uit en moet in sommige zalen het licht nog zelf aandoen. Dat heeft ook het voordeel dat ik naar hartenlust kan fotograferen en filmen, wat volgens de bordjes normaal niet toegelaten is. Maar wat niet weet, wat niet deert en eerlijk gezegd had ik maar na 3 zalen in het snuitje dat het niet mocht. In dit museum zijn er vooral beelden en architecturale kunstwerken van Tihuanacu te vinden met als prijsstuk een grote monolitische figuur Monolito Bennett Pachamama van 7,5m hoog die in liggende houding in de Templete Semisubterraneo werd gevonden door een Noord-Amerikaanse archeoloog met de naam Bennett, pas in 2002 kwam het beeld terug naar Tihuanacu terug na jaren in een nagebouwde Templete Semisubterraneo onder de uitlaatgassen in La Paz te hebben gestaan. Er staat in hetzelfde museum nog een monolitische figuur van zo’n 2m hoog, die zeker zo mooi is, nog verschillende voetstukken en hoofden die zowel mensen als jaguars (of puma’s) moeten voostellen, maar al bij al voelt het museum vrij leeg aan, wat gedeeltelijk te verklaren valt omdat het dak van het toch nog recente gebouw in het midden het begeven heeft, zodat dit momenteel een open patio vormt.
Veel van de potten, gebruiksvoorwerpen en tot een mummie toe, werden gelukkig van tussen de mottenballen van de opslagplaats gehaald en tentoongesteld in het Museo Ceramico, bij de buren. Hier is al wel volk aanwezig en dus blijft de camera mooi in zijn opbergplaatsje. Er is ook wat informatie over het Tihuanacu volk, dat al 1000 jaar voor de Inca’s hier een groot rijk hadden dat delen van Peru, Bolivië, Chili en Argentinië omvatte. Er wordt ook nog maar een keer naar verwezen dat veel van de verwezenlijkingen die aan de Inca’s werden toegeschreven, feitelijk reeds door oudere volkeren werden gecreëerd en dat de Inca’s de pluim van het verspreiden, uitvergroten en soms ook perfectioneren van deze werkwijzen op hun hoofddeksel mogen steken. Na deze 2 musea is het tijd om met het echte werk te beginnen, de vindplaats van al de tentoongestelde artefacten. De site kan alleen bezocht worden, maar ik opteer voor 130 Bolivianos voor een Engels sprekende gids, genaamd Mario (dat is naast de 100 Bolivianos toegangsgeld). Omdat er op de site weinig informatie aanwezig is, is dat wel aangewezen, hij begint met me uit te leggen, dat de reden waarom deze religieuze site verlaten werd niet 100% zeker gekend is. Er zijn wel enkele hypotheses, waarvan de eerste verwijst naar de daling van het waterniveau van Titicaca meer, waardoor de tempels niet meer aan de oevers van het meer lagen, vandaag ligt het meer op 20km hier vandaan. Een andere mythe spreekt over het uiteenvallen van een centrale leiding waardoor kleine groepen meer en meer gingen rivaliseren en elkaar gingen bevechten. En een derde hypothese verwijst naar de opkomst van het incarijk. Feit is dat men met geen enkele zekerheid kan zeggen wat er met dit grote rijk feitelijk gebeurt is, behalve dat het deel uitmaakt van één van die mythische verdwenen beschavingen.
Dat het knappe koppen waren is al gauw duidelijk, ze hakten stenen uit waar je een hedendaagse winkelhaak zonder een haartje verschil kan tegen zetten, gebruikten magnetisch gesteente op een manier dat het duidelijk is dat ze weet hadden van die krachten. Maakten stenen zo glad dat ze wel gepolijst leken. Maar ze haalden ook andere architectonische en wetenschappelijke kunstjes uit, zo maakten ze stenen met een spiraalvormig gat er in dat niet alleen werkte als megafoon, maar in omgekeerde wijze ook een zacht gesprek van op grote afstand perfect kon afluisteren. Het eerste grote bouwwerk op de site is de Piramide van Akapana, of wat ervan overblijft. De piramide die bestond uit 7 terrassen, werd na de verovering door de Spanjaarden op de Inca’s (die hem op hun beurt goed of kwaadwillig hebben overgenomen van de Tihuanaca’s ), bijna volledig ontmanteld en deels opgegraven. Het eerste voor de bouw van hun kerken, het tweede omdat ze goud vermoeden in de waterpoel in de vorm van een Andenees kruis in de top van de piramide. Volgens de archeologen diende het wateroppervlak echter een ander doel, namelijk het weerspiegelen van de sterrenconstelaties. Het kruis lag trouwens in een perfecte Noord-Zuid, Oost-West configuratie. Van op de Akapana piramide heb je ook een mooi overzicht op de Kalasasaya, een ommuurd ritueel platvorm van 120 bij 130m waarvan de basis van het platvorm 3m boven de omgeving verheven ligt. Zowel voor de muren van de piramide, het Kalasasaya als de tempels werd zowel zandsteen als andesite gebruikt. De kleine delen origineel overgebleven stukken muur geven prachtig de zeer nauw op elkaar aansluitende stenen weer waarvoor de Inca’s later zo gekend zouden worden. Niet zichtbaar bij nog rechtopstaande muren, is een techniek die ik ook bij het Parthenon in Athene, Griekenland in gebruik zag: de stenen zaten aan elkaar vast met metalen (of stenen uitstulpingen) en gaten en waren zo aardbevingbestendig.
Voor dat we naar de Templo Kalasasaya gaan, gaat het eerst nog naar Kantatallita, dat wat verderop ligt en voor de archeologen nog een raadsel vormt. Eén mogelijkheid zou zijn dat het een miniatuur betreft van een nog niet gevonden tempel ten zuiden van de Akapana piramide (men schat tenslotte in dat nog maar 30% van Tihuanaca opgegraven werd). De volgende vindplaats is het half verzonken tempeltje, de Templete Semisubterraneo, waar de beruchte monoliet werd gevonden. De tempel van 26 bij 28m zit zo’n 2 à 3m verzonken in de grond en heeft maar 1 van trappen voorziene ingang, gericht naar het zuiden. In de gereconstrueerde wanden werden 175 gebeeldhouwde koppen verwerkt, waarvan er enkele opvallen door morfologische karaktertrekken die niet Zuid-Amerikaans zijn, zo is er sprak van Aziatische gelaatstrekken, Afrikaanse met dikke neuzen (of wie weet Australische aboriginals), een gezicht met baard (het zou nog een 10-tal eeuwen duren voor de Spanjaarden voet aan wal zetten) en wat sommige aliens (marsmannetjes) noemen, of de erosie van de koppen spelen ons parten natuurlijk. In het midden van de tempel staan opnieuw 3 steles met menselijke trekken, juist naast de plaats waar de Monolito Bennett Pachamama lag. Van één is men zeker dat het een beeld betreft van een beschaving, nog ouder dan die van Tihuanac, dus van voor 500 BC.
We volgen nu de muur rond de Templo de Kalasasaya met de naar het oosten gerichte hoofdingang met massieve uit een stuk bestaande treden van enkele tonnen, we draaien de hoek om (en meteen valt weer op hoe kaarsrecht deze mensen hun bouwsels neerzetten), en nemen een kleinere zijingang naar het verhoogde plein. Rechts van ons staat de Puerta del Sol, duidelijk niet meer op zijn originele plaats en dus ook niet meer door de zon beschenen zoals het hoort tijdens de zonnewendes. Duidelijk is weer het duidelijk weerkerende aspect dat al deze bouwsels eigenlijk kalenders voorstellen, hoe groot of klein ze ook zijn. Hoe de Spanjaarden erin zijn geslaagd het 10 ton wegende, uit één stuk steen bestaande blok, te verplaatsen is me niet duidelijk. Klaarblijkelijk niet te zachtzinnig want het bovenste deel is er door in twee gebroken. Ik veronderstel dat het gewicht ook de reden is dat het pronkstuk niet terug op zijn originele plaats werd terug gezet die bij benadering gekend is. Of is men bang dat men ondanks al onze moderne kennis de juiste plaatsbepaling (baan van de zon etc…) niet zou terugvinden?
Nog op het plein opnieuw een monolithische figuur die midden tegenover de hoofdingang staat en zo zichtbaar is van buiten de tempel. Verder zijn er nog de ruïnes van 14 priesterhuisjes langs de muurwand gevonden, een soort tafel die best als offerandetafel kan dienst gedaan hebben en een gebeeldhouwde monoliet gekend als de “broeder”, belangrijk, niet als de “priester”, waarmee hij op het eerste gezicht zou kunnen verward worden, wegens klederdracht en hoofdtooi. Het is echter zijn lendenriem die hem verraad als een Spaanse kopie, wegens de aanwezigheid van de dierenriem, de Tihuanaca waren dan fameuze astrologen, de dierenriem, in deze vormgeving althans, kenden zij niet (en al zeker niet als het deze van het Noordelijk halfrond zijn). Als laatste op deze site is er dan nog de Templo de Putuni, welke eigenlijk de begraafplaats was van de priesters die de ceremonies leiden. Met de fundamenten van de tombes en dubbele muren rondom. Daarachter in een verloren hoekje vind men dan nog de Puerta de la Luna. Daarme ben ik rond met uitzodering van de Piramide de PumaPunku, die echter geen deel uitmaakt van het Tihuanaca complex, maar een Inca site is aan de andere kant van het dorp. Doch eerst is het tijd voor een lunch in de vorm van een groentesoepje en het ophalen van de auto, nadat ik even langs de souvenirstalletjes rond gesnuisterd heb.
Na de lunch rijd ik met de auto tot aan de Piramide de Pumapunku, die wel een kleinere versie van de Akapana lijkt, doch er zijn hier wel basaltblokken tot 130 ton gevonden. Ook aan de uitgehouwen stenen merkt men andere geometrische figuren, ik zie er een soort hamster wegvluchten onder een opening van één van de monolieten, maar kan er niet echt van genieten omdat ik plots met zware buikkrampen krijg af te rekenen. Hier geen publieke toiletten in de buurt dus haast ik me met de auto naar het museum, waar gelukkig nette toiletten beschikbaar zijn. Een kwartiertje en een immodium later ben ik weer op weg, naar Guaqui deze keer. Een dorpje aan het Titicacameer, 22 km verderop. Eens dor het dorp is er een militaire post (enkele kilometers verderop is de grens met Peru, die het blijkbaar iedereen moeilijk maken naar de grenspost willen. De vrachtwagens staan immers net als in Tambo Quemado weer in ellelange files aan te schuiven. Ik heb geen zin om het vel van over mijn oren gevraagd te worden over het hoe en waarom voor die paar 100 meters naar de oevers aan het meer, om nog maar te zwijgen van wat er dan gebeurt bij terugkeer. Ik kies dan voor het alternatief om naar de haven van Guaqui te rijden, waar ik tenminste een zicht heb op de vaargeul naar het Titicacameer, onderweg zie ik veel militairen die met de boeren het hooi aan het oogsten zijn, ik zie dat de velden zich uitstrekken tot aan het meer en na het bezoek aan de haven, waar het museum over het Titicacameer betere tijden heeft gekend en nu gesloten blijkt, volg ik één van de sporen tussen de velgen tot waar het te drassig wordt. Ik wandel nog even verder over de sompige ondergrond, tot ik dicht genoeg bij ben om mijn derde flamingosoort vast te leggen, grote roze zoals we ze kennen uit de dierentuin deze keer.
De terugkeer naar Tiwanaku verloopt zonder incidenten, overal merk ik op dat de boeren volop aan het oogsten zijn (wat dus inderdaad van oudsher me deze zonnewendeperiode overeenkomt). Langs één kant vind ik het jammer dat ik ze hier niet zal meemaken, vooral voor de traditionele opvoeringen die zullen plaatsvinden in de traditionele kleding. Maar anderzijds heb ik ook geen zin tussen 10.000 man rond te lopen. In het hotel heb ik nog enkele uren de tijd om wat schrijfwerk te doen alvorens het avondeten, de gekende formule ondertussen van rijst, gekookte aardappel, groentjes en vis in de vorm van forel uit het Titicacameer deze keer. Ook nadien opnieuw aan het reisverhaal verder doen.
Woensdag 20 juni
De luxe ervaring van de warme douche is er nog niet af, en dus geniet ik er maar lang genoeg van. Daarna het ontbijt en dan hop de wagen in. Tot ik de RN 1 verlaat valt er niet veel nieuws beleven gezien ik die route reeds eergisteren aflegde. Mijn vrees is dat ik weer tot in El Alto moet, hoewel er in Laja een klein wit baantje naar Battales ingetekend staat. Navraag bij de péage in Laja bevestigd mijn vermoeden, het moet verder tot in El Alto. Ik zie er nu al tegenop om weer in die heksenketel te rijden, dat soort stress heb je in verlof niet nodig. Ik ga tanken en het meisje is verrast dat ik uit Tiwanaku vertrokken ben voor de feestelijkheden, maar voor mij hoeft die drukte niet. Wat drukte betreft tref ik het trouwens, blijkt dat ik bij het binnenrijden van de buitenwijken van El Alto, zo ongeveer waar het begint op te stroppen, een doorsteek moet nemen. Een weg in erbarmelijke staat, dat wel, maar alles is beter dan de busjescaroussel te moeten nemen. Voor de rest is deze RN 2 erg vergelijkbaar met de weg waar ik vandaan kom, weinig opmerkelijks te zien, alleen kom ik verontrustend veel hondenkadavers tegen naast de weg, met af en toe een dorpje, en dus gewoon karren maar. Het lastige aan die dorpjes is dat er snelheidsbeperkingen tot 30km/u staan, terwijl het normaal 80km/u is. Niet dat er ook maar iemand er zich aan houdt in beide gevallen en dus volg je de verkeerstroom maar. Doch op een gegeven moment staat er politie met een speedgun aan zo’n bebouwde kom. Gelukkig meet die mijn snelheid voor de snelheidsbeperking en komt die op 96km/u te staan. Ik denk, daar praat ik me niet onderuit, gewoon kalmpjes en vriendelijk antwoorden op hun vragen en we zien wel wat het wordt. Tot mijn verrassing en alle horrorverhalen van corrupte politie in Bolivië ten spijt, zijn ze heel vriendelijk, geven mijn papieren gewoon terug en vragen wat trager aan te doen. Ik zie het een Belgische agent nog niet doen.
Een beetje meer lettend op mijn snelheid, ik zweer het op mijn communiezieltje, rijd ik verder. Stilaan komt het Lago Titicaca in zicht, eerst nog als een blauwe streep in de verte, maar algauw rijd ik langs de oevers en die verlaat ik niet meer, sterker nog ik ga erdoor rijden, of beter gezegd met een soort veredelde houten duwbak met buitenboord motor wordt ik samen met een bus (en meer kan er echt niet op) naar een schiereiland gebracht. Het eigenaardige hieraan is dat de enige landverbinding van dit stukje Bolivië met Peruviaans grondgebied is (de grens loopt dwars door het meer) en de Bolivianen dus alleen met de duwbakken naar hun stukje grondgebied kunnen, zonder 2x de grens over te steken. Nu begin ik ook te begrijpen waarom men in de LP reisgids voorstelde om de route overdag te doen (afgezien van schimmige illegale bus- en taxi chauffeurs die nog wel eens een gevaar willen vormen), wegens een zo’n mooie route. Tot even voor de oversteek van Huatajata naar Tiquina, was dat helemaal niet het geval. Maar eens op het schiereiland verandert dat drastisch, de bergroute van 40km naar Copacabana, is prachtig. Echt weer zo’n foto om elke bocht route, en daarbij zo rustig dat je weinig rekening moet houden met ander verkeer. Iemand van de bevoegde diensten is er zich in elk geval ook van bewust, want de mooiste miradors staan aangegeven en er zijn zelf afdakjes en banken geplaatst. Prachtige baaien, uitzichten op eilanden, rotsformaties, corniches van alles wat. Het is bijna jammer dat ik Copacabana bereik, dat trouwens ook prachtig gesitueerd is tussen twee “heuvels” van +4000m hoog (gezien het meer op 3800m ligt.
Het is nog even lastig Hostal Utama te bereiken, door de onduidelijkheid of bepaalde straten nu éénrichting zijn of niet, bovendien zijn er bij die ongelooflijk stijl zijn. En altijd is er wel eentje die onverwacht geblokkeerd is door een hoop zand of een vrachtwagen. Maar eens aangekomen is het maar een kleintje om in te checken de bagage naar het 2e verdiep te zeulen en de wagen op hun parking te zetten. Ik neem ruim de tijd om te beslissen wat ik nu gaan doen. Ik heb twee optie, of ik blijf in het stadje en ga naar het Museo del Poncho, het Museo Taipy en dat van de kathedraal (maar voor die laatste moet je met een groep van 4 zijn). Of via een onverharde weg 17 km naar Yampupata rijden met enkele bezienswaardigheden onderweg. Het goede weer en de te verwachten uitzichten maken de keuze niet moeilijk, Yampupata it is! Dus vraag ik om de poort van de parking weer te openen en ga ik op weg, doch niet zonder ongetwijfeld de steilste weg van het hele stadje op te rijden de Cerro Calvario op, die natuurlijk doodloopt op een wandelpad. Achteruit terug naar beneden, doch niet zonder de auto in zijn kleine versnelling te zetten, verharde weg of niet! Gelukkig vind ik al snel een plaats waar ik kan draaien en kan wat comfortabeler terug naar beneden. Weer is het Maps.Me dat tot de redding komt en me op de goede weg zet.
Eerste stop een Mariabeeldje in een namaakgrotje, gelukkig is de rotspartij errond wel de moeite waard. Enkele drijvende eilanden met visrestaurants blijken gewoon op palen te staan, en zijn bijlange geen drijvende eilanden. De weg wordt nu wat interessanter, met zelfs bomen hier boven de 3800m! Men heeft hier zelfs een Lourdesgrot, ik kan er mij echt niet toe brengen er naartoe te klimmen, want op deze hoogte is een verschijning dan wel erg waarschijnlijk! Je weet wel bollen, flitsen en sterretjes voor de ogen! In plaats daarvan laat ik de zoom van de camera zijn werk doen, wel zo gemakkelijk. Op en neer langs de berghellingen van het schiereiland gaat het verder, alleen jammer dat de zon me recht in de ogen schijnt, afgezien van de verminderde zichtbaarheid van de kronkelige piste en het daarbij horende gevaar, is het ook nog eens een tegenvaller voor het nemen van foto’s en het filmen. Maar uiteindelijk lukt het allemaal wel en bereik ik Yampupata dat echt zo’n bestemming is waar de route ernaar toe belangrijker is dan de bestemming.
Op de terugweg pik ik op twee verschillende plaatsen enkele oudere mannen op die staan te liften en naar Copacabana moeten, ze zijn er gelukkig mee, want anders is het een wandeling van een uur of 3. En ik heb wat aanspraak onderweg, plus het grote voordeel dat ze Copacabana kennen en me in één keer naar de Plaza 2de Febrero brengen, of toch tot op 5m van het plein, want daar vind een kerel het nodig een elektriciteitskabel over de straat hangend te herstellen, na 10 minuten en aandringen van mijn 2 Boliviaanse lifters gaat hij een stukje de ladder op. Ik zet hen af op het plein en ga zelf een foto nemen van de kathedraal die enorm groot is voor zo’n klein stadje, en nog fotogeniek ook! Van hieruit is het niet ver meer naar mijn hostal en ik krijg de receptionist zelfs zo ver opnieuw de parking te openen, al vraagt hij wel verontrust of ik de auto vanavond nog nodig heb. Dat is niet het geval, de wandeling naar de Calle 6 de Agosto waar ik een restaurant uitzoek is, maar 2 quadra’s verderop. Ik begin er met een tomatencrème soep gevolgd door een Pisco Sour (die bestelling kwam een beetje laat), stukjes kip met sla, tomaat en komkommer en frietjes met een frisdrank en opnieuw een Pisco Sour omdat de eerste zo lekker was. De terugweg naar de Utama Hostal is wat vermoeiender, maar het is voor één keer niet zo koud ondanks de ingevallen duisternis. Misschien het “zeeklimaat” effect op 3800m?
