Op weg door Portugal

Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1087
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Op weg door Portugal

Ongelezen bericht door Yohani »

Wegens internetperikelen met 2 weken vertraging:

Naar de bakermat van de ontdekkingsreizigers.

Zaterdag 4 juni

Vanmorgen aangezet voor mijn reis naar Portugal, bij het vertrek is het nog wat mistig, maar het regent niet. Op de weg is het rustig en dat blijft zo tot op de pereferique van Parijs. Onderweg ook nog geen spoor van tankstations met bevoorradingsproblemen, het lijkt er op dat het ergste op dat niveau al voorbij is. Op de ring rond Parijs wordt het dan echter wel druk, traag rijdende files en af en toe stilstaan, het feit dat er een staking gaande is bij het openbaar vervoer hier in Frankrijk zal daar ook geen goed aan doen natuurlijk. Maar al bij al verlies ik er niet veel tijd mee, ik dacht dat ik niets zou merken van de overstromingen waarover men thuis al berichtte in de journaals, maar onderweg zijn er toch meerdere afritten afgesloten en wanneer ik de Seine over rijd staat die inderdaad wel erg hoog. Eens van de ring af is het tijd voor een korte lunchstop, voor alle zekerheid tank ik toch ook maar al is mijn tank nog half vol. Wanneer ik even later weer verder rijd krijg ik meldingen op de infoborden langs de autosnelweg dat de A10 richting Orleans afgesloten is wegens overstromingen en dat ik dus via de A11 naar Le Mans moet om in Tours te geraken. Gelukkig is de 24u race maar vanaf woensdag (trainingen) en volgend weekends (de race zelf). Ook hier blijft het vlot rijden, al is het wel even schrikken wanneer de GPS er 100km extra bijtelt voor deze omweg. Maar even later krijg ik de melding dat er een alternatief is en scheelt de nieuwe route weinig met de originele.
Zo komt het dat ik rond 17u Tours bereik waar ik plan van te overnachten. Doch ook hier spelen de overstromingen mij parten, de eerste twee campings die ik opzoek staan helemaal onder water en zijn dus niet open en ook een derde camping is gesloten wegens risico op overstromingen. Zo wordt het uiteindelijk nog na 18u alvorens ik de camper stilzet op de camperparking van Saint-Avertin. Even een blikje cassoulet opwarmen en nadien nog even een wandeling naar het nabijgelegen meer om de benen een keer te strekken en de dag zit er weer op.

Zondag 5 juni

Vanmorgen is het nog grijs, maar niet echt koud en droog. Eens terug op de snelweg is het nog rustiger dan gisteren, vooral de weinige vrachtwagens die er gisteren nog reden zijn nu bijna volledig weg, wat het wel zo aangenaam rijden maakt. Op de radio hoor ik dat op de A10 snelweg tussen Parijs en Orleans, die gisteren afgesloten was al een paar dagen een 300 tal auto’s vaststaan waarvan de eigenaars geëvacueerd werden en die nu het water stilaan zakt met een 30-tal takelwagens opgehaald worden. Er is hier dus duidelijk heel wat meer waterellende dan de items over Parijs zelf die in onze journaals besproken werden. Men heeft het hier ook over de campings die willens-nillens gesloten zijn waardoor de eigenaars natuurlijk heel wat financiële schade lijden. Ook vandaag blijken er geen problemen te zijn met de tankstations (toch niet waar ik stop voor een korte pauze of een tankbeurt). Het enige dat nog op de problemen wijst zijn de bordjes die aangeven dat er geen jerrycans mogen gevuld worden. Wel is de diesel hier een stukje duurder dan in België met prijzen tussen de 1€20 en 1€50, waar er wel moet bij verteld worden dat dit de pompen zijn langs de autosnelweg die hier in Frankrijk altijd wel een stukje duurder zijn.
Naarmate ik zuidelijker kom wordt het warmer en komt het zonnetje tevoorschijn, al gauw rijd ik met het raampje open en het fleece truitje en de broekspijpen mogen even later ook opgeborgen worden. Met de zonnebril op de neus gaat het verder voorbij Bordeaux naar Biarritz en vervolgens de grens met Spanje over. Normaal had ik mijn overnachting in Bidart, juist voor de grens gepland, maar omdat het nog vroeg is rijd ik nog een 30-tal kilometer verder tot in San Sebastian in Spaans Baskenland. De ontvangst op camping Igueldo is nogal afstandelijk, eerst laten ze me buiten wachten zonder op of om te kijken en als ik even later met de gesloten deur rammel wordt ik dan toch binnen gelaten waar ik zonder enige toelichting, in ruil voor mijn identiteitskaart, een plaats toegewezen krijg. Ik plaats de camper daar en mag dan nog een keer terug voor de sleutel van de elektriciteitskast. Na een wandeling over de camping gaat het dan naar het restaurant, waar de bediening gelukkig wel wat aimabeler is. Het wordt snel frisser op het terras wanneer ik mijn diablo piquanté pizza op eet, gelukkig heb ik er aan gedacht van een truitje mee te brengen. Nog even afronden met een lekkere tiramisu en de e-mails checken op de tablet en we kunnen er weer tegen.

Maandag 6 juni

Vanmorgen is het terug grijs weer en een beetje koeler, gelukkig blijft het droog en ook de drukte valt wel mee al rijden er vandaag welmeer vrachtwagens waarmee ik naar traditie haasje over speel. Aan de eerste péage is het even schrikken als na het nemen van het ticket de slagbomen niet alleen open gaat, maar gewoon naar beneden dondert, gelukkig naast de weg. De autosnelweg voert me eerst nog een stuk evenwijdig met de kust richting Bilbao, alvorens landinwaarts te draaien naar Burgos. Het berglandschap waardoor ik rijd is prachtig, maar het betekent wel heel wat klimwerk en de nodige tunnels. Eens de bergen voorbij kom ik in centraal Spanje op een soort hoogplateau waar er intensief aan landbouw wordt gedaan, doch zowel de bermen als de akkers worden gekleurd door een uitbundige bloemenpracht die de velden dan weer eens omtoveren in gele of rode tapijten. Deze lappendeken van kleuren blijft eigenlijk duren tot ik dichter bij de Portugese grens kom en het weer bergachtiger wordt. Tijdens deze route kom ik minder en minder verkeer tegen en eens Burgos voorbij rijd ik soms zo goed als alleen op de autosnelweg. Ik maak enkele korte stops om te lunchen en de benen te strekken maar vorder goed. Pas een eind na Zamora is het gedaan met de autosnelweg, maar ook dan is het een goed bereidbare weg die soms nog dubbelbaans is ook. Hier in het binnenland van Spanje is ook de diesel een stuk goedkoper, ik zie noteringen van 1,05€.
Rond 17u00 bereik ik dan de Portugese grens, van hieruit is het nog een 40km naar Bragança, maar vanavond moet ik nog niet in de stad zijn maar in Gondesende in het Parque Natural de Montesinho waar ik de overnachting voorzien heb op de camping Cepo Verde. De ontvangst is hier een stuk vriendelijker dan gisteren en de prijs valt met 11€, wifi inbegrepen ook heel goed mee. Ik reserveer een plaatsje in het restaurant voor 8u vanavond en parkeer de camper op zijn plaats voor vannacht. Wanneer ik een wandeling over de camping wil maken geraak in gesprek met twee Engelse koppels, die even voordien al hun luifel indraaiden om mijn camper er door te laten. Als ik even later terug voorbij kom trakteren ze me op een Portugees biertje en praten we nog wat verder. Als de mensen aan tafel gaan trek ik naar de camper om aan mijn reisverhaal te werken en om 8u00 naar het restaurant te wandelen. Daar blijkt echter dat het hier nog maar 19u is en dus keer ik op mijn stappen terug, nog een uurtje wachten dus. Om 20u schuif ik dan de voeten onder tafel en probeer een traditionele Portugese maaltijd van met chorizo gevulde champignons. Dit blijkt een soort van stoofpot van paddestoelen met schijfjes chorizoworst er in, aardappelen of rijst horen er blijkbaar niet bij en dus vraag ik nog om wat brood. Tegen dat ik aan het dessert begin is het danig afgekoeld op het terras en voor een laatste thee en een kijkje op het internet verhuis ik naar binnen. Het is al bijna donker tegen dat ik terug wandel naar de camper

Dinsdag 7 juni

Vandaag vangt mijn Portugal reis echt aan, terwijl de vorige 3 dagen kilometers vreten was om hier te geraken. Mijn eerste korte rit na het vertrek van de camping brengt me in het centrum van Bragança. Het is even zoeken om de camper ergens te kunnen parkeren, maar uiteindelijk lukt dat nog dicht bij het Praça da Sé. Dit centraal gelegen plein wordt omring door 17e en 18e eeuwse huizen en natuurlijk de kathedraal (Sé in het Portugees). Midden op het plein staat een stenen kruis op een kolom dat dateert van 1689, van hieruit wandel ik omhoog richting het Fort van Bragança, het is nog een hele toch in dit warme weer en als ik onder de schaduw van de bomen kom in het parkje rond de vestingmuren voelt dat heerlijk aan.
Via een dubbele poort (Porta de Santo Antonio en Porta da Vila) kom ik in de oude citadel terecht. Ook hier staan nog enkel witgekalkte huisjes met rode daken en natuurlijk de burcht zelf. Ik neem eerst een kijkje in de oudste kerk van de stad, de Igreja Santa Maria uit de 16e- 17e eeuw, maar het is vooral het van kunstig beeldhouwwerk voorziene voorportaal dat het meest de moeite waard is. Vlak achter de kerk, er bijna tegen aan geplakt, staat een vijfhoekig bouwwerk bekent onder de naam Domus Municipalis, een Romaanse vergaderzaal met eronder een watercisterne. Ik moet natuurlijk de vijf kanten doen voor ik het kleine toegangsportaal vind. Tegenover de kerk staat dan het kasteel dat tevens dienst doet als militair museum, na het aanschaffen van het ticket loop ik binnen en doe de toer van de binnenplaats alvorens de donjon zelf binnen te gaan. Stond er buiten wat moderner afweergeschut (a dato WO II), binnen zijn het vooral zwaarden, degens, musketten, flintgeweren en revolvers en naar men hoger in de toren komt de opvolgers ervan. Ook harnassen en een afdeling wapens uit de door Portugal ontdekte kolonies vind je er terug. Van op het dakterras heb je een mooi uitzicht op de stad en zijn omgeving met in de verte het Parque Natural de Montesinho waar ik overnacht heb. Ik wandel terug naar het centrum, stoor nog even een filmopname in de Igreja São Bento, en stop onderweg voor een broodje met hesp en wip daarna nog de Kathedraal binnen om daar een kijkje te nemen. Het is er zo donker dat ik niet kan onderscheiden wat de schilderijen op het plafond van de kerk voorstellen, maar volgens mijn reisgids beeld het het leven uit van St Ignatius van Loyola de stichter van de Jezuïenorde (waar reizen al niet goed voor is, je leert nog een keer wat).
Even later zit ik opnieuw achter het stuur van mijn camper en vat de rit naar Miranda do Douro aan. Het eerste deeltje gaat opnieuw over de snelweg waarlangs ik hier gisteren aan kwam (nog geen mogelijkheid gezien om mij te registreren voor de tol trouwens), maar al snel gaat het over kleinere maar goed onderhouden wegen door een golvend berglandschap naar de Douro rivier die het land midden door snijd. Het stadje Miranda do Douro ligt op de rand van de Douro kloof die tevens de grens met Spanje vormt, zoals vele van de dorpjes hier zijn deze gewoonlijk beter bereikbaar van uit Spanje dan van uit Portugal en ze zijn dan ook vooral gericht op Spaanse toeristen. Zoals elk dorp hier heeft men ook hier een kasteel, die echter tot een ruïne vervallen is na een explosie in de kruitkamer tijdens de 7-jarige oorlog met Frankrijk en Spanje in de 18e eeuw.
De citadel bestaat echter nog wel ( een citadel is hier in Portugal een ommuurd stadje waarin gewoonlijk ook nog een burcht stond) en is deels autovrij. Ik parkeer de camper buiten de muren en wandel te voet verder door de aangename straten omzoomd door witte huisjes. Langs het centrale plein met zijn mooie huizen gaat het verder naar de Sé met dubbele torens, een kathedraal die enorm is voor zo’n klein stadje (het is één van de kleinste stadjes van Europa, niet meer dan een dorp eigenlijk). Het koor is weer voorzien van weelderig houtsnijwerk en veel verguldsel, een eigenaardigheid is echter een klein beeldje in de zuidelijke beuk van de kerk van een jongetje dat voorzien is van ettelijke kostuumpje die bij in zijn vitrine kast liggen. Een beetje de Portugese manneken pis als je wil, al zal dat wel heiligschennis zijn want deze noemt de Menino Jesus da Cartolinha (dit laatste verwijst naar de hoge hoed die het beeldje draagt), en zou een verschijning zijn die de Portugezen moed insprak tijdens een belegering van de Spanjaarden. De kathedraal staat op de rand van de canyon en het plein er rond biedt dan ook een mooi uitzicht op de kloof.
Ik keer op mijn voetstappen terug en stap op het centrale plein het Museu da Terra de Miranda binnen. Het museum heeft op het gelijkvloers enkel kamers ingericht met voorwerpen van stielen die langzamerhand uitgestorven zijn zoals schaapherders en weefgetouwen, maar ook een oude boerenkeuken en boven voorbeelden van oude klederdracht en de cultuur van de stokdansers, gemaskerde en traditioneel geklede dansers die internationaal optreden waarmee ze met korte stokken ritmisch tegen elkaar kloppen.
Terug bij de camper heb ik de keuze om enkele uitzichtpunten met de auto te bezoeken of een 1 uur durende boottocht door de canyon te maken. Omdat ik morgen verderop ook nog enkele uitzichtpunten op het verdere verloop van de kloof op de planning staan heb, kies ik voor de boottocht. Ik kom er terecht tussen een hoop bejaarde Portugese en Spaanse bejaarden die de vrouwelijke gids wonderwel stil krijgt. Van al wat de gids uitlegt in het Spaans en het Portugees snap ik geen snars, maar gelukkig gaf de dame aan de balie me een Engelse vertaling mee zodat ik toch wat kan volgen, alhoewel ik toch vooral voor de uitzichten kom, maar het toch mooi is meegenomen als de gids ergens naar wijst te weten waarover het gaat. Het is een rustige vaart door een mooie kloof en op de terugweg mogen we van onder de glazen overkapping aan dek, om te fotograferen en filmen. Er nestelen hier heel wat roofvogels en uilen en na de tocht maken we dan ook kennis met een kweekprogramma ter bescherming van de roofvogelpopulatie waar we de verschillende stadia van ei tot kuiken en volwassen vogel kunnen volgen. Vooral het voeden van de kuikens en de halfwassen jongen kan op veel enthousiasme rekenen. Vervolgens is er nog een kleine proeverij van Porto (rood en wit) en een roofvogelshow, waarbij de vogels rakelings over onze hoofden scheren. Even later gaat het mis wanneer één van de deelneemsters recht staat in haar enthousiasme om een foto te nemen en de grote uil in plaats van naar zijn opvoeder naar de bomen verderop vliegt. Ter afleiding volgt er nog een zwembadsessie waarbij een meisje als moederkloek optreed voor een viertal eendjes en als een ervaren moedereend de kleintjes leert duiken naar voedsel. Wanneer iedereen de site verlaat doen de begeleiders nog steeds alle moeite om de grote uil terug te lokken, evenwel zonder succes.
Ik rijd nu richting Mogadouro waar ik zal overnachten, de route voert mij over een hoogplateau waar ik al gauw merk dat de schaapherder hier blijkbaar nog lang niet uitgestorven is. Het licht golvende landschap is een afwisseling van lage bossen en weides en akkers onder een strakblauwe hemel. Mogadouro heeft niet zoveel te bieden en staat in sommige reisgidsen zelfs niet vermeld, maar de camping is erg mooi, goedkoop en voorzien van heel net sanitair en ook het dorp zelf blijkt erg aangenaam om door te wandelen als ik later op de avond een restaurant ga opzoeken. Ik wandel daarbij eerst langs de ruïne van het kasteel, waarvan eigenlijk alleen nog een toren over blijft en enkele funderingen, met ernaast een eenzame kerktoren die een 10-tal meter van het eigenlijke kerkje staat, dat bovendien nog in een gans andere stijl is gebouwd. Ik ga dan op zoek naar een restaurant en vind dat in een zijstraatje van het centrale plein. Voor 12€ krijg ik er een soep, salade, 2 corteletas met rijst en frietjes, 2 frisdranken, een ijsje en een kleine, sterke koffie voorgeschoteld. In de schemering wandel ik terug naar de camping, een temperatuurmeter bij een apotheek geeft aan dat het een nog aangename 27°C is.

Woensdag 8 juni

Vanmorgen na ontbijt en douche de grijswater tank geleegd en vers drinkwater ingenomen, gezien ik vanavond op een camperplaats sta waarvan ik twijfel of er voorzieningen zijn. Dus beter voorkomen dan genezen. Daarna afrekenen (met een bedrag van 8,5 voor een zeer mooie camping met net en modern sanitair echt een koopje) en op weg naar het verdere verloop van de Canyon de Douro. Om een eerste uitkijkpunt te bereiken draai ik even voor Fornos een smal asfaltwegje in, dat kronkelend heuvel op en af gaat, en tenslotte over gaat in een zandpad dat tussen grote zwerfkeien heen slalomt. Het uitzicht is even later echter zeker de moeite waard, de canyon is hier niet meer zo smal en steil als gisteren maar blijft een mooi panorama. Ook het uitkijkpunt van Mazouco een eind verderop is zeker een stop waard alvorens ik in Freixo de Espada à Cinta stop voor een wandeling door het historische centrum naar de Torre do Galo en de Igreja Matriz. De toren is alles dat van de oorspronkelijke citadel over blijft, het kerkhof ligt op wat eens een binnenplaats van het kasteel was. Een wandelingetje over het kerkhof toont dat sommige families hier, zoals in Zuid-Amerika, er de voorkeur aan geven bovengronds te begraven, al is die term dan natuurlijk niet juist meer. In verscheiden kleine kapelletjes staan de kisten van verschillende familieleden boven elkaar in nissen, sommige uit het zicht door een wand, andere echter niet. Ik klim de trap van de toren op, maar sta daar voor een gesloten deur. Een kijkje in de kerk geeft even verpozing van de blakerende zon, naast donker zijn die kerken namelijk ook steeds opmerkelijk koel binnenin. Allebei een gevolg van dikke muren en weinig of geen vensters. Een tip van enkele lokale mensen brengt me via een steile wegel naar de oever van de Douro voor een picknick aan de waterkant. Jammer dat het water er niet erg proper uit ziet, aan een duik waag ik me maar niet. Dit zou trouwens ook een prima overnachtingplaats zijn, maar daar is het nog veel te vroeg voor.
Het landschap begint nu serieus te wijzigen de canyonwanden zijn overgegaan in glooiende hellingen, waarop wijngaarden, olijfboomgaarden en andere fruitboomgaarden de dienst uitmaken. Zo ver je met het blote oog kan zien strekken de plantages zich uit. Dit is dan ook de Douro streek beroemd om zijn Portwijnen. Van hier tot in Porto aan de kust wordt de rivier geflankeerd door wijngaarden van de beroemdste Portomerken. Het blijft hier wel nog steeds hard op en neer gaan, wat de motor van mijn camper toch wel voelt aan de watertemperatuurmeter te zien, veel mogelijkheden om af te koelen is er ook niet bij buitentemperaturen die boven de 35°C stijgen. In Figueira Castelo Rodrigo neem ik de afslag richting Vila Nova de Foz Côa, voor een bezoekje aan het Parque Arqueológico do Valo do Côa. Onderweg maak ik nog af en toe een fotostop en om 15u40 sta ik aan de ingang van het bijbehorende museum. Daar weet me mij te vertellen dat de gegidste wandeling naar de hier ontdekte rots gravures binnen 25 minuten vertrekt van uit Castelo Melhor, waar ik dus zo-even ben voorbij gereden. Het is nog haasten om daar op tijd te geraken, maar het lukt nog op het nippertje, de groep staat al klaar om in de Patrol 4x4 te stappen om te vertrekken. Met de veters van mijn wandelschoenen nog los, voeg ik me bij hen, na een snelle schoenwissel van sandalen naar bergschoenen.
De vrouwelijke gids/chauffeur brengt ons over een onverharde weg naar de oevers van de Aguiar rivier een zijrivier van de Douro. In deze vallei werden bij het starten van bouwwerken aan een dam namelijk 100-den in de rotsen gekerfde figuren van dieren en mensen en nog wat geometrische figuren gevonden. De Unesco verklaarde het een World Heritage site en de plannen voor de dam, die dit alles en een grote wijngaard zouden onder water zetten, werden opgeborgen. Na heel wat gehots en gebots komen we beneden aan en gaan we te voet verder. De rotsgravures die we te zien krijgen lijken op het eerste zicht een hoop kriskras door elkaar getrokken lijnen, maar de gids weet feilloos de contouren van verschillende dieren zoals buffels, paarden, geiten en een enkele vis er uit te halen. De wandeling brengt ons naar een viertal verschillende sites op enkele honderden meters van elkaar, maar de archeologen doen hier nog dagelijks nieuwe ontdekkingen, en vele van de al ontdekte zijn te moeilijk bereikbaar of te weinig zeggend voor de toeristische leek. We keren via dezelfde route terug en ik probeer een uitweg te vinden uit de smalle steegjes van het dorpje. Ik rijd opnieuw naar Vila Nova de Foz Côa, niet omdat het een zo onvergetelijk stadje is, maar omdat er daar een officiële camperparking is, en bovenal een heel erg aanlokkelijk gemeentelijk buitenzwembad dat ik op mijn eerste doortocht opmerkte. Ik hoop een beetje dat de camperplaats zich aan het zwembad bevind, zoals nogal eens voor valt, maar dat blijkt hier niet het geval. Niet alleen ik raak hier zo stilaan oververhit ook de Tomtom heeft er last van en gaat op zwart maar blijft wel praten. Ik vind toch het zwembad terug en ga me informeren, ik heb nog een 3 kwartier om me om te kleden en een duik te nemen, wat ik me geen twee keer laat zeggen. Een uurtje later ben ik volledig opgefrist weer op weg naar de camperplaats, wat niet meer is dan een parkeerstrook naast een rustige weg met daarnaast strategische geplaatste banken en picknicktafels overschaduwd door bomen en voorzien van een mooi uitzicht over een vallei. Alleen jammer dat de stoep ook als hondentoilet dienst lijkt te doen, honden die zich hier van tijd tot tijd trouwens ook goed laten horen, het lijkt wel of er hier ergens een kennel zit. Hopelijk vormt dat vannacht geen probleem. Het centrum en de restaurants en bar liggen op een 2-tal kilometer van hier en ik heb geen zin om nog een keer tot daar te rijden of te lopen en warm dus snel zelf iets op. Ik leg de Tomtom even in de ijskast om letterlijk af te koelen en te zien of het ding nog werkt. Dat lijkt nog te lukken ook, al blijft het scherm veel te donker!