Yohani
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
- Yohani
- LROCB-Member
- Berichten: 1097
- Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
- lrocb_lidnr: 64
- Woonplaats: Putte (Mechelen)
- Contacteer:
Re: Hoogtestage in Bolivië
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
- Penguin
- LROCB-Member
- Berichten: 3098
- Lid geworden op: vr 25 jul, 2003 13:32
- lrocb_lidnr: 1396
- Woonplaats: Hoele
- Contacteer:
Re: Hoogtestage in Bolivië
Weeral een schone trip Yohani!
- Beerke
- LROCB-Member
- Berichten: 350
- Lid geworden op: vr 14 jan, 2005 00:20
- lrocb_lidnr: 519
- Woonplaats: Heverlee
Re: Hoogtestage in Bolivië
Idd, weeral wat leesvoer voor de talrijke wachtmomentjes op het werk ;-)
J'aime le travail bien fait... ... par les autres! ( Gaston attitude ;-))
- Yohani
- LROCB-Member
- Berichten: 1097
- Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
- lrocb_lidnr: 64
- Woonplaats: Putte (Mechelen)
- Contacteer:
Re: Hoogtestage in Bolivië
Donderdag 21 juni
Als er nu één dag deze reis is, dat er niets nieuws te vertellen valt, dan moet het deze wel zijn. Wat betreft de route dat is gewoon die van gisteren, maar dan in omgekeerde richting, dus wat mooi was is dat nog steeds, en wat niet zo interessant was, wel ik ben er eigenlijk verwonderd over dat een groot deel van de RN 2 nog best meevalt. Niet alleen ben je nog maar op 70km van La Paz voordat je Lake Titikaka uit het zicht verliest, daarna heb je aan je linkerkant nog de hele tijd de besneeuwde bergtoppen van de Cordillera Real in zicht tot aan de buitenwijken van La Paz. Dus eigenlijk valt het best nog mee, als je al zoveel mooie routes achter de tanden hebt, wordt je waarschijnlijk een beetje blasé, zoal ze dat zeggen. En geen snelheid metende politie meer in zicht al zorg ik er wel voor de snelheid hier binnen de perken te houden. De pret begint pas bij binnenrijden van El Alto, zo ongeveer ter hoogte van het vliegvelg, en laat er geen misverstand zijn, ik ben hier sarcastisch bezig. Op het eerste zicht lijkt alles goed mee te vallen, het lijkt zelfs wel een feestdag of zo (dat wordt me later bevestigd trouwens in het hotel), het is vrij rustig op de baan. Maar in het centrum van El Alto breekt de hel los, overal palmen markten de straten en pleinen in, en waar er markten zijn, zijn er microbusjes, 100-den microbusjes, ik overdrijf niet! Ze staan 2 tot 3 rijen dik aan te schuiven tot ze vol zitten met passagiers, en dan bedoel ik niet voor enkele minuten, wie of wat ze daarmee blokkeren zal hun worst wezen, waarschijnlijk hebben ze al een hele cocastruik bladeren vermalen tussen hun tanden, dus wat kan het hen allemaal schelen?
Zit er toch eentje vol dan wil die eruit natuurlijk, maar dat is nog geen sinecure als je in rij één staat, want je concullega op rij 2 of 3 denkt er niet aan te bewegen, want die is geheid zijn plaatsje kwijt aan zijn achterligger, dus no passeran Josée! Centimeter voor centimeter schuift die dan toch voorruit, en forceert zich een weg door de rijen, doch die deint dan uit richting de laatst overgebleven rijstrook en blokkeert die ook! Ik slaag er niet in om links af te slaan omdat daar hetzelfde aan de hand is en moet dus blokje om, om in de file in de andere richting terecht te komen! Weer dezelfde miserie tot er een ondernemende politieagent zijn minder ervaren collega komt bijspringen en de boel recht trekt. Microbusjes worden terug naar hun plaats verwezen, het doorgaande verkeer door gejaagd en dan kan de bussenchaos ook opgelost worden. Wat een beetje gezond verstand kan doen. Maar ik ben er nog niet, El Alto de tot voorstad uitgegroeide stad van La Paz, ligt namelijk op 4000m, terwijl La Paz in de canyons beneden ligt en de Garmin GPS laat me vrolijk weten dat mijn bestemming op 4,6km ligt, gewoon binnen 300m rechtsaf, de voetgangerstrappen af, waarbij een pinguïn hoogtevrees zou krijgen.
Zo tellen de kilometers zich opnieuw op in plaats af, krijg ik nog wat marktjes te verwerken (wist je trouwens dat La Paz de stad van de markten was? JA, NU WEL!) stuurt het rotding me een éénrichtingsstraat door waarbij een oud dametje als passagier in een taxi een obsceen gebaar naar me maakt. En me eindelijk zegt dat mijn hostal in de volgende straat rechts ligt … waar er natuurlijk weer trappen zijn, omhoog deze keer! Nu beweerde het hotel dat er in het etablissement zelf een garage was, dus ofwel hebben die me bij de cohones, ofwel de GPS. Het wordt vervelend, maar nog maar eens red Maps.Me me uit de rotzooi, volgende rondpunt, eerste afslag, eerste rechts en je ben er. Als ik daaraan begin vind plots mister Garmin dat ook een goed idee. Het straatje is wel heel erg stijl en halverwege vind ik inderdaad Flavia’s Hostal Spa & Sauna, met een gesloten garagepoort. Dan maar eerst aanmelden bij de receptie, die me wel heel erg enthousiast verwelkomen (waarschijnlijk hadden ze nooit gedacht dat ik La Paz met de auto zou overleven! De auto in de garage krijgen lijkt me nog een huzarenstukje, want met een lege pick-up heb je niet veel druk op de achterwielen en in zijn 2X4 rijstand gaat die niet veel grip hebben op deze onwaarschijnlijk steile helling bij vertrek, maar dat kan ook een voordeel zijn, want dan kan ik er waarschijnlijk ook in zijn 4X4 de 90° bocht van de garage maken, en zo lukt het dan toch.
Mijn snode plan om vandaag ook al de Valle de la Luna, La Muela del Diablo en de Valle de Las Animales te bezoeken, in plaats van deze overmorgen voor de oude Yungas road aan te pakken, heb ik maar mooi terug opgeborgen! Ik zie nog wel wat ik doe want ik wil in elk geval voorkomen dat ik de Camino del Muerte deels in het donker moet afleggen. Wat heb je aan al die spectaculaire afgronden, als je ze niet eens ziet liggen nietwaar, sprak hij luchtig. Ik besluit het voor vandaag gezien te houden, ik trek er niet meer op uit de stad in, ik ga gewoon alle punten die ik wil bezoeken op Maps.Me markeren, zodat ik morgen gemakkelijk een route te voet of met de téléferico lijnen kan afleggen. Er wachten me ook nog 4 resterende dagen in te halen van het reisverhaal. En het hostal heeft een klein restaurant, dus dat komt ook in orde.
Vrijdag 22 juni
Vandaag blijft de auto dus in de parking van het hotel, met de gemarkeerde punten op mijn off-line digitale kaart kan ik alles terugvinden wat ik wil bezoeken en zie ik in één oogopslag hoe ver ze van elkaar liggen. De dag begint nochtans niet goed met een koude douche, iets wat ik in dit nette hotelletje nu juist helemaal niet verwacht had. Ook de “betere” douche in het sauna gedeelte heeft pas deze namiddag warm water! Het ontbijt is eenvoudig maar smakelijk en dus ben ik klaar om te vertrekken. Eerste bezoekje is de Mirador Laikacota in het Parque Urbano Central, een uitzichtpunt over de stad dus. Je ziet er mooi hoe La Paz dus echt helemaal in een vallei omringd door bergen ligt. Met de uitbreiding van de stad zijn zelf de steilste wanden ondertussen volgebouwd, het mag duidelijk zijn dat dit niet de meest gegoede buurten van de stad zijn, maar het zijn in elk geval stenen huisjes en geen bidonville van kartonnen en golfplaten krotten. Ik wandel een stukje naar beneden naar één van de tussenhaltes van de Téléferico ligna Blanca, koop mij een pas van 30 Bolivianos met 15 Bolivianos rittenwaarde op (één rit kost 2 Bolivianos, bij een overstap moet je opnieuw de kaart scannen, en je kan die opnieuw opladen wanneer nodig. Ik zhweef tot op het einde van de Ligna Blanca mee en stap dan over op de Ligna Oranga. Het is een keer wat anders dan bus en tram en ik zag het al op andere plaatsen o.a. in Portugal en het haalt je even uit de verkeersdrukte.
Ik stap af in de halte Armentia en wandel langs de gelijknamige straat naar de plek waar een hele hoop museums verzameld zijn, de Calle Jaen. Het leuke is dat je één keer betaald voor de toegang van alle museums, en aan het ticket aparte bolletos hangen per museum. Jammer wel dat jer niet mag fotograferen of filmen en hier wordt daar wel sterk op gecontroleerd, en wordt jij als bezoeker wel gefilmd. Ik begin met het Museo Costumbrista (waar je ook het ticket koopt dus), ik verwacht niet veel van het kostuummuseum en had het eigenlijk niet gepland, maar gezien het allemaal onder hetzelfde ticket valt…. En het is eigenlijk best wel leuk want het is geen museum met zalen vol stoffige mannequin poppen met oude kleren aan, de meeste klederdrachten worden voorgesteld door ceramische poppetjes die heel gedetailleerd zijn. Je herkent er de herders van de Altiplano in evenals de boeren, weefsters en de verschillen in kleding naar gelang de regio. Maar ook zijn er een reeks diorama’s met voorstelling van een feest, paardenrennen, het ophangen van een vrijheidsstrijder (Murillo), een gevecht uit onafhankelijkheidsoorlog, een confrontatie tussen de Spaanse veroveraars en de lokale indianen, en ga zo maar verder. Een aparte zaal is gewijd aan de carnavalmaskers van over het ganse land met vermelding voor welke dans(groepen) die bedoeld zijn, van heel eenvoudig tot heel ingewikkelde constructies die soms ook heel wat moeten wegen.
Het museum loopt via een binnenplaats over in het Museo Litoral dat vooral gaat over de oorlogen waarbij Bolivië telkens weer land verloor en tenslotte ook zijn toegang naar de oceaan. Het is opmerkelijk hoe groot het deel is dat Chili zich heeft toegeëigend. Zelfs de stad Antofagasta was eens Boliviaans. In de enkele zalen vind je dan ook meestal kaarten met de oude en nieuwe situatie. Maar ook de foto’svan alle presidenten, daar moeten dus wel een reeks dictators tussen zitten, zou je zo denken, maar de namen doen niet onmiddellijk een belletje rinkelen. En aan de smoelwerken zie je dat ook niet zo direct (de schilders hielden ook liever hun hoofd op hun schouders natuurlijk). Het volgend museum is dan het Casa Murilo, volledig gewijd aan de vrijheidsrijder, die zoals al gezegd werd gevangen en terechtgesteld. Blijkbaar was dit zijn huis, en staan er heel wat originele meubels in. Zo is er de kamer waar het verraad werd gepleegd dat hem aan de galg bracht. Ook veel schilderijen van de terdoodveroordeling. Van de man in uniform en ga zo maar verder. Eén ding lijkt me duidelijk, hij was geen berooide revolutionair, maar iemand uit de hogere klasse.
Een beetje verder in de Calle Jaen is er dan nog het Museo de Metales Preciosos, het goud en zilver museum dus eigenlijk. Als je weet hoeveel scheepsladingen de Spanjaarden uit dit werelddeel weggesleept hebben, is het al een wonder dat ze nog iets gevonden hebben. Wat me steeds verrast is hoe eenvoudig hun sierraden eigenlijk zijn in verhouding tot wat ze bouwden of zelfs hun ceramische kunstwerkjes. De kronen, borstplaten, oorringen, halskettingen en enkelbanden bestaan meestal uit vrij ruw platgeslagen goud of zilver, door laminatie aan elkaar gezet, wat oneerbiedig gezegd en beetje op een zilverpapieren stuk lijkt. Best mogelijk natuurlijk dat de beste stukken lang geleden door de Concistadores omgesmolten werden. Ook best mogelijk dat het voetvolk toch nooit zo dicht bij hun goddelijke gezagdragers konden komen om de groffe afwerking ervan te zien. Ook werden er nooit gebruiksvoorwerpen van gemaakt zoals kelken of borden, of die zag ik toch nooit. De kamer waar deze dingen worden bewaard, is in feite een grote kluis met bijbehorende deur. Ook in de Calle Jaen, heel wat souvenirwinkeltjes, en dat het soms meer vrienden dan concurrenten zijn, merk ik wanneer ik iets koop en met de kaart 3 winkels verderop ga betalen, terwijl ze haar eigen winkel open en onbeheerd achterlaat. Zoals overal in Bolivië lopen er ook hier weer heel wat straathonden rond, in de stad zelfs met een t-shirt aangetrokken. Er lijkt een stilzwijgend akkoord dat een aantal straten van een bepaalde straathond zijn, hij wordt er getolereerd, al eens aangehaald of op een hapje getrakteerd. Ik heb in het ganse land eigenlijk nooit gemerkt dat de straathonden slecht behandeld worden.
Ik wandel door de stad naar beneden, af en toe een foto nemend van een mooi gebouw, maar het moet me van het hart, dat ik het toch één van de minst aangename steden van Bolivië vind. Is het de omvang, of de grotere armoede? Ik weet het niet, ik kan er niet juist de vinger op leggen. Niet dat ik me er niet veilig voel of lastig gevallen wordt of zo, het is gewoon een onbestemd gevoel. Het is ook de enige stad waar ik jonge schoenpoetsers zie die met bivakmutsen op schoenen poetsn omdat ze beschaamd zijn om herkend te worden volgens de LP, vreemd voor mij, want ik zou juist vinden dat ze trots mogen zijn op het feit dat ze op een eerlijk manier geld verdienen om te kunnen studeren, en niet de “gemakkelijke” weg kiezen van de kleine criminaliteit zoals gauwdieven en dergelijke. In andere steden zag je vooral ’s avonds wel eens een kind snoepjes of bloemetjes verkopen, maar waren het toch vooral volwassenen. In het Museo de Etnografia y Folklore heb ik juist een half uur om de 7 themazalen te bekijken, of ik kan met hetzelfde ticket na de middag terugkomen. Het gebouw zelf is al de moeite waard, het eerst verdiep gaat over textiel van het scheren van de Lama’s en Alpaca’s, tot het wassen, verven en spinnen van de wol tot draad, tot de afgewerkte producten. In een andere zaal worden de mutsen per regio voorgesteld met de soms minuscule verschillen. Een verdiep met ceramische artefacten, eentje met kostuums, hoofdtooien en pijlen versierd met veren van enkele tropische vogelsoorten en tenslotte de bovenste zaal met allerlei metaalbewerkingen. Mooi op tijd sta ik aan de uitgang.
Ik denk dat ik ook maar een keer op zoek ga naar een plekje om te eten, maar eerst passeer ik nog even op het Plaza Pedro D Murtillo, zelfs het hoofdplein is net iets minder gezellig dan in de vorige steden, ondanks het paleis, de kathedraal en het Nationaal kunstmuseum (dat ik maar over sla). Wel is er een ATM waar ik (in 2 beurten) waarschijnlijk een laatste keer geld afhaal. Ja, mijn laatste week gaat morgen alweer in…. . Enkele straten lager en weer wat foto’s later vind ik een pizzeria waar ik me een Peperoni Pizza bestel. Eens die op gaat het verder naar het Museo San Francisco, waar ik alleen het overdadig versierde kerkportaal en een binnenplaats fotografeer. Op het plein ervoor lijkt iedereen maar zo een beetje te staan wachten op wat gaat komen, wat dat ook mag zijn. Er juist naast is de Mercado Lanza, en ondanks mijn aversie ervan gisteren, ga ik ze toch maar eens bekijken. Voordeel ervan is dat dit en vaste binnenmarkt is en dus geen opstoppingen veroorzaakt. Opnieuw die trent van alles bij elkaar te zetten, alle slager op een hoopje, net als de bloemmisten, de juweliers en de boekenwinkels. Is het omdat het nog siësta tijd is dat er vele winkeltjes gesloten zijn? Achter de Iglesia San Francisco ligt er eindelijk een wat gezelligere wijk, tot je tussen de textiel en de souvenirs de gedroogde lamafoetussen ontdekt van de Mercado Hitcheria, de heksenmarkt. Op de grond zitten kaartvoorspellers.
Het wordt stilaan tijd om hotelwaarts te keren. Bij het nakijken merk ik dat er hier dichtbij geen téléferico lijn loopt en ik eigenlijk niet zo echt ver van het hote ben. Enige nadeel, het is vooral allemaal bergop. Ik zoek nog even een muziekwinkel op voor een extra verzamelalbum met liedjes uit de jaren ‘80 of ’70, want mijn 5-delige box begint een beetje afgezaagd te worden. Een vorige winkel eigenaar vroeg maar liefs 45$ US voor een 3- CD box, wat ik wat overdreven vond, maar ik begin te vermoeden dat die goud in handen had, want nergens vind ik wat anders dan lokale muziek of latijns-Amerikaanse muziek. Dus met lege handen verder, na een eerste heuvelhelling overgestoken te hebben, volgt een tweede die nog eens zo steil is. Met mijn tong op mijn tenen bereik ik tenslotte het hotel. Ik ben echt wel op en rust een uurtje uit. Dan merk ik een whattsApp berichtje op van vanmorgen even na mijn vertrek en dus buiten wifi bereik, het is het autoverhuurbedrijf dat me gisterenmorgen al om de kilometerstand van de wagen vroeg, nu is er opeens een onderhoudsbeurt nodig. Hadden ze me dat gisterenavond laten weten, had ik nog een regeling kunnen treffen, nu lijkt hun La Paz verhuurkantoor geen zin te hebben om dit zaterdagmorgen te doen, want ik krijg geen berichten terug. Het originele verhuurbedrijf gecontacteerd en de situatie uitgelegd en plots lijkt er geen probleem meer te zijn en is het onderhoud blijkbaar niet meer zo dringend.
Is het, het gedoe met de auto, de hoogte, of de koude douche van deze morgen, ik heb een zware hoest te pakken en de créme kippensoep smaakt me ook al niet. Ik neem alvast een Nurofen, maar gaan slapen kan ik nog niet, of de achterstand van het reisverhaal loopt weer op, net nu ik nog maar 2 dagen in te vullen heb. Even voor middernacht besluit ik om de tablet weg te leggen want ik val al typend in slaap.
Zaterdag 23 juni
Vannacht gelukkig weinig last van het hoesten gehad, vanmorgen dan het truckje van de receptioniste geprobeerd, en inderdaad hoe minder water hoe warmer, probleem is dan weer dat je het met moeite nog een douche kan noemen. We doen het er maar mee, jammer want voor de rest was het hotelletje perfect in orde. Vanmorgen ook geen nieuws meer ven het verhuurbedrijf, ik geef ze nog tot 9u en dan gaat de telefoon onherroepelijk uit, ik heb dan toch geen wifi mee en ga voor hun plezier nu precies geen dure internetverbinding via de telefoon openhouden. Dit lost ook mijn probleem van planning op, indien de auto toch op onderhoud had gemoeten, had ik enkele voorziene bezienswaardigheden in de buitenwijken van La Paz moeten laten vallen, nu kan ik die alsnog bezoeken. Het is nu zaterdag en momenteel valt de drukte nog mee, niet dat ik alleen op de baan ben, verre van, maar het is niet de chaos van die eerste dag. Zelfs waar er een straatmarktje aan de gang is, gaat het traag maar zeker. Eén keer zet ik me wel dwars over 2 rijstroken om een grote vrachtwagen tanker de kans te geven rechts in te draaien, waarvoor die links moest uitwijken. De busjes gaven hem daar helemaal de kans niet toe door er steeds rechts tussendoor te schieten.
Mijn eerste doel vanmorgen: de Valle de la Luna, reeds gedeeltelijk ingepalmd door de steeds maar uitdijende buitenwijken van de stad, maar de boven de huizen uittorende geërodeerde rotspartijen blijven even fotogeniek. Verderop wordt de rotsenchaos zo overweldigend dat er geen sprake meer is van hier iets te bouwen. Ik mag voor de maanvoertuigen hopen dat het echte maanoppervlak niet in deze staat is, want dan kom je geen 10cm ver. Knap is het wel, werkelijk een immense doolhof van rotspieken, doorsneden door canyons met rotspieken, en heuvels met hellingen vol rotspieken. Prachtig om te zien, maar in feite echte badlands die voor geen enkele andere activiteit geschikt zijn, dan voor toerisme. Gelukkig voor ons dus. Voor mijn 2e bestemming moet ik maar 5km verder zijn en die lopen even goed door hetzelfde mooie berglandschap. De laatste 1,5km loopt het echter mis, daar wil de GPS me een bergpad opsturen dat echt niet koosjer is. Het ding ziet er ongebruikt en verwaarloosd uit, en al duidelijk zonder terugdraai plaatsen. De Muelle del Diablo, laat ik maar voor wat ze zijn en misschien heb ik ze toch wel op de foto want ik nam er heel wat van de omringende bergmassieven. Geen idee of ze op de tanden van de duivel gelijken.
De 3e en laatste bezienswaardigheid aan deze zijde van La Paz is de Valle des las Animales, maar omdat ik daarvoor een stukje terug door de buitenwijken moet, profiteer ik van het feit dat er hier heel wat bedrijfjes zijn die olie en andere vloeistoffen nakijken en verversen, om het olieniveau even te checken, die is net als de remolies goed en de ruitenwisservloeistof wordt afgetopt. Ik wil in principe ook de voorruit laten wassen, maar het komt er uiteindelijk van dat de ganse auto gewassen en de zetels gestofzuigd worden. Ik wil vooral ook graag die propere voorruit, voor het akkefietje van deze namiddag. Nog even tanken en dan ben ik er helemaal klaar voor. Ook de Valle de las Animales is weer het summum van geërodeerde rotswanden, de in dit geval veel weg hebben van Bryce Canyon National Park in de USA. Het is weer zo’n gevalletje van wanneer draai ik terug, want na elke bocht wordt ik weer overvallen door nieuwe prachtige berglandschappen. Ook de besneeuwde top van Illimani, Bolivië’s hoogste berg met zijn 6438m, komt mooi in zicht. De agent aan de controlepost kijkt er niet van op dat ik een kwartiertje later opnieuw voorbij kom, hij zal dat wel gewoon zijn, al komen de meeste met busjes of taxi.
Ik moet nu noodgedwongen terug La Paz door om naar mijn volgende bestemming te rijden, en nu is de drukte er wel weer (iedereen zal uitgeslapen hebben) en gaat het weer tergend langzaam. Pas rond 14u beland ik op de RN 3 richting Coroico. Eens uit de stadsdrukte ontsnapt, volgt er eerst een controlepost en péage en vervolgens een controle op drugsgebruik, die er eigenlijk gewoon op uitdraait dat de agent je een keer strak aankijkt en jij niet al te zenuwachtig of gibberig gaat gedragen, gewoon door mag. Kreeg ik vanmorgen al een mooie portie landschappen voorgeschoteld, nu gaan we de overtreffende trap in, fantastische majestueuze bergen en eindeloos diepe valleien strekken zich tot de einder uit. Wat is dit mooi! Sneeuwvelden bedekken de toppen en minder steile hellingen, de hoogtemeter stijgt weer even tot 4600m om dan rigoureus te beginnen dalen. Voor het eerst sinds lang zal ik onder de 2000m eindigen, maar zover zijn we nog niet, want na 75km asfalt begint niet alleen de plantengroei groener en overweldigender te worden, hier is ook de afslag naar een beruchte weg die reeds veel onheilspellende namen heeft gekregen maar officieel de North Yunga’s road als naam heft meegekregen.
Hij is echter beruchter onder één van zijn bijnamen; El Camino del Muerte, The death Road, de Weg des doods dus, of nog The most Dangerous Road in the World. Allen treffelijke benamingen die ooit hun reputatie eer aangedaan hebben. Wat is het dan wel? Een onverharde weg die tot een 10-tal jaar geleden de enige verbinding tussen La Paz en Coroico en alles wat noordelijker lag, vormde. Dus alle verkeer in 2 richtingen, vrachtwagens en bussen inbegrepen en dit op een onverharde piste die op de meeste stukken slechts plek heeft voor één auto. Vangrails ontbraken grotendeels, bochten kalfden in en ravijnen van 100-den meters diep wachtte hen die de controle verloren. Tot in 2007 de nieuwe weg open ging verdwenen er jaarlijks zo’n 26 voertuigen over de rand, met als triest record in 1983 toen een vrachtwagen met 100 (!) mensen over de rand in de abyss stortte. Tot op heden nog steeds het grootste en meest dramatische transport gerelateerde ongeluk in Bolivië. Voor mij begint de weg die me 3600m lager zal brengen in een dichte mist, met als troost dat je de diepe afgronden niet ziet waarin je kan terechtkomen. Het resultaat zal echter wel hetzelfde zijn. Vrachtverkeer hoef ik niet te vrezen, die hebben zich na enige aarzeling (de nieuwe weg is 14km langer maar wel gasfalteerd) allen tot de nieuwe route bekeerd. Net als het doorgaande verkeer en het openbare vervoer.
De Death Road blijft een beetje verweesd achter op een eenzame reiziger zoals ik na, die nog wel een beetje van de nostalgie wil proeven. Dat er sindsdien toch nog 15 doden te betreuren vielen, heeft te maken met een nieuwe trent: per mountainbike de Death Road af, die in alle reisbureau’s in La Paz met groot uitgesmeerde campagnes aan de man gebracht worden. Niet alle organisatoren zijn echter even betrouwbaar qua uitrusting (vooral de fietsen in dit geval). En het blijft natuurlijk een sm; ik alle weg met veel losse stenen die opperste concentratie vereist. De mist klaart op naarmate ik afdaal en ik geniet ten volle van de weg, krijg zelfs een beetje een blasé gevoel, van is dit het nu? Maar het blijft een belevenis en ik kan me de toestanden van het verleden levendig voorstellen. Ook nog een weetje op The Most Dangerous Road in the World moet je dus links rijden! Dit in tegenstelling van de rest van Bolivië. 32km slinger ik door de steeds weelderigere begroeiing, af en toe klettert een waterval op het dak van de wagen, doorwadingen van kleine bergstroompjes, smalle afbrokkelende bochten, het hoort er nog allemaal bij, doch met een zekere geruststelling dat een tegenligger een zeldzaamheid is, en de weg niet meer zo stuk gereden wordt door zware vrachtwagens. Ik zou hem best aandurven met mijn camper!
In het dorpje Yolosa ben ik nog 10km van Coroico af, eens die overbrugt is het nog even zoeken naar de juiste weg naar Hostal Bella Vista, want het plaza is afgesloten voor een feest ter ere van de koudste nacht. Die blijkbaar enkele dagen na de zonnewende valt. Voor mij is het juist een erg aangename temperatuur hier op 1200m. mijn kamer wordt omgeboekt van en kamer met gedeelte badkamer, naar eentje met privébadkamer. Voor het avondeten wandel ik naar Carla’s Garden pub & restaurant, waarvoor je een hels stuk naar beneden moet (en vooral nadien weer omhoog), maar geloof me, het is het waard! Ik start er met een Pisoc Sour, gevolgd door een Chili con Carne met rijst en een frisdrank, gevolgd door een Dame Blanche. Ondertussen voluit babbelend met Carla, de Nederlandse eigenaresse en haar hond Spikkel die wat troost komt zoeken voor het knallende vuurwerk en voetzoekers op de plaza hogerop. Zo is het opnieuw 21u voordat ik aan het reisverhaal kan beginnen, maar je moet wat overhebben voor een gezellige avond. Tot even voor middernacht wordt er geknald en gezongen
Zondag 24 juni
De zware hoest blijft me maar plagen, gelukkig heb ik er ’s nachts eigenlijk geen last van, van mijn buren weet ik het niet. Vandaag wordt een dag door het regenwoud waarvan het me niet duidelijk is of die nu al of niet geasfalteerd is. De aanvang alvast wel, wat een goede zaak is want we spreken toch van 333km tot in Rurrenabaque. Helaas blijft het niet duren, grote stukken asfalt zijn weg of moeten nog aangelegd worden (dat is niet altijd duidelijk) en waar er asfalt ligt zijn er dikwijls verraderlijke gaten. De omgeving is een stuk minder spectaculair dan de vorige weken en bestaat vooral uit met dichte jungle begroeide bergen. Bananenbomen, palmen heel veel varens en ondanks dat het winter is, nog veel bloesems aan de bomen, maar in het amazonewoud is er eigenlijk geen winter, alleen een nat en een droog seizoen. Heel wat vogels waaronder zwarte gieren, roofvogels die cirkeltjes draaien in de lucht en het gekwetter van heel wat soorten die zich verbergen in het struikgewas. Voorts zie ik nog juist een overmaatse hamster in de jungle verdwijnen, te klein voor een capibara, maar te groot voor een Cui. Ook veel vlinders waaronder enkele prachtige blauwe morpho’s, te snel helaas voor de camera. Maar de aandacht moet willens nillens vooral naar de weg gaan. Het is erg geconcentreerd en vermoeiend rijden zo. Eén gat niet gezien en je hebt stukken of erger, er zijn hier verdorie meer deathroad vergelijkbare stukken dan op die weg zelf!
Een zo herkenbare situatie is bij een omlegging voor de aanleg van een tunnel. De zandweg loopt letterlijk op de rand van het ravijn, op enkele uitwijkplaatsen na, ter breedte van één niet te brede auto, daar komen we samen met een kleinere vrachtwagen en een taxi tegenover enkele mastodonten staan. Je kan er prat op gaan dat die niet achteruit rijden, en dus moeten wij wel. De taxi en ik passen maar heel nipt op een uitwijkplaats, ik heb geen 10cm achter mijn achterwiel voor de afgrond begint. De arme chauffeur van het vrachtwagentje, moet zowat het hele traject weer achteruit. Typisch één van de situaties die je vroeger meermaals op de dodenweg zou meemaken. Dit alles wordt dan nog eens overgoten met een sausje van dikke wolken stof. Een eigenaardigheid dat me opvalt is dat in vele dorpje de asfalt ontbreekt, daar waar die eigenlijk het hardste nodig is. Waarom dat is geen idee, verkeerde burgemeester van de verkeerde partij gekozen of zo iets? Het is maar een gokje natuurlijk. Stilaan worden de bergen heuvels, en als gevolg van die grotere toegankelijkheid verschijnt er ook meer gekapt woud voor landbouw en veeteelt. Eén van die teelten is zeker en vast Coca, want die bladeren liggen op tal van plaatsen op grote plastieken zeilen te drogen langs de weg.
Om één of andere reden wordt de weg natter en glibberiger en het is oppassen geblazen om de pick-up op de baan te houden. Een vrachtwagen chauffeur met kraanwagen op zijn dieplader is bij het op rijden van zo’n gladde helling de mist in gegaan en toen hij niet meer omhoog geraakt beginne zijwaarts glijden. Gelukkig op een breed stuk, zodat die niet over de rand van de afgrond is verdwenen. Hij blokkeert echter wel de ganse weg, weinig helpers maar veel omstanders later is het ding zover verschoven (een half metertje misschien) dat de personenauto’s via de berm eromheen kunnen met enige hulp van omstaanders om ze terug de berm op te duwen. Ik zet de pick-up in zijn low gear en raak er dank zij de gesperde diff op mijn eentje door. Het betekent toch wel een half uurtje verlies, hoelang de vrachtwagens er nog zullen staan, is ieders gedacht. In yucumo is er een belangrijk kruispunt voor mij, naar links is het nog 100km naar Rurrenabaque, mijn bestemming voor vandaag, naar rechts 280 km piste naar Trinidad, die morgen nog voor mij in het verschiet liggen. Eerlijk gezegd, na een dag als vandaag, zie ik er echt tegen op. Maar het enige alternatief is de weg van vandaag opnieuw rijden, naar Coroico en de rest van de planning voor deze laatste week schrappen. Het is dan nog maar de vraag welke van de 2 opties het zwaarste is? Ik probeer overal (aan peage’s, tankstation en ‘s avonds in het hotel informatie over de toestand van de piste te vinden. De beslissende getuigenis komt van een Argentijn, die het heel zwaar vond … in zijn Volkswagen Golf, als die daar door geraakt is, mag de pick-up geen probleem zijn).
Het goede nieuws is dat vanaf Yucuma de weg naar Rurrenabaque zo goed als helemaal geasfalteerd is, het slechte nieuws dat dit al langer gebeurd is en er fameuze gaten in zitten, die bij de hogere snelheid die je hier rijdt, echt wel fataal kunnen zijn. Naast dit alles ben ik ook al de hele dag niet op mijn best, bij het ontbijt lukte met moeite een toastje met ei en een thee en onderweg wat koekjes, buikkrampen zijn nu niet echt een lolletje op dergelijke wegen. De dorpjes met een bano publico zijn dan ook een uitkomst, smerig als ze zijn. Pas nu, laat in de namiddag komt de zon er door de bewolking door, qua temperatuur maakt dat niet veel uit, broeierig wam was het hier al de ganse dag, zelfs de airco kwam er een paar keer aan te pas (zal weer goed zijn voor mijn hoest!) de kilometerteller op de GPS telt tergend langzaam af, maar dan komt eindelijk Rurrenabaque in zicht. Enkele bergen met mooie rotswanden zorgen deze laatste kilometers nog onverwacht voor wat foto opportuniteiten. Hostal El Lobo is duidelijk een trekpleister voor het wat jongere publiek, het is alvast één van de drukste die ik op de reis tegenkwam. Eens mijn kamer toegewezen en de auto in de tuin gereden, kan ik niet weerstaan aan het zwembad dat erbij hoort. Niet voor lang want bij de ondergaande zon, wordt het water toch direct wat frisser.
Na een kwartiertje terug naar de kamer en even verpozen. Iets na 19u moet ik toch echt weer op om de eerste fatsoenlijke maaltijd van de dag in mijn maag te krijgen. De receptioniste heeft verschillende restaurants aangeduid op een kaartje van het stadje, maar vreemd genoeg niet diegene die recht over de deur ligt. Ik heb helemaal geen zin in een wandeling naar de andere kant van het dorp en besluit even te gaan kijken of het restaurant open is en wat het te bieden heeft. Het blijkt inderdaad open, en ziet er bovendien heel erg netjes uit, net wat ik zoek! Ik bestel een pompoensoepje (dat wel groen is in plaats van oranje, maar erg lekker!) een NY steak met Roquefortsaus, aardappelpuree en een coronabiertje en twee bolletjes ijs na. Het blijkt allemaal heel erg lekker, zonder overdrijven de beste maaltijd die ik hier ten landen had. De dame is erg blij met dat compliment en wuift me vriendelijk uit. Ik vraag me nog steeds af waarom mijn hostal het restaurant niet vernoemde, is het omdat ze vooral met backpackers te doen hebben die echt alles dirt cheap willen hebben? Ik betaalde 140 Bolivianos, nog geen 14 Euro voor mijn ganse menu! Of is het omdat ze ook een concurrent zijn (er is ook een hostal verbonden aan het restaurant). Ik weet als ik nu onmiddellijk naar mijn kamer ga en op mijn bed begin te typen aan het reisverhaal, ik binnen de kortste keren begin te knikkebollen. Mijn eten moet eerst wat zakken, en geen betere plaats daarvoor in de bar van El Lobo. Helaas is het happy hour en krijg je één Caipirinha voor 30 Bolivianos en 2 voor 40. Dus ja, om half 10 gaat het lichtjes beneveld naar mijn slaapkamer, na interessante conversaties met de barman, een Argentijnse toerist en de receptioniste, over reizen natuurlijk. Doch ik heb nu ook nog een verhaal te brengen, en liefst niet te laat, een goede nachtrust zal nodig zijn. Om half twaalf mag het licht uit.
Maandag 25 juni
De maag- of eerder darmklachten zijn nog niet van de baan heb ik vannacht meerdere keren mogen ondervinden. De warmte, iets verkeerd gegeten of gedronken, wie zal het zeggen? In ieder geval geen leuk vooruitzicht op een dag waar er een kleine 400km pistes voorzien zijn, nu ja de eerste 100km zijn alvast asfalt weet ik van gisteren, tot in Yucumo. Het is wel raar, van ijskoude nachten 48u geleden naar nachten waar zelfs een deken er teveel aan is. Het ontbijt is ook al niet aan mij besteed en dus ga ik maar afrekenen en vertrekken. Een half uurtje vroeger dan gewoonlijk, maar zelf dan is het de vraag of ik Trinidad zal kunnen bereiken, want 25 km voor de stad is er een rivier over te steken met een soort houten vlonders en die stoppen onherroepelijk om 18u bij het invallen van de duisternis. Tot in Yucumo verloopt alles vlot, ik tank er voor de zekerheid nog een keer en sla wat drankjes en snacks in. En dan draai ik de gevreesde piste op. Het begint al onmiddellijk met het betere schuif en glijwerk, net als ik begin te denken dat het misschien beter is van terug te draaien en de planning de schop op te doen, wordt het een klein beetje beter, geen autosnelweg, maar toch. Zo vreet ik menige kilometers waarbij de weg dan weer beter, dan weer slechter wordt. Het wordt een lange, zware dag. Ook landschappelijk valt er niet veel te beleven.
Net als de moed zowat in de schoenen zakt, met nog 200km te gaan, dienen er zich wegwerkzaamheden aan. Er worden voorbereidingen getroffen voor het asfalteren van de weg. Zover is het nog lang niet en de werkzaamheden zijn in verschillende stadia van afwerking, maar het belangrijkste is dat de weg er bijna zo vlak is als een biljarttafel. Wat een genot, wat een comfort, wat een stilte. Zou ik mogen hopen dat deze werken zich voortzetten tot aan het asfalt in Trinidad? O wat hoop ik daar op! Maar helaas na 100km houdt het op, en zijn we terug bij de oude situatie. Toch wel een heel vreemde situatie, dat men in het midden van een piste aan dergelijke werken begint en niet aan het begin of einde, want nu moet alle werfverkeer over 100-den kilometers pistes, die er daardoor natuurlijk niet beter bij komen te liggen. Het betekent eveneens veel meer verkeer en het bijbehorende stof. Ik houd de vensters dan ook hermetisch gesloten en de airco aan. Telkens als ik een keertje stop om de benen te strekken, overvalt de zwoele hitte me. Op 80km van de eindstreep, is er dan de verschijning: een glinsterend nieuw zwart asfaltlint, met vers geschilderde lijnen, waar als laatste werk de palen voor verschillende verkeersborden worden geplant. Halleluja, dit kan niet anders dan doorlopen tot Trinidad! Of toch niet? Na 30km ben ik weer in de werkzaamheden beland. Als ik de stofwolken zie die elk dorpje langs de pistes bij elk passerend voertuig te verwerken krijgen, dat die mensen geen stoflongen krijgen! Natuurlijk is het wel zo dat ze een half jaar bijna geen voertuig te zien krijgen tijdens het regenseizoen, omdat er dan geen doorkomen aan is. En geloof me een 3-tal keren op de piste waar het echt nat was, was er gewoon geen houden aan de wagen, hij gleed weg als op een schaatsbaan.