Donderdag 9 juni

De hondenkennel heeft zich vannacht blijkbaar koest gehouden of ik heb er in elk geval geen last van gehad, ook verder was het hier heel rustig. Gezien er hier geen sanitair is de douche in de camper nog een keer gebruikt, toch wel een luxe zo. Na het ontbijt even gekeken of de Tomtom nu die afgekoeld is weer normaal werkt, maar helaas, het ding werkt wel maar het scherm blijft te donker. Gelukkig heb ik de Garmin Nüvi als reserve bij en dus wordt die in gebruik genomen. De enige reden om hier gisteren weer te keren was het zwembad en dus kan ik meteen verder trekken. Zo wordt de volgende stop, met uitzondering van een supermarkt om onder andere frisdrank en mineraalwater in te slaan, Castelo Rodrigo, er stelt zich wel een probleem want in de ene reisgids wordt Figueira Castelo Rodrigo genoemd als de plaats waar de bezienswaardigheden te vinden zijn en in de andere Castelo Rodrigo. De GPS vindt er maar één (met beide namen vermeld) en dus volg ik dat maar. Ook ter plaatse is het nog niet duidelijk en volg ik de bruine wegwijzers die me naar een ommuurd dorpje boven het “nieuwe” dorp brengen. Daar kunnen de 2 dames die het ticket office bemannen wat meer klaarheid brengen, Figueira Castelo Rodrigo is het nieuwe dorp waar de bewoners van het oude Castelo Rodrigo, het ommuurde dorpje (of cidadel) dus, naartoe getrokken zijn. In het versterkte dorpje staat de ruïne van het Castelo Rodrigo dat echter ook het Palacio Cristóvão de Moura noemt. Voor één keer geen kasteel dat verwoest werd door het munitiedepot dat ontploft is, maar in brand gestoken door de dorpelingen omdat de eigenaar met de Spanjaarden heulde. Na het bezoek van het voormalige paleis wandel ik kriskras door het dorpje, waar er nog steeds enkele mensen wonen. Vervolgens keer ik terug naar mijn camper en rijd richting Almeida.
Dit fort is in tegenstelling tot de vorige vestingen nog grotendeels intact en heeft de plattegrond van een 12-puntige ster, in Vauban stijl blijkbaar. Van in de verte zag het er niet echt indrukwekkend uit, maar eens ik door de poorten van de eerste verdedigingsmuur rijdt en uitkomt bij de tweede, blijkt dit echter één van de prachtigste ommuurde stadjes tot nu toe te zijn. De binnenste omwalling is zo massief dat ik er gewoon met de camper helemaal op rond kan rijden, de buitenste ster, doet er trouwens niet voor onder, en tussen beide ligt een zeer brede droge moat of vestinggracht, waar indringers zich achter niets konden verbergen indien ze de eerste verdedigingsgordel al genomen hadden. Ik verplaats de camper steeds enkele 100-den meters en parkeer dan en bezoek dat deel van het stadje binnen de muren. De meeste huisjes zijn witgekalkt met af en toe wat kleurig geschilderde raam- en deurkozijnen. Maar er zijn ook wat gebouwen in natuursteen waaronder een prachtig gerestoreerde manege, Picadero d’el Rey, in de voormalige Koninklijke paardenstallen van het fort. Het enige deel van deze vestingstad dat niet overeind is gebleven is het voormalige kasteel, waarvan alleen de fundamenten (die op zich nog in zeer goede staat zijn) zijn overgebleven. Ook hier weer als munitiedepot opgeblazen, in dit geval door Napoleons troepen, blijkbaar een effectieve tactiek zo te zien. Ik wandel nog naar twee van de andere dubbele poorten die zo mogelijk nog indrukwekkender zijn dan diegene waardoor ik kwam, met enorme dikke houten met ijzer beslagen deuren en bovendien nog een stalen valhek als extra verdediging. In één van de middeleeuwse straatjes vind ik een terrasje waar ik een broodje met lokale ham en kaas neem als lunch. Hierna bezoek ik nog het militair museum (eigenlijk meer wapenmuseum) in de voormalige kazematten van het fort die in het verleden dienden als ondergrondse schuilplaats voor de bewoners bij belegeringen. Hier bevond zich ook een bron die er voor zorgde dat men het lange tijd kon uithouden wanneer de stad volledig omsingeld was. Al met al een bijzondere plaats om te bezoeken en heel erg rustig.
Weer op weg naar Guarda was het eigenlijk de bedoeling om in Castelo Mendo langs te gaan, maar doordat ik nogal de tijd genomen heb in Almeida, besluit ik dat dorpje links te laten liggen, de enige bezienswaardigheid bestond er trouwens maar uit één overgebleven poort met 2 gebeeldhouwde everzwijnen. Guarda is de hoogstgelegen stad van Portugal op 1056m en dat merk je goed aan de temperatuur die hier merkelijk lager ligt, wat momenteel echter een verademing is. Het was de ganse dag rond de 30°C, wat gelukkig toch nog een graad of 5 minder was dan gisteren, doch nog erg warm tijdens het wandelen. Maar hier dus een lekkere temperatuur om in te wandelen. Ik heb de camper vlak achter de kathedraal kunnen parkeren, pal in het centrum van Guarda. Mijn eerste bezoekje breng ik dan ook aan de kathedraal die er meer uitziet als een versterkte burcht. Afgezien van de steunbogen en de waterspuwers zijn er verrassend weinig ornamenten aan de kerk die dan ook niet zozeer verfijnd is als wel bombastisch. Alleen aan de ingangen heeft men zich wat frivoliteit aangemeten. Ook binnenin is het gebedshuis zeer spartaans aangekleed, zelfs het glas in lood in de ramen hoog boven in de kerk is niet in felle kleuren uitgevoerd met beelden van heiligen, neen gewoon wit en afgebleekt gele ruitjes. In tegenstelling tot de andere kerken is er dan wel weer veel lichtinval in de kathedraal. Boven het altaar is er wel een groot kalkstenen sculptuur met een heel hoop heiligen erop, doch in plaats van verguld lijken die eerder bruin geverfd? Dit sculptuur wordt aan beide zijden nog geflankeerd door twee andere die volledig in witte kalksteen zijn met uitzondering van de Maagd Maria, maar dit is zowat alles van opsmuk in het gehele gebouw.
Ik wandel via het Praça Luís de Camões nog wat rond in het historisch centrum, langs de Torre dos Ferreiros en zo naar de Porta del Sol langs de Misericórdiakerk en terug via de São Vincente kerk. Die echter alleen van buiten mijn aandacht krijgen, genoeg religie voor één dag. De smalle straatjes voeren me opnieuw naar het Luís de Camões plein waar enkele kunstenaars bezig zijn marmeren blokken met slijpmachines en beitels om te vormen tot kunstwerken. Eerder zag ik ook al een schilder buiten, voor een kunstgalerie, bezig aan een abstract schilderij, blijkbaar is er hier een cultuurfestival aan de gang. Bij het verlaten van de stad zie ook nog net de toren die als enige overblijft van het oorspronkelijke kasteel van de stad.
Mijn overnachtingplaats voor vannacht is een camping in het Parque Natural da Serra da Estrela, ik stop onderweg nog even bij een man die met een fruitstand langs de weg staat om wat verse vitaminen in te slaan en rijd dan het natuurpark in. De gele brem staat hier ook weer volop in bloei tussen de granieten rotsblokken die overal verspreid liggen. Op de bergkammen rondom staan heel wat moderne windmolens elektriciteit te produceren, maar die storen eigenlijk niet zo erg. Na nog enkele fotostops kom ik aan bij het Parque Campismo Rossio de Valhelhas. Ik parkeer alvast mijn camper in afwachting van de receptie die nog open moet gaan en reserveer voor het avondmaal, wat deze avond blijkbaar een BBQ is. Om 19u00 kan ik dan officieel inchecken en de elektriciteit aansluiten. Ondertussen al wat aan mijn reisverhaal gewerkt en daar doe ik mee verder tot het tijd is om te eten. Dat laat door het succes ervan, vrij lang op zich wachten, wat ik eerst nog niet opmerk door het checken van mijn e-mails en nog wat andere zaken op het internet. Maar na een uurtje wordt het toch wel hoog tijd. Lekker is het wel, met drie verschillende soorten vlees, rijst, frietjes, salade een plaatselijke rode wijn en een caramelflan na. Op het einde van de maaltijd beginnen er zelfs enkele sporadische druppels te vallen, zonder dat het echt begint te regenen, gelukkig maar want mijn beide dakkoepels staan volledig open! Ik probeer ondertussen al een paar dagen de internet connectie op mijn laptop aan de praat te krijgen, zonder succes, op de tablet werkt het nochtans zonder probleem. Waarschijnlijk zit de niet meer ondersteunde Windows XP er voor iets tussen… . Het is ondertussen half twaalf en in het dorp naast de camping wordt er nog muziek gespeeld, hopelijk niet te lang meer.

Vrijdag 10 juni

Vandaag staat er een dagje puur natuur op de planning, het grootste deel van de dag zal ik namelijk in het Parque Natural da Serra da Estrela doorbrengen. Maar eerst een klein euvel aan de waterkraan in mijn badkamer in orde brengen, gisterenavond gemerkt dat die blijkbaar niet meer werkte (nochtans ’s morgens nog gebruikt om te douchen). Maar het bleek een snelle fix te zijn, waarschijnlijk bij het douchen de flexibel van de douchekraan te ver omhoog getrokken waardoor die de toevoerleiding naar de kraan blokkeerde. Even ontwarren en ik kan weer verder. De camper krijgt vandaag serieus wat klimwerk voor de banden gegooid, dit is namelijk het hoogste gebergte in Portugal, met als hoog(s)te punt de Torre met zijn 1993m. Langzamerhand maken de bossen plaats voor een zee van goudkleurige brem die hele bergen bedekt, de hellingen lijken soms wel te gloeien. Meer en meer verschijnen er echter ook granietblokken in het landschap, eerst alles losse zwerfkeien, maar meer en meer volledige rotspartijen. Om elke bocht is er wel weer een panorama dat smeekt om een fotostop te maken en dus vordert het langzaam. Door de hoogte wordt het ook een stuk frisser, en een stevige wind draagt daar nog toe bij. Na eerst een mouwloos vestje, mag er al snel ook een dunne pull aangedaan worden. Bij een kunstmatig meer maak ik een langere stop en een wandeling alvorens richting Torre te rijden. Dit hoogste punt van Portugal is bereikbaar met de auto en heeft in de winter zelfs skipistes. Zelfs nu ligt er in enkele verscholen hoekjes nog wat sneeuw. Op de Torre staan naast een 7m hoge ronde toren (om aan de 2000m te komen) en twee observatoriums en enkele souvenirwinkels en verkopers van lokale producten. Bij deze laatste koop ik een schapenkaasje en een chorizoworst na even te mogen voorproeven hebben. Ook een fles Serrano likeur (vergelijkbaar van kleur en smaak met whisky-crème likeur) schaf ik me aan, en ik moet de verkopers intomen want ze blijven maar proevertjes van de verschillende kersenlikeuren inschenken. Vervolgens in de camper geluncht (met de schapenkaas) en dan weer verder. De granietpartijen overheersen nu helemaal het landschap, hele granieten bergen rijzen rondom mij op. Ze vormen een prachtige chaos om door te rijden of wandelen. In één van de granieten wanden werd een mooie (religieuze) afbeelding gehouwen van de Maagd Maria. Mijn camper lijkt maar nietig tussen deze reusachtige granietrotsen. Bij het afdalen overheerst dan stilaan weer de gele brem en vervolgens de bossen. De lange en tamelijk zware afdalingen doen de remmen van de camper zwaar afzien, en met zijn trommelremmen achteraan zijn die al niet schitterend, tegen dat ik beneden ben hebben die dan ook goed warm.
Gisterenavond heb ik nog een tijd bezig geweest met het hertekenen van mijn planning, want er stond vandaag een redelijk rustige dag op de planning met weinig bezienswaardigheden, andere dan het landschap, net als morgen, maar de dag daarna had ik veel bezoeken gepland en toch wel wat meer kilometers en dus heb ik dat een beetje overhoop gegooid en besloten van vanavond eerst nog langs Monsanto te rijden. Dit is blijkbaar het meest Portugese dorpje onder de dorpen in Portugal, wat dat dan ook mag betekenen. Het dorpje zelf is één van die typische Portugese bergdorpjes met nauwe straatjes met oude huisjes en enkelbrekende bestrating in de vorm van keien. Maar daarenboven zijn de huizen hier op, onder, tegen en tussen de chaos van granieten rotsblokken gebouwd, zodat nauwelijks te bevatten is waar wat stopt en wat begint. Boven het dorp liggen dan nog de resten van een Tempeliers burcht, een Romaanse kerk en een necropolis. Ik kies natuurlijk weer de langste weg om naar boven te klauteren tussen de rotspartijen door, gelukkig had ik er aan gedacht vanmorgen de sandalen om te ruilen voor stevige bergschoenen. Hier wonen moet zijn alsof je permanent het zwaard van Damocles boven je hoofd hangen hebt. Sommige van de reusachtige blokken zien er uit alsof ze elk ogenblijk naar beneden kunnen storten en alles in hun weg met de grond gelijk maken. Langzaam maar zeker laat ik het dorpje in de diepte achter mij en wandel zigzaggend verder de berg op. Die tempeliers en hun voorgangers (er was hier voordien al een Romeinse burcht) hadden dat wel goed gezien, eventuele aanvallers zouden al met hun tong op hun tenen staan uithijgen tegen dat ze de imposante muren goed in het oog kregen. En of het een imposante locatie is! Ik ben bij de ruïne van de kerk aangekomen met de in het graniet uitgehakte graven en zie nog minstens 100m boven mij de muren van het kasteel als dreigende, onneembare wanden, optornen. Hoe men zonder moderne hulpmiddelen, of zelfs maar een weg, al dat bouwmateriaal hier heeft gekregen en dat enorme kasteel heeft opgetrokken, is niet te bedenken. Dat moet een logistieke nachtmerrie geweest zijn. Het is dus nog even doorzetten, maar uiteindelijk bereik ik dan toch de ingangspoort van de vesting.
Hoe indrukwekkend het nu nog is, wat moet dat dan geweest zijn als het gebouw nog helemaal intact was, en geen lege huls, als je het zo oneerbiedig mag noemen, wat deze muren eigenlijk zijn. Want laten we wel zijn, wat ik hier zie zijn eigenlijk de buitenmuren van de vesting, de gebouwen binnenin en de torens zijn op wat funderingen na immers weg. Ik kan hier gerust een uurtje rond zwerven, klauterend van muur naar muur, en het is dan ook wat later dan voorzien wanneer ik terugkeer naar het dorp. Gelukkig is de receptie van Camping Municipal de Idanha-a-Nova laat open (tot 23u zelfs) en ben ik rond 20u gesteld en klaar om een soepje te gaan eten gevolgd door een kebab. In de bar staat de wedstrijd tussen Frankrijk en Roemenië van het Europees kampioenschap voetbal op, maar ik keer naar mijn camper terug om de aangepaste planning voor de volgende dagen bij te werken.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1087
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Op weg door Portugal

Ongelezen bericht door Yohani »