Als je me tot op 50km van mijn overnachtingsplaats gevraagd zou hebben, of dit alles nu de moeite waard was geweest, had je zonder terughouding een definitief neen te horen hebben gekregen. Doch dan veranderen de zaken een beetje, de staat van de iets verbeterd piste blijft dezelfde, doch het landschap verandert wezenlijk, in plaats van het gekapte en gedecimeerde regenwoud met allerlei haciënda’s met runderen en paarden, wordt het nu een moerasachtig landschap. Regelmatig verschijnen er meertjes en de eerste Capibara’s die ik zie, in het voorbijrijden, doe ik nog af als zwarte varkens, die ongeveer dezelfde grote en kleur hebben. Doch even later waarschuwt een verkeersbord voor overstekende capibara’s! Zou het dan toch? Ik begin er meer op te letten en zie in het begin vooral heel veel watervogels, witte- en zilverreigers, zwarte ibissen, ooievaars, maar ook tal van kleinere steltlopers, gieren, valken, en eenden. Wanneer ik bij een rivier stop en een kijkje ga nemen zie je de vissen uit het water springen. En dan duiken ook de capibara’s weer op. Eerst aan de oevers van een meertje op behoorlijke afstand van de weg, maar al snel ook dichterbij. En dan merk ik ook een andere waterbewoner op: een alligator en even later nog eentje! Nooit had ik durven hopen deze beide te zien, omdat ik zowel de Pantanal grenzend aan Brazilië en het ongerepte regenwoud aan me moest laten voorbijgaan, wegens tijdsgebrek in de planning.
Als je dacht dat mijn odyssee hiermee over was, dan had je het fout, want er wacht me nog de oversteek van de rivier per barka. Ik weet nu dat zonder die werkzaamheden en het asfaltgedeelte ik de deadline nooit zou gehaald hebben, maar het is nu 16u00 en ik sta aan te schuiven. Het is hoopje ongeregeld waarbij niemand lijkt te weten wat ze doen, enige zekerheid is dat ze allen een prop cocabladeren in hun bolle wangen gepropt hebben. En die kerels moeten je dus via enkele gammele planken met je auto hun balsavlot op begeleiden. Dat lukt uiteindelijk en dan blijkt het vlot geen eigen motor te hebben, een houten bootje met buitenboordmotor duwt het vlot naar de overkant en daar komen we aan bij een 10 meter hoge oever, met een serieus steile helling, waarvan ik nooit geloof dat de taxi voor mij daar boven geraakt, zonder hulp. Even later staat de Toyota halverwege de helling vast en sta ik geblokkeerd op de barka aan de voet ervan. Een half uur proberen ze het ding boven te krijgen, met duwen, trekken, houten planken en wat nog meer. Tot het met meer geluk dan kennis dan toch lukt. Ik had het zien aankomen en had de pick-up al in zijn low gear geschakeld en rijd zonder problemen de helling op. Nog 19km scheidt me van Trinidad, en deze is snel overbrugt, bij het binnenrijden van de stad zie ik een autowasserij en beslis van de ettelijke kilogrammen modder van de auto te laten spuiten, ook vooral van velgen en remmen.
Daarmee valt de schemering in tegen de tijd dat ik bij het Hostal Colonial aankom, de propere auto krijgt een mooi parkeerplaatsje naast het zwembad (ik had de man zijn gezicht wel eens willen zien als ik die vuil en smerig over de betegelde vloer van de garage had gereden). Na even bekomen van de zware dag, wandel ik naar de plaza waar ik een restaurant uitkies waar ik een reuze brochette van kip met ananas krijg voorgezet. Helaas krijg ik die maar half verwerkt, maag- en darmen zijn nog verre van in orde.
Dinsdag 26 juni
Vandaag moest een dag worden van lekker relaxt cruisen over de asfaltweg naar Ascencion Guarayos, 258km zonder noemenswaardige bezienswaardigheden. De ochtend begint redelijk goed, de darmen zijn lichtjes beter, ik krijg zelf enkele hapjes van het ontbijt binnen. Ik ben een half uurtje langer lijven liggen, want het was gisterenavond weer 1u ’s nachts voor mijn schrijfsels aangevuld waren. Al gauw blijkt dat de wegengoden niet met mij zijn, er ligt weliswaar asfalt, of die lag er ooit, maar die is bezaait met niet te omzeilen gaten, op sommige delen is het afgeschraapt klaar voor een nieuwe laag en die stukken liggen er nog het best bij. Ik vloek wat bij elkaar, toch niemand die het hoort, eigenlijk ben je beter met een piste in redelijk staat dan dit hopeloze gedoe. Enige afleiding zijn de vele watervogels naast de weg, heel veel reigers, steltlopers, een lepelaar met zijn vreemde bek, een ooievaarachtige met een flink postuur en volledig zwarte zware bek, hoofd en hals en voor de rest wit, behalve de zwarte poten. Ik zit te denken aan een Maraboe, maar ik dacht die veel lelijker waren (en misschien wel op het verkeerde continent). Ook een rhea is van de partij en een familie capibara’s, op een eilandje in een vijver. Nog 2 andere dieren voegen zich toe aan mijn lijst van gespotte fauna; een slang, voor een keertje geen platgewalst exemplaar, glibbert juist voor de auto de berm in. En een Coati of neusbeer besluit de straat over te steken, juist als ik gestopt ben om een muziek-cd te verwisselen. Zeker die laatste was een verrassing voor me, al zag ik de koddige diertjes met lange geringde staart al op meerdere reizen.
Toch neemt de frustratie van de slechte weg niet af, zeker niet als bij enkele fameuze kloppen bij net niet gemiste kuilen ook de rug serieus begint op te spelen. Langs de weg allemaal Hacieda’s, Finca’s en Rancho’s, vraag me het verschil niet, ze zien er allen als veehouderijen uit. Sommige duidelijk welgestelder dan andere, soms zelfs gewoon een schuur, maar wel allen met een naam. Een vaag idee om door te rijden naar mijn overnachtingsplaats van morgen, heb ik al lang weer opgeborgen, geen haar op mijn hoofd dat er nog aan denkt een kilometer meer te rijden dan vandaag voorzien. Bijna reed ik toch nog te ver, gelukkig is daar een bord dat in naam van Hotel Iguasu een goede reis toewenst. Kende ik die naam niet van ergens? Ja natuurlijk die staat op mijn planning. Gelegen aan het Plaza Central is het nog eens gemakkelijk te vinden en het ziet er netjes uit, de auto kan op de eigen parking mits een blokje rond te rijden en vervolgens neem ik een siësta van een uurtje of twee. Het is even genoeg geweest. Rond 16u begin ik dan aan de reïncarnatie van de laatste ontbrekende stukken reisvehaal met een lokaal biertje en wat chips en eindig met de frustrerende dag van vandaag, hopelijk morgen beter. Nog even op zoek naar een hapje, het wordt een pizza en ik probeer er deze geen nachtwerk meer van te maken al is toch weer 23u voor ik ga slapen.
Woensdag 27 juni
Vannacht zowel het hoesten als de darmen veel opgespeeld, maar voor de rest goed geslapen. Het hoesten verbeterde eigenaardig genoeg bij het opzetten van de airco, ik heb de indruk dat het de warme vochtige lucht is die het hoesten triggert, overdag in de auto met de airco heb ik er ook bijna geen last van. Over het ontbijt moet ik me geen zorgen maken , dat is er gewoon niet en de douche was een korte met koud water, maar hier frist dat op. En dus ben ik even later op weg zelfs zonder de receptioniste nog gezien te hebben (de rekening was gisteren al betaald). Vandaag staan er eindelijk nog een keer bezienswaardigheden op de planning, namelijk 2 van de Chiquitos Misiones, maar eerst nog 100km over de RN 9, die me gisteren zo irriteerde. Gelukkig blijkt die in betere staat dan verderop naar het noorden, er zijn nog enkele slechtere stukken, maar die zijn deze keer in de minderheid. Behalve dat de plantengroei nogal eens verandert (soms door ingrijpen van de mens: de haciendas blijven zich aaneen rijgen en dat betekent veel grasland, maar er zijn ook de landbouwgebieden waar zo net blijkbaar de nieuwe aanplantingen zijn gedaan (ze hebben in dit klimaat zo goed als een permanente groeiperiode). Gisteren zag ik al de eerste termitenheuvels in het landschap verschijnen, nu verschijnen er ook dadelpalmen, waarvan ik ook vermoed dat ze aangeplant zijn, al staan ze niet mooi in rotten zoals je dan zou verwachten. Een Rhea besluit een loopwedstrijd met de auto te houden, maar blijft gelukkig wel mooi in de berm. Ik meen ook een panter te zien die het slachtoffer geworden is van het verkeer, maar mijn maag is er niet op gesteld omdat van dichtbij te onderzoeken.
Het landschap wordt terug wat aantrekkelijker als ik de RN 10 op draai, het wordt heuvelachtiger met rotsen die boven het grasland uitsteken en stuwmeertjes aan de voet van de heuvels. Ook is deze weg 100% in orde, maar het circuito del misiones is dan ook de belangrijkste bezienswaardigheid in de Santa Cruz regio en een UNESCO Patrimonio de la Humanidad. Ik ga niet het hele circuit doen want dat neemt bijna een hele week in beslag, maar doe er 2 aan waarvan de belangrijkste in Concepcion. Het zijn Jezuïeten kloosters van de 18e eeuw, die eens de paters van die orde verjaagd werden door hun katholieke broeders, kwamen te vervallen en dank zij de UNESCO fondsen in de jaren ’90 werden gerestoreerd. Het eerste dat ik bezoek is in San Xavier. Grappig is dat het gehele centrum een beetje in dezelfde stijl is gebouwd als de missiepost, crèmekleurige muren met dikke houten balken en steunpilaren die de galerijen ondersteunen. De muren zijn beschildert met een band met allerlei motieven, ook rond de ramen en portieren en op de gesculpteerde stenen zuilen, waarvan je zou zweren dat ze van hout zijn! Het summum van de sculpturen en beschilderingen zijn echter behouden voor de grote ingang met massieve houten poort. Van binnen eveneens de muurschilderingen tot en met het plafond, doch niet de overweldigende beschilderingen van de Orthodoxe kloosters, opnieuw fijne lijntjes, pastelkleuren en ook geen religieuze tafrelen. Het is alsof ze behangpapier motieven wilden recreëren. Voor de rest is het erg eenvoudig van binnen, met uitzondering van het altaargedeelte van de kerk. Waar enkel kleurige schilderijen van het bekeringswerk van de lokale indianen, door de Jezuïeten in gouden kaders zijn opgehangen. Het hele complex is rond de groene binnenplaats gebouwd, waar in dit geval ook de houten klokkentoren staat met een heel carillon erin.
Zoals gezegd is ook de rest van het centrum in dezelfde stijl, maar in minder imposante dimensies natuurlijk. Wel mooi eigenlijk, het geeft het dorp een erg vriendelijke indruk. Ik ga verder op weg naar Conce zoals Concepcion nogal eens afgekort wordt. Hier zal ik ook overnachten en dus wil ik eerst Hotel Ch;iquitos opzoeken om mijn bagage daar al te droppen. Maar dat is nog 50km verder en het landschap is sinds geruime tijd nog eens enkele fotostops waard. Op een heuveltop liggen er plots een hele deel sterk afgeronde rotsen precair op elkaar gestapeld, alsof ze zo kunnen in elkaar stuiken. Dat zal wel niet, want er staan huisjes tussen gebouwd. De weg slalomt in weidse bochten heuvel op en af maar blijft perfect in orde. In Concepcion is het stevig zoeken naar Hotel Chiquitos, dat in de LP aangeprijst staat voor zijn mooie tuin, moderne adobe kamers en grote badkamers, zwembad en eigen restaurant. Het lijkt bijna te mooi om waar te zijn, en na 5x navragen en er 3x voorbij (!) te rijden blijkt het dat ook. Slechts een klein bordje van 15 op 15cm tegen de gevel van het gebouw maakt duidelijk dat het hier om een hotel gaat, dat er behoorlijk gesloten uit ziet trouwens. Ik krijg geen enkel reactie op mijn kloppen aan de deuren zie er ook geen enkele beweging. Dan maar een andere optie en dat wordt het Gran Colonial Hotel, dat dan nog een keer dezelfde troeven heeft als het andere minus het restaurant. Het heeft bovendien als extra voordeel dat het aan de Plaza Centra gelegen is, letterlijk op een steenworp van de missiekerk.
Eens de bagage op de kamer en de auto op de privé parking ga ik de missie post dan ook bezoeken, helaas alleen aan de buitenkant, want ondanks de uithangende openingsuren, is het ding potdicht. Een ovalen ijzeren hek geeft wel nog een zicht op de binnenplaats, de klokkentoren is deze keer buiten de kloostermuren geplaatst, maar de rest van de bouwstijl is sterk gelijkend met deze van San Xavier, dezelfde crèmekleurige muren met de zware in carboline gezette balken die het dak van halfronde stenen pannen ondersteunt. Alleen de muurschilderingen zijn wat meer contrasterend geverfd, doch het zijn evengoed abstracte of uit de natuur gekopieerde designs. Ook hier zijn de meeste gebouwen rond de plaza opnieuw in dezelfde stijl, en zelfs het quadra er rond. Ook zo mijn hotel dus. Daar trek ik terug naar toe voor een rustige namiddag, te beginnen met een korte verfrissing in het zwembad (het water is namelijk verrassend frisjes) en vervolgens foto’s selecterend en nog wat schrijven en op de forums plaatsen.
Voor het diner ga ik naar het enige restaurant van het plein, waarvan de eetzaal zich trouwens grotendeels in de openlucht bevindt op de binnenplaats. Ze hebben er een buffet voor 30 Bolivianos, daar koop je bij ons nog geen drankje voor! Maar ik ga toch maar voor het op een bord geschreven menu. Pollo Milaneze wordt het, met frietjes, rijst en een frisdrank. Ik slaag er eindelijk nog eens in 2/3 van een maaltijd op te eten (met de hoeveelheden die je hier steeds krijgt, is dat al een hele opgave). De mensen zijn hier ook weer erg aardig, de eigenaresse die me al de hele tijd horen hoesten heeft, komt met een huismiddeltje: een op de laagste temperatuur in de oven gebakken sinaasappel (tot de schil rondom zwart ziet) en dan leeg lepelen. We volgen de goedbedoelde raad maar op, als de eigenaresse van Hotel Gran Colonial met een 2e reserveappelsien ziet aankomen, stelt ze onmiddellijk haar eigen huismiddeltje voor. Morgenvroeg bij het ontbijt wacht er mij een drankje op basis van honing en citroensap!
Donderdag 28 juni
Yes, een douche met veel en heet water! Wat een luxe. En bovendien eentje waarbij niet de hele badkamer onder water komt te staan. Ik doe het op mijn gemak vanmorgen, er is geen haast (alleen zien dat ik het ontbijt haal voor 9u), want de 300km naar Santa Cruz de la Sierra haal ik op mijn gemak. De helft ervan heb ik gisteren al gedaan, het is alleen afwachten wat het vervolg van de RN 9 gaat brengen qua kwaliteit van het wegdek. Aan het huismiddeltje ontsnap ik natuurlijk niet, maar ik kan ook nog een keer normaal ontbijten. Zoals gezegd valt er op het eerste deel van de route niet nieuws te beleven, toch stop ik een paar keer op plekken die me gisteren opgevallen zijn zoals La Piedra met zijn rotsen, voor nog wat foto’s. In San Ramon is het tijd voor wat mijn laatste volledige tankbeurt zou moeten worden. Morgen gewoon bijvullen tot hij vol is en klaar. Erg spannend is de rit niet, het asfalt is weliswaar niet perfect zoals op de RN 10, maar best te doen. Dit is duidelijk landbouwgebied op industriële schaal, enorme velden tot aan de horizon, grote landbouwmachines en silo’s voor opslag en verwerking van granen. En daartussen verbazend genoeg, meer Rhea’s dan ik al tijdens de hele reis samen gezien heb. Op een gegeven moment zelfs een groep van wel een tiental!
Met die 4 weken tussen aankomst hier in Santa Cruz de la Sierra en de terugkomt, herken ik zelfs de buurt niet meer wanneer ik op 140m van het hotel Ibiza sta. De garage staat open en ik zie een parkeerplaats vrij, recht op recht van de ingang. Ik neem dan maar de vrijheid van er ineens in te rijden, want ik herinner me de capriolen nog om uit deze garage te geraken (de bumper heeft er linksvoor nog de tekenen van). De receptioniste herkent me nog en algauw ben ik ingecheckt, juist op tijd om de Belgen te zien winnen tegen Engeland op de wereldkampioenschappen voetbal (in uitgesteld relais veronderstel ik?). Heb op de parking nog wat dingen terug vast te zetten van de bumpers (zie je wel dat dit niet alleen bij Land Rover gebeurt!) en enkele dingen uitgehaald die anders vergeten worden (CD’s, zonnebril…). Morgen had ik ingepland als rustdag, want overmorgen is het vroeg op om de auto af te leveren en het vliegtuig te nemen, maar zijn er wel nog dingen te doen zoals de auto zowel binnen als buiten een secure kuisbeurt te (laten) geven en af te tanken en als ik er zin in heb nog wat dingen bezoeken in de stad die de vorige keer niet aan bod zijn gekomen en de maaltijden natuurlijk.
Vanavond ga ik er in ieder geval nog op uit, want ik moet een vervanger hebben voor mijn trouwe reisklokje dat na vele jaren dienst de geest heeft gegeven en mijn natuurlijke klok is wel vrij goed betrouwbaar wat betreft op tijd wakker worden, maar als ik om 5u ’s nachts op moet om een vlucht te halen heb ik toch graag een back-up. Dat lukt probleemloos en via enkele aanlokkelijke winkelstraten, die ervoor zorgen dat ik toch nog een keer langs de ATM langs moet, wandel ik naar het Plaza 24 de Septiembre waar het doordat het een stuk warmer is dan de eerste keer dat ik hier kwam een stuk drukker en gezelliger is. Bovendien worden er optredens gehouden met zangers en zangeressen en een soort jury (vermoed ik toch). Voor het diner kies ik uiteindelijk een restaurant een quadra weg van de plaza voor een spaghetti Bolognése met een Pacena biertje en een ijscoupe na. Met een omweg via de plaza om nog even de gezelligheid op te snuiven, gaat het dan richting hotel.
Yohani
Als er nu één dag deze reis is, dat er niets nieuws te vertellen valt, dan moet het deze wel zijn. Wat betreft de route dat is gewoon die van gisteren, maar dan in omgekeerde richting, dus wat mooi was is dat nog steeds, en wat niet zo interessant was, wel ik ben er eigenlijk verwonderd over dat een groot deel van de RN 2 nog best meevalt. Niet alleen ben je nog maar op 70km van La Paz voordat je Lake Titikaka uit het zicht verliest, daarna heb je aan je linkerkant nog de hele tijd de besneeuwde bergtoppen van de Cordillera Real in zicht tot aan de buitenwijken van La Paz. Dus eigenlijk valt het best nog mee, als je al zoveel mooie routes achter de tanden hebt, wordt je waarschijnlijk een beetje blasé, zoal ze dat zeggen. En geen snelheid metende politie meer in zicht al zorg ik er wel voor de snelheid hier binnen de perken te houden. De pret begint pas bij binnenrijden van El Alto, zo ongeveer ter hoogte van het vliegvelg, en laat er geen misverstand zijn, ik ben hier sarcastisch bezig. Op het eerste zicht lijkt alles goed mee te vallen, het lijkt zelfs wel een feestdag of zo (dat wordt me later bevestigd trouwens in het hotel), het is vrij rustig op de baan. Maar in het centrum van El Alto breekt de hel los, overal palmen markten de straten en pleinen in, en waar er markten zijn, zijn er microbusjes, 100-den microbusjes, ik overdrijf niet! Ze staan 2 tot 3 rijen dik aan te schuiven tot ze vol zitten met passagiers, en dan bedoel ik niet voor enkele minuten, wie of wat ze daarmee blokkeren zal hun worst wezen, waarschijnlijk hebben ze al een hele cocastruik bladeren vermalen tussen hun tanden, dus wat kan het hen allemaal schelen?
Zit er toch eentje vol dan wil die eruit natuurlijk, maar dat is nog geen sinecure als je in rij één staat, want je concullega op rij 2 of 3 denkt er niet aan te bewegen, want die is geheid zijn plaatsje kwijt aan zijn achterligger, dus no passeran Josée! Centimeter voor centimeter schuift die dan toch voorruit, en forceert zich een weg door de rijen, doch die deint dan uit richting de laatst overgebleven rijstrook en blokkeert die ook! Ik slaag er niet in om links af te slaan omdat daar hetzelfde aan de hand is en moet dus blokje om, om in de file in de andere richting terecht te komen! Weer dezelfde miserie tot er een ondernemende politieagent zijn minder ervaren collega komt bijspringen en de boel recht trekt. Microbusjes worden terug naar hun plaats verwezen, het doorgaande verkeer door gejaagd en dan kan de bussenchaos ook opgelost worden. Wat een beetje gezond verstand kan doen. Maar ik ben er nog niet, El Alto de tot voorstad uitgegroeide stad van La Paz, ligt namelijk op 4000m, terwijl La Paz in de canyons beneden ligt en de Garmin GPS laat me vrolijk weten dat mijn bestemming op 4,6km ligt, gewoon binnen 300m rechtsaf, de voetgangerstrappen af, waarbij een pinguïn hoogtevrees zou krijgen.
Zo tellen de kilometers zich opnieuw op in plaats af, krijg ik nog wat marktjes te verwerken (wist je trouwens dat La Paz de stad van de markten was? JA, NU WEL!) stuurt het rotding me een éénrichtingsstraat door waarbij een oud dametje als passagier in een taxi een obsceen gebaar naar me maakt. En me eindelijk zegt dat mijn hostal in de volgende straat rechts ligt … waar er natuurlijk weer trappen zijn, omhoog deze keer! Nu beweerde het hotel dat er in het etablissement zelf een garage was, dus ofwel hebben die me bij de cohones, ofwel de GPS. Het wordt vervelend, maar nog maar eens red Maps.Me me uit de rotzooi, volgende rondpunt, eerste afslag, eerste rechts en je ben er. Als ik daaraan begin vind plots mister Garmin dat ook een goed idee. Het straatje is wel heel erg stijl en halverwege vind ik inderdaad Flavia’s Hostal Spa & Sauna, met een gesloten garagepoort. Dan maar eerst aanmelden bij de receptie, die me wel heel erg enthousiast verwelkomen (waarschijnlijk hadden ze nooit gedacht dat ik La Paz met de auto zou overleven! De auto in de garage krijgen lijkt me nog een huzarenstukje, want met een lege pick-up heb je niet veel druk op de achterwielen en in zijn 2X4 rijstand gaat die niet veel grip hebben op deze onwaarschijnlijk steile helling bij vertrek, maar dat kan ook een voordeel zijn, want dan kan ik er waarschijnlijk ook in zijn 4X4 de 90° bocht van de garage maken, en zo lukt het dan toch.
Mijn snode plan om vandaag ook al de Valle de la Luna, La Muela del Diablo en de Valle de Las Animales te bezoeken, in plaats van deze overmorgen voor de oude Yungas road aan te pakken, heb ik maar mooi terug opgeborgen! Ik zie nog wel wat ik doe want ik wil in elk geval voorkomen dat ik de Camino del Muerte deels in het donker moet afleggen. Wat heb je aan al die spectaculaire afgronden, als je ze niet eens ziet liggen nietwaar, sprak hij luchtig. Ik besluit het voor vandaag gezien te houden, ik trek er niet meer op uit de stad in, ik ga gewoon alle punten die ik wil bezoeken op Maps.Me markeren, zodat ik morgen gemakkelijk een route te voet of met de téléferico lijnen kan afleggen. Er wachten me ook nog 4 resterende dagen in te halen van het reisverhaal. En het hostal heeft een klein restaurant, dus dat komt ook in orde.
Vrijdag 22 juni
Vandaag blijft de auto dus in de parking van het hotel, met de gemarkeerde punten op mijn off-line digitale kaart kan ik alles terugvinden wat ik wil bezoeken en zie ik in één oogopslag hoe ver ze van elkaar liggen. De dag begint nochtans niet goed met een koude douche, iets wat ik in dit nette hotelletje nu juist helemaal niet verwacht had. Ook de “betere” douche in het sauna gedeelte heeft pas deze namiddag warm water! Het ontbijt is eenvoudig maar smakelijk en dus ben ik klaar om te vertrekken. Eerste bezoekje is de Mirador Laikacota in het Parque Urbano Central, een uitzichtpunt over de stad dus. Je ziet er mooi hoe La Paz dus echt helemaal in een vallei omringd door bergen ligt. Met de uitbreiding van de stad zijn zelf de steilste wanden ondertussen volgebouwd, het mag duidelijk zijn dat dit niet de meest gegoede buurten van de stad zijn, maar het zijn in elk geval stenen huisjes en geen bidonville van kartonnen en golfplaten krotten. Ik wandel een stukje naar beneden naar één van de tussenhaltes van de Téléferico ligna Blanca, koop mij een pas van 30 Bolivianos met 15 Bolivianos rittenwaarde op (één rit kost 2 Bolivianos, bij een overstap moet je opnieuw de kaart scannen, en je kan die opnieuw opladen wanneer nodig. Ik zhweef tot op het einde van de Ligna Blanca mee en stap dan over op de Ligna Oranga. Het is een keer wat anders dan bus en tram en ik zag het al op andere plaatsen o.a. in Portugal en het haalt je even uit de verkeersdrukte.
Ik stap af in de halte Armentia en wandel langs de gelijknamige straat naar de plek waar een hele hoop museums verzameld zijn, de Calle Jaen. Het leuke is dat je één keer betaald voor de toegang van alle museums, en aan het ticket aparte bolletos hangen per museum. Jammer wel dat jer niet mag fotograferen of filmen en hier wordt daar wel sterk op gecontroleerd, en wordt jij als bezoeker wel gefilmd. Ik begin met het Museo Costumbrista (waar je ook het ticket koopt dus), ik verwacht niet veel van het kostuummuseum en had het eigenlijk niet gepland, maar gezien het allemaal onder hetzelfde ticket valt…. En het is eigenlijk best wel leuk want het is geen museum met zalen vol stoffige mannequin poppen met oude kleren aan, de meeste klederdrachten worden voorgesteld door ceramische poppetjes die heel gedetailleerd zijn. Je herkent er de herders van de Altiplano in evenals de boeren, weefsters en de verschillen in kleding naar gelang de regio. Maar ook zijn er een reeks diorama’s met voorstelling van een feest, paardenrennen, het ophangen van een vrijheidsstrijder (Murillo), een gevecht uit onafhankelijkheidsoorlog, een confrontatie tussen de Spaanse veroveraars en de lokale indianen, en ga zo maar verder. Een aparte zaal is gewijd aan de carnavalmaskers van over het ganse land met vermelding voor welke dans(groepen) die bedoeld zijn, van heel eenvoudig tot heel ingewikkelde constructies die soms ook heel wat moeten wegen.
Het museum loopt via een binnenplaats over in het Museo Litoral dat vooral gaat over de oorlogen waarbij Bolivië telkens weer land verloor en tenslotte ook zijn toegang naar de oceaan. Het is opmerkelijk hoe groot het deel is dat Chili zich heeft toegeëigend. Zelfs de stad Antofagasta was eens Boliviaans. In de enkele zalen vind je dan ook meestal kaarten met de oude en nieuwe situatie. Maar ook de foto’svan alle presidenten, daar moeten dus wel een reeks dictators tussen zitten, zou je zo denken, maar de namen doen niet onmiddellijk een belletje rinkelen. En aan de smoelwerken zie je dat ook niet zo direct (de schilders hielden ook liever hun hoofd op hun schouders natuurlijk). Het volgend museum is dan het Casa Murilo, volledig gewijd aan de vrijheidsrijder, die zoals al gezegd werd gevangen en terechtgesteld. Blijkbaar was dit zijn huis, en staan er heel wat originele meubels in. Zo is er de kamer waar het verraad werd gepleegd dat hem aan de galg bracht. Ook veel schilderijen van de terdoodveroordeling. Van de man in uniform en ga zo maar verder. Eén ding lijkt me duidelijk, hij was geen berooide revolutionair, maar iemand uit de hogere klasse.
Een beetje verder in de Calle Jaen is er dan nog het Museo de Metales Preciosos, het goud en zilver museum dus eigenlijk. Als je weet hoeveel scheepsladingen de Spanjaarden uit dit werelddeel weggesleept hebben, is het al een wonder dat ze nog iets gevonden hebben. Wat me steeds verrast is hoe eenvoudig hun sierraden eigenlijk zijn in verhouding tot wat ze bouwden of zelfs hun ceramische kunstwerkjes. De kronen, borstplaten, oorringen, halskettingen en enkelbanden bestaan meestal uit vrij ruw platgeslagen goud of zilver, door laminatie aan elkaar gezet, wat oneerbiedig gezegd en beetje op een zilverpapieren stuk lijkt. Best mogelijk natuurlijk dat de beste stukken lang geleden door de Concistadores omgesmolten werden. Ook best mogelijk dat het voetvolk toch nooit zo dicht bij hun goddelijke gezagdragers konden komen om de groffe afwerking ervan te zien. Ook werden er nooit gebruiksvoorwerpen van gemaakt zoals kelken of borden, of die zag ik toch nooit. De kamer waar deze dingen worden bewaard, is in feite een grote kluis met bijbehorende deur. Ook in de Calle Jaen, heel wat souvenirwinkeltjes, en dat het soms meer vrienden dan concurrenten zijn, merk ik wanneer ik iets koop en met de kaart 3 winkels verderop ga betalen, terwijl ze haar eigen winkel open en onbeheerd achterlaat. Zoals overal in Bolivië lopen er ook hier weer heel wat straathonden rond, in de stad zelfs met een t-shirt aangetrokken. Er lijkt een stilzwijgend akkoord dat een aantal straten van een bepaalde straathond zijn, hij wordt er getolereerd, al eens aangehaald of op een hapje getrakteerd. Ik heb in het ganse land eigenlijk nooit gemerkt dat de straathonden slecht behandeld worden.
Ik wandel door de stad naar beneden, af en toe een foto nemend van een mooi gebouw, maar het moet me van het hart, dat ik het toch één van de minst aangename steden van Bolivië vind. Is het de omvang, of de grotere armoede? Ik weet het niet, ik kan er niet juist de vinger op leggen. Niet dat ik me er niet veilig voel of lastig gevallen wordt of zo, het is gewoon een onbestemd gevoel. Het is ook de enige stad waar ik jonge schoenpoetsers zie die met bivakmutsen op schoenen poetsn omdat ze beschaamd zijn om herkend te worden volgens de LP, vreemd voor mij, want ik zou juist vinden dat ze trots mogen zijn op het feit dat ze op een eerlijk manier geld verdienen om te kunnen studeren, en niet de “gemakkelijke” weg kiezen van de kleine criminaliteit zoals gauwdieven en dergelijke. In andere steden zag je vooral ’s avonds wel eens een kind snoepjes of bloemetjes verkopen, maar waren het toch vooral volwassenen. In het Museo de Etnografia y Folklore heb ik juist een half uur om de 7 themazalen te bekijken, of ik kan met hetzelfde ticket na de middag terugkomen. Het gebouw zelf is al de moeite waard, het eerst verdiep gaat over textiel van het scheren van de Lama’s en Alpaca’s, tot het wassen, verven en spinnen van de wol tot draad, tot de afgewerkte producten. In een andere zaal worden de mutsen per regio voorgesteld met de soms minuscule verschillen. Een verdiep met ceramische artefacten, eentje met kostuums, hoofdtooien en pijlen versierd met veren van enkele tropische vogelsoorten en tenslotte de bovenste zaal met allerlei metaalbewerkingen. Mooi op tijd sta ik aan de uitgang.
Ik denk dat ik ook maar een keer op zoek ga naar een plekje om te eten, maar eerst passeer ik nog even op het Plaza Pedro D Murtillo, zelfs het hoofdplein is net iets minder gezellig dan in de vorige steden, ondanks het paleis, de kathedraal en het Nationaal kunstmuseum (dat ik maar over sla). Wel is er een ATM waar ik (in 2 beurten) waarschijnlijk een laatste keer geld afhaal. Ja, mijn laatste week gaat morgen alweer in…. . Enkele straten lager en weer wat foto’s later vind ik een pizzeria waar ik me een Peperoni Pizza bestel. Eens die op gaat het verder naar het Museo San Francisco, waar ik alleen het overdadig versierde kerkportaal en een binnenplaats fotografeer. Op het plein ervoor lijkt iedereen maar zo een beetje te staan wachten op wat gaat komen, wat dat ook mag zijn. Er juist naast is de Mercado Lanza, en ondanks mijn aversie ervan gisteren, ga ik ze toch maar eens bekijken. Voordeel ervan is dat dit en vaste binnenmarkt is en dus geen opstoppingen veroorzaakt. Opnieuw die trent van alles bij elkaar te zetten, alle slager op een hoopje, net als de bloemmisten, de juweliers en de boekenwinkels. Is het omdat het nog siësta tijd is dat er vele winkeltjes gesloten zijn? Achter de Iglesia San Francisco ligt er eindelijk een wat gezelligere wijk, tot je tussen de textiel en de souvenirs de gedroogde lamafoetussen ontdekt van de Mercado Hitcheria, de heksenmarkt. Op de grond zitten kaartvoorspellers.
Het wordt stilaan tijd om hotelwaarts te keren. Bij het nakijken merk ik dat er hier dichtbij geen téléferico lijn loopt en ik eigenlijk niet zo echt ver van het hote ben. Enige nadeel, het is vooral allemaal bergop. Ik zoek nog even een muziekwinkel op voor een extra verzamelalbum met liedjes uit de jaren ‘80 of ’70, want mijn 5-delige box begint een beetje afgezaagd te worden. Een vorige winkel eigenaar vroeg maar liefs 45$ US voor een 3- CD box, wat ik wat overdreven vond, maar ik begin te vermoeden dat die goud in handen had, want nergens vind ik wat anders dan lokale muziek of latijns-Amerikaanse muziek. Dus met lege handen verder, na een eerste heuvelhelling overgestoken te hebben, volgt een tweede die nog eens zo steil is. Met mijn tong op mijn tenen bereik ik tenslotte het hotel. Ik ben echt wel op en rust een uurtje uit. Dan merk ik een whattsApp berichtje op van vanmorgen even na mijn vertrek en dus buiten wifi bereik, het is het autoverhuurbedrijf dat me gisterenmorgen al om de kilometerstand van de wagen vroeg, nu is er opeens een onderhoudsbeurt nodig. Hadden ze me dat gisterenavond laten weten, had ik nog een regeling kunnen treffen, nu lijkt hun La Paz verhuurkantoor geen zin te hebben om dit zaterdagmorgen te doen, want ik krijg geen berichten terug. Het originele verhuurbedrijf gecontacteerd en de situatie uitgelegd en plots lijkt er geen probleem meer te zijn en is het onderhoud blijkbaar niet meer zo dringend.
Is het, het gedoe met de auto, de hoogte, of de koude douche van deze morgen, ik heb een zware hoest te pakken en de créme kippensoep smaakt me ook al niet. Ik neem alvast een Nurofen, maar gaan slapen kan ik nog niet, of de achterstand van het reisverhaal loopt weer op, net nu ik nog maar 2 dagen in te vullen heb. Even voor middernacht besluit ik om de tablet weg te leggen want ik val al typend in slaap.
Zaterdag 23 juni
Vannacht gelukkig weinig last van het hoesten gehad, vanmorgen dan het truckje van de receptioniste geprobeerd, en inderdaad hoe minder water hoe warmer, probleem is dan weer dat je het met moeite nog een douche kan noemen. We doen het er maar mee, jammer want voor de rest was het hotelletje perfect in orde. Vanmorgen ook geen nieuws meer ven het verhuurbedrijf, ik geef ze nog tot 9u en dan gaat de telefoon onherroepelijk uit, ik heb dan toch geen wifi mee en ga voor hun plezier nu precies geen dure internetverbinding via de telefoon openhouden. Dit lost ook mijn probleem van planning op, indien de auto toch op onderhoud had gemoeten, had ik enkele voorziene bezienswaardigheden in de buitenwijken van La Paz moeten laten vallen, nu kan ik die alsnog bezoeken. Het is nu zaterdag en momenteel valt de drukte nog mee, niet dat ik alleen op de baan ben, verre van, maar het is niet de chaos van die eerste dag. Zelfs waar er een straatmarktje aan de gang is, gaat het traag maar zeker. Eén keer zet ik me wel dwars over 2 rijstroken om een grote vrachtwagen tanker de kans te geven rechts in te draaien, waarvoor die links moest uitwijken. De busjes gaven hem daar helemaal de kans niet toe door er steeds rechts tussendoor te schieten.
Mijn eerste doel vanmorgen: de Valle de la Luna, reeds gedeeltelijk ingepalmd door de steeds maar uitdijende buitenwijken van de stad, maar de boven de huizen uittorende geërodeerde rotspartijen blijven even fotogeniek. Verderop wordt de rotsenchaos zo overweldigend dat er geen sprake meer is van hier iets te bouwen. Ik mag voor de maanvoertuigen hopen dat het echte maanoppervlak niet in deze staat is, want dan kom je geen 10cm ver. Knap is het wel, werkelijk een immense doolhof van rotspieken, doorsneden door canyons met rotspieken, en heuvels met hellingen vol rotspieken. Prachtig om te zien, maar in feite echte badlands die voor geen enkele andere activiteit geschikt zijn, dan voor toerisme. Gelukkig voor ons dus. Voor mijn 2e bestemming moet ik maar 5km verder zijn en die lopen even goed door hetzelfde mooie berglandschap. De laatste 1,5km loopt het echter mis, daar wil de GPS me een bergpad opsturen dat echt niet koosjer is. Het ding ziet er ongebruikt en verwaarloosd uit, en al duidelijk zonder terugdraai plaatsen. De Muelle del Diablo, laat ik maar voor wat ze zijn en misschien heb ik ze toch wel op de foto want ik nam er heel wat van de omringende bergmassieven. Geen idee of ze op de tanden van de duivel gelijken.
De 3e en laatste bezienswaardigheid aan deze zijde van La Paz is de Valle des las Animales, maar omdat ik daarvoor een stukje terug door de buitenwijken moet, profiteer ik van het feit dat er hier heel wat bedrijfjes zijn die olie en andere vloeistoffen nakijken en verversen, om het olieniveau even te checken, die is net als de remolies goed en de ruitenwisservloeistof wordt afgetopt. Ik wil in principe ook de voorruit laten wassen, maar het komt er uiteindelijk van dat de ganse auto gewassen en de zetels gestofzuigd worden. Ik wil vooral ook graag die propere voorruit, voor het akkefietje van deze namiddag. Nog even tanken en dan ben ik er helemaal klaar voor. Ook de Valle de las Animales is weer het summum van geërodeerde rotswanden, de in dit geval veel weg hebben van Bryce Canyon National Park in de USA. Het is weer zo’n gevalletje van wanneer draai ik terug, want na elke bocht wordt ik weer overvallen door nieuwe prachtige berglandschappen. Ook de besneeuwde top van Illimani, Bolivië’s hoogste berg met zijn 6438m, komt mooi in zicht. De agent aan de controlepost kijkt er niet van op dat ik een kwartiertje later opnieuw voorbij kom, hij zal dat wel gewoon zijn, al komen de meeste met busjes of taxi.