Zaterdag 11 juni

Vanmorgen keer ik nog een stukje op mijn route van gisteren terug voor een bezoekje aan Idanha-a-Vela, een bijna volledig verlaten dorpje met een nog redelijk intacte Romeinse omwalling, een kerk die ooit nog een moskee was, een Romeinse bogenbrug over de rivier en een andere oversteekplaats gemaakt van stapstenen. Naast de kerk liggen er 100-den stenens met Romeinse teksten in gegraveerd, van opgravingen ter plaatse. Een klein duiveltje fluistert me in het oor dat het misschien buitenaardse wezens waren die de stenen gegraveerd hebben want op eentje staat duidelijk ET vermeld. Na een stuk over de stadsmuur gewandeld te hebben en de brug en stapstenen aan de rivier bekeken te hebben, wandel ik kriskras door het dorpje heen. Ik hoor het kenmerkende geklepper van de ooievaars in hun nesten op enkele van de buiten gebruik zijnde schoorstenen en torentjes van het dorp. Naast de arenden, uilen en eenden, zijn deze ooievaars zowat de enige wilde dieren die ik al te zien kreeg, al vergeet ik dan een aantal plat gereden slangetjes en eentje dat nog juist voor de camper in de berm glipte.
Het volgende bezoek breng ik aan Castelo Branco, voor ik deze reis begon te plannen heb ik nooit beseft hoeveel (ruïnes van) kastelen Portugal wel heeft! Maar ondanks zijn naam is de belangrijkste bezienswaardigheid in dit geval geen gebouw maar de Jardim do Paço Episcopal, ofwel de tuin van het Bisschoppelijk paleis. Deze bestaat uit kunstig gesnoeide haagjes, waterpartijen en heel wat beeldhouwwerken van religieuze figuren zoals bisschoppen, heiligen goden en afgoden en Portugese koningen (met een venijnige tik aan de Spanjaarden wiens overheersers over Portugal maar op halve grote zijn afgebeeld). Het Bisschoppelijk paleis is niet open voor bezoek en dus wandel ik naar het centrum voor enkele foto’s van de mooie gebouwen daar, waarbij de onontbeerlijke kerk natuurlijk niet kan ontbreken. Daarna rijd ik met de camper de berg op en vind daar zonder veel moeite de ruïne van het kasteel, op een kwartiertje ben ik daar rond en besluit op de mooie, door bomen overschaduwde parking, te lunchen in de camper.
Ik heb nu nog een 75km te rijden om Castelo De Vide te bereiken waar ik in de buurt ergens wil overnachten. Maar eerst bezoek ik het dorpje zelf, het centrum is verboden terrein voor campers staat er aan gegeven met borden, maar ik vind nog juist een plekje om te parkeren op de grens van tot waar je kan komen en nog lekker dicht in de buurt. Eerste bestemming hier is het grote plein met de bijbehorende Sè en omringd door mooie gebouwen met van smeedijzeren hekken voorziene balkons. Uit de op het plein geplaatste luidsprekers klinkt Portugese Fado muziek. Ik wandel verder door het oude centrum bergop richting het castelo. Ook hier klinkt weer muziek, zij het harder en moderner, blijkbaar wordt er gesoundcheckt voor één of ander festival. Veel maakt het niet uit, afgezien van wat lelijke kabels voor klank en verlichting, een bar en een dj-set die de sfeer een beetje drukken voor de foto’s. Ik klim helemaal tot boven in de toren en bezoek ten slotte de enige zaal die nog overdekt is, om daar geconfronteerd te worden met meerdere jutte poppen die allerhande martelingen ondergaan, van onthoofden, ophangen, ophangen aan handen en voeten boven een ijzeren punt, rond een rad draaien over speerpunten, uitrekken en van dies meer. Een vader vindt er plezier in om zijn twee nog hele jonge kinderen de bloederige details nog een keer uit te leggen. Ik voorzie nachtmerries in hun toekomst.
Weer buiten de burcht wandel ik via de synagoge (’t is eens een andere kerk) door de Joodse wijk, vooral herkenbaar aan de davidster op sommige plaveien in het wegdek. Ook hier weer veelal witte huisjes met soms gekleurde raam- en deurkozijnen en de kenmerkende rode daken. Terug op het grote plein kan ik niet weerstaan aan de lokroep van de terrasjes en neem de tijd voor een koel drankje. Terug bij de camper realiseer ik me dat er hier blijkbaar naast het kasteel ook nog een fort is en dus ga ik verder op verkenning. Op weer een andere heuveltop vind ik een weliswaar klein fortje, met erin een kapel en als verrassing in de kapel (zichtbaar door de ruitloze ramen) de volledig cast levensgroot uit houtsnijwerk voor een kersstal, die hier blijkbaar staan in afwachting van kerstmis. Opnieuw bij de camper wordt het nog een heksentoer om het stadje door te geraken zonder door de verboden voor camper zones te rijden, want die kent de GPS natuurlijk niet, en het kost me toch 3 pogingen om dat te doen. Op het allerlaatste moment heb ik daareven namelijk de Camping Beirã Marvão ontdekt in een Portugees campinggidsje dat ik enkele dagen geleden aanschafte, wat een beter alternatief vormde dan de 2 camperparkings in Castelo de Vide zelf. Vooral het zwembadje dat voor een lekkere afkoeling zorgt van vermoeide beenspieren is welkom. Er kan zelfs te eten worden besteld, en rond 8u krijg ik mijn hamburger met frietjes afgeleverd aan de camper. Later op de avond nog een praatje en een glaasje wijn met de Nederlandse buren en de eveneens Nederlandse eigenaars van de camping.

Zondag 12 juni

Vanmorgen is het maar een korte rit tot in Marvão, vooraleer ik de wagen parkeer ga ik eerst langs de camperparking om het grijs water te lozen en parkeer dan juist buiten de vestingmuren rond de stad. Het stadje zelf is namelijk alleen toegankelijk met auto’s voor de bewoners. Het nadeel van zulke vestingstadjes is dat ze van nature uit boven op een berg liggen, en gezien die bergtop gewoonlijk niet voldoende is, tegen de hellingen aan wat weer betekent dat er weer heel wat klimwerk aan te pas komt. Mijn beenspieren krijgen wel wat te verwerken dit verlof. Eens de toegangspoort door stap ik de toerist info binnen en krijg daar een plannetje van het dorp met de belangrijkste bezienswaardigheden er op. Dan ga ik richting het kasteel, heuvelopwaarts of wat dacht je, en natuurlijk moet ik in het kasteel alle trappen gedaan hebben om op de torens en kanteelmuren te komen. Gelukkig wordt je daar steeds voor beloond met prachtige panorama’s. Een trap die een tweede ingang naar een watercisterne vormt ben ik rapper weer op dan ik naar beneden ging wegens hele wolken met fijne vliegjes die zich in de tunnelachtige gang ophouden. Ik dwaal rond op de muren van de burcht tot ik helemaal rond ben geweest en probeer nog een keer de hoofdingang van de cisterne, en kom in een ondergrondse ruimte die genoeg water kon bevatten om een belgering van 6 maanden te doorstaan. Overal in het kasteel liggen er minuscuul kleine keverkadavers op de grond, met de duizenden, levenden kruipen er ook wel rond maar gelukkig veel minder.
Na het kasteel is het versterkte stadje zelf aan de beurt. Hier in de Alentejo is het blijkbaar de gewoonte om naast de kleurige raam- en deurkozijnen ook de omtrek van het huis en een brede strook onderaan het huis in diezelfde kleur te zetten. In de meeste gevallen is dat een gelige mosterdkleur. Net als sommige van de vorige vestingstadjes, zijn er hier ook veel huizen verlaten en is de bevolking gehalveerd, wat maakt dat het er rustig wandelen is. Op enkele uitzonderingen na zijn bijna al de huizen aan de buitenkant echter wel gerestoreerd, zodat ze geen afbreuk doen aan het algemene zicht maar kapotte ruiten en omlaag hangende plafonds wijzen toch op verval. Een enkel gebouw is een verdere staat van verval alsof ze willen zeggen, zo zou het er uit zien indien het niet gerestoreerd was, eigenaardig genoeg hangt er dan ook een plaatje aan de muur dat het “staatsigendom” is. Ik bezoek er ook de Mariakerk, die echter niet meer als kerk dienst doet maar als gemeentelijk museum. Het altaarstuk uit hout gesneden en beschildert staat er nog en ook een deel mooie houten beelden en wat traditionele wollen kledingstukken. Die wollen kleding kan ik nog begrijpen in de winter, maar bij temperaturen zoals die er nu zijn en nog warmer in de zomer, wil ik die toch niet dragen. Er zijn ook nog wat archeoligische vondsten te zien waaronder een volledig skelet dat werd opgegraven bij voormalige publieke Romeinse baden. Aan de vele kwetsuren aan de botten heeft men afgeleid dat het waarschijnlijk om een gladiator ging. Ik zwerf verder door het dorpje, nu eens over de vestingsmuur, dan weer langs de nauwe straatjes met de kraaknette witte huisjes. Het voordeel van weinig industrie in deze grote maar weinig bevolkte regio, is dat er weinig luchtvervuiling is.
Ik keer terug naar de camper en zet mijn weg naar het zuiden voort. De Alentejo regio is onder andere bekend om zijn olijfboomgaarden, zijn kastanjebomen maar ook om de kurkeiken en deze laatste duiken nu meer en meer op en zijn gemakkelijk te herkennen gezien de stam gewoonlijk tot aan de ontspringende takken volledig ontdaan is van de kurkschors. Portugal is wereldwijd een van de grootste leveranciers van kurk trouwens. Onderweg naar Portalegre is het eerder een licht golvend landschap dan bergachtig, maar blijkbaar staat de Alentejo ook eerder bekend als een vlakker landschap en zijn de serra’s wat meer noordelijker gelegen. Het rijdt lekker vlot op deze kalme wegen, bij een heerlijke temperatuur, met wat wind en onder de schaduw van de bomen. Alleen wat opletten voor de soms scherpe, onverachte bochten en brede tegenliggers op deze smalle wegen. In Portalegre is een deel van het kasteel gerestoreerd, echter niet traditioneel, maar met een moderne houten aanbouw die tevens dienst doet als cultureel centrum, gezien het middag is, is het gebouw niet toegankelijk en dus wandel ik maar verder het oude stadscentrum in. Het is een beetje zoeken om de kathedraal te vinden in de wirwar van steegjes, maar uiteindelijk krijg ik die dan toch in het zicht. Van hieruit gaat het terug heuvelafwaarts door het historische stadsgedeelte, bij een restaurant stop ik voor de lunch en om de benen even rust te gunnen. Mijn camper staat ook deze keer weer onderaan de stadsmuren, al zijn deze hier ver van compleet. Een deel ervan is ironisch genoeg terug zichtbaar geworden na er een grote bouwwoede heerste in de stad en er heel wat huizen afgebroken werden.
Mijn laatste bezoek van vandaag brengt mij in Elvas. Ook weer één van die grensstadjes die op één van de zeldzamer wordende bergtoppen gebouwd is ter bescherming tegen de Spaanse invallen door de eeuwen heen. Al werden er gewoonlijk al wel eerder Moorse en/of Romeinse vestigingen gebouwd op deze plaatsen. Komende vanuit de vlaktes kan je Elvas niet missen, niet alleen door de ommuurde witte stad met prominent kasteel, maar ook vanwege de 30m hoge aquaduct die nog steeds water aanvoert voor een fontein in de stad. De oorspronkelijke bouw in de 17e eeuw had natuurlijk een minder prozaïsche reden, namelijk de angst van de inwoners toen de enige waterput in de stad kwam droog te staan. Ze zouden echter nog 100 jaar moeten wachten aleer het ding klaar was, van lange termijn denken gesproken.
Voor ik echter dit stukje architectuur van dichter bij ga bekijken, sla ik af naar het Forte (de Nossa Senhora) da Graça, zo genoemd naar een oudere kapel die op de heuvelstop stond voor het fort er werd gebouwd. Staat er in de reisgids nog dat het fort staat te verkommeren, de realiteit is gans anders. Het hele gebouw is gerestoreerd en staat netjes in de plaaster en verf. Het is zelfs de best gerestoreerde vesting die ik deze reis al tegen kwam. Eindelijk ook een keer een vesting waar er nog meer dan muren alleen van recht staan, met ondergrondse gewelven, verschillende verdedigingsgordels en overdekte gebouwen waar je zelfs een voorstelling kan maken van hoe er geleefd werd. Ook binnenin is het gebouw volledig opgeknapt, het schilderwerk is fris en mooi uitgevoerd, op de witte muren in de ondergrondse gewelven heeft men grappige taferelen in stripvorm van ,vermoedelijk zich vervelende, soldaten ongemoeid gelaten. Al bij al de moeite zeker waard voor een bezoekje (al kan dat wat uitlopen met al wat er te ontdekken valt) en al was de toegangsprijs relatief hoger dan wat ik tot nu toe betaalde 5€ ipv de meer voorkomende 1 à 2€. Naar Portugese normen dan, want 5€ is nu niet echt veel, benieuwd of in de Algarve de prijzen ook op dit niveau zullen liggen?
Ik neem nu een kijkje bij de aqueduto de Amoreira, waaronder mijn camper een nietig speelgoedautootje lijkt. Juist naast de brug is er trouwens een camperparking waar je zonder dringen gemakkelijk 100 campers kwijt kan, er staat er momenteel eentje (twee als ik die van mij meetel). Deze keer rijd ik wel de stad binnen, gezien die toch redelijk groot is. Dat verloopt vrij vlot, ook al omdat het zondag is en dus heel erg rustig. Alleen wanneer ik in het centrum kom en me langs de Sé wil wringen kom ik toch wel in erg nauwe schoentjes of eerder wegels terecht. 5cm langs beide zijden van de camper is niet echt ruim te noemen. Maar ik geraak er heelhuids door en parkeer iets verderop op een pleintje dat er zo schuin bij ligt dat je niet wil gaan beginnen koken in de camper. Het castelo ligt enkele honderden meters verderop en is verbazend klein als je de grootte van de stad in aanmerking neemt. Op een kwartiertje heb ik het dan ook wel gezien en trek de stad in. De deuren van het Nossa Senhora dos Aflitos kerkje staan wagenwijd open en geven me de kans om de marmeren zuilen en de met azulejo’s beklede muren en dakgewelf te filmen en fotograferen, want eens binnen mag dat plots niet meer. Ook in de kathedraal kan je zo binnen wandelen en hier mag fotograferen en filmen wel, zij het zonder flash. Een koor is er gezangen aan het oefenen en ik laat ze rustig verder doen en wandel het Praça da Républica op dat wederom omringd wordt door mooie gebouwen met smeedijzeren balkons, ik twijfel even om plaats te nemen op één van de aanlokkelijke terrasjes, maar doe dat toch maar niet. Terwijl ik het plein oversteek lijkt er een onbevoegd persoon de bediening van de beiaard in handen gekregen te hebben want het hele klokkenspel galmt over de stad in een niet zo muzikaal ritme, dat hoort zelfs een leek als ik nog.
Ik keer terug naar de camper en wil nog op zoek naar de Torre Fernandina, maar na twee keer bijna vast te komen zitten in straatjes die een rechte hoek maken, houd ik het maar voor gezien. Ook het Forte St. Luzia dat ik van op de kasteelmuren in de verte zag liggen laat ik aan me voorbij gaan. Het is goed geweest voor vandaag, nu nog op zoek naar de camping die hier dicht in de buurt zou moeten liggen. Ik zag nog nergens een wegwijzer naar een camping (wat gewoonlijk wel gebeurt), en wanneer ik op de ingestelde coördinaten terecht kom zit ik in een woonwijk, ik pas ze een keer aan, maar vind nog steeds niet en vind dan in de GPS warempel de camping onder ACSI campings, nu hopen dat daarin de coördinaten wel juist zijn. En ja hoor, even later sta ik op het Parque de Campismo da Piedade , de gemeentelijke camping met restaurant. Het neemt nog wat tijd in beslag om mijn watertank gevuld te krijgen wegens niet passende aansluitingen, maar rond 8u30 schuif ik aan tafel. Snel is de service echter niet en als je dan de bife a casa nog een eer terugstuurt wegens nog blue, duurt het natuurlijk dubbel zo lang. Zelfs het ontvangen na de chocolade mousse als dessert duurt een eeuwigheid, pas om 22u00 kan ik terug naar de camper om nog wat aan het reisverslag te werken, kwestie van niet achterop te raken. Ondertussen is de wind hard opgekomen, maar met de ramen open geeft dat de mogelijkheid om de warmte een beetje uit de camper te krijgen, hoog tijd om in bed te kruipen.

Maandag 14 juni

Denk er vanmorgen net aan dat het maandag is, wat betekent dat musea en dergelijke gesloten zijn. Dat wordt dus afwachten waar ik terecht kan en waar niet. Ruïnes willen nogal eens onbemand en gratis zijn en daar kan je waarschijnlijk dus wel terecht, ik zie wel. Eerste bestemming is Vila Viçosa, onderweg is het landschap glooiend, met koeien die de schapen in de weides vervangen en kurkeiken als meest voorkomende boomsoort. Op de bestemming aangekomen merk ik het kasteel al bij het binnenrijden van het dorp op, maar van het Paço Ducal is er vooralsnog geen spoor. Ik parkeer aan het centrale plein, wandel een beetje in het centrum rond op zoek naar een paleis. Nu moet je onder die naam niet altijd een buitensporig iets verwachten weet ik uit ervaring en enkele van de gebouwen zouden achter hun mooie gevels best wel een keer een paleis kunnen herbergen. De kerk is in elk geval wel goed herkenbaar en ik wip er even binnen voor een kijkje. Daarna wandel ik langs wel drie pleinen maar een paleis zie ik vooralsnog niet. Ik keer terug naar het hoofdplein en wil juist op zoek naar de toeristische dienst als ik een bordje zie staan naar het paleis, dat ligt even buiten het centrum blijkbaar en dus ga ik eerst een kijkje nemen in het kasteel, het is te zeggen in de ommuurde vesting waarin onder andere het kasteel staat.
De deuren van de Igreja Nossa Senhora Conceição staan open en gluur ik er even naar binnen voor de azulejopanelen. Ik ga ernaast ook even op het kerkhof zien, want dit is de streek van de marmerontginning, en dus zijn de meeste dodenhuisjes hier volledig in marmer opgetrokken (niet alleen de graven, zelfs de borduurstenen en de kozijnen van ramen en deuren van de gewone huisjes, en de zitbanken op de pleinen zijn hier in wit geaderd marmer uitgevoerd!), best wel mooie. Bijna miste ik het kasteel, maar via een wandelweg die bijna toegegroeid is door prachtige bloemenstruiken, vind ik het dan toch. Het kasteel dat als jacht- en archeologisch museum is ingericht is natuurlijk gesloten, maar ook de wandeling rondom is de moeite waard. Het heeft trouwens een gans andere vorm dan de kastelen die ik hier tot nu toe zag, het lijkt nog het meest op een reusachtige bunker met een droge slotgracht er rond en enkele ophaalbruggen.
Ik keer terug naar de camper en volg de bordjes naar het Paço Ducal, en wanneer dat in zich komt is er geen twijfel mogelijk dat dit wel degelijk het paleis is. De gevel van het 110m lange gebouw is geheel in geaderde marmer uitgevoerd, zelf het grote plein voor het paleis bestaat uit marmer, grote marmeren tegels vormen grote vierkanten waarin dan weer kleine stukjes marmer als mozaïek inliggen. Gelukkig is het paleis gesloten want het verkennen van de 78 kamers had best wel wat tijd gekost. Een glimp van de achterzijde van het gebouw, langs de tuin van de pousada er naast, wijst erop dat het voorval veel schone schijn is, want alleen de gevel is in marmer, de rest van het gebouw is opgetrokken uit net dezelfde bouwmaterialen als alle huizen hier, een mix van stenen, cement en dan bezet en wit geverfd… . Eraan gebouwd ligt nog een kerk die toegankelijk is via de Porta do Nó waarbij de “Nó” verwijst naar een knoop in een touw, en naar de naam en het wapenschil van de heersers toendertijd. Rond de poort zijn dan ook dergelijke “knopen” gebeeldhouwd.
Volgende bestemming op de lijst is Estremoz, maar ik besluit een tussenstop te maken in Borba, dat in tegenstelling tot Vila Viçosa niet zoveel schijn op te houden heeft, een lidl die ik onderweg tegenkom geeft me de kans om de ijskast terug bij te vullen met drank, een halfvolle ijskast koelt namelijk alleen maar lucht. In Borba hebben ze echter wel een prachtige marmeren fontein op het gemeentelijk plein, ik zet me er onder de bomen in de schaduw, maak een korte wandeling en blijf er staan om te lunchen. Zowel bij het binnenrijden als het buitenrijden van het dorp struikel je hier over de marmergroeven waar er vlijtig tonnen marmer worden uitgesneden en opgestapeld? Ook de hopen marmerstof en afval groeien gestaag. Portugal is na Italië de grootste marmerexporteur ter wereld, zelfs de Italianen importeren Portugees marmer vanwege zijn superieure kwaliteit.
Na de lunch gaat het dan verder naar Estremoz waar er opnieuw een kasteel op me wacht. Dit is grotendeels niet te bezoeken omdat er een pousada in is gevestigd (een soort hotel dus). Het kasteel werd al verschillende keren herbouwd, maar het opvallendste is wel de marmeren donjon, Torre das Três Coroas genaamd (toren van de 3 kronen) die dateert uit de middeleeuwen. Naast de toren staat de Capela Rainha Santa, die echter dicht is en op het plein ervoor een standbeeld van de heilige koningin Isabella. Het ommuurde gedeelte van deze vesting is maar klein en dus ben ik al gauw weer op weg. Ik twijfel nog even of ik Évora Monte nog aandoe alvorens door te rijden naar Évora, maar besluit dat toch te doen. En maar goed ook, want eindelijk krijg ik een kasteel voorgeschoteld dat woonklaar lijkt te zijn, nog juist meubels erin en klaar. Het ding werd gebouwd als een kopie van het Franse kasteel van Chambord en heeft 4 ronde hoektorens, langs één daarvan ga je met de wendeltrap naar de verschillende verdiepingen en uiteindelijk het dakterras. Ik ben er in geslaagd met de camper tot bijna aan de voordeur te rijden deze keer, al moest ik daar weer voor door een zeer smalle poort in de vestingmuur. Het ommuurde dorpje aan de voet van het kasteel telt maar een tiental huizen en een kerk natuurlijk… .
Nu is dan Evora zelf aan de buurt en deze keer waag ik me er maar niet in van de ommuurde stad binnen te rijden. Alle bezoekers staan trouwens bijna op één van de parkings langs de stadsmuren. Ik zet me bij een deel andere campers op het parkeer terrin en ga te voet verder. Net als in Elvas hebben ze hier ook een aquaduct en net als daar, voedt die tegenwoordig alleen nog de fonteinen. In de stad doet de aquaduct trouwens ook dienst als zijmuren van d ehuisjes die er zijn tussen gebouwd. Dit is een vrij grote vestingstad en omdat ik geen zin had om met een reisgids in mijn handen door de stad te lopen, loop ik een beetje verloren, na het aankopen van een souvenir wijst de verkoper me de weg naar de Praça do Giraldo waar de toeristische dienst zich bevindt en met een stadsplannetje van hen met daarop de belangrijkste bezienswaardigheden, gaat het heel wat vlotter. Ik kies ervoor om eerst zo ver mogelijk naar achter in de stad te gaan (van uit mijn gezichtspunt dan natuurlijk) en wandel via de bombastische Igreja da Graça naar de wat eenvoudigere Igreja São Francisco met zijn Capello dos Ossos. De aanpalende kapel is echter best luguber want de binnenwanden en zuilen zijn er volledig bekleed met menselijke beenderen en doodshoofden, allen afkomstig van een ontruimd kerkhof. Lekkere architect die met dat idee voor de pinnen is gekomen. Had ik op voorhand nog verwacht dat er slechts enkele beenderen zouden ingewerkt zijn in de muren, dan kom ik bedrogen uit, want niet alleen zijn alle muren volledig bedekt, daar komt nog bij dat ze meestal niet in lengterichting gebruikt zijn maar opeengestapeld zodat de kanten van de gewrichten de muur vormen. Ze moeten in elk geval geen tekort aan skeletten gehad hebben. Ik heb op min reizen al heel wat ossuariums gezien, maar deze mag best mee tellen (al zag ik er in Zuid Amerika nog gruwelijker).
De jardim pùblico met het Palacio D. Manuel is niet echt wereldschokkend, maar de schaduw van de bomen is aangenaam om onder te wandelen. Dit is meteen ook waar ik het “uiteinde” van de stad bereik en dus ga ik weer de andere kant uit via het Largo da Porta da Moura, een poort die deel uitmaakt van een nog oudere vestingmuur. Langs de groteske kathedraal die zo enorm is dat je hem geen mogelijkheid helemaal op de foto krijgt, gaat het naar de Templo Romano. Zoals de naam het zegt een Romeinse tempels, of toch de fundering met daarop nog enkele kolommen. Met nog een ommetje langs een universiteitsgebouw (geen idee waarom dat erbij stond) gaat het dan naar de Termas Romanas, maar al wat ik zie is een (weliswaar mooi), gebouw. De termen liggen er blijkbaar onder en zijn, als het gebouw toegankelijk is, door een glazen vloer zichtbaar. Daarmee ben ik wel rond en bovendien is het tijd om de camping op te zoeken, die gelukkig niet ver af ligt. Nog geen 2km verder sta ik aan de receptie, de wifi is momenteel buiten werking en het restaurant is er niet of je moet weer op wandel. Dat trekken mijn benen vanavond niet meer en dus kook ik me zelf een maaltje spaghetti. Zo wordt het toch weer laat met nog wat werken aan het reisverhaal, met al die bezoeken moet ik dat echt wel bijhouden om zoveel mogelijk te herinneren. Ik drink er nog een glaasje van de Portugese likeur bij die ik enkele dagen geleden kocht. Beloning moet er zijn!

Dinsdag 14 juni

Gezien de volgende 2 overnachtingen op camperparkings voorzien zijn, de grijswatertank en toiletcassette maar leeg gelaten en spoelwater bijgevuld, de drinkwatertank heb ik maar gisteren gevuld en die is dus nog goed vol. Het wordt vandaag een prehistorisch dagje met enkele megalithische vindplaatsen. De eerste in zijn soort is de Menhir van d’Almendres, je weet wel het soort stenen waarmee Obelix graag gooit in de stripverhalen. Deze staat stevig verankerd in de grond, het enige dat beweegt is de camper over de rotslechte onverharde weg, de laatste paar kilometers naar de plek. Die zit vol met diepe gaten en het bonkt en davert dan ook als gek. En ik rijd dan nog met de Defender, er rijden er hier ook met huurwagentjes en gewone campers over, al is rijden veel gezegd, het is eerder kruipen bij hen. Ik heb één kastdeurtje dat steeds open zwaait en waar ik echt een keer wat aan moet doen, als ik een winkel met ijzerwaren vind, toch eens stoppen voor een extra slotje, want zelfs de provisoir eraan vast gemaakte elastiek houdt het niet dicht. De Cromleque d’Almendres is dan weer een hele verzameling staande stenen die in een ovaalvorm staan, het grootste van zijn soort op het Iberisch schiereiland blijkbaar, en veel ouder dan Stonehenge merken ze hier graag op. Ik rammel weer dezelfde weg af, waarbij mijn achteruitrijcamera (die ook werkt bij vooruit rijden) de geest geeft, dat is balen want een erg gemakkelijk hulpmiddel als je alleen onderweg bent. Dat ding heeft het vorig jaar een maand lang in Albanië vol gehouden, maar een half uurtje op een Portugese piste en het is er mee gedaan… .
Terug op de asfaltweg gaat het naar Valverde waar ik op zoek ga naar de Dolmen van Zambujeiro. Ook hier het laatste stuk weer opnieuw onverhard, met veel kuilen, dus kalm aan. De dolmen (rechtopstaande stenen met erboven op een of meerdere dekstenen heeft een ferme omvang en ondanks dat er een deksteen ontbreekt, best nog indrukwekkend. Daar doet een gemetseld muurtje en een balkenstellage binnenin tegen het instorten, geen afbraak aan. Wanneer ik bijna rond ben komt er een jong Belgisch koppel aan en we maken even een praatje tijdens het terugwandelen naar de auto’s. Ik rijd nu naar Montemor-o-Novo waar het eerste van twee dorpjes van vandaag op de planning staat, en natuurlijk is er een kasteel met een kerk erbij, doch beide zijn nog slechts ruïnes waarvan nog iets meer overeind staat dan van de Romeinse villa’s waarvan alleen de funderingen tot een halve meter hoog nog te vinden zijn en die nog volop door archeologen onderzocht worden. Het is dus vooral een wandeling door het groen met uitzondering van enkele gebouwen in de citadel die gerestoreerd zijn.
Vervolgens ga in op zoek naar de Gruta (Santiago) do Escoural, maar kom na enig zoeken voor een gesloten poort te staan. Een papiertje aan de poort meldt dat bezoek alleen met reservatie kan. Een ouder Portugees koppel bevestigd dat, maar zegt dat ik misschien met hun groep (die nog moet aankomen) mee kan. Ze belt het reserveringkantoor om hun aankomst te melden en doet een goed woordje voor mij. Helaas de groep zit al vol en de volgende zal maar rond 16u gaan, en ik ga hier echt geen 2u staan duimen draaien. Op dus naar de volgende bestemming, de Dolmenkapel van São Brissos, een prehistorisch bouwsel waarvan recentere religieuze heersers dan maar een kapel gemaakt hebben, altijd een goed idee om je eigen religie op te dringen door de heilige plaats van een vorige te recupereren blijkbaar.
Veel tijd kost dat me ook niet en al gauw ben ik weer op weg naar Viana do Alentejo. Zowel het kasteel als de kerk zijn hier nog intact of toch gerestoreerd, ik ben er de enig bezoeker en wandel het (kleine) kasteel rond dat maar juist plaats heeft voor het gebedshuis, een binnenplaats en nog enkele kamers. Ik kijk in elk beschikbaar hoekje of gaatje en betreed elke trede van welke trap er ook maar beschikbaar is, in zoverre dat ik zelf boven op het dak van de kerk uitkom en naast de klokken van de toren sta. Toch maar even checken of het niet dicht bij het uur of half uur is, om tijdelijke doofheid te vermijden. Dat checken doet me ook beseffen dat ik vandaag wel heel vroeg op de overnachtingplaats van Pedrogão ga aankomen, het is bovendien slechts een parking dus veel kan ik daar niet uitvoeren. Ik besluit dan ook verder te rijden tot in Moura en ook daar nog wat te bezichtigen. De kasteelruïne is blijkbaar vroeg afgesloten met een poort zodat ik genoegen moet nemen met wat foto’s van verder af en ik wandel dan maar de Mouraria door, een vroegere Moorse wijk, wat vooral aan de bouwstijl te merken is. Ik vind er zelfs een ijzerwaren winkel waar ik een slotje vind voor mijn kastdeur. Daarmee heb ik het hier wel gezien en ik ga weer verder naar Serpa waar er blijkbaar een gemeentelijke camping is. Het landschap is ondertussen nog vlakker geworden dan de vorige dagen, met veel landbouw (hooiweides, koeien en ook opnieuw olijfboomgaarden) en grotere open vlaktes waarop de wind veel meer zijn gang kan gaan en dat voel ik aan de camper.
In Serpa vind ik de camping snel ondanks het ontbreken van coördinaten, aan de receptie raad men me aan niet te lang te talmen als ik in het restaurant dat grenst aan het gemeentelijk zwembad naast de camping wil eten. Ze hebben er namelijk een groot scherm opgehangen en vanavond speelt Portugal tegen IJsland. Ik neem die goede raad ter harte en ga na het stellen van de camper onmiddellijk gaan eten. Het is er natuurlijk al erg druk en de bediening laat dus wat op zich wachten maar de satés met gebakken aardappelschijfjes, rijst en een salade smaken goed. Ik verslik me haast in het eten als IJsland gelijk maakt in de wedstrijd, maar de Portugese fans zijn niet rancuneus. Terug bij de camper na nog een stevige chocolade mousse als dessert, maak ik nog een praatje met mijn Nederlandse buren. Het is stevig afgekoeld en betrokken, hopelijk trekt dat vannacht over. O ja toch nog even het slotje geplaatst zodat dit ook weer in orde is.

Woensdag 15 juni

Ik maak het maar zelden mee dat de vloer van een douche op een camping van marmer is, maar vanmorgen is het dan toch zo ver! Jammer genoeg zijn de wanden bezet met gewone ordinaire tegeltjes of ik had me in een paleis gewaand! Ik heb de thuisbasis maar juist laten weten hoe goed het weer hier toch was of het wraakt zich al. Een stevige wind blaast een grijs wolkendek over me heen en het ziet er niet naar uit dat dit snel weg zal gaan. Ik doe al vast een mouwloos fleecejasje over mijn T-shirt aan, want eens de zon weg is, is het fris (toch als je al een week temperaturen tussen 25 en 35°C gewoon bent). Voor mijn eerste bezoek is het niet ver rijden, tot op een parking juist binnen de muren van Serpa. Het kasteel is ook snel gevonden en ik heb het helemaal voor mij alleen op de receptionist en een kuisvrouw na. Naast de receptie ligt een klein archeologisch museumzaaltje met wat artefacten uit het stenentijdperk, de Romeinse en de Moorse periodes, waar ik even rond kijk, vervolgens gaat het de trap op naar de vestingmuur en ga ik die helemaal rond, ik kan er zelfs een verlenging aan breien door een stuk de muur van de citadel te volgen die er op aan sluit, maar moet daarvan onverrichterzake terugkeren omdat deze dood loopt. Daarna dwaal ik op goed geluk door de nauwe straatjes van de ommuurde binnenstad, vind de Torre do Relógio (de klokkentoren) en het Palácio Conde Ficalho en nog vele andere typische huisjes waarvan enige in Moorse stijl. Op het Praça da República koop ik enkele broodjes voor het ontbijt voor morgen en wandel daar dus de rest van de tijd mee rond. Ik wandel willekeurig door één van de stadspoorten en volg de muur met kantelen tot ik aan de aquaduct en de toren met het waterrad kom die ik al zag toen ik vanmorgen aan kwam. Even verder sta ik terug aan de camper, juist op tijd want het begint te druppelen. Ik besluit dan maar ineens de short voor een zomerse lange broek te wisselen en mijn regenjasje erbij te nemen, mijn ervaring zegt me dat er de minste kans is dat het regent als ik dat ding bij heb!
Ik rijd nu richting Beja, het druppelt juist hard genoeg om mijn ruiten vrij te maken van geplette insecten (een taak waaraan ik al een paar dagen niet toegekomen was). Maar het is vooral de wind die me parten speelt, die blaast erg hard en onregelmatig en na elke bocht is het weer oppassen vanwaar die nu weer komt. Ook in Beja vind ik een plaatsje juist binnen de stadsmuren, maar de klim naar het kasteel vergt hier heel wat meer inspanning. Doordat ik vanmorgen nogal laat vertrokken ben is het ondertussen al middag en de kasteelpoorten zijn dicht, ik doe de ronde van het kasteel en kom zowat terug aan de camper uit, wat dus betekent dat ik een tweede maal naar de bovenstad mag benen. Zoals gezegd heb ik uit voorzorg mijn KW mee en die truck lijkt toch maar weer te werken, het blijft droog en de zon komt er weer door. Ik ga op weg naar het Convento, het klooster, niet om in te treden maar wel om binnen te treden voor een bezoek, maar eerst maar een hapje eten op een terrasje, zo goed is het weer geëvolueerd. Om 14u is dan alles weer open en ik bezoek in het voormalige klooster het Museu Regional. Zowel de kloostergang als de kapittelzaal zijn overdadig bedekt met azulejo’s, maar het is vooral de voormalige kerk waar men dol is gedraaid. Alle wanden en het plafond zijn volledig bedekt met groteske houtsnijwerken van religieuze oorsprong, grotesk niet in afbeeldingen, maar in hoeveelheid, geen plekje is niet ingevuld, er is zoveel dat je niet eens meer in detail kan zien wat er wel allemaal is. Het doet me denken aan de kitscherige Thaise tempels, alleen zijn de kleuren hier niet fel, maar erg bruin en donker. De Aziatische tempels lijken wel een kermisattractie tegenover deze bijna depressief makende donkere voorstellingen. Springt het goud je in de Boedistische tempels tegemoet, hier heeft het dezelfde doffe glans dan de rest van de sculpturen. Het blauw van de morfovlinder in de Thaise tempels is in deze christelijke voorstelling het donkerblauw van een diep Schots meer op een zonnige dag, en zo kan ik wel doorgaan, maar ik denk dat men de beeldspraak wel begrijpt. In enkele van de andere zalen hangen eveneens donkere religieuze schilderijen, erg bedrukkend toch dat katholicisme, een beetje vrolijkheid mag ook wel hoor. Op de bovenverdieping tenslotte, zijn er archeologische vondsten zoals stenen pijlpunten en handbijlen, potscherven en stenen met Romeinse inscripties te zien.
Langs het Praça da República wandel ik dan opnieuw naar het Castelo, want ik wel een keer de 183 trappen van de 36 tot 42 m hoge toren (naargelang de reisgids) doen. Doch het is een maat voor niets want zowel de toren als de kasteelmuren zijn afgezet met nadarhekken en een prohibited bordje. Oor de rest is het kasteel eigenlijk een lege huls en dus ga ik maar weer en zoek de Igreja Santo Amaro op, deze voormalige kerk is nu het Núcleo Visigótico (het Visigotisch museum dus). Als er al bij al een 50 tal stukken tentoongesteld staan, zal ik er niet erg naast zitten, vooral delen van zuilen en in stenen gekerfde teksten of van bloemmotieven voorzien kapittels van de zuilen. Daarmee heb ik het hier wel gezien en is het tijd om mijn weg voort te zetten. Deze voert me door het Parque Natural do Vale do Guadiana, niet dat je daar veel van merkt, want om me heen zie ik nog steeds de glooiende weides, de grazende koeien en olijfboom- en kurkeik boomgaarden. Mooi maar niet echt verschillend van wat ik al enkele dagen zie.
Dat verandert misschien als ik een kleine omweg van een 20-tal kilometer maak naar Pulo do Lobo. De weg is smal maar goed geasfalteerd en kronkelt als een slang rond en over de heuvels. Het landschap heeft warempel iets weg van een Afrikaanse savanne met het goudgele gras en de donkergroen olijfbomen er in verspreid in plaats van de Afrikaanse Acacia’s. Na 18km sta ik dan voor een gesloten poort, maar voor ik eens hartgrondig ga vloeken, lees ik het bord naast het hek en dat zegt datje het ding gerust mag openen er door rijden en achter je weer sluiten. De laatste kilometers zijn niet alleen onverhard, het gaat ook nog een keer steil naar beneden met scherpe bochtjes erin. Ik zet de camper dus in zijn kleine versnelling met diflock ingeschakeld, zodat die beter afremt op de motor en niet gaat schuiven. De weg stopt bij de rivier en de Pulo do Lobo, een waterval in een bescheiden, maar prachtige canyon. Het water zoekt er zich over een diepte van 13m een weg door de rotsen die fraai geërodeerd zijn door die krachten. En dat die erosie nog steeds verder gaat bewijst een ander uitzichtpunt dat afgesloten is, omdat het volledig ondermijnd is door het beukende water. Blijkbaar is het hier ook een vogelparadijs, met watervogels, roofvogels zoals valken en arenden en natuurlijk ooievaars, maar ook die zag ik allemaal de laatste dagen al passeren. De ooievaars hadden in bomen en hoogspanningmasten op een gegeven ogenblijk zelfs een appartement van nesten gebouwd op verschillende hoogtes.
Ik slalom wederom richting Mertola, mijn overnachtingplaats voor vanavond, deze keer geen camping als alternatief en dus zal ik het met een camperparking moeten doen. 3 keuzes heb ik en uiteindelijk blijkt geen van alle een officiële plaats te zijn, maar zogenaamde gedoogplaatsen, waar je dus in principe met rust gelaten wordt door de lokale politie (als ze goed gezind zijn). De eerste juist naast het centrum, waar ik parkeer in afwachting van het nemen van een besluit, ligt naast de in- en uitgaande weg van het dorp wat me nu niet zo ideaal lijkt en is bovendien ook een gewone parking met mogelijk heel wat aan en af gerij, de tweede ligt ook hier in Mertola maar beneden aan de rivier en dat betekent een serieuze klim voor mijn al moegetergde benen en een derde die 18 km verderop ligt zou volgens één van de laatste berichten in campercontact niet meer gebruikt worden om te overnachten. Na een uur ben ik er dan toch uit en besluit hier te blijven staan om te eten en vervolgens naar beneden te rijden waar het waarschijnlijk een stuk rustiger is om te slapen. Maar eerst ga ik nog een kijkje nemen bij het kasteel en de igreja. Alleen aan de buitenkant want alles is ondertussen gesloten. Aan de voet van de kasteelmuren zijn er dan ook nog intensieve opgravingen naar Romeinse gebouwen gebeurd en heel wat funderingen en zelfs wat mozaïeken blootgelegd. Als laatste exploot van de dag ga ik naar het Terra Utópica restaurant (het is toch weer naar omhoog zeker), om als enige gast een lekkere maaltijd voorgeschoteld te krijgen. Een toost met knoflook, Provencaalse kruiden en tomaat als voorgerecht en kipfilet met frietjes en een zachte kaassaus als hoofdschotel en ook een ijscrème als nagerecht kan ik niet afslaan. Terwijl de schemering nog juist niet inzet rijd ik de steile weg naar de rivieroever af en parkeer de wagen voor de nacht.