Ik moet nu noodgedwongen terug La Paz door om naar mijn volgende bestemming te rijden, en nu is de drukte er wel weer (iedereen zal uitgeslapen hebben) en gaat het weer tergend langzaam. Pas rond 14u beland ik op de RN 3 richting Coroico. Eens uit de stadsdrukte ontsnapt, volgt er eerst een controlepost en péage en vervolgens een controle op drugsgebruik, die er eigenlijk gewoon op uitdraait dat de agent je een keer strak aankijkt en jij niet al te zenuwachtig of gibberig gaat gedragen, gewoon door mag. Kreeg ik vanmorgen al een mooie portie landschappen voorgeschoteld, nu gaan we de overtreffende trap in, fantastische majestueuze bergen en eindeloos diepe valleien strekken zich tot de einder uit. Wat is dit mooi! Sneeuwvelden bedekken de toppen en minder steile hellingen, de hoogtemeter stijgt weer even tot 4600m om dan rigoureus te beginnen dalen. Voor het eerst sinds lang zal ik onder de 2000m eindigen, maar zover zijn we nog niet, want na 75km asfalt begint niet alleen de plantengroei groener en overweldigender te worden, hier is ook de afslag naar een beruchte weg die reeds veel onheilspellende namen heeft gekregen maar officieel de North Yunga’s road als naam heft meegekregen.
Hij is echter beruchter onder één van zijn bijnamen; El Camino del Muerte, The death Road, de Weg des doods dus, of nog The most Dangerous Road in the World. Allen treffelijke benamingen die ooit hun reputatie eer aangedaan hebben. Wat is het dan wel? Een onverharde weg die tot een 10-tal jaar geleden de enige verbinding tussen La Paz en Coroico en alles wat noordelijker lag, vormde. Dus alle verkeer in 2 richtingen, vrachtwagens en bussen inbegrepen en dit op een onverharde piste die op de meeste stukken slechts plek heeft voor één auto. Vangrails ontbraken grotendeels, bochten kalfden in en ravijnen van 100-den meters diep wachtte hen die de controle verloren. Tot in 2007 de nieuwe weg open ging verdwenen er jaarlijks zo’n 26 voertuigen over de rand, met als triest record in 1983 toen een vrachtwagen met 100 (!) mensen over de rand in de abyss stortte. Tot op heden nog steeds het grootste en meest dramatische transport gerelateerde ongeluk in Bolivië. Voor mij begint de weg die me 3600m lager zal brengen in een dichte mist, met als troost dat je de diepe afgronden niet ziet waarin je kan terechtkomen. Het resultaat zal echter wel hetzelfde zijn. Vrachtverkeer hoef ik niet te vrezen, die hebben zich na enige aarzeling (de nieuwe weg is 14km langer maar wel gasfalteerd) allen tot de nieuwe route bekeerd. Net als het doorgaande verkeer en het openbare vervoer.
De Death Road blijft een beetje verweesd achter op een eenzame reiziger zoals ik na, die nog wel een beetje van de nostalgie wil proeven. Dat er sindsdien toch nog 15 doden te betreuren vielen, heeft te maken met een nieuwe trent: per mountainbike de Death Road af, die in alle reisbureau’s in La Paz met groot uitgesmeerde campagnes aan de man gebracht worden. Niet alle organisatoren zijn echter even betrouwbaar qua uitrusting (vooral de fietsen in dit geval). En het blijft natuurlijk een sm; ik alle weg met veel losse stenen die opperste concentratie vereist. De mist klaart op naarmate ik afdaal en ik geniet ten volle van de weg, krijg zelfs een beetje een blasé gevoel, van is dit het nu? Maar het blijft een belevenis en ik kan me de toestanden van het verleden levendig voorstellen. Ook nog een weetje op The Most Dangerous Road in the World moet je dus links rijden! Dit in tegenstelling van de rest van Bolivië. 32km slinger ik door de steeds weelderigere begroeiing, af en toe klettert een waterval op het dak van de wagen, doorwadingen van kleine bergstroompjes, smalle afbrokkelende bochten, het hoort er nog allemaal bij, doch met een zekere geruststelling dat een tegenligger een zeldzaamheid is, en de weg niet meer zo stuk gereden wordt door zware vrachtwagens. Ik zou hem best aandurven met mijn camper!
In het dorpje Yolosa ben ik nog 10km van Coroico af, eens die overbrugt is het nog even zoeken naar de juiste weg naar Hostal Bella Vista, want het plaza is afgesloten voor een feest ter ere van de koudste nacht. Die blijkbaar enkele dagen na de zonnewende valt. Voor mij is het juist een erg aangename temperatuur hier op 1200m. mijn kamer wordt omgeboekt van en kamer met gedeelte badkamer, naar eentje met privébadkamer. Voor het avondeten wandel ik naar Carla’s Garden pub & restaurant, waarvoor je een hels stuk naar beneden moet (en vooral nadien weer omhoog), maar geloof me, het is het waard! Ik start er met een Pisoc Sour, gevolgd door een Chili con Carne met rijst en een frisdrank, gevolgd door een Dame Blanche. Ondertussen voluit babbelend met Carla, de Nederlandse eigenaresse en haar hond Spikkel die wat troost komt zoeken voor het knallende vuurwerk en voetzoekers op de plaza hogerop. Zo is het opnieuw 21u voordat ik aan het reisverhaal kan beginnen, maar je moet wat overhebben voor een gezellige avond. Tot even voor middernacht wordt er geknald en gezongen
Zondag 24 juni
De zware hoest blijft me maar plagen, gelukkig heb ik er ’s nachts eigenlijk geen last van, van mijn buren weet ik het niet. Vandaag wordt een dag door het regenwoud waarvan het me niet duidelijk is of die nu al of niet geasfalteerd is. De aanvang alvast wel, wat een goede zaak is want we spreken toch van 333km tot in Rurrenabaque. Helaas blijft het niet duren, grote stukken asfalt zijn weg of moeten nog aangelegd worden (dat is niet altijd duidelijk) en waar er asfalt ligt zijn er dikwijls verraderlijke gaten. De omgeving is een stuk minder spectaculair dan de vorige weken en bestaat vooral uit met dichte jungle begroeide bergen. Bananenbomen, palmen heel veel varens en ondanks dat het winter is, nog veel bloesems aan de bomen, maar in het amazonewoud is er eigenlijk geen winter, alleen een nat en een droog seizoen. Heel wat vogels waaronder zwarte gieren, roofvogels die cirkeltjes draaien in de lucht en het gekwetter van heel wat soorten die zich verbergen in het struikgewas. Voorts zie ik nog juist een overmaatse hamster in de jungle verdwijnen, te klein voor een capibara, maar te groot voor een Cui. Ook veel vlinders waaronder enkele prachtige blauwe morpho’s, te snel helaas voor de camera. Maar de aandacht moet willens nillens vooral naar de weg gaan. Het is erg geconcentreerd en vermoeiend rijden zo. Eén gat niet gezien en je hebt stukken of erger, er zijn hier verdorie meer deathroad vergelijkbare stukken dan op die weg zelf!
Een zo herkenbare situatie is bij een omlegging voor de aanleg van een tunnel. De zandweg loopt letterlijk op de rand van het ravijn, op enkele uitwijkplaatsen na, ter breedte van één niet te brede auto, daar komen we samen met een kleinere vrachtwagen en een taxi tegenover enkele mastodonten staan. Je kan er prat op gaan dat die niet achteruit rijden, en dus moeten wij wel. De taxi en ik passen maar heel nipt op een uitwijkplaats, ik heb geen 10cm achter mijn achterwiel voor de afgrond begint. De arme chauffeur van het vrachtwagentje, moet zowat het hele traject weer achteruit. Typisch één van de situaties die je vroeger meermaals op de dodenweg zou meemaken. Dit alles wordt dan nog eens overgoten met een sausje van dikke wolken stof. Een eigenaardigheid dat me opvalt is dat in vele dorpje de asfalt ontbreekt, daar waar die eigenlijk het hardste nodig is. Waarom dat is geen idee, verkeerde burgemeester van de verkeerde partij gekozen of zo iets? Het is maar een gokje natuurlijk. Stilaan worden de bergen heuvels, en als gevolg van die grotere toegankelijkheid verschijnt er ook meer gekapt woud voor landbouw en veeteelt. Eén van die teelten is zeker en vast Coca, want die bladeren liggen op tal van plaatsen op grote plastieken zeilen te drogen langs de weg.
Om één of andere reden wordt de weg natter en glibberiger en het is oppassen geblazen om de pick-up op de baan te houden. Een vrachtwagen chauffeur met kraanwagen op zijn dieplader is bij het op rijden van zo’n gladde helling de mist in gegaan en toen hij niet meer omhoog geraakt beginne zijwaarts glijden. Gelukkig op een breed stuk, zodat die niet over de rand van de afgrond is verdwenen. Hij blokkeert echter wel de ganse weg, weinig helpers maar veel omstanders later is het ding zover verschoven (een half metertje misschien) dat de personenauto’s via de berm eromheen kunnen met enige hulp van omstaanders om ze terug de berm op te duwen. Ik zet de pick-up in zijn low gear en raak er dank zij de gesperde diff op mijn eentje door. Het betekent toch wel een half uurtje verlies, hoelang de vrachtwagens er nog zullen staan, is ieders gedacht. In yucumo is er een belangrijk kruispunt voor mij, naar links is het nog 100km naar Rurrenabaque, mijn bestemming voor vandaag, naar rechts 280 km piste naar Trinidad, die morgen nog voor mij in het verschiet liggen. Eerlijk gezegd, na een dag als vandaag, zie ik er echt tegen op. Maar het enige alternatief is de weg van vandaag opnieuw rijden, naar Coroico en de rest van de planning voor deze laatste week schrappen. Het is dan nog maar de vraag welke van de 2 opties het zwaarste is? Ik probeer overal (aan peage’s, tankstation en ‘s avonds in het hotel informatie over de toestand van de piste te vinden. De beslissende getuigenis komt van een Argentijn, die het heel zwaar vond … in zijn Volkswagen Golf, als die daar door geraakt is, mag de pick-up geen probleem zijn).
Het goede nieuws is dat vanaf Yucuma de weg naar Rurrenabaque zo goed als helemaal geasfalteerd is, het slechte nieuws dat dit al langer gebeurd is en er fameuze gaten in zitten, die bij de hogere snelheid die je hier rijdt, echt wel fataal kunnen zijn. Naast dit alles ben ik ook al de hele dag niet op mijn best, bij het ontbijt lukte met moeite een toastje met ei en een thee en onderweg wat koekjes, buikkrampen zijn nu niet echt een lolletje op dergelijke wegen. De dorpjes met een bano publico zijn dan ook een uitkomst, smerig als ze zijn. Pas nu, laat in de namiddag komt de zon er door de bewolking door, qua temperatuur maakt dat niet veel uit, broeierig wam was het hier al de ganse dag, zelfs de airco kwam er een paar keer aan te pas (zal weer goed zijn voor mijn hoest!) de kilometerteller op de GPS telt tergend langzaam af, maar dan komt eindelijk Rurrenabaque in zicht. Enkele bergen met mooie rotswanden zorgen deze laatste kilometers nog onverwacht voor wat foto opportuniteiten. Hostal El Lobo is duidelijk een trekpleister voor het wat jongere publiek, het is alvast één van de drukste die ik op de reis tegenkwam. Eens mijn kamer toegewezen en de auto in de tuin gereden, kan ik niet weerstaan aan het zwembad dat erbij hoort. Niet voor lang want bij de ondergaande zon, wordt het water toch direct wat frisser.
Na een kwartiertje terug naar de kamer en even verpozen. Iets na 19u moet ik toch echt weer op om de eerste fatsoenlijke maaltijd van de dag in mijn maag te krijgen. De receptioniste heeft verschillende restaurants aangeduid op een kaartje van het stadje, maar vreemd genoeg niet diegene die recht over de deur ligt. Ik heb helemaal geen zin in een wandeling naar de andere kant van het dorp en besluit even te gaan kijken of het restaurant open is en wat het te bieden heeft. Het blijkt inderdaad open, en ziet er bovendien heel erg netjes uit, net wat ik zoek! Ik bestel een pompoensoepje (dat wel groen is in plaats van oranje, maar erg lekker!) een NY steak met Roquefortsaus, aardappelpuree en een coronabiertje en twee bolletjes ijs na. Het blijkt allemaal heel erg lekker, zonder overdrijven de beste maaltijd die ik hier ten landen had. De dame is erg blij met dat compliment en wuift me vriendelijk uit. Ik vraag me nog steeds af waarom mijn hostal het restaurant niet vernoemde, is het omdat ze vooral met backpackers te doen hebben die echt alles dirt cheap willen hebben? Ik betaalde 140 Bolivianos, nog geen 14 Euro voor mijn ganse menu! Of is het omdat ze ook een concurrent zijn (er is ook een hostal verbonden aan het restaurant). Ik weet als ik nu onmiddellijk naar mijn kamer ga en op mijn bed begin te typen aan het reisverhaal, ik binnen de kortste keren begin te knikkebollen. Mijn eten moet eerst wat zakken, en geen betere plaats daarvoor in de bar van El Lobo. Helaas is het happy hour en krijg je één Caipirinha voor 30 Bolivianos en 2 voor 40. Dus ja, om half 10 gaat het lichtjes beneveld naar mijn slaapkamer, na interessante conversaties met de barman, een Argentijnse toerist en de receptioniste, over reizen natuurlijk. Doch ik heb nu ook nog een verhaal te brengen, en liefst niet te laat, een goede nachtrust zal nodig zijn. Om half twaalf mag het licht uit.
Maandag 25 juni
De maag- of eerder darmklachten zijn nog niet van de baan heb ik vannacht meerdere keren mogen ondervinden. De warmte, iets verkeerd gegeten of gedronken, wie zal het zeggen? In ieder geval geen leuk vooruitzicht op een dag waar er een kleine 400km pistes voorzien zijn, nu ja de eerste 100km zijn alvast asfalt weet ik van gisteren, tot in Yucumo. Het is wel raar, van ijskoude nachten 48u geleden naar nachten waar zelfs een deken er teveel aan is. Het ontbijt is ook al niet aan mij besteed en dus ga ik maar afrekenen en vertrekken. Een half uurtje vroeger dan gewoonlijk, maar zelf dan is het de vraag of ik Trinidad zal kunnen bereiken, want 25 km voor de stad is er een rivier over te steken met een soort houten vlonders en die stoppen onherroepelijk om 18u bij het invallen van de duisternis. Tot in Yucumo verloopt alles vlot, ik tank er voor de zekerheid nog een keer en sla wat drankjes en snacks in. En dan draai ik de gevreesde piste op. Het begint al onmiddellijk met het betere schuif en glijwerk, net als ik begin te denken dat het misschien beter is van terug te draaien en de planning de schop op te doen, wordt het een klein beetje beter, geen autosnelweg, maar toch. Zo vreet ik menige kilometers waarbij de weg dan weer beter, dan weer slechter wordt. Het wordt een lange, zware dag. Ook landschappelijk valt er niet veel te beleven.
Net als de moed zowat in de schoenen zakt, met nog 200km te gaan, dienen er zich wegwerkzaamheden aan. Er worden voorbereidingen getroffen voor het asfalteren van de weg. Zover is het nog lang niet en de werkzaamheden zijn in verschillende stadia van afwerking, maar het belangrijkste is dat de weg er bijna zo vlak is als een biljarttafel. Wat een genot, wat een comfort, wat een stilte. Zou ik mogen hopen dat deze werken zich voortzetten tot aan het asfalt in Trinidad? O wat hoop ik daar op! Maar helaas na 100km houdt het op, en zijn we terug bij de oude situatie. Toch wel een heel vreemde situatie, dat men in het midden van een piste aan dergelijke werken begint en niet aan het begin of einde, want nu moet alle werfverkeer over 100-den kilometers pistes, die er daardoor natuurlijk niet beter bij komen te liggen. Het betekent eveneens veel meer verkeer en het bijbehorende stof. Ik houd de vensters dan ook hermetisch gesloten en de airco aan. Telkens als ik een keertje stop om de benen te strekken, overvalt de zwoele hitte me. Op 80km van de eindstreep, is er dan de verschijning: een glinsterend nieuw zwart asfaltlint, met vers geschilderde lijnen, waar als laatste werk de palen voor verschillende verkeersborden worden geplant. Halleluja, dit kan niet anders dan doorlopen tot Trinidad! Of toch niet? Na 30km ben ik weer in de werkzaamheden beland. Als ik de stofwolken zie die elk dorpje langs de pistes bij elk passerend voertuig te verwerken krijgen, dat die mensen geen stoflongen krijgen! Natuurlijk is het wel zo dat ze een half jaar bijna geen voertuig te zien krijgen tijdens het regenseizoen, omdat er dan geen doorkomen aan is. En geloof me een 3-tal keren op de piste waar het echt nat was, was er gewoon geen houden aan de wagen, hij gleed weg als op een schaatsbaan.
Als je me tot op 50km van mijn overnachtingsplaats gevraagd zou hebben, of dit alles nu de moeite waard was geweest, had je zonder terughouding een definitief neen te horen hebben gekregen. Doch dan veranderen de zaken een beetje, de staat van de iets verbeterd piste blijft dezelfde, doch het landschap verandert wezenlijk, in plaats van het gekapte en gedecimeerde regenwoud met allerlei haciënda’s met runderen en paarden, wordt het nu een moerasachtig landschap. Regelmatig verschijnen er meertjes en de eerste Capibara’s die ik zie, in het voorbijrijden, doe ik nog af als zwarte varkens, die ongeveer dezelfde grote en kleur hebben. Doch even later waarschuwt een verkeersbord voor overstekende capibara’s! Zou het dan toch? Ik begin er meer op te letten en zie in het begin vooral heel veel watervogels, witte- en zilverreigers, zwarte ibissen, ooievaars, maar ook tal van kleinere steltlopers, gieren, valken, en eenden. Wanneer ik bij een rivier stop en een kijkje ga nemen zie je de vissen uit het water springen. En dan duiken ook de capibara’s weer op. Eerst aan de oevers van een meertje op behoorlijke afstand van de weg, maar al snel ook dichterbij. En dan merk ik ook een andere waterbewoner op: een alligator en even later nog eentje! Nooit had ik durven hopen deze beide te zien, omdat ik zowel de Pantanal grenzend aan Brazilië en het ongerepte regenwoud aan me moest laten voorbijgaan, wegens tijdsgebrek in de planning.
Als je dacht dat mijn odyssee hiermee over was, dan had je het fout, want er wacht me nog de oversteek van de rivier per barka. Ik weet nu dat zonder die werkzaamheden en het asfaltgedeelte ik de deadline nooit zou gehaald hebben, maar het is nu 16u00 en ik sta aan te schuiven. Het is hoopje ongeregeld waarbij niemand lijkt te weten wat ze doen, enige zekerheid is dat ze allen een prop cocabladeren in hun bolle wangen gepropt hebben. En die kerels moeten je dus via enkele gammele planken met je auto hun balsavlot op begeleiden. Dat lukt uiteindelijk en dan blijkt het vlot geen eigen motor te hebben, een houten bootje met buitenboordmotor duwt het vlot naar de overkant en daar komen we aan bij een 10 meter hoge oever, met een serieus steile helling, waarvan ik nooit geloof dat de taxi voor mij daar boven geraakt, zonder hulp. Even later staat de Toyota halverwege de helling vast en sta ik geblokkeerd op de barka aan de voet ervan. Een half uur proberen ze het ding boven te krijgen, met duwen, trekken, houten planken en wat nog meer. Tot het met meer geluk dan kennis dan toch lukt. Ik had het zien aankomen en had de pick-up al in zijn low gear geschakeld en rijd zonder problemen de helling op. Nog 19km scheidt me van Trinidad, en deze is snel overbrugt, bij het binnenrijden van de stad zie ik een autowasserij en beslis van de ettelijke kilogrammen modder van de auto te laten spuiten, ook vooral van velgen en remmen.
Daarmee valt de schemering in tegen de tijd dat ik bij het Hostal Colonial aankom, de propere auto krijgt een mooi parkeerplaatsje naast het zwembad (ik had de man zijn gezicht wel eens willen zien als ik die vuil en smerig over de betegelde vloer van de garage had gereden). Na even bekomen van de zware dag, wandel ik naar de plaza waar ik een restaurant uitkies waar ik een reuze brochette van kip met ananas krijg voorgezet. Helaas krijg ik die maar half verwerkt, maag- en darmen zijn nog verre van in orde.
Dinsdag 26 juni
Vandaag moest een dag worden van lekker relaxt cruisen over de asfaltweg naar Ascencion Guarayos, 258km zonder noemenswaardige bezienswaardigheden. De ochtend begint redelijk goed, de darmen zijn lichtjes beter, ik krijg zelf enkele hapjes van het ontbijt binnen. Ik ben een half uurtje langer lijven liggen, want het was gisterenavond weer 1u ’s nachts voor mijn schrijfsels aangevuld waren. Al gauw blijkt dat de wegengoden niet met mij zijn, er ligt weliswaar asfalt, of die lag er ooit, maar die is bezaait met niet te omzeilen gaten, op sommige delen is het afgeschraapt klaar voor een nieuwe laag en die stukken liggen er nog het best bij. Ik vloek wat bij elkaar, toch niemand die het hoort, eigenlijk ben je beter met een piste in redelijk staat dan dit hopeloze gedoe. Enige afleiding zijn de vele watervogels naast de weg, heel veel reigers, steltlopers, een lepelaar met zijn vreemde bek, een ooievaarachtige met een flink postuur en volledig zwarte zware bek, hoofd en hals en voor de rest wit, behalve de zwarte poten. Ik zit te denken aan een Maraboe, maar ik dacht die veel lelijker waren (en misschien wel op het verkeerde continent). Ook een rhea is van de partij en een familie capibara’s, op een eilandje in een vijver. Nog 2 andere dieren voegen zich toe aan mijn lijst van gespotte fauna; een slang, voor een keertje geen platgewalst exemplaar, glibbert juist voor de auto de berm in. En een Coati of neusbeer besluit de straat over te steken, juist als ik gestopt ben om een muziek-cd te verwisselen. Zeker die laatste was een verrassing voor me, al zag ik de koddige diertjes met lange geringde staart al op meerdere reizen.
Toch neemt de frustratie van de slechte weg niet af, zeker niet als bij enkele fameuze kloppen bij net niet gemiste kuilen ook de rug serieus begint op te spelen. Langs de weg allemaal Hacieda’s, Finca’s en Rancho’s, vraag me het verschil niet, ze zien er allen als veehouderijen uit. Sommige duidelijk welgestelder dan andere, soms zelfs gewoon een schuur, maar wel allen met een naam. Een vaag idee om door te rijden naar mijn overnachtingsplaats van morgen, heb ik al lang weer opgeborgen, geen haar op mijn hoofd dat er nog aan denkt een kilometer meer te rijden dan vandaag voorzien. Bijna reed ik toch nog te ver, gelukkig is daar een bord dat in naam van Hotel Iguasu een goede reis toewenst. Kende ik die naam niet van ergens? Ja natuurlijk die staat op mijn planning. Gelegen aan het Plaza Central is het nog eens gemakkelijk te vinden en het ziet er netjes uit, de auto kan op de eigen parking mits een blokje rond te rijden en vervolgens neem ik een siësta van een uurtje of twee. Het is even genoeg geweest. Rond 16u begin ik dan aan de reïncarnatie van de laatste ontbrekende stukken reisvehaal met een lokaal biertje en wat chips en eindig met de frustrerende dag van vandaag, hopelijk morgen beter. Nog even op zoek naar een hapje, het wordt een pizza en ik probeer er deze geen nachtwerk meer van te maken al is toch weer 23u voor ik ga slapen.
Woensdag 27 juni
Vannacht zowel het hoesten als de darmen veel opgespeeld, maar voor de rest goed geslapen. Het hoesten verbeterde eigenaardig genoeg bij het opzetten van de airco, ik heb de indruk dat het de warme vochtige lucht is die het hoesten triggert, overdag in de auto met de airco heb ik er ook bijna geen last van. Over het ontbijt moet ik me geen zorgen maken , dat is er gewoon niet en de douche was een korte met koud water, maar hier frist dat op. En dus ben ik even later op weg zelfs zonder de receptioniste nog gezien te hebben (de rekening was gisteren al betaald). Vandaag staan er eindelijk nog een keer bezienswaardigheden op de planning, namelijk 2 van de Chiquitos Misiones, maar eerst nog 100km over de RN 9, die me gisteren zo irriteerde. Gelukkig blijkt die in betere staat dan verderop naar het noorden, er zijn nog enkele slechtere stukken, maar die zijn deze keer in de minderheid. Behalve dat de plantengroei nogal eens verandert (soms door ingrijpen van de mens: de haciendas blijven zich aaneen rijgen en dat betekent veel grasland, maar er zijn ook de landbouwgebieden waar zo net blijkbaar de nieuwe aanplantingen zijn gedaan (ze hebben in dit klimaat zo goed als een permanente groeiperiode). Gisteren zag ik al de eerste termitenheuvels in het landschap verschijnen, nu verschijnen er ook dadelpalmen, waarvan ik ook vermoed dat ze aangeplant zijn, al staan ze niet mooi in rotten zoals je dan zou verwachten. Een Rhea besluit een loopwedstrijd met de auto te houden, maar blijft gelukkig wel mooi in de berm. Ik meen ook een panter te zien die het slachtoffer geworden is van het verkeer, maar mijn maag is er niet op gesteld omdat van dichtbij te onderzoeken.
Het landschap wordt terug wat aantrekkelijker als ik de RN 10 op draai, het wordt heuvelachtiger met rotsen die boven het grasland uitsteken en stuwmeertjes aan de voet van de heuvels. Ook is deze weg 100% in orde, maar het circuito del misiones is dan ook de belangrijkste bezienswaardigheid in de Santa Cruz regio en een UNESCO Patrimonio de la Humanidad. Ik ga niet het hele circuit doen want dat neemt bijna een hele week in beslag, maar doe er 2 aan waarvan de belangrijkste in Concepcion. Het zijn Jezuïeten kloosters van de 18e eeuw, die eens de paters van die orde verjaagd werden door hun katholieke broeders, kwamen te vervallen en dank zij de UNESCO fondsen in de jaren ’90 werden gerestoreerd. Het eerste dat ik bezoek is in San Xavier. Grappig is dat het gehele centrum een beetje in dezelfde stijl is gebouwd als de missiepost, crèmekleurige muren met dikke houten balken en steunpilaren die de galerijen ondersteunen. De muren zijn beschildert met een band met allerlei motieven, ook rond de ramen en portieren en op de gesculpteerde stenen zuilen, waarvan je zou zweren dat ze van hout zijn! Het summum van de sculpturen en beschilderingen zijn echter behouden voor de grote ingang met massieve houten poort. Van binnen eveneens de muurschilderingen tot en met het plafond, doch niet de overweldigende beschilderingen van de Orthodoxe kloosters, opnieuw fijne lijntjes, pastelkleuren en ook geen religieuze tafrelen. Het is alsof ze behangpapier motieven wilden recreëren. Voor de rest is het erg eenvoudig van binnen, met uitzondering van het altaargedeelte van de kerk. Waar enkel kleurige schilderijen van het bekeringswerk van de lokale indianen, door de Jezuïeten in gouden kaders zijn opgehangen. Het hele complex is rond de groene binnenplaats gebouwd, waar in dit geval ook de houten klokkentoren staat met een heel carillon erin.
Zoals gezegd is ook de rest van het centrum in dezelfde stijl, maar in minder imposante dimensies natuurlijk. Wel mooi eigenlijk, het geeft het dorp een erg vriendelijke indruk. Ik ga verder op weg naar Conce zoals Concepcion nogal eens afgekort wordt. Hier zal ik ook overnachten en dus wil ik eerst Hotel Ch;iquitos opzoeken om mijn bagage daar al te droppen. Maar dat is nog 50km verder en het landschap is sinds geruime tijd nog eens enkele fotostops waard. Op een heuveltop liggen er plots een hele deel sterk afgeronde rotsen precair op elkaar gestapeld, alsof ze zo kunnen in elkaar stuiken. Dat zal wel niet, want er staan huisjes tussen gebouwd. De weg slalomt in weidse bochten heuvel op en af maar blijft perfect in orde. In Concepcion is het stevig zoeken naar Hotel Chiquitos, dat in de LP aangeprijst staat voor zijn mooie tuin, moderne adobe kamers en grote badkamers, zwembad en eigen restaurant. Het lijkt bijna te mooi om waar te zijn, en na 5x navragen en er 3x voorbij (!) te rijden blijkt het dat ook. Slechts een klein bordje van 15 op 15cm tegen de gevel van het gebouw maakt duidelijk dat het hier om een hotel gaat, dat er behoorlijk gesloten uit ziet trouwens. Ik krijg geen enkel reactie op mijn kloppen aan de deuren zie er ook geen enkele beweging. Dan maar een andere optie en dat wordt het Gran Colonial Hotel, dat dan nog een keer dezelfde troeven heeft als het andere minus het restaurant. Het heeft bovendien als extra voordeel dat het aan de Plaza Centra gelegen is, letterlijk op een steenworp van de missiekerk.
Eens de bagage op de kamer en de auto op de privé parking ga ik de missie post dan ook bezoeken, helaas alleen aan de buitenkant, want ondanks de uithangende openingsuren, is het ding potdicht. Een ovalen ijzeren hek geeft wel nog een zicht op de binnenplaats, de klokkentoren is deze keer buiten de kloostermuren geplaatst, maar de rest van de bouwstijl is sterk gelijkend met deze van San Xavier, dezelfde crèmekleurige muren met de zware in carboline gezette balken die het dak van halfronde stenen pannen ondersteunt. Alleen de muurschilderingen zijn wat meer contrasterend geverfd, doch het zijn evengoed abstracte of uit de natuur gekopieerde designs. Ook hier zijn de meeste gebouwen rond de plaza opnieuw in dezelfde stijl, en zelfs het quadra er rond. Ook zo mijn hotel dus. Daar trek ik terug naar toe voor een rustige namiddag, te beginnen met een korte verfrissing in het zwembad (het water is namelijk verrassend frisjes) en vervolgens foto’s selecterend en nog wat schrijven en op de forums plaatsen.
Voor het diner ga ik naar het enige restaurant van het plein, waarvan de eetzaal zich trouwens grotendeels in de openlucht bevindt op de binnenplaats. Ze hebben er een buffet voor 30 Bolivianos, daar koop je bij ons nog geen drankje voor! Maar ik ga toch maar voor het op een bord geschreven menu. Pollo Milaneze wordt het, met frietjes, rijst en een frisdrank. Ik slaag er eindelijk nog eens in 2/3 van een maaltijd op te eten (met de hoeveelheden die je hier steeds krijgt, is dat al een hele opgave). De mensen zijn hier ook weer erg aardig, de eigenaresse die me al de hele tijd horen hoesten heeft, komt met een huismiddeltje: een op de laagste temperatuur in de oven gebakken sinaasappel (tot de schil rondom zwart ziet) en dan leeg lepelen. We volgen de goedbedoelde raad maar op, als de eigenaresse van Hotel Gran Colonial met een 2e reserveappelsien ziet aankomen, stelt ze onmiddellijk haar eigen huismiddeltje voor. Morgenvroeg bij het ontbijt wacht er mij een drankje op basis van honing en citroensap!
Donderdag 28 juni
Yes, een douche met veel en heet water! Wat een luxe. En bovendien eentje waarbij niet de hele badkamer onder water komt te staan. Ik doe het op mijn gemak vanmorgen, er is geen haast (alleen zien dat ik het ontbijt haal voor 9u), want de 300km naar Santa Cruz de la Sierra haal ik op mijn gemak. De helft ervan heb ik gisteren al gedaan, het is alleen afwachten wat het vervolg van de RN 9 gaat brengen qua kwaliteit van het wegdek. Aan het huismiddeltje ontsnap ik natuurlijk niet, maar ik kan ook nog een keer normaal ontbijten. Zoals gezegd valt er op het eerste deel van de route niet nieuws te beleven, toch stop ik een paar keer op plekken die me gisteren opgevallen zijn zoals La Piedra met zijn rotsen, voor nog wat foto’s. In San Ramon is het tijd voor wat mijn laatste volledige tankbeurt zou moeten worden. Morgen gewoon bijvullen tot hij vol is en klaar. Erg spannend is de rit niet, het asfalt is weliswaar niet perfect zoals op de RN 10, maar best te doen. Dit is duidelijk landbouwgebied op industriële schaal, enorme velden tot aan de horizon, grote landbouwmachines en silo’s voor opslag en verwerking van granen. En daartussen verbazend genoeg, meer Rhea’s dan ik al tijdens de hele reis samen gezien heb. Op een gegeven moment zelfs een groep van wel een tiental!
Met die 4 weken tussen aankomst hier in Santa Cruz de la Sierra en de terugkomt, herken ik zelfs de buurt niet meer wanneer ik op 140m van het hotel Ibiza sta. De garage staat open en ik zie een parkeerplaats vrij, recht op recht van de ingang. Ik neem dan maar de vrijheid van er ineens in te rijden, want ik herinner me de capriolen nog om uit deze garage te geraken (de bumper heeft er linksvoor nog de tekenen van). De receptioniste herkent me nog en algauw ben ik ingecheckt, juist op tijd om de Belgen te zien winnen tegen Engeland op de wereldkampioenschappen voetbal (in uitgesteld relais veronderstel ik?). Heb op de parking nog wat dingen terug vast te zetten van de bumpers (zie je wel dat dit niet alleen bij Land Rover gebeurt!) en enkele dingen uitgehaald die anders vergeten worden (CD’s, zonnebril…). Morgen had ik ingepland als rustdag, want overmorgen is het vroeg op om de auto af te leveren en het vliegtuig te nemen, maar zijn er wel nog dingen te doen zoals de auto zowel binnen als buiten een secure kuisbeurt te (laten) geven en af te tanken en als ik er zin in heb nog wat dingen bezoeken in de stad die de vorige keer niet aan bod zijn gekomen en de maaltijden natuurlijk.
Vanavond ga ik er in ieder geval nog op uit, want ik moet een vervanger hebben voor mijn trouwe reisklokje dat na vele jaren dienst de geest heeft gegeven en mijn natuurlijke klok is wel vrij goed betrouwbaar wat betreft op tijd wakker worden, maar als ik om 5u ’s nachts op moet om een vlucht te halen heb ik toch graag een back-up. Dat lukt probleemloos en via enkele aanlokkelijke winkelstraten, die ervoor zorgen dat ik toch nog een keer langs de ATM langs moet, wandel ik naar het Plaza 24 de Septiembre waar het doordat het een stuk warmer is dan de eerste keer dat ik hier kwam een stuk drukker en gezelliger is. Bovendien worden er optredens gehouden met zangers en zangeressen en een soort jury (vermoed ik toch). Voor het diner kies ik uiteindelijk een restaurant een quadra weg van de plaza voor een spaghetti Bolognése met een Pacena biertje en een ijscoupe na. Met een omweg via de plaza om nog even de gezelligheid op te snuiven, gaat het dan richting hotel.
Yohani
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
- Yohani
- LROCB-Member
- Berichten: 1097
- Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
- lrocb_lidnr: 64
- Woonplaats: Putte (Mechelen)
- Contacteer:
Re: Hoogtestage in Bolivië
Vrijdag 29 juni
Vanmorgen een keertje uitgeslapen, deze kamer aan de straatkant is een stuk luidruchtiger dan de kamers aan de achterkant van het gebouw en dat zal ik geweten hebben. Zeker als er dan regelmatig enkele asociaal luide boomboxwagens of uitlaatvrij auto’s voorbijkomen! Een element dat ik ook begin van de reis al merkte is, dat er hier midden in de nacht blijkbaar wel wat vliegtuigen arriveren en dus ook hotelgasten op ontiegelijke uren, die het dan nog niet eens zachtjes aan doen. Maar ok, dat overleven we wel, na een summier ontbijt, begin ik met de bagage te herpakken, er voor zorgend dat er zeker geen verboden dingen mee in de handbagage meer zitten zoals een zakmes of multitool of zelfs een wat zwaardere selfiestick. Ook de restjes shampoo, zeep, zonncréme en muggenspray gaan niet mee terug, het is misschien een beetje sneu van al die restjes, maar het is allemaal extra gewicht en ik heb de ervaring dat de bagage sowieso steeds zwaarder is bij terugkeer (vooral wasgoed dat vocht opneemt). Nu had ik deze keer nog een goede 2kg (en een extra bagage van 23kg) over van mijn limiet, maar toch… .
Vervolgens nog wat e-mails checken en wat lezen op verscheidene forums en dan wordt het toch hoog tijd om een keertje aan een carwash voor de auto te denken. De receptioniste had me reeds een goed adresje gegeven en daar wil ik nu naar op zoek, het is wat later geworden dan verwacht en wanneer ik het adres bereik is het 11u30 en de manager daar zegt dat ze de auto niet in een half uur binnen en buiten gedaan krijgen. Dat kan ik begrijpen want deze beurt moet wel grondig gebeuren, met motor afspuiten en alles. Doch één ding heb ik over het hoofd gezien: men houdt hier een siësta van 12 tot 14u! Dus na de middag maar terugkeren dan, en nu dan maar eerst de auto aftanken. Terug naar het hotel waar het nog een keer een heel gedoe is om de wagen in de garage te krijgen omdat men het hospitaal ernaast blijkbaar aan het verhuizen is en men het slimme gedacht gehad heeft enkele van de meubels voor de inrijpoort te zetten. Neem daarbij het feit dat ik de hele rijbaan nodig heb om de pick-up recht voor de smalle ingang te krijgen en er van die onzalige parkeerders zijn die ondanks het parkeerverbod rechtover de poort gaan staan en je begrijpt de situatie wel. Ik heb gelukkig de tijd en alles lost zich mettertijd op, dankzij een oudere man die een beetje verkeersagent speelt.
Een beetje soezen, wat tv-kijken en dan besluit ik maar te gaan lunchen. Voor alle zekerheid check ik even of de auto achter mij het eerste uurtje weg moet, en dat blijkt het geval, hij zou binnen 20 minuten vertrekken. Dus stel ik mijn lunchpauze maar even uit. Uiteindelijk blijft de man nog zolang weg dat ik de lunch maar oversla en rechtstreeks terug met de auto naar de carwash rijd. Daar begint men er direct aan en krijgt zowel het chassis, de motor, carrosserie en interieur een fixe beurt. Zelfs alle olieniveaus worden nagezien en lucht- en aircofilters uitgeblazen, deurrubbers worden gewaxt en alle kunststoffen interieuronderdelen met een melkachtige vloeistof behandeld. Ook de gordels worden uitgerold en netjes gemaakt. Op een gegeven moment zijn ze wel met 4 personen aan de auto bezig, en ik begin stilaan bezorgd te worden voor een gepeperde rekening! Na 2u is de auto klaar en staat die er netter bij dan toen ik die afgehaald heb. Ik ga afrekenen en betaal de fenomenale som van …. 100 Bolivianos, nog geen 10 Euro dus! Dat doet geen Pakistaanse carwash in België ze na hoor! Even later staat de auto weer in de garage van het hotel te blinken.