Donderdag 16 juni

Na een heel rustige nacht heeft de vuilnis wagen vanmorgen besloten om 6u30 al langs te komen om de lokale container leeg te maken. Ik ben dan maar even opgestaan om mijn boiler op te zetten zodat ik tegen 7u00 een warme douche kan nemen. En er dan weer een half uur in gekropen natuurlijk. Na de douche en het ontbijt dan toch nog maar een keer langs gegaan in de Igreja Matriz en het castelo voor de Núcleo Romano, Núcleo Visigótico en Islámico. Ik ga ook weer langs op de Romeinse opgravingen en kan nu wel binnen het afgebakende domein en de mozaïeken en de cisterne van dichtbij bekijken. Daarmee is het wel weer laat geworden voor ik alsnog vertrek uit Mertola. Even later verlaat ik dan de Alentejo om de Algarve binnen te rijden, het wordt hier ook weer bergachtiger en bovendien waait het opnieuw hard. De hellingen blijven echter nog steeds een mengeling van weides met olijfbomen en kurkeiken. Ik neem nog een omweg naar Foz de Odeleite, waarvan ik verkeerdelijk dacht dat het om een waterval ging, doch het is gewoon een dorpje aan de samenvloeiing van de Odeleite rivier en de Guadiana River die de grens met Spanje vormt. Erg is dat niet want de smalle kronkelende weg voert me nog dieper het Parque Natural do Vale do Guadiana in, met aangename landschappen.
Wanneer ik in Castro Marim aankom ben ik nog maar enkele kilometers van de kust af. Ik ga er op zoek naar het kasteel, wat niet erg moeilijk is gezien het boven het dorpje uit prijkt en zie ook het fort dat zowaar nog groter is dan het kasteel, doch niet kan bezocht worden. Het kasteel is wel bijzonder in dat opzicht dat er ook binnen de muren nog wat te beleven valt, Er staan nog enkele gebouwen in die intact zijn, enkele ruïnes en een heel deel houten staketsels voor marktkraampjes , sommige overdekt met rietmatten, die het alles een heel authentiek gevoel geven (al zijn het dan replica’s, maar ze zijn nonchalant en verweerd genoeg om de juiste sfeer te creëren) In de voormalige kerk is er een fototentoonstelling van de feesten die hier jaarlijks gehouden worden in aangepaste traditionele klederdracht en met naspelen van de oude ambachten en gebruiken. Lijkt me echt wel de moment om in die periode langs te komen. Ook binnen de muren van het kasteel staat nog een tweede en ouder Moors kasteel. Ook hier kan ik het weer niet laten op de muren en in de toren omhoog te klauteren natuurlijk.
Eens opnieuw buiten zoek ik een terras op voor de lunch en besluit daarna om toch ook maar een keer de toer van de vestingmuren van het fort te doen. Toen deze vesting werd gebouwd werden de verdedigingsmuren van het kasteel en fort met elkaar verbonden om zo het dorp bijkomende bescherming te bieden. Deze laatste burcht is wel erg massief gebouwd, maar blijkbaar zijn de natuurkrachten er toch in geslaagd om het aan te tasten want een deel van de omwalling staat op instorten. Deze zijn nochtans meer dan 10m dik! Het is uiteindelijk al een stuk in de namiddag wanneer ik verder rijd naar Vila Real de Santo António en het Reserva Natural do Sapal, de zoutwinningsvelden. De laatste dagen en ook nu weer, zag ik ook al enkele keren oude windmolens staan, gedrongen, plompe, ronde witte torentjes met leistenen daken en van zeilen ontdane dunne wieken van de molen die nu nutteloos in de lucht steken. Ik heb nu echt de kust bereikt en volg deze naar het westen, van de beloofde kliffen zie ik vooralsnog niets. Wel is het hier al een beetje drukker dan wat ik gewend ben de laatste weken, dat belooft als ik in het echt toeristische gedeelte van deze kust kom.
In Tavira parkeer ik de auto na wat eindeloos rondjes draaien dicht bij de kasteelmuren. Soms moet je er gewoon vertrouwen in hebben wat de GPS je zegt en dan komt het goed… . Van dit kasteel liggen enkele onderdelen verspreid over de stad, zonder dat ze nog met elkaar verbonden zijn. Het beste deeltje is dat met de tuin er in, hier kan je zelfs een stukje op de muur. Beneden is het een oase van bomen en bloemen. Daar het maar enkele vierkante meter groot is, ben ik er ook snel weer uit en wandel een beetje op gevoel door het stadje. Ik kom er zoals gewoonlijk weer heel wat kerken tegen en typische Portugese huisjes met de gekleurde randen of een gevel die volledig bedekt is met azulejo’s in de meest gekke kleuren of met bloemen- of abstracte motieven. Ook de vormen van de ramen en bijbehorende smeedijzeren balkons zijn soms erg speciaal en mooi om te zien. Vooral als ik aan de rivier kom die de stad in 2 deelt zijn er veel knappe gebouwen te zien. In de ondiepe rivier zelf zijn mannen bezig van kokkels te verzamelen om te verkopen aan de restaurants. Kokkels, caracoles en slakken, je vindt ze hier overal aangekondigd in cafés, bars en restaurants. Een Romeinse bogenbrug die nog steeds gebruikt wordt overspant de rivier van de ene oever naar de. Al met al ben ik redelijk laat in Olhão en heb ik ook geen zin meer om hier in het centrum nog een keer rond te wandelen. Het is wel genoeg geweest voor vandaag, morgen is een nieuwe dag.
Op de gelijknamige camping neem ik de laptop en tablet mee naar het restaurant omdat daar de beste internetverbinding zou zijn, en met de tablet lukt het me uiteindelijk om e-mails te ontvangen en verzenden, maar de laptop blijft halsstarrig verbinding weigeren. Overdag is het hier warm tot heet als de wind even weg is, maar ’s avonds koelt het behoorlijk af en is een dunne zomerpull welkom. Om 23u00 geef ik er de brui aan en ga slapen, het reisverhaal aanvullen is voor later, om één of andere reden ben ik doodop.

Vrijdag 17 juni

Vanmorgen monter weer op en klaar voor de nieuwe dag, bij het uitchecken vraag ik naar het bezoekerscentrum van het Parque Natural da Ria Formosa en dat blijkt hier gewoon achter de camping te liggen! Ik maak er een wandeling van 4km door het park langs de duinen (die naam niet waardig), langs het moerasgebied naar een getijdemolen die gerestoreerd werd en waar enkele mannen hun buit van verzamelde schelpdieren spoelen en in netjes opbergen. Op de getijdenvlaktes hier zouden veel watervogels moeten zitten, maar in geen van de birdhides waar ik plaatsneem zie ik iets. Pas bij het zoetwatermeertje duiken er enkele op. Wat ik wel weer zie zijn ooievaars, maar die zijn hier schering en inslag. Enkele huisjes die nog dateren van voor het park werd opgericht staan te verkommeren met dichtgemetselde deuren en dichtgetimmerde ramen. Nochtans lijkt me er nog redelijk recent bewoning geweest te zijn, gezien er nog antennes op de daken staan (nog geen schotels dus, maar de ouderwetse antennes zoals die in mijn jeugd gebruikt werden). Van wel wat oudere datum zijn de Romeinse ontziltingsbaden en de funderingen van enkele huisjes van die periode. In het park zijn er duidelijk verschillende zones van plantengroei te vinden, van moerasplanten over heideachtig naar bos en later dennenbos, in deze laatste twee zones zijn er ook veel oleanders te vinden in witte, roze en donkerroze varianten en zelfs schijfcactussen, met bloemen en vruchten, waarschijnlijk geïntroduceerd door de Moren. Ik leer hier ook dat naast de vruchten van de cactussen, olijven en amandelen de meest voorkomende “droge” vruchten zijn. Dat wil zeggen die op de vruchtbare gronden in de Algarve geteeld kunnen worden zonder toevoeging van water. Ook appelsienen worden hier veel gekweekt zie ik later naast de weg evenals watermeloenen blijkbaar, want overal staan er stalletjes waar ze te koop worden aangeboden.
Ik vrees dat mijn escapade in het park me later vandaag gaat opbreken, want het is weer bijna middag en ik heb nog zowat geen kilometer gereden en ook naar Faro is het maar 10 km. Hier heb ik wel goed gegokt met de GPS en sta ik aan de haven, juist naast de muren van de Vila-Adentro, de oude stad. Dit is maar een klein gedeelte van wat nu de stad Faro is en ik wandel er helemaal omheen om de muren, poorten en kerken te bekijken. Vervolgens gaat het dan binnen de muren waar ik opnieuw overal rond kijk. De Sé is veruit de meest indrukwekkende kerk hier, maar ik houd het bij het bezichtigen van de buitenkant deze keer. Mijn maag maakt me er opmerkzaam op dat de lunchtijd eigenlijk al voorbij is en dus ga ik op zoek naar een restaurant, deze in de oude stad hebben echter alleen volledig menu’s tegen hoge prijzen in de aanbieding en ik zoek eerder een vlugge snack. Die vind ik tenslotte wanneer ik langs de Arco da Vila, de hoofdpoort, richting haven wandel. Boven de poort zijn er wel 3 ooievaarsnesten, waarvan 2 duidelijk bezet. Het lijkt of de jonge vogels stilaan klaar zijn om het nest te verlaten, ze staan vervaarlijk wankelend op hun poten en proberen hun verenkleed te fatsoeneren. Tijdens het eten krijg ik nog ander bezoek van een gevederde vriend, een zeemeeuw die verlekkerd naar mijn toast met tonijn zit te staren. Hij doet zelfs op een onbewaakt ogenblik een uitval naar de borden van mijn buren.
Ik haal de camper op en voeg mij in het drukke verkeer dat de kustweg volgt naar Almancil, ook hier weer een kerk met een bijbehorende kapel en enkele fotowaardige huizen, maar veel tijd verspeel ik er niet mee, want het is hoog tijd om mijn weg voort te zetten. Albufeira is zowat de drukste stad hier aan de kust en door de aardbeving van 1755 zijn de meeste gebouwen van na de 18e eeuw, de stad lijkt wel helemaal wit te zijn met de kenmerkende rode daken wat vanop de heuvels een prachtig zicht is. Ik begin wel wat te wanhopen of ik uiteindelijk wel een keer die zo prachtige kustlijn ga zien, want tot nu toe loopt de fameuze kustweg een paar kilometers landinwaarts en is de zee afgeschermd door rijen appartementen, villawijken en vakantiewoningen. Niet mijn soort kustlijn als je het mij vraagt. Ik wil me trouwens niet voorstellen wat voor een heksenketel dat hier in het hoogseizoen moet zijn, met nog heter weer en alles dat dichtgestropt zit door het verkeer. Gelukkig krijg ik het bij het buitenrijden van de stad dan toch een glimp van de oceaan te zien en zelf enkele kilometers strand. Een moderne buitenwijk heeft radicaal komaf gemaakt met alle wit en de moderne nieuwbouw in allerlei vrolijke kleuren gezet, het lijkt wel een kom snoepjes zo kleurrijk.
Ik besluit van Lagoa en Portimao lings te laten liggen (in zover dat kan want de weg loopt er doorheen, maar ik bedoel dat ik er niets ga bekijken) en rijd verder naar Lagos in de hoop daar de kust terug te vinden. En dat lukt wonderwel; ik weet ineens ook waar ze die mooie foto’s van deze kust vandaan halen met rotsachtige baaien met afgesloten strandjes er in. Ik parkeer de camper en wandel naar de ommuurde stad, vanavond alleen wat rustig rondwandelen en hier en daar een foto en wat filmen alvorens ik me naar de camping juist buiten de stad begeef, ik zit nog een goede 30km achter op schema, maar het moet niet al te gek worden. De drukte zorgt ervoor dat het rijden hier veel minder vlot gaat en de kust is een aaneenschakeling van dorpjes met ronde punten en opstoppingen. Dus leg ik er de blok op, ik rijd naar de Turiscamping en laat me verwennen in het restaurant met een kip met ananas saté met frietjes en een ijsje na. Terwijl ik in de camper mijn achterstand van mijn reisverhaal wegwerk speelt een groep muziek, waaronder vele Franstalige Belgische nummers warempel, maar tegen middernacht is de rust weergekeerd.

Zaterdag 18 juni

De sanitaire blok is hier op de Turiscamping vanmorgen wel heel erg goed in orde, ruim, licht en heel proper. Toen ik op de reviews van enkele kampeerders las dat dit veruit de beste camping was die ze in Portugal hadden, was ik een beetje sceptisch, maar ik moet ze volmondig gelijk geven, ook de wifi verbinding werkt hier gewoon in de camper (met de tablet dan). Als ik klaar sta om te vertrekken, spreekt een Fransman me aan over mijn camper en daarmee wordt het alsnog 10u, voor ik weer op weg ben. Het eerste wat me opvalt is dat ik het meest toeristische deel van de Algarve achter me laat, de buitenwijken van Lagos tonen nog de wijken met vakantiewoningen, maar dan is het echt wel gedaan. Nu zijn het enkel nog af en toe kleine vissersdorpjes die wel logies bieden, maar geen aparte wijken of appartementen en megahotels. Het voordeel daarbij is ook dat ik veel gemakkelijker bij de kust kan komen, de kustweg zelf ligt nog altijd wel een stukje het binnenland in, maar heel regelmatig zijn er wegwijzers die naar de Praia’s verwijzen (de stranden). Luz biedt me zo’n eerste mogelijkheid, ik rijd tot aan de kerk en wil me daar ergens parkeren, maar de weinige plaatsjes zijn allemaal volzet. Ik denk er over de camper voor enkele minuten op een taxistandplaats te zetten, juist de tijd om enkele foto’s te nemen, maar kom juist op tijd tot de constatering dat er een politiewagen achter me rijdt, geen goed idee dus. Dan maar verder, enkele kilometers verder krijg ik alsnog de kans om de gewenste foto’s van het door kliffen ingesloten strand te nemen. En nog wat later zet ik me naast de weg en wandel een stukje de heuvel op om krijg nog meer prachtige panorama’s van kliffen die door de golven worden besprongen en baaien met goudgele stranden of grijze stenenstranden.
In Burgau sla ik af naar Praia das Cabanas Velhas, ook weer een door de rotsen ingesloten baai, waar slechts enkele toeristen op het strand hun handdoek gespreid hebben en een restaurantje met bar en rieten parasols met ligzetels alle geneugten bieden die zonnekloppers zich maar kunnen wensen. Op de zanderige parking staan enkele campers van vakantiegangers die dergelijke plekjes in het wild boven een camping verkiezen. Eveneens via een onverharde weg rijd ik naar Forte de Almadena, een ruïne van een klein fort dat op de randen van een hoge klif staat. Ik kan van hieruit kilometers ver de chaotische kustlijn zien, met kliffen van tientallen meters hoog. Het dorpje Salema heeft als vissersdorpje eigenlijk niets speciaals te bieden en dus wordt de
volgende halte de kappel Nossa Senhora de Guadalupe, waar Hendrik de Zeevaarder die de basis legde voor de ontdekkingsreizen met Portugese karvelen, blijkbaar kwam bidden. Bidden was ik al helemaal niet van plan, maar ook een kijkje nemen gaat niet, want er is een privéceremonie bezig. Wat dat mag inhouden weet ik niet, maar er hangt een raar sfeertje daar. Ik ga dan maar op zoek naar de Monumentos Megalíticos die volgens mijn reisgids op een hoge kaap verspreid liggen, vanwaar ik zelfs al de vuurtoren van Cabo de São Vincente zou moeten kunnen zien. Een bordje met de vermelding Monumentos Megalíticos vind ik en na hard zoeken zelf twee menhirs (een staande en een liggende), maar dat is het ook zo wat, en een hoge kaap vind ik al helemaal niet. Het wordt nog erger als ik op het einde van diezelfde weg de Bateria do Zavial zou moeten vinden. Ook hier veel wildkampeerders, met waarbij, naar ik vermoed ook heel wat langkampeerders (overwinteraars). Maar afgezien van één vervallen vierkantig gebouw, vind ik er niets. Gelukkig zijn er de uitzichten nog die het allemaal wel de moeite waard maken.
In Vila Bispo Igreja Nossa Senhora Conceiçãois de kerk ook al op slot, maar er zijn wel 2 snackbars en dus lunch ik er meteen maar. Ik rijd nu naar het meest zuidelijke puntje van mijn reis en van het Europese vasteland, naar Sagres. Nu loopt de weg wel dicht bij de klifranden, wat er voor zorgt dat ik nogal eens stop voor foto’s en filmen. Zeggen dat er hier veel wind staat is heel erg zacht uitgedrukt, de camper schommelt en slingert over de baan door de felle windstoten. Als ik de wagen parkeer aan het Fortaleza de Sagres, zie ik hoe de wind de wagen heen en weer schut. Tegen de beukende wind in doe ik de wandeling rond de kaap achter de vestingsmuren, bordjes met uitleg over de flora en fauna en de geschiedenis van het fort proberen tevergeefs de aandacht af te leiden van de spectaculaire 75m hoge klifwanden die zich loodrecht in zee storten.Begin de 20ste eeuw werd hier een reusachtig kompasroos opgegraven, dat volgens de legende door de hier alomtegenwoordige Hendrik de Zeevaarder zou zijn aangelegd voor de al even legendarische zeevaartschool waarvoor echter nooit enig bewijs werd gevonden. Tegen dat ik helemaal rond ben schrik ik toch wel van het uur, het is ondertussen al 16u00 en ik heb nog maar een goede 30km afgelegd van de 150km die er voorzien waren door de ingekorte route gisteren. Wat er eigenlijk op neer komt dat ik bijna een ganse dag achter loop op mijn schema. Grote schuldige zijn de afslagen naar de kliffen en stranden die het aantal echt gereden kilometers gemakkelijk verdubbelen of verdrievoudigen, maar niet in de planning opgenomen zijn. Ik zie wel hoever ik kom, ik laat sowieso al een paar kerken vallen, want die komen nu zo wel een beetje mijn neus uit, en er volgen er nog vele op de reis. Op de ritjes naar de kust beknibbel ik echter niet, want die zijn nu juist de aanleiding om deze route te rijden.
Op weg naar de Cabo de São Vicente stop ik nog bij het Forte Beliche, een klein fort op de rand van de afgrond, maar helaas (of gelukkig maar?) niet te bezoeken. Ook de in fantastische vormen geërodeerde rotsen van dit schiereiland blijven mijn belangstelling wekken. Water en wind hebben hier messcherpe rotsen gecreëerd en vreten nog steeds aan dit stuk kaap. Op de Cabo de São Vicente zelf staat een vuurtoren en de onontbeerlijke souvenirkraampjes op dergelijke plaatsen. Ook een klein museum met een standbeeld van een (sic) zittende Hendrik en heel wat navigatie-instrumenten, kaarten en scheepsmodellen is de moeite van een bezoekje waard. Ik moet er nu echt wel wat vaart achter zetten, wil ik niet hopeloos achterop raken, Ik rijd aan een stuk door tot Pontal Arrifan, waar een Ruïne van een Fort onvindbaar blijkt, maar ik als dank voor de moeite van het zoeken op weer enkele schitterende klifranden terecht kom. De meeste dorpjes liggen nu naast de baan, en dat betekent minder zone 50’s en vlotter (en veel minder druk) verkeer.
Ik twijfel even of ik de extra 10km naar Monte Clérigo wel zou doen, maar met de andere prachtige vergezichten nog in het hoofd, ga ik er toch voor. En mijn intuïtie was wederom juist, weidse panorama’s met spectaculaire kliffen, grotten en in wit schuim brekende golven. Op elk van deze plaatsen is het een natte droom voor de wildkampeerders, en overal staan er dan ook enkele motorhomes, ieder een beetje op zichzelf met veel ruimte. Wat een verschil met het toeristische gedeelte van de Algarve, waar elk deeltje dichtgebouwd is. Het Moors kasteel van Aljezur gun ik alleen een foto van op grote afstand, maar de afslag naar Cabo Sardáo een tijdje later kan ik toch niet weerstaan. De kliffen zijn ondertussen van zwart op rood overgegaan, maar minder spektakel bieden ze zeker niet. Van de vuurtoren volg ik enkele kilometers de onverharde weg om mezelf te plezieren met mooie uitzichten, het is zeer uitnodigend om hier te overnachten, tenslotte heb ik alles bij, maar ik wil toch graag nog wat dichter bij mijn voorziene eindpunt geraken. En dat lukt uiteindelijk wanneer ik aankom op het Parque Campismo van Vila Nova de Milfontes op slechts 18km van de voorziene stopplaats. Die laatste kilometers laat ik zo om nog voor 20u aan te komen op de camping, want mijn ervaring is dat vele recepties maar tot dat uur geopend zijn.
Ik vul water aan en leeg vuilwatertanks en de wc cassette zodat ik weer op alle voorbereid ben. Ik trek naar het restaurant, waarvan me bevestigde aan de receptie dat het open was, alleen om te merken dat het Europese voetbal een haar in de boter is en de keuken gesloten is te voordele van de Tv en de bijbehorende drankjes… Ik heb geen zin om nog naar het dorp te wandelen en bereid me een spaghetti maal. Het reisverhaal aanvullen en het internet nogmaals proberen en de dag zit er weer al op.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Penguin
LROCB-Member
Berichten: 3098
Lid geworden op: vr 25 jul, 2003 13:32
lrocb_lidnr: 1396
Woonplaats: Hoele
Contacteer:

Re: Op weg door Portugal

Ongelezen bericht door Penguin »

Een hele boterham :)
Zal in stukken en brokken gelezen worden.

thx
28/02 - Loss of a good friend...
​__m__( ͡° ͜ʖ ͡°)__m__
Afbeelding
In a time of chimpanzees, I was a penguin.
Gebruikersavatar
Wolf
LROCB-Member
Berichten: 2341
Lid geworden op: do 31 jul, 2003 20:39
lrocb_lidnr: 316
Woonplaats: Bij Father Damien
Contacteer:

Re: Op weg door Portugal

Ongelezen bericht door Wolf »

zijn wat weinig alinea's om vlot te lezen. :|
avatar = Hammerite-user.
Landy Bean
LROCB-Member
Berichten: 1193
Lid geworden op: zo 12 okt, 2003 21:20
lrocb_lidnr: 349
Woonplaats: Brugge

Re: Op weg door Portugal

Ongelezen bericht door Landy Bean »

Sorry maar ik zie liever foto's met een beetje tekst, dit is alleen reizen zeker...
Gebruikersavatar
christiaan
Berichten: 306
Lid geworden op: di 05 aug, 2003 12:08
lrocb_lidnr: 7
Woonplaats: Hulshout

Re: Op weg door Portugal

Ongelezen bericht door christiaan »

Hier ook veeel liever foto's maar dat weet Yohani intussen al wel weten :)
Laatst gewijzigd door christiaan op ma 20 jun, 2016 13:37, 1 keer totaal gewijzigd.
Raaên = disappearing from the grid = remize à zero
Stef McDef
Berichten: 268
Lid geworden op: do 07 jul, 2011 12:56
lrocb_lidnr: 0
Woonplaats: Wichelen

Re: Op weg door Portugal

Ongelezen bericht door Stef McDef »

Hoe schetst de eenzame fietser die kromgebogen over zijn klavier zijn weg,
alsof ik mezelf op reis waan !!!

Het doet altijd deugt te zien hoe passioneel jij je wedervaren kan weergeven, al slaag ik er niet altijd in om de lange verhalen volledig tot het einde te lezen. (meestal door tijdsgebrek)

Probeer ook eens een stripversie. foto's zeggen soms meer dan 100 woorden.

Greetz

Stef McDef
Defender 130 td5
disco 3
series 3 88'
Gebruikersavatar
Penguin
LROCB-Member
Berichten: 3098
Lid geworden op: vr 25 jul, 2003 13:32
lrocb_lidnr: 1396
Woonplaats: Hoele
Contacteer:

Re: Op weg door Portugal

Ongelezen bericht door Penguin »

Het is makkelijker een doorlopende tekst te schrijven dan een korte tekst met begeleide foto's te maken.
Foto's alleen zeggen ook niets, en geven geen info
28/02 - Loss of a good friend...
​__m__( ͡° ͜ʖ ͡°)__m__
Afbeelding
In a time of chimpanzees, I was a penguin.
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1087
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Op weg door Portugal

Ongelezen bericht door Yohani »

Zondag 19 juni

Met dat het gisterenavond redelijk laat werd, trek ik me vanmorgen wat moeilijker op gang. Gelukkig heb ik gisteren bij aankomst al het nodige gedaan aan het sanistation voor de camper zodat ik daarmee geen tijd verlies vanmorgen. Ik stop even bij de supermarkt, die gelukkig op zondag open is, om de voorraad aan te vullen en rijdt dan naar het plaatselijke strand waar ik vermoed ook het kasteel te zien is (dat ligt gewoonlijk op de top van de heuvel of berg boven het dorp ( maar die is er hier niet) ofwel aan het haventje en zo blijkt het ook. Bezoeken kan je het niet, er logeren wel, want het is gerestoreerd en omgebouwd tot hotel. Ondanks het vroege uur beginnen de eerste strandgangers zich al aan te melden op deze zondagmorgen.
Ik laat het strand aan hen en rijd richting Sines, daar wil ik het kasteel bezoeken omdat dit het (t)huis van Vasco da Gama wordt genoemd. Zoeken moet je niet want wanneer je de stad inrijd langs de strandboulevard prijkt het op de rotswand zoals het grootste deel van de stad trouwens. Je moet eerst wel langs de petrochemie, de elektriciteitscentrale en de industriële haven, maar dan wordt je beloond met een mooi uitzicht op strand en stad. Het is de eerste stad in Portugal waar ik trouwens zoveel industrie zie. Ik parkeer de camper naast de boulevard en neem de trappen naar het kasteel. Dat is leuk, maar niet opzienbarend (ik ben ondertussen wel al wat gewoon natuurlijk) en stap na een snelle verkenning het Musee Casa Vasco da Gama binnen. Op de gelijkvloers is er een kleine archeologische uitstalling, op het eerste verdiep zijn er dan maskers van de vele door da Gama (her)ontdekte landen in Azië en Zuid-Amerika. (Her)ontdekt, want er woonden daar natuurlijk al wel mensen en sommige landen in het Oosten waren al bekend van de zijderoute over land. De twee verdiepen erboven, in de toren van het kasteel moeten dan over Vasco da Gama gaan, maar zijn wel erg teleurstellend, op elk verdiep staat een groot scherm waarop (multimediagewijs) een documentaire over de man wordt afgespeeld, enkel in het Portugees, jammer maar helaas.
Ik neem nog enkele foto’s van de aanpalende kerk en keer via een glazen liftkoker terug naar het niveau waar mijn camper geparkeerd staat. De lift omhoog op de heenweg en de trappen af in het terugkeren zouden waarschijnlijker efficiënter geweest zijn… . Met het prachtige panorama van het strand en een frisse zeebries die door de ramen van de camper waait, besluit ik om hier maar ineens te picknicken alvorens het binnenland in te rijden. Mijn bestemming daarbij is Santiago do Cacém met zijn kasteel, kerk en Romeinse ruïnes. Het kasteel is weer duidelijk zichtbaar, maar er geraken is dat niet. Op alle toegangswegen staan er borden verboden voor campers en bussen en als ik er eentje van negeer rijd ik me vast op een versmalling zodat ik een halve kilometer achteruit moet in de smalle eenrichtingsstraat, waar gelukkig geen ander verkeer achterop komt. Na nog 2 andere vruchteloze pogingen zie een bordje naar de Ruïnas Romanas de Miróbriga, het is te zeggen op het bordje staat Monhoi, maar dat blijkt even later hetzelfde. Ik besluit om die alvast te bezoeken en later nog te zien wat ik met het castelo doe. De ruïnes zijn alvast een voltreffer, ik heb in Griekenland en op Sicilië heel wat knappe ruïnes gezien, maar deze mag er ook wezen. Vooral dan het badhuis en het forum waar je nog heel goed de indeling van de ruimte kan zien. Ook lopen er nog de origineel geplaveide straten door en is er zelfs een nog intacte Romeinse boogbrug. Het mag dan sentimenteel klinken, maar het doet me wat op dezelfde stenen te lopen als die mensen zoveel eeuwen terug.
Ik keer terug naar de stad en neem onderweg nog een foto van een windmolen en een uitkijktoren, ik besluit om de camper ergens beneden in de stad te laten staan en de benenwagen te nemen. Waardoor ik na een stevige wandeling eindelijk voor de muren kom te staan. Maar voor is nog niet binnen de muren, ik neem eerst een kijkje in de Igreja Matriz die zowat deel uitmaakt van die muren en vraag vervolgens aan de dame daar die me ontvangen heeft, waar de ingang van het kasteel dan wel is. Die blijkt naast de kerk te liggen en de ingang naar het kerkhof te zijn, maar is op zondag op slot (geen overleden familie bezoeken op zondag dus). Erger nog het gehele kasteel is binnen de muren omgevormd tot kerkhof, laat ze me zien in een brochure over de vesting! Ik kan nog juist enkele vloeken inhouden in het godshuis en trek terug naar mijn camper. Enkele mooie huizen onderweg verzachten de frustratie van dit tijdsverlies een beetje.
De route voert nu opnieuw naar de kust en het landschap wordt vlakker en vlakker. De kurkeiken en dennen nemen het nu over. Onderweg zie ik ook gestapelde stukken kurkschors liggen, klaar voor verwerking. Overal zie ik nu ooievaarsnesten op palen, torentjes en daken, steeds met verschillende vogels erin, vreemder nog zijn de rijstvelden die hier liggen, daar halen die ooievaars natuurlijk hun voedsel in de vorm van kikkers en andere amfibieën! Ondanks een nog stevige wind vorder ik goed en rijd in Comporta de zandspit van Tróia op voor nog een Romeinse ruïne. De laatste kilometers lopen over een zandweg die door de bossen kronkelt en me aan de waterkant brengt waar enkele pittoreske scheepswrakken half begraven in het zand en het water liggen. De ruïnes hier zijn van een iets andere aard dan diegene die ik al zag, het gaat namelijk om Romeins industrieel erfgoed, als je wil. De site was namelijk een bedrijf waar vis werd ingemaakt (gepekeld met zout) in amfora’s voor verscheping en verdeling over het Romeinse rijk. De vergaarbakken waarin dit gebeurde zijn nog grotendeels goed zichtbaar, daarnaast is er dan nog een necropolis die blijkbaar gebruikt werd toen de economische activiteit hier gestopt was en vreemd genoeg bovenop de afvalberg van het visverwerkende bedrijf. Alsof men nu op een vuilnisstort dat werd toegegooid een kerkhof zou neerplanten. Ik ben de laatste bezoeker van vandaag en de receptionist staat me al bij de uitgang op te wachten en vraagt me om liefst niet te talmen met het terugrijden over de onverharde weg, want ook die poort moet hij sluiten. Ik had eigenlijk graag de gestrande boten nog aan een wat nadere inspectie onderworpen, maar wil de jongeman zijn zondagavond ook niet vergallen.
Om van het schiereiland af te komen moet ik weer naar Comporta, waar ik normaal een camperparking zou opzoeken, maar ik opteer ervoor om verder te rijden naar Alcácer do Sal waar ik een camping municipal gevonden heb in de Portugese campinggids die ik me aangeschaft heb. Dat is maar 30 kilometer verder en tegen 19u00 ben ik er ook. De GPS coördinaten sturen me eerst nog wel de rijstvelden in, maar uiteindelijk kom ik er wel en ik heb zelf nog een kwartiertje om me te verkwikken in het openluchtzwembad ernaast, dat in de campingprijs inbegrepen is. Aan dat zwembad is er ook een restaurant dat nog een stuk later open is en waar de eigenaresse me vriendelijk ontvangt. En heerlijk dagsoepje en enkele frankfurterworstjes met frietjes en salade, gevolgd door een ijscoup en we kunnen er weer tegen.

Maandag 20 juni

Vanmorgen zwaai ik op de camping naar een Belg met een Discovery met caravan, hij stopt en het blijkt Daniel en zijn vrouw te zijn van de Land Rover club. Zij blijken hier ook overnacht te hebben en de twee volgende dagen overnachten zij nog op de camping van Lissabon, gezien ik daar morgenavond ook overnacht is er dus een goede kans dat we elkaar terug tegen het lijf lopen. Ze zwaaien me uit als ik even later vertrek en ik naar het centrum van Alcácer do Sal rijd, dat wil zeggen eigenlijk naar het kasteel, dat zoals de laatste dagen wel meer voorvalt, ingericht is als Pousada (een soort hotel). Dus bezichtigen kan alleen van buitenaf, en hetzelfde telt voor de kerk er naast. Op zoek naar de crypte wandel ik drie kwart van het kasteel rond, om dan in de reisgids in de camper te lezen dat die zich onderaan de Pousada bevindt. Ik heb geen zin weer de hele weg omhoog te lopen, zoals daarnet en rijd dus naar boven, gezien er daar toch genoeg parkeerplaats was en de weg ernaartoe breed genoeg is … buiten de vuilniswagen dan die blijkbaar juist de afvalcontainers van het hotel heeft komen leegmaken. Ze zijn zo vriendelijk van even achteruit te rijden en al gauw sta ik met de camper geparkeerd, ik wandel naar de ingang van de crypte die tevens een archeologisch museum is en sta voor een gesloten deur, want het is maandag, en voor museums is dat de sluitingsdag, weet je nog wel!?
Ik rijd dan maar door het Reserva Natural do Estuário do Sado naar Setúbal op zoek naar een volgend kasteel. Rijstvelden, kurkeiken en ooievaars blijven in mijn gezichtsveld verschijnen tot bijna in de stad. Het Castelo Sáo Felipe (of eigenlijk Fort) staat deze keer buiten de stad en is ook weer van ver zichtbaar. Ook hier weer is het kasteel gedeeltelijk verbouwd tot Pousada, maar kan er nog een deel bezocht worden. Van hierboven heb je wel een mooi zicht op de rivierdelta, de rijstvelden en Setúbal zelf. Even later brengt de GPS me dicht bij de autovrije kern van de stad en ik besluit de camper aan het kleine pleintje neer te zetten en te voet verder te gaan. Ik wandel op goed geluk naar beneden door nauwe straatjes en kom op de boomrijke Luisa Todi uit waarlangs ook wel enkele interessante oude gebouwen staan, die echter allen netjes gerestoreerd en herbestemd zijn. Ik ga op zoek naar het Praça do Bocage, het hoofdplein van de stad, met de Igreja de Jesus, het toeristinfo bureau, waar ik toch maar even een stadsplannetje haal, en meerdere mooie gebouwen. Ook aanwezig zijn enkele terrasjes met welgekomen parasols tegen de brandende zon, want die doet weer zijn best vandaag, van snackbars en cafés. Ik lunch er o p mijn gemak en wandel dan langs nog enkele kerken langzaam terug naar de camper. Die weg krijgen wordt nog een probleempje, want ik kan er maar langs één kant weg en dat is een bocht van 90° van een klein straatje in een klein straatje. Met wat hulp van lokale mensen en enkele keren voor en achterwaartse insteken lukt het evenwel om er in te draaien. Volgende probleem is dat er hier blijkbaar wat gevierd wordt en vele straten overspannen zijn met touwen met versieringen eraan, de camper kan er juist onderdoor, maar ik hoop maar dat de cb-antenne niet te veel koorden meeneemt. Ik krijg geen boze Portugezen achter me aan, dus dat lijkt wel in orde.
Om één of andere bizarre reden reageert mijn GPS of ik enkele tientallen meters naast mijn echte positie rijd, wat in een stad natuurlijk serieus wat problemen oplevert, het ding begint dan te draaien en van route op route te springen zonder aangeefbare reden. Ik zorg dat ik uit het centrum kom aan de haven en uiteindelijk reageert het ding dan weer normaal. Ik ga nu op weg naar Sesimbra en rijd daarbij door het Parque Nacional da Arrabida. Zij ik gisteren nog dat het landschap platter en platter werd, hier zijn er terug serieuze bergen en is het klimmen geblazen voor de camper. Regelmatig stop ik voor een panoramisch zicht op de stranden van Setúbal, en zelf het schiereiland van Tróia waar ik gisteren nog was. Eens op de top van de bergketen heb ik langs één kant zicht op de delta van de Rio Sado en langs de andere kant op de vlakte die zich uitstrekt tot in Lissabon en die ik vandaag nog over wil. Op zeker moment krijg ik allemaal torentjes in het oog die op gelijke afstand van elkaar tegen de helling oplopen. Nader onderzoek leer me dat die bij het convento da Arrabida horen, waarvan ik even later de gebouwen tegen de berghelling onder mij geplakt zie.
In Sesimbra wacht er mij een Pousada vrij kasteel, waar ik met de auto in kan en dus niet al te ver moet lopen. Wel is er een autobus vol met schoolkinderen en hun begeleiders, die nu het schooljaar eindigt (veronderstel ik), op schooluitstap zijn. Veel last heb ik er in elk geval niet van want ze zitten allemaal in groepen op het ruime plein voor de voormalige Romaanse kerk. Ik wandel door de vesting naar de citadel waarvan de toren jammer genoeg niet mag beklommen worden, maar wel de muren. Ik volg vervolgens weer de vestingmuur richting camper en kom daarbij ook door het kerkhof dat ook hier geïntegreerd is in het kasteel. Het herinnert me een beetje aan Engeland, waar men ook de gewoonte heeft van hun doden te begraven in de ruïnes van kerken en kathedralen.
Er wacht me hier ook nog een fort, maar dat ligt in het centrum aan de haven (met pousada) en een eerste doortocht met de camper leert me dat de weinige onoverdekte parkeerplaatsen allemaal ingenomen zijn. Ik kon al rijdend al een glimp van het Forte Sáo Tiago opvangen en het lijkt me toch wel de moeite om het een keer van dichtbij te bekijken. Dus doe ik de toer opnieuw, maar laat de camper nu op een goede 850m van het centrum staan, op de heen weg gaan die meters allemaal naar beneden, maar terug wordt dat nog een stevige wandeling omhoog! Met deze hitte is het strand en de zee heel erg annlokkelijk, maar ik ga er niet even voor terug naar boven om me om te kleden, dus doorzetten maar. Ik kan zo de binnenplaats van het Fort binnen, maar natuurlijk niet de gebouwen waarin de Pousada en het (gesloten) archeologisch museum zitten. Het hele fort is natuurlijk opgemaakt, en dan is het niet duidelijk hoeveel er werd opgeofferd voor de nieuwe bestemming, maar het is wel mooi gedaan. Ik scoor me een nieuw flesje koude frisdrank en begin aan de slopende weg omhoog. Eigenlijk valt dat uiteindelijk allemaal nog goed mee, ik neem zelf nog de tijd voor een korte omweg langs een kerkje, maar wat spierzalf vanavond zal geen kwaad kunnen denk ik.
Van hieruit ga ik weer een kaap verkennen, namelijk de Cabo Espichel, waar er naast een kapel ook een kerk, Nossa Senhora do Cabo met bijbehorende shops en zeer eenvoudige logies werden gebouwd voor de pelgrims die hier vroeger heen kwamen. Twee mannen beweerden namelijk dat de maagd Maria hier op een ezel uit de oceaan kwam en de kliffen op reed en hadden afdrukken in de rotsen als bewijs. Later bleken deze sporen echter “echte” versteende dinosaurussporen te zijn. Het hele complex is nu echter dichtgemetseld al wordt er met Europese steun aan een renovatie gewerkt. Zo staat het “waterhuis” waarnaar water werd gebracht via een aquaduct volledig in de stellingen. Mij gaat het echter vooral om de kaap met weer imposante kliffen. Even verderop staat dan ook nog de vuurtoren, waarvan ik een zeer geslaagde foto maak met de laagstaande zon in het glas van de toren.
Normaal had ik nu een goede 25km verderop een overnachting voorzien in Fernão Ferro, maar ik besluit nog een stuk verder te rijden tot in Costa de Caparica waar ik op Camping Orbitur Costa de Caparica een plaatsje vind voor vannacht. Ik laat me de dagschotel smaken van kip in kleipot en keer in de schemering weer naar de camper. Morgen komt Lissabon aan de beurt.

Dinsdag 21 juni

Vandaag dus de hele dag Lissabon, ik weet dat het weinig is om de stad te bezoeken, maar ik was er eerder al een week lang ten tijde van de wereldexpo ’98, het is dus eigenlijk gewoon een opfrissing, mag wel een keer na 18 jaar. Ik slaag er de laatste tijd maar niet meer in om 9u00 te vertrekken, vooral omdat het met het schrijven van het reisverhaal gewoonlijk nogal laat wordt en ik er dus ’s morgens slecht uit kan. Wat er weer in resulteert dat ik later op de camping aankom en we zijn vertrokken… .Nu vandaag kwam dat wel goed uit, misschien dat de ochtendspits dan al wat opgelost is. De douche nam in elk geval niet veel tijd, want die was koud in de sanitaire blok.
Al gauw blijkt dat de ochtenspits hier waarschijnlijk gewoon overgaat in de avondspits en dus ben ik maar rond 11u in Belem. Ik rijd over de Ponte do 25 Abril over de Taag naar die stadswijk. Hier herinner ik me de Toren van Belem nog van de vorige keer, net als het beeldhouwwerk voor de ontdekkingreizigers. Ik geraak er snel mijn camper op een parking kwijt en trek naar de toren. Bezocht heb ik die nog niet, en dat zal ook niet voor vandaag zijn gezien de rij die er al staat aan te schuiven. Na enkele foto’s dan maar verder naar het Monument der ontdekkingen dat wat weg heeft van de voorsteven van een schip met de kapitein en zijn manschappen ernaast. Hier heb je ook een mooi uitzicht op de brug die ik zojuist nam en op de Cristo Rei, het 28m hoge standbeeld van een christus met gespreide armen op een 82m hoge sokkel, geïnspireerd door zijn Braziliaanse tegenhanger.
Ik verlaat dan de kade en loop langs de jachthaven naar het centrum van de wijk. Via een tunnel passeer ik de 2 drukke straten en de spoorlijn die hier parallel de rivieroever volgen. Ik wandel over het Praça do Imperio naar het Mosteiro dos Jeronimos, het voormalige klooster met een indrukwekkende gevelpartij en de nodige torens en allerhande tierlantijntjes in de Manuelstijl. Ik plan geen bezoeken van gebouwen voor vandaag, want dan kom je helemaal niet rond, in plaats daarvan loop ik de tropische botanische tuin in. Het is heerlijk wandelen in de schaduw van de bomen, maar eerlijk gezegd is het nu niet de mooiste botanische tuin die ik al zag. Met enkele half vervallen gebouwen er in geeft het maar een verwaarloosde indruk en daar kunnen de eenden met hun energieke kuikentjes achter zich aan weinig veranderen. Wel heb ik vanuit de tuin zicht op de achterzijde van het presidentieel paleis van Portugal, waar de huidige president dus woont. Het gebouw in zachtroze met crèmekleurige accenten, heeft wel een tot in de puntjes verzorgde tuin natuurlijk. Ik verlaat het park en ga op zoek naar het voorkant van het paleis dat echter grotendeels achter een muur schuilgaat. Ik keer stilaan weer terug naar de camper, onderweg nog de nodige foto’s nemende van interessante gevels. Ik zet me in de buurt van de camper op een terras voor de lunch en tegen dat ik verder rijd zijn er weer al 3u voorbij.
Bedoeling is nu van in de buurt van de Alfama wijk te parkeren, maar dat blijkt nog geen sinecure, er worden hier grote wegenwerken uitgevoerd en vele van de normale parkings zijn niet beschikbaar. Met het gevolg dat het overal vol staat natuurlijk, een uur en vele rondjes later slaag ik er eindelijk in om een plaats te bemachtigen waar ik tegen betaling van 4€ de rest van de dag mag blijven staan. Vol goed moed begin ik opnieuw te wandelen, de wijken Bairro Alto, Baixa, Estrella, Avenida en Alfama grenzen hier aan elkaar en ik geniet al wandelend van sommige van de impressionante gebouwen, die naast oude huisjes met afbladderende gevels staan. Wat minder angenaam is de constant rioolgeur, maar dat zal wel met de hitte te maken hebben. In de buurt van het Chiado museum met zijn rijkelijk versierde voorgevel houdt ik een tuktuk aan. Je kan hier nu namelijk zowel met trams, open top bussen, buggy’s, old-timers en tuktuks rondritten door de stad doen. Goedkoop is het niet naar Portugese normen met 45€ voor een uurtje, maar ik spaar er mijn voeten en benen wat mee, want plat kent men in Lissabon niet. Mijn chauffeur voert mij langs steile straatjes en de onontbeerlijke kerken langs huizen met Azulejo’s bedekte gevels en pleinen. Hij brengt me bij enkele uitzichtpunten waar ik onder andere ook het Castelo São Jorge kan bewonderen. Hoe hoger we komen, hoe beter het uitzicht natuurlijk. We doorkruisen zowat de hele Alfama wijk, stoppen bij de kathedraal voor een kijkje binnenin en bij een kerk met een 400 jaar oude stenen stoel, maar ook bij een mozaïek van Amalia de beroemdste Fadozangeres ooit. Een souvenirmarktje staat natuurlijk ook op de bestemming evenals het Pantheon waar beroemdheden begraven worden, dat opnieuw een pronkstuk van overdadig versierde architectuur is.
Ik wordt afgezet aan het Praça do Comércio, dit voormalige paleizenplein is omringd door statige gebouwen, waarvan een paleis met triomfboog en in het midden een ruiterstandbeeld van één van de Portugese heersers, dat nu echter moet vechten om aandacht met het reuzenscherm waar het Europese voetbal feest gevolgd wordt. En blijkbaar kiezen heel wat (Duitse) toeristen het volgen van hun manschaft boven het bezoeken van de stad. Mij niet gelaten, ik moet nu beslissen of ik naar het Castelo klim of de wijk Baixa en Avenida verken. Het wordt uiteindelijk het laatste, kastelen zag en zie ik nog genoeg. Mijn eerste bestemming is één van de bekendste elevador’s van de stad de Santa Justa. Ik herinner me van onze reis in’98 nog dat we dit toen maar een groezelige buurt vonden, maar nu valt dat goed mee, of ik ben meer gewoon natuurlijk. Ook hier staat weer een rij aan te schuiven en ik wandel dus verder naar het Rossio & Figueira plein, waar enkele hotels de mooiste gebouwen hebben ingepalmd. Al is het station Rossio wel het opvallendste met twee Moorse bogen en ontelbare tegeltjes. Smeedijzeren balkons, gevelornamenten, azulejo’s en kleurpaletten trekken de aandacht. Maar ook de terrasjes van de cafés en pastelerias hebben hun aantrek en de fonteinen zorgen met het verstuivende water voor wat verfrissing. Via het Praça dos restauradores, met een obelisk ter nagedachtenis van de gelijknamige oorlog, ga ik naar de door de vele bomen overschaduwde Avenida da Liberdade. Halverwege die laan, keer ik stilaan op mijn stappen terug. In één van de zijstraten rijden tandradtrammetjes op en neer de helling als tegenspeler van de elevadores. Via enkele nauwe straatjes kom ik uiteindelijk weer beneden aan het Praça do Comércio. Ik vind mijn camper zonder problemen weer en stort mij in het verkeer richting Monsanto waar de dichtsbijgelegen camping aan deze zijde van de rivier zich bevindt.
Het is 8u als ik op de mij bekende camping aankom, in ’98 was deze nog gloednieuw, nu zit er al wel wat sleet op. Ik opteer eerst voor de “goedkope” plaatsen, waar je alleen elektriciteit hebt en er geen geëgaliseerde staanplaatsen zijn, maar na 10 minuten tevergeefs zoeken naar een plekje, keer ik terug naar de receptie om een upgrade. Eens de camper er staat ga ik naar het restaurant waar ik Daniel en Sonja van de LROCB tegenkom, die juist teruggekeerd zijn met de bus uit Lissabon. We besluiten samen te eten met een flesje wijn erbij en doen nadien aan hun caravan rustig verder tot even na middernacht. Dan is het echt wel tijd om in bed te kruipen.

Woensdag 22 juni

Late avond en laat op, als ik naar de sanitaire blok ga om te douchen zijn die allen bezet en besluit ik maar om in de camper te douchen. Dan nog wat staan praten met Daniel en zo is het na 10u als ik uiteindelijk vertrek naar Queluz om daar het gelijknamige paleis te bezoeken. Het zal vandaag trouwens de dag van de paleisbezoeken zijn, want ik heb er wel enkele op de planning staan. Maar het begint dus met het Paleis van Queluz, dat dateert uit de 18e eeuw en in Rococostijl is gebouwd. Anders dan de kastelen zijn deze paleizen alleen gebouwd om te pronken en hun rijkdom uit te stallen, en dat is er dan ook aan te zien. Vergelijk het maar met een rijkelijk versierde bruidstaart om de familie en vrienden mee omver te blazen. Kamer per kamer beschrijven zou een boek op zich zelf zijn, maar laat ik het er op houden dat marmer en exotisch hout alomtegenwoordig zijn, net als schilderijen en zijn de plafonds rijkelijk voorzien van beschilderingen van zowel abstracte aard, natuurthema’s of religieuze of familietaferelen. De muren zijn of geschilderd, meestal in pastelkleuren, maar het kan ook gewaagder, of behangen met papier met motiefjes of tekeningen of voorzien van azulejo’s, in blauw-wit. Neem daarbij nog een keer het houtsnijwerk dat al dan niet geschilderd of verguld is en plaasteren basreliëfs om af te ronden. Er valt dus wel wat te bekijken, zonder nog rekening te houden met de meubels die bij een antiquair mooi geld zouden opleveren.
Als je dan door alle kamers, gangen en trappenhallen hebt gezworven is het tijd voor de tuinen, ja meervoud, want er zijn de formele tuinen (symmetrisch met hagen en heggen), boomgaarden, bloementuinen en groentetuinen. De ene al wat meer van beeldhouwwerken en fonteinen voorzien dan de andere. Hier in het bijzonder is er een met azulejo’s bekleed kanaal waar de Koninklijke familie zich liet over glijden in een bootje ter vermaak van vrienden en familie. En ja met een uurtje ben je daar dus niet buiten, het is al middag tegen dat ik weer op weg ga. Ik had er dan voor kunnen opteren om de gemakkelijke route wat meer naar het binnenland te nemen, maar ik besluit om toch de kustroute te nemen en dat zal ik geweten hebben. Veel bochten en steile hellingen zijn mijn deel, maar ook knappe vergezichten over zee en hoge kliffen waartegen de golven woest beuken. In Estoril heb je natuurlijk het strand en de kliffen en op de kliffen de zogenaamde Monte Estoril, de villawijk die tegen de bergwand aankleeft met statige of protserige villa’s, de moderne paleiseigenaars zeg maar, hier natuurlijk geen bezoekjes. In Cascais stop ik bij de Boca do inferno, een deel van de kust waar door de erosie een natuurlijke brug is ontstaan, waar de golven doorheen slaan en bij ruwe zee een donderend effect en opspuitend water uit het “gat”. Na wat rond geklauter besluit ik er een late lunch te nemen met een specialiteit van deze regio, een soort taartjes met flan er in. Enkele kilometers veder zijn er dan de Cabo Rosa en de Cabo da Roca, beide kapen met woeste zee er rond en zwaar door erosie aangetaste rotskusten met spectaculaire kliffen en vuurtorens.
Via het Parque Nacional de Sintra – Cascais rijd ik dan naar Sintra, het blijft nog steeds heel erg bergachtig en de straatjes worden nauwer en steiler, maar de natuur is hier geheel anders, het is hier veel groener en vochtiger door een microklimaat vanwege de vochtige zeelucht die niet over de bergen geraakt en hier dus in de vorm van regen valt. En dat van die wolken kan ik bijtreden, want het wordt grijs en donker weer en de temperatuur daalt een stuk, wat het in combinatie met de wind zelfs wat onaangenaam koud maakt. Het klooster van Capuchos besluit ik over te slaan, ik rijd nu constant tussen de muren van paleizen, jachtgebieden en kloosters en elkaar kruisen wordt echt een probleem. Meermaals moet ik of de tegenligger een stuk achteruit om voorbij te kunnen. Op een gegeven moment zijn er ook stenen bogen waar ik onderdoor moet. Bij een eerste is dat geen probleem, maar enkele lokale mensen doen me teken dat ik verderop niet door kan. Hier draaien is geen optie en dus moet ik tegen wil en dank verder in de hoop van ergens te kunnen draaien. Ik blijf echter gemiddeld een 20cm langs beide kanten van de camper hebben en kom dan bij weer zo poort. Ik kijk even of ze goed gemeten hebben, en ja hoor mooi 3m, wat natuurlijk een probleem is als je camper 3m10 is met de dakkoepels en zonnepaneel. Geen kans dat ik hieronder door kan zonder schade, ondertussen vormt er zich voor en achter mij een file en het wordt nog een heksentoer om me zover opzij te krijgen dat ze allemaal door kunnen. Gelukkig is er hier ter plekke een verbreding naar een metalen hek waarin ik me kan zetten en even later ook kan draaien. Terug bij de lokale mensen die me eerder waarschuwden helpen ze mij op weg naar een alternatieve route.
Zo geraak ik zonder verdere problemen aan het Park en Paleis van Monseratte, al is het dan met heel wat vertraging. De parken hier zijn zo enorm dat je daar alleen al dagen in kan ronddwalen zonder dan nog de jachtgronden te bezoeken, ik wandel er dan ook maar een kort, maar stevig stijgend stuk, door naar het paleis. Dit is niet zo enorm als dat van Queluz, maar maakt dit goed door de Moorse Eclectische stijl waarin dit gebouwd is, of eigenlijk herbouwd is, startende van een bestaande ruïne in de 19e eeuw. Veel torens, koepels en “sleutelgat” deur- en raamopeningen, marmeren zuilen en vloeren en hier en daar een fonteintje binnenshuis. Ondanks dat er geen meubelstuk meer in het gebouw staat toch weer een ongelooflijke creatie waar je alleen hoofdschuddend naar kan kijken. Via een wel heel steile gazon, waarvoor een speciaal irrigatiesysteemmoest ontworpen worden, pik ik nog het ornamental lake mee, net als de Japanese tuin, een ruïne van een kapel, de kenmerkende Banyanbomen van Australië en Polynesië en de vallei van de varens, om zo weer bij de camper uit te komen.
Het is ondertussen heel erg mistig geworden, ik zit gewoon in de wolken dus, als ik naar het Pena Paleis en park rijd. Het paleis van binnen bezoeken gaat niet meer, omdat dit om 19u sluit, maar de tuinen zijn nog geopend tot 20u, met de laatste toegang ook om 19u. Ik ben dus nog juist een kwartiertje voor sluitingstijd van het paleis in het park en begin aan de kwellende wandeling bergop naar het paleis. Als ik dat eindelijk in zicht krijg, met alle mist om me heen, begin ik te denken dat ik hallucineer, een half donkerrood en okergeel kasteel, mat vierkante en ronde torens, kantelen, arcades, boogvensters en dat verspreid over verschillende niveaus, met allerhande gangetjes, tunnels en trappen die van het geheel een reusachtige doolhof maken. Boven de poorten zijn dan nog mythologische figuren gebeeldhouwd, die zich dreigend op je lijken te willen storten. Terwijl de mistflarden over het kasteel trekken, bedenk ik dat als Walt Disney dit kasteel voor één van zijn zeemzoete tekenfilms had gecreëerd, iedereen zou gezegd hebben dat het er fel over was en zoiets niet kan bestaan, … en toch staat het hier in de Portugese bossen op de top van een berg en is het geen decorstuk, maar een extravagantie van enkele Koninklijke familiegeneraties, die waarschijnlijk een beetje gek waren door inteelt en geld van geen belang was.
Terug bij de camper moet ik een beslissing nemen wat ik vervolgens ga doen, normaal heb ik nog minstens twee bezoeken gepland, maar daar is het te laat voor, en dan zou ik nog verder rijden tot voorbij Mafra, waar er ook nog een niet onaardig paleis staat te wachten. Dat zou echter betekenen dat ik tot na 21u zou moeten doorrijden in de mist en het donker en al de geplande bezoeken laat vallen. Dit terwijl vandaag me juist overtuigd heeft dat de pracht en praal en de idioterie echt wel de moeite waar zijn, al is het om er mee te spotten of juist de spilzucht van die adellijke families aan te klagen. Ik ga in mijn campinggidsen en campercontact naarstig op zoek naar een alternatief en vindt uiteindelijk een camperparking in Odrinhas op een goede 12km van hier. Bovendien is er elektriciteit, wifi en drinkwatervoorziening en zelfs een bar op een afgesloten domein. Zeg maar een camping dus, met minimaal sanitair. Ik wordt er vriendelijk ontvangen en kan even later aan mijn avondeten beginnen. Ik ben afgepeigerd na deze dag, maar dwing me er toe om tenminste al het reisverhaal verder te schrijven over de dag in Lissabon, want anders geraak ik echt teveel achterop.

Donderdag 23 juni

Na het douchen en het ontbijt is het beslissingstijd, wat bezoek ik nog en wat niet? Ondanks de vermoeiende dag gisteren was het wel heel erg de moeite waard en ik zou er spijt van hebben moest later blijken dat ik mooie kansen heb laten liggen, dus ga ik gewoon nog wat in Sintra blijven hangen. Het eerste aan de beurt is het Palácio Nacional de Sintra, dat zoals bij al die anderen ook weer een residentie was van Portugese koningen en koninginnen. Elk van hen wou natuurlijk zijn of haar eigen stempel drukken op hun nalatenschap, net zoals dat met religies gebeurt. Dit paleis ligt niet in de bossen, maar midden in de stad Sintra zelf en heeft als meest specifieke kenmerk, twee enorme trechtervormige schouwen die je eerder bij een steenbakkerij zou verwachten dan op een paleis. Natuurlijk is het ook een mastodont van een gebouw dat boven de huizen van het gewone gepeupel uitsteekt, zoals dat hoort bij blauw bloed, en ook hier begin ik aan de ronde van het paleis waar vooral de geschilderde plafonds het meeste bij blijven, en waaraan zalen en kamers hun naam te danken hebben, zoals de zwanenzaal of de duivenzaal, maar ook de zaal van de galjoenen waar verschillende zeilschepen het plafond sieren of de overdadig versierde kapel, waar geen stukje muur meer onbezet is, of de zaal van de wapenschilden, zo overdonderend dat je er op een zetel zou moeten gaan liggen en enkele uurtjes de details zou moeten bestuderen om alles in je op te nemen. Anderhalf uur later sta ik weer buiten en is het wat opgeklaard na een grijze start vanmorgen en mogen de broekspijpen afgeritst en het pulletje uit.
Ik rijd nu tot bijna terug aan het Paleis van Pena voor een bezoek aan het Moors kasteel, dat gisteren volledig in de mist was verdwenen, dat betekent een gezonde wandeling in de buitenlucht want eigenlijk blijven er alleen nog de vestingmuren van over en een ontstellende hoeveelheid trappen om helemaal rond te geraken, maar wat een panorama’s krijg je ervoor terug. Boven je prijkt het Paleis van Pena eenzaam op de top van de berg, zijn kleurenpallet komt in de zon helemaal tot zijn recht, het Sintra paleis onderaan in de stad en Monserrate op de hellingen net zoals nog wat onbenoemde estates of kasteelvilla’s. Ook de Quinta da Regaleira hoort daarbij, maar op wat foto’s na van op de weg en van uit het kasteel, laat ik het daarbij, ik moet nu echt weer verder. Het mag duidelijk zijn dat het Parque cultural de Sintra één van de meest toeristische plaatsen in Portugal is en kan wedijveren met Lissabon zelf. Het is ook als World Heritage site erkend door Unesco trouwens. Dat betekent ook veel souvenirstandjes, restaurantjes, allerhande bussen tuktuks, VW kever cabrio, oldtimers, buggy’s en “al wat rijd en ongewoon is” tours.
Tegen de tijd dat ik in Mafra aankom is het weer al een stuk in de namiddag, lunchen is er op enkele koekjes na niet van gekomen. Het dorpje Mafra lijkt wel een dwergje naast het kolossale paleis dat hier is neer gepland. Dit overtreft in omvang en bombarie alle vorige bezochte paleizen. Meer dan 50.000 arbeiders hebben er 13 jaar aan gewerkt en de staat ging er aan failliet door de spilzucht van de Koninklijke familie, en dit alles als geschenk van de koning aan zijn vrouw omdat die een troonopvolger had gebaard. In het midden de kathedraal met talrijke meer dan levensgrote standbeelden van allerhande heiligen en van binnen eveneens alle pracht en praal, het paleis zelf blijkt dan op het gelijkvloers grotendeels heel erg kaal, met stenen vloeren, zelfs niet in marmer, en heel wat ruimtes ingericht als kloostergangen met cellen voor de geestelijken, pas het verdiep erboven is wat rijkelijker ingericht, maar nog verrassend sober in vergelijking met de andere paleizen, op enkele zalen na zoals de immense bibliotheek. Op de binnenplaats is er een organisatie present die roofvogels opvangt, en tegen een vergoeding mag je met één van die dieren op je hand (in een dikke leren handschoen) poseren voor een fot, de opbrengsten gaan dan naar de opvang van gewonde of verweesde vogels. Ik laat me gewillig fotograferen met een enorme uil met gele ogen van 3kg en wel een halve meter groot, wat een prachtdier en zo tam als een kuiken.
Het is 15u40 als ik vertrek op de plaats waar ik eigenlijk gisterenavond zou aangekomen zijn, het mag duidelijk zijn dat mijn planning even op zijn kop staat, maar dat lost zich uiteindelijk wel op. De rest van de dag geniet ik vooral van de mooie route langs de kust, met voor de verandering een keer een kustweg die bijna steeds zicht op de oceaan biedt. Af en toe een fotostop of gewoon om te genieten van de zilte zeelucht en te staren naar de kliffen die loodrecht de zee induiken. Alleen in Peniche stop ik nog even bij een fort voor enkele foto’s en wanneer ik rond 19u de Cabo Carvoeiro rond, vind ik het wel goed geweest. Ik zoek een kleine knusse camping met restaurant op en geniet na het diner van een mooie zonsondergang.

Vrijdag 24 juni

Ik heb nog steeds niet besloten wat ik ga doen wat betreft de planning, maar dat bekijk ik nog wel even eens ik de eerste stop van vandaag achter de rug heb, in dit geval Óbidos. Dit stadje heeft zoals elk ander stadje hier een kasteel en enkele kerken, alles binnen de muren van de vesting, maar heeft wat met chocolade, ze hebben elk voorjaar zelfs een heus chocoladefeest en welke rechtgeaarde Belg kan daar dan aan weerstaan. Het feest valt wat vroeger op het jaar, maar dat wil geenszins zeggen dat het hier kalmpjes is, integendeel, na Lissabon en Sintra is dit zowat het drukst bezochte toeristische plaatsje dat ik al tegenkwam. Ik parkeer de camper op de speciaal daarvoor voorziene camperparking, waar ook een camperservice is en mag overnacht worden, en wandel langs de aquaduct naar de Porta de Villa, de stadspoort.
De hoofdstraat of liever het hoofdstraatje, want breed is het niet, is een aaneenschakeling van souvenirwinkeltjes met af en toe een bar/restaurant of hotelletje. Je moet echt de zijstraatjes induiken om wat van het originele Óbidos mee te krijgen, wat ik dan natuurlijk ook doe. Dan is alles een stuk authentieker en véél rustiger, want als schapen in de wei volgen de meeste bezoekers elkaar in een lange stoet langs diezelfde hoofdstraat. Natuurlijk kom je de massa weer tegen bij de bezienswaardigheden zoals het kasteel dat deels als pousada is ingericht, maar wel van op de binnenplaats kan bezichtigd worden. Op een plein ernaast wordt er naarstig gewerkt om alles klaar te zetten voor één of ander feest of viering, stalletjes en podia worden ineengetimmerd en elektriciteitskabels uitgelegd.
Ik kies er vervolgens voor om op de omwalling rond te lopen, wat me knappe panorama’s over het naburige landschap geeft en mooi inkijkjes op het stadje zelf. En ook hier geraakt maar een enkele toerist. Eens helemaal rond neem ik nog een kijkje in twee van de kerkjes waarvan de wanden volledig bedekt zijn met azulejo’s en ook het plafond beschilderd is. Het laatste stukje naar de uitgang neem ik terug de hoofdstraat en laat me verleiden tot een kersenlikeur, te drinken uit een chocolade kuipje, dat je vervolgens opeet. Je krijgt dan een Mon Cheri effect, best wel lekker. Terug bij de camper besluit ik van hier maar ineens ook te lunchen alvorens verder te rijden en neem ik tevens een beslissing wat te doen met de planning. Ik knip er een goed deel uit zodat ik vanavond weer mooi op schema zit en zal van hieruit rechtstreeks op Alcobaça rijden waar ik het Mosteiro de Santa Maria de Alcobaça wil bezoeken.
Dit klooster bezit tevens de grootste kerk van Portugal, maar als ik binnenkom valt vooral het sobere interieur op. Hier geen Azulejo’s, schilderijen of zelfs maar heiligenbeelden, met uitzondering van een Mariabeeld bij het altaar dat voor de rest echter ook heel erg sober gehouden is. En toch is deze kerk in al zijn eenvoud erg indrukwekkend, vooral door de afmetingen, waarbij zeker de hoogte van de gewelven en de dragende zuilen een belangrijke rol spelen. Het lijkt wel of je beneden in een canyon staat en tegen de wanden omhoog kijkt. Je moet al in de zijbeuken een kijkje nemen om wat anders dan de houten banken te zien te krijgen. In die zijbeuken staan de marmeren sarcofagen van Inès en Pedro, de troonopvolger en zijn geliefde die vermoord werd door de koning, omdat men bang was dat haar familie een te grote invloed zou hebben. Volgens de legende beweerde de troonopvolger dat ze getrouwd waren en zij dus zijn koningin werd bij zijn kroning en toen liet hij haar graf openen en zijn onderdanen de half vergane hand kussen. De beide moordenaars werd, nog steeds volgens de legende, hun hart ontrukt.
Ook het klooster blinkt uit in eenvoud, al heeft het dezelfde afmetingen als de paleizen die ik de vorige dagen zag, maar hier geen tierlantijntjes maar grote lege ruimtes waar eens de bedden van de monniken stonden of waar ze leefden, bidden en kookten. In enkele zalen staan er echter wel meer dan levensgrote beelden, niet van heiligen zoals in de gevel van de kerk, maar van koningen, die blijkbaar ook eens beschilderd waren. Het beeldhouwwerk van een kroning heeft daarbij nog de best bewaarde kleuren. In een andere zaal staan weer de beelden van bisschoppen en pausen. Het valt me trouwens weer een keer op dat bij heel wat beelden het hoofd verdwenen is en ook bij basreliëfs of zelfs op de Azulejo wanden zijn vaak de gezichten of hoofden met geweld verwijderd. Ik weet dat in sommige godsdiensten geen afbeeldingen van mensen toegelaten zijn, maar het interessante is, dat meestal maar bepaalde figuren bewerkt zijn en andere ongemoeid zijn gelaten in het hetzelfde beeldhouwwerk. Alsof men sommige wou onteren of zo. Na een uurtje door de hol klinkende gangen en zalen te hebben gelopen, keer ik terug naar de camper. Het weer dat sinds vanmorgen grijs en frisjes was, wil vandaag maar niet opklaren, er valt soms zelfs wat fijne stuifregen.
Ik vertrek naar Porto de Mós om daar de gelijknamige kasteelruïne te bezoeken, ik kan er met de camper tot aan de ingangspoort rijden, en wordt er verwelkomd door snoeiharde muziekflarden van muzikanten die hun geluidsinstallaties aan het uittesten zijn, voor de Sylvester feesten vanavond. Het is dus een beetje slalommen tussen muziekinstrumenten, levensgrote luidsprekers en spots die nog her en der klaar liggen om te worden opgehangen. Erg groot is het kasteel niet en ik ben dan ook al vlug rond, waarbij geen trapje overgeslagen werd. Er is in enkele van de nog overdekte lokalen trouwens een fototentoonstelling waar er enkele erg mooie exemplaren tussen hangen. Na nog enkele foto’s van de plaatselijke kerkjes gaat het weer verder naar Batahla deze keer.
Het klooster van Bathale kan in omvang wedijveren met dat van Alcobaça en de kerk is al even eenvoudig, met deze uitzondering dat er kleurrijke glas in lood ramen in staan die het strenge gebouw toch een toets van kleur geven. Dit gebouwencomplex ziet er nog spectaculairder uit dan dat van Alcobaça, waarbij het uiterlijk veel exotischer en bombastischer is dan het interieur. Dit lijkt wel een bos van torens, zuilen, waterspuwers, bogen en stenen raamdecoraties. Het heeft eigenlijk meer weg van een kasteel of paleis dan van een klooster als je aan komt gereden. De eveneens reusachtige kerk kon ik nog bekijken, voor het klooster is het echter te laat, maar dat was ik toch al niet van plan. De crypte met de marmeren sarcofagen van verschillende Koninklijke telgen had ik echter nog wel graag gezien. Normaal behoort dat tot het inkomticket van het klooster, maar omdat ze binnen 5 minuten de deuren sluiten mag ik daar nog even gratis een kijkje nemen. Het is wel vreemd van zo’n 2 enorme kloosters zo dicht bij elkaar te vinden (binnen een diameter van 50km), maar de uitleg daarvoor zou zijn dat het ene vooral de religieuze macht wou tonen en het tweede eerder politie machtsvertoon was.
Ik heb nu nog een korte rit naar Nazaré voor de boeg waar ik me eindelijk nog een keer op een wat normaler uur kan aanbieden op Camping Vale Paraíso Natur Park, midden in de bossen.

Zaterdag 25 juni

Eerste bezoek vanmorgen is aan het stadje Nazaré, veel is er niet te zien en welkom voel je je er ook al niet met een camper, gezien er aan het begin van het dorp een bord staat dat parkeren met campers en caravans nergens toegelaten is. Ik rij toch naar het centrum, of eigenlijk naar de strandboulevard voor een foto van het door kliffen ingesloten strand. Dan maar met de alarmlichten op even met draaiende motor een foto genomen en dan zelf de klif op met de camper. Daar bevindt zich namelijk de Ermida Memória, een klein onooglijk kapelletje voorzien van azulejo’s op het dak en binnenin op de muren. En natuurlijk een Mariabeeld, in het keldertje van het éénkamergebouwtje staat er dan nog een heiligbeeldje van moeder met kind. Hier kwamem de vissersvrouwen bidden voor een behouden terugkomst van hun mannen wanneer die de haven uitvoeren. Op hetzelfde plein staat ook de Igreja Nossa Senhora Nazaré waar ik dan ook maar even een kijkje ga nemen. Vooral een paar mooie religieuze schilderijen op de muren vallen daarbij op. Ik neem nog even een kijkje bij het tandradtreintje dat tegen een minder steil stuk van de klif mensen van strandniveau naar hier boven brengt. Voor pelgrims die vinden dat martelaarschap moeite moet kosten is er ook gewoon een trap.
Volgende bestemming voor vandaag is dan Leiria, de stad waar een Portugese familie die ik eerder op de reis tegenkwam vandaan komt Ik kom echter voor het kasteel, als ik de weg naar boven volg wordt ik op het laatste stukje verwittigd door een buurtbewoner dat ik met de camper verderop moeilijk draaien kan en dus beter of achterwaarts omhoog rijd en parkeer of hier ergens. Ik opteer dan maar dat laatste en zet me op de parking van het politiebureau. Als ik mijn toegangsticket koop komt er een andere bezoekster langs voor een noodgeval, blijkbaar is één van haar metgezellen lelijk gevallen en heeft zich lelijk bezeerd aan het been. Er wordt dan maar een ambulance opgeroepen. Ik begin ondertussen aan een speurtocht door de ruïne van de kerk die in het kasteel staat en werk zo mijn weg op naar de kasteeltorens. Ergens halverwege mijn bezoek, kom ik de onfortuinlijke man tegen met een gespalk been en twee ziekenbroeders die hem naar beneden helpen. Aan de grimassen op zijn gezicht te zien, ziet het er niet al te best uit. Ik ga dus maar extra voorzichtig verder en kom tenslotte heelhuids terug aan de ingang. Ik vind mijn camper zonder wielklem terug aan het politiebureau, maar wip er toch even binnen om te vragen of ik even mag filmen op het binnenplein van het gebouw, dat best aantrekkelijk is. Dat is geen probleem, en ze openen zelf de deur voor me zodat ik er op kan.
Ik wil ook nog een kijkje gaan nemen op het Praça Rodrigues Lobo, een pleintje in de stad waar de overdekte mercado nog de originele arcades moet hebben. Het blijkt niet echt overweldigend, maar gezellig genoeg om er te lunchen op een terras. Ik rijd nu over de IC 2 verder richting Pombal, en net als gisteren valt het op dat er op deze weg heel veel vrachtverkeer is. Dat komt omdat dit het hoofdalternatief is voor de betalende snelweg tussen Porto en Lissabon. Ook naast de weg zie je dat aan de vele transportbedrijven, standjes met fruitassortimenten en autoverkopers.
Ook Pombal heeft zijn kasteelruïne, en nog wel één van de eerste gebouwd door de tempelierorde, die het land wou bevrijden van de Moren, alvorens op te trekken naar Jeruzalem. Net als gisteren zijn er ook hier weer volop voorbereidingen bezig voor één of ander concert of optreden. Drankraampjes en geluidsinstallaties worden weer opgezet net als de podia. De dame van de infobalie bevestigd het feest en nodigt me ineens uit om het ook bij te wonen, waarvoor ik vriendelijk bedank. Op mijn vraag verteld ze met dat eind juni nogal wat stadjes hun eigen feest houden met muziek, dans en eten en drank. Het kasteel is net als dat van Nazaré redelijk klein, maar heeft wel in de toren (of keep) een klein wapenmuseum met zwaarden, harnassen en helmen uit vervlogen tijden. Terug bij de receptie kan ik dan nog een 3D filmpje bekijken over de geschiedenis van het kasteel, in het Engels nog wel. Het zit goed in elkaar en is een aangenaam tijdverdrijf voor een kwartiertje.
Weer in de camper gaat het naar Coïmbra, een universiteitsstad. Onderweg zie ik het bordje naar Conimbriga wel staan maar het klikt niet in de hersenpan en ik zet de weg verder naar Coïmbra. Pas als ik daar aankom en de reisgids er bij neem en mijn planning er naast leg, merk ik dat ik de grootste Romeinse opgraving van het land gemis heb. Dan maar 18km terugkeren op mijn stappen als ik lees dat de site open is tot 19u
En eens ik er rondloop ben ik blij dat ik terug gekeerd ben, want Conimbriga is wel degelijk de moeite waard. Zelden zag ik zoveel mozaïeken in zo’n goed staat op hun originele plaats. Naast de thermen, het forum, de kleine huisjes en shops is er nog een deel van de oude Romeinse weg te zien en het forum dat net als een deel van de publieke thermen op een wel erg moderne manier gedeeltelijk herbouwd is, wat toch een beetje afsteekt tegen het origineel. Het meest interessante zijn echter de funderingen van twee Romeinse villa’s, waarvan eentje de grootste is die tot nu toe van het West-Romeinse rijk gevonden werd, het Casa de cantaber. Ook hier zijn nog mooie stukken mozaïekvloeren te zien, sommige zelfs van de hele kamervloer. De mooiste liggen echter in de andere villa, de Casa das fontes, waarbij men ook de binnentuin omringd door de open kamers en patio heeft gerestoreerd. Deze mozaïeken zijn echt wel verfijnd. Ook een theater werd er blootgelegd, en daar wordt op een podium nog maar eens van alles klaar gezet. De Portugezen vieren blijkbaar graag op plaatsen waar hun verleden tot hen spreekt. Veel van de hier aanwezige gebouwen moesten trouwens wijken toen er in de 4e eeuw een brede verdedigingsmuur rond de stad werd gebouwd, en die blijkbaar niet de volledige stad kon omringen. Ironisch genoeg is dat de hoofdreden dat deze nog terug konden gevonden worden, gezien de rest van de stad opnieuw en opnieuw herbouwd en bewoond werd. Wanneer ik de hele toer gedaan heb, blijft er nog een kwartiertje over om het bijbehorende museumpje te bezoeken waar tal van de hier tijdens de opgravingen (die nog steeds doorgaan trouwens) gevonden voorwerpen worden tentoon gesteld. Een klein jongetje van een Portugese familie heeft niet zoveel respect voor zijn eigen verleden en rent gewoon over de in de zaal liggende mozaïeken vloeren alsof het zijn moeders keuken is.
Opnieuw tijd om maar Coïmbra te rijden, maar bezoeken ga ik vanavond niets meer, ik trek meteen naar de camping en wandel alleen later op de avond nog naar een restaurant waar ik naast een lokale cordon bleu ook nog een flesje rode Douro wijn soldaat maak en afrond met een cocosijsje in de noot. Als ik vertrek heeft Portugal het nog steeds moeilijk tegen Croatië en beginnen de verlengingen. Als ik later in de camper het reisverhaal verder uitwerk, hoor ik plots een gejuich opstijgen uit een dal, dus waarschijnlijk heeft Portugal de buit binnen gehaald.

Zondag 26 juni

Vanmorgen staat dan het bezoek aan Coïmbra op de planning, ik rijd van de camping naar de gratis camperparking, waar er minstens een 20-tal campers staan, aan de oever van de Mondego rivier, al bij al nog niet zo’n slechte plek, zeker omdat er ook nog mogelijkheid is voor de motorhome service (water, zwart en grijs water aflaten), het enige dat ontbreekt is elektriciteit en ik veronderstel Wifi, maar dat is op de campings ook niet altijd fameus is al gebleken. En het is natuurlijk de ideale plek om de stad te bezoeken, gezien op een 100m van de voetgangersbrug ligt die naar de stad leidt over de rivier. Het beloofd opnieuw een bezoek met heel wat klimwerk te worden gezien de ganse oude stad zowat op de Alcaçova heuvel ligt. Ik houd het vandaag op een algemene stadsbezichtiging, zonder bepaalde gebouwen echt te bezoeken.
De toegang wordt gevormd door de Arco de Almedina poort waarna het via trappen naar de Torre de Anto gaat. Het is hier verbazend druk in de nauwe straatjes, wat moet dat hier in het hoogseizoen zijn? Gelukkig zijn een heel deel ervan autovrij of autoluw (alleen de bewoners). Er hangt wel een gezellige sfeer en er vallen weer heel wat plaatjes te schieten van mooie gevels. Gezien er 6 Portugese koningen van deze stad afkomstig waren zijn er ook wel een paar voormalige paleizen, maar de meesten daarvan zijn omgevormd tot universiteitsgebouwen. In de Oude kathedraal (Sé Velha) neem ik een kijkje binnen terwijl er een mis bezig is (het is zondag namelijk) voor een snelle foto van het interieur en even later doe ik het zelfde in de Sé Nova, de “nieuwe(re)” kathedraal. Waar één van de kerkvaders me zowaar een misboekje in de handen wil duwen, ik maak me zo snel ik kan uit de voeten.
Verder omhoog dan naar de universiteitsgebouwen in de voormalige paleizen. Ondanks dat dit gebouwen in functie zijn, kunnen er toch bepaalde