Ik rond de dag af met een wandeling naar het Picollo restaurant en ben wat in de war, want is dit nu hetzelfde restaurant als gisteren of niet? Omdat ik nog wat kleine snuisterijen wou, heb ik meer daar op gelet dan op de afgelegde weg. De aankleding, naam, bediening en menukaarten zijn volledig dezelfde, maar toch? Ik bestel een Huari biertje en een Trio de Fajita’s en krijg een heerlijke schotel met vlees en kip in reepjes met scampi’s op een bed van gestoofde ui, groene en rode paprika’s en chilipeper en daarbij Mexicaanse tortilla’s met 3 sausjes en kaas. Wat een lekkere afsluiter van deze vakantie! Ik wandel nog even naar de Plaza en besluit in de Irish pub nog een laatste Caipirinha te drinken. Nog een allerlaatste wanddeling over de weer gezellige plaza (zonder muziek deze keer) en dan richting hotel. Om toch maar op de goede weg te zitten, even Maps.Me raadplegen op de smartphone voor de route terug naar het hotel, en daar lijkt toch iets raars met het restaurant waar ik dineerde vanavond, het ligt volgens het kaartje niet op de juiste plaats! Nu wil ik er ook het fijne van weten en ga op weg, de situatie wordt al gauw duidelijk als ik een quadra van elkaar 2 Picololo restaurants van dezelfde keten terugvind, en ik dus inderdaad in 2 verschillende restaurants at. Dat eentje van de 2 dan nog niet opgenomen stond op het kaartje maakte de zaken er niet simpeler op… . In het hotel neem ik nog gauw even een kijkje bij de auto en zie dat ondanks mijn waarschuwing dat ik om 5u30 weg moet de volgende morgen er toch een wagen voor geparkeerd staat. Dus even langs de nachtreceptioniste, die zegt dat ze het in orde zal brengen wanneer de eigenaar van de auto terug aankomt in het hotel.
Zaterdag 30 juni
Wat een *ù£$*-nacht was dit zeg. De nog opspelende darmen, nog meer lawaai dan de voorbije nacht, elk uur van de nacht wel wakker geweest. Neen dat had ik me niet voorgesteld van mijn laatste verblijf hier. Om 4u30 geef ik het op en sta maar op, van slapen komt toch niets meer! De douche is gloeiend heet (waarschijnlijk heeft niemand die al gebruikt zo vroeg natuurlijk), maar dat komt vanzelf in orde. Helemaal opgefrist breng ik de bagage naar de auto, die gelukkig helemaal vrij staat en rijd vervolgens door de (nu) rustige straten van Santa Cruz de la Sierra. Kwart voor 6 sta ik aan de gesloten poort van het verhuurbedrijf, waar de nachtwaker even komt poolshoogte nemen, enkele minuten later is er iemand van het bedrijf daar. Die vindt mijn huurdossier niet en dus moet het maar met mijn kopie van de schade opneming. De kerel is een stuk pietluttiger dan zijn collega bij de aflevering van de auto, maar ik overtuig hem ervan dat de enige bijkomende schade deze linksvoor aan de bumper is. Als hij naar de achterzetel verwijst die zo doordrongen is doorstof dat zelfs de lavadore die niet meer netjes kreeg, heb ik er een beetje genoeg van en zeg hem dat dit de staat was waarin ik die kreeg, zelfs minder netjes dan nu. Ik krijg mijn 700 US$ waarborg netjes terug, maar moet wel 20 US$ betalen voor de krassen op de bumper. Wat me niet meer dan normaal lijkt.
Ik heb nog één ritje in de Toyota Hilux pick-up te goed, naar de luchthaven. Alleen zit ik deze keer niet achter het stuur. Het inchecken van de bagage verloopt vlekkeloos, zonder gewichtsproblemen en ik kan verder door security en douane. Tijdens het wachten op het boarden valt de elektriciteit even volledig uit in de luchthaven en vanaf dan zijn de informatieborden buiten werking, nu bleken die toch al niet te correct te zijn, dus gewoon luisteren naar de aankondigingen. Voorts heeft de panne blijkbaar geen impact op de werking van de luchthaven en begint het boarden mooi op tijd. Met mijn plaatsje aan het raam heb ik een mooi uitzicht over het Amazonewoud dat we overvliegen, richting Golf van Mexico. Het is toch wel even schrikken hoeveel ervan er al getransformeerd is in weilanden! De eerste uren verlopen rustig, het ontbijt wordt geserveerd, maar even begint er dan wat turbulentie op te komen, lastig als je probeert te typen. Toch ook maar wat geprobeerd te slapen want het worden nog lange dagen. Het broodje ham en kaas dat we een uurtje of twee voor aankomst als lunch krijgen smaakt verrassend goed, eenvoudig als het is. De kustwateren voor Florida zien er een eind de zee in, niet zo gezond uit. De laatste keer dat ik zo’n grote bruine vlekken op het water zag drijven was op de River Kwai in Thailand, en ik moet niet zeggen waaruit dat bestond zeker (Amerikanen zouden het “raw sewage” noemen). Ondanks een waarschuwing van de kapitein voor mogelijke turbulentie verloopt de landing erg zachtjes.
Het is nu de administratieve rondgang langs paspoort controles en security. Gelukkig alleen met de handbagage, de andere gaat als het goed is gewoon door naar Brussel. Benieuwd of ze hier opnieuw gaat geopend worden zoals op de heenweg ( het is dat er een bericht op hing of ik had het niet eens geweten). Van de 4u30 wachttijd maak ik gebruik om ribbetjes te gaan eten in de Irish Pub. Dan weer verder naar de juiste gate, waarvoor ik 2x de skytrain moet nemen, ja de luchthaven is hier een ietsjepietsje groter dan die van Santa Cruz. Ik had er nog niet op gelet, maar blijkbaar is deze vlucht er eentje van British Airways en niet van American Airways. Die van Londen naar Brussel is dat ook, hopelijk heeft dat een positief effect op de bagageoverdracht. Geen geluk met de zitplaats deze keer, normaal ga ik voor een zitplaats aan het raam of eerder nog aan het gangpad, zodat je ongestoord een keertje je benen kan strekken, doch nu moet je daar altijd iemand voor storen. Maar het moet maar zo, ik wissel nog met de man naast mij zodat die naast zijn vrouw kan zitten, maar blijf daarmee evengoed in het midden van een rij van 4 stoelen zitten. Veel slapen lukt niet echt, maar de hazenslaapjes die ik toch heb, zijn wel zo getimed dat die reeds terug samenvallen met de tijdsinterval van Europa. Dat is al een pluspunt om eventuele jetlag tegen te gaan. Er is nog even verwarring als de stewardess mijn diabetes menu bij de dame zet waarmee ik van stoel gewisseld ben, maar dat is snel rechtgezet en bij het ontbijtdoosje merk ik zelf niet dat het op mijn tafeltje gezet wordt.
Zondag 01 juli
Zondagvoormiddag en bij de landing op Heathrow is het maar liefst 23°C, niet echt een typisch Engels weertje kan je wel zeggen. Blijkbaar is er een probleem met de trap die ons naar de tarmac moet leiden en de wachtende bus. Een half uur lang is het wachten voor we er uiteindelijk uit kunnen. Dan nog een erg drukke security en douaneperikelen, nog een keertje 2 skytrains voor de andere terminal en de 2 uur transfertijd lijken ineens helemaal niet ruim. Maar uiteindelijk valt het nog mee en staat zelfs de gate nog niet aangeduid als ik in de E-terminal aankom. Na de sanitaire stop is dat wel het geval. Voor deze korte 40 minuten durende vlucht heb ik weer een raamzitje, maar veel geniet ik er niet van want ik dommel al vlug in en wanneer ik de ogen weer open zie ik het Atomium en vervolgens het Koninklijk Paleis, serres en tuin onder me door schuiven, een rariteit want gewoonlijk kom ik van de andere kant over Brussel lijkt me. Op de luchthaven is mijn bagage er op de bagageband wanneer ik via de sanitaire stop in de bagagezaal, nu nog even checken of de directe treinen naar Mechelen rijden, ticket aanschaffen en 5 minuutjes later op de trein, waar de conducteur een vriendelijk praatje komt maken. Nog even met de auto naar Putte en dan zit het er weer op voor deze vakantie. Wat was het weer genieten!
Yohani
Vanmorgen een keertje uitgeslapen, deze kamer aan de straatkant is een stuk luidruchtiger dan de kamers aan de achterkant van het gebouw en dat zal ik geweten hebben. Zeker als er dan regelmatig enkele asociaal luide boomboxwagens of uitlaatvrij auto’s voorbijkomen! Een element dat ik ook begin van de reis al merkte is, dat er hier midden in de nacht blijkbaar wel wat vliegtuigen arriveren en dus ook hotelgasten op ontiegelijke uren, die het dan nog niet eens zachtjes aan doen. Maar ok, dat overleven we wel, na een summier ontbijt, begin ik met de bagage te herpakken, er voor zorgend dat er zeker geen verboden dingen mee in de handbagage meer zitten zoals een zakmes of multitool of zelfs een wat zwaardere selfiestick. Ook de restjes shampoo, zeep, zonncréme en muggenspray gaan niet mee terug, het is misschien een beetje sneu van al die restjes, maar het is allemaal extra gewicht en ik heb de ervaring dat de bagage sowieso steeds zwaarder is bij terugkeer (vooral wasgoed dat vocht opneemt). Nu had ik deze keer nog een goede 2kg (en een extra bagage van 23kg) over van mijn limiet, maar toch… .
Vervolgens nog wat e-mails checken en wat lezen op verscheidene forums en dan wordt het toch hoog tijd om een keertje aan een carwash voor de auto te denken. De receptioniste had me reeds een goed adresje gegeven en daar wil ik nu naar op zoek, het is wat later geworden dan verwacht en wanneer ik het adres bereik is het 11u30 en de manager daar zegt dat ze de auto niet in een half uur binnen en buiten gedaan krijgen. Dat kan ik begrijpen want deze beurt moet wel grondig gebeuren, met motor afspuiten en alles. Doch één ding heb ik over het hoofd gezien: men houdt hier een siësta van 12 tot 14u! Dus na de middag maar terugkeren dan, en nu dan maar eerst de auto aftanken. Terug naar het hotel waar het nog een keer een heel gedoe is om de wagen in de garage te krijgen omdat men het hospitaal ernaast blijkbaar aan het verhuizen is en men het slimme gedacht gehad heeft enkele van de meubels voor de inrijpoort te zetten. Neem daarbij het feit dat ik de hele rijbaan nodig heb om de pick-up recht voor de smalle ingang te krijgen en er van die onzalige parkeerders zijn die ondanks het parkeerverbod rechtover de poort gaan staan en je begrijpt de situatie wel. Ik heb gelukkig de tijd en alles lost zich mettertijd op, dankzij een oudere man die een beetje verkeersagent speelt.
Een beetje soezen, wat tv-kijken en dan besluit ik maar te gaan lunchen. Voor alle zekerheid check ik even of de auto achter mij het eerste uurtje weg moet, en dat blijkt het geval, hij zou binnen 20 minuten vertrekken. Dus stel ik mijn lunchpauze maar even uit. Uiteindelijk blijft de man nog zolang weg dat ik de lunch maar oversla en rechtstreeks terug met de auto naar de carwash rijd. Daar begint men er direct aan en krijgt zowel het chassis, de motor, carrosserie en interieur een fixe beurt. Zelfs alle olieniveaus worden nagezien en lucht- en aircofilters uitgeblazen, deurrubbers worden gewaxt en alle kunststoffen interieuronderdelen met een melkachtige vloeistof behandeld. Ook de gordels worden uitgerold en netjes gemaakt. Op een gegeven moment zijn ze wel met 4 personen aan de auto bezig, en ik begin stilaan bezorgd te worden voor een gepeperde rekening! Na 2u is de auto klaar en staat die er netter bij dan toen ik die afgehaald heb. Ik ga afrekenen en betaal de fenomenale som van …. 100 Bolivianos, nog geen 10 Euro dus! Dat doet geen Pakistaanse carwash in België ze na hoor! Even later staat de auto weer in de garage van het hotel te blinken.
Ik rond de dag af met een wandeling naar het Picollo restaurant en ben wat in de war, want is dit nu hetzelfde restaurant als gisteren of niet? Omdat ik nog wat kleine snuisterijen wou, heb ik meer daar op gelet dan op de afgelegde weg. De aankleding, naam, bediening en menukaarten zijn volledig dezelfde, maar toch? Ik bestel een Huari biertje en een Trio de Fajita’s en krijg een heerlijke schotel met vlees en kip in reepjes met scampi’s op een bed van gestoofde ui, groene en rode paprika’s en chilipeper en daarbij Mexicaanse tortilla’s met 3 sausjes en kaas. Wat een lekkere afsluiter van deze vakantie! Ik wandel nog even naar de Plaza en besluit in de Irish pub nog een laatste Caipirinha te drinken. Nog een allerlaatste wanddeling over de weer gezellige plaza (zonder muziek deze keer) en dan richting hotel. Om toch maar op de goede weg te zitten, even Maps.Me raadplegen op de smartphone voor de route terug naar het hotel, en daar lijkt toch iets raars met het restaurant waar ik dineerde vanavond, het ligt volgens het kaartje niet op de juiste plaats! Nu wil ik er ook het fijne van weten en ga op weg, de situatie wordt al gauw duidelijk als ik een quadra van elkaar 2 Picololo restaurants van dezelfde keten terugvind, en ik dus inderdaad in 2 verschillende restaurants at. Dat eentje van de 2 dan nog niet opgenomen stond op het kaartje maakte de zaken er niet simpeler op… . In het hotel neem ik nog gauw even een kijkje bij de auto en zie dat ondanks mijn waarschuwing dat ik om 5u30 weg moet de volgende morgen er toch een wagen voor geparkeerd staat. Dus even langs de nachtreceptioniste, die zegt dat ze het in orde zal brengen wanneer de eigenaar van de auto terug aankomt in het hotel.
Zaterdag 30 juni
Wat een *ù£$*-nacht was dit zeg. De nog opspelende darmen, nog meer lawaai dan de voorbije nacht, elk uur van de nacht wel wakker geweest. Neen dat had ik me niet voorgesteld van mijn laatste verblijf hier. Om 4u30 geef ik het op en sta maar op, van slapen komt toch niets meer! De douche is gloeiend heet (waarschijnlijk heeft niemand die al gebruikt zo vroeg natuurlijk), maar dat komt vanzelf in orde. Helemaal opgefrist breng ik de bagage naar de auto, die gelukkig helemaal vrij staat en rijd vervolgens door de (nu) rustige straten van Santa Cruz de la Sierra. Kwart voor 6 sta ik aan de gesloten poort van het verhuurbedrijf, waar de nachtwaker even komt poolshoogte nemen, enkele minuten later is er iemand van het bedrijf daar. Die vindt mijn huurdossier niet en dus moet het maar met mijn kopie van de schade opneming. De kerel is een stuk pietluttiger dan zijn collega bij de aflevering van de auto, maar ik overtuig hem ervan dat de enige bijkomende schade deze linksvoor aan de bumper is. Als hij naar de achterzetel verwijst die zo doordrongen is doorstof dat zelfs de lavadore die niet meer netjes kreeg, heb ik er een beetje genoeg van en zeg hem dat dit de staat was waarin ik die kreeg, zelfs minder netjes dan nu. Ik krijg mijn 700 US$ waarborg netjes terug, maar moet wel 20 US$ betalen voor de krassen op de bumper. Wat me niet meer dan normaal lijkt.
Ik heb nog één ritje in de Toyota Hilux pick-up te goed, naar de luchthaven. Alleen zit ik deze keer niet achter het stuur. Het inchecken van de bagage verloopt vlekkeloos, zonder gewichtsproblemen en ik kan verder door security en douane. Tijdens het wachten op het boarden valt de elektriciteit even volledig uit in de luchthaven en vanaf dan zijn de informatieborden buiten werking, nu bleken die toch al niet te correct te zijn, dus gewoon luisteren naar de aankondigingen. Voorts heeft de panne blijkbaar geen impact op de werking van de luchthaven en begint het boarden mooi op tijd. Met mijn plaatsje aan het raam heb ik een mooi uitzicht over het Amazonewoud dat we overvliegen, richting Golf van Mexico. Het is toch wel even schrikken hoeveel ervan er al getransformeerd is in weilanden! De eerste uren verlopen rustig, het ontbijt wordt geserveerd, maar even begint er dan wat turbulentie op te komen, lastig als je probeert te typen. Toch ook maar wat geprobeerd te slapen want het worden nog lange dagen. Het broodje ham en kaas dat we een uurtje of twee voor aankomst als lunch krijgen smaakt verrassend goed, eenvoudig als het is. De kustwateren voor Florida zien er een eind de zee in, niet zo gezond uit. De laatste keer dat ik zo’n grote bruine vlekken op het water zag drijven was op de River Kwai in Thailand, en ik moet niet zeggen waaruit dat bestond zeker (Amerikanen zouden het “raw sewage” noemen). Ondanks een waarschuwing van de kapitein voor mogelijke turbulentie verloopt de landing erg zachtjes.
Het is nu de administratieve rondgang langs paspoort controles en security. Gelukkig alleen met de handbagage, de andere gaat als het goed is gewoon door naar Brussel. Benieuwd of ze hier opnieuw gaat geopend worden zoals op de heenweg ( het is dat er een bericht op hing of ik had het niet eens geweten). Van de 4u30 wachttijd maak ik gebruik om ribbetjes te gaan eten in de Irish Pub. Dan weer verder naar de juiste gate, waarvoor ik 2x de skytrain moet nemen, ja de luchthaven is hier een ietsjepietsje groter dan die van Santa Cruz. Ik had er nog niet op gelet, maar blijkbaar is deze vlucht er eentje van British Airways en niet van American Airways. Die van Londen naar Brussel is dat ook, hopelijk heeft dat een positief effect op de bagageoverdracht. Geen geluk met de zitplaats deze keer, normaal ga ik voor een zitplaats aan het raam of eerder nog aan het gangpad, zodat je ongestoord een keertje je benen kan strekken, doch nu moet je daar altijd iemand voor storen. Maar het moet maar zo, ik wissel nog met de man naast mij zodat die naast zijn vrouw kan zitten, maar blijf daarmee evengoed in het midden van een rij van 4 stoelen zitten. Veel slapen lukt niet echt, maar de hazenslaapjes die ik toch heb, zijn wel zo getimed dat die reeds terug samenvallen met de tijdsinterval van Europa. Dat is al een pluspunt om eventuele jetlag tegen te gaan. Er is nog even verwarring als de stewardess mijn diabetes menu bij de dame zet waarmee ik van stoel gewisseld ben, maar dat is snel rechtgezet en bij het ontbijtdoosje merk ik zelf niet dat het op mijn tafeltje gezet wordt.
Zondag 01 juli
Zondagvoormiddag en bij de landing op Heathrow is het maar liefst 23°C, niet echt een typisch Engels weertje kan je wel zeggen. Blijkbaar is er een probleem met de trap die ons naar de tarmac moet leiden en de wachtende bus. Een half uur lang is het wachten voor we er uiteindelijk uit kunnen. Dan nog een erg drukke security en douaneperikelen, nog een keertje 2 skytrains voor de andere terminal en de 2 uur transfertijd lijken ineens helemaal niet ruim. Maar uiteindelijk valt het nog mee en staat zelfs de gate nog niet aangeduid als ik in de E-terminal aankom. Na de sanitaire stop is dat wel het geval. Voor deze korte 40 minuten durende vlucht heb ik weer een raamzitje, maar veel geniet ik er niet van want ik dommel al vlug in en wanneer ik de ogen weer open zie ik het Atomium en vervolgens het Koninklijk Paleis, serres en tuin onder me door schuiven, een rariteit want gewoonlijk kom ik van de andere kant over Brussel lijkt me. Op de luchthaven is mijn bagage er op de bagageband wanneer ik via de sanitaire stop in de bagagezaal, nu nog even checken of de directe treinen naar Mechelen rijden, ticket aanschaffen en 5 minuutjes later op de trein, waar de conducteur een vriendelijk praatje komt maken. Nog even met de auto naar Putte en dan zit het er weer op voor deze vakantie. Wat was het weer genieten!
Yohani
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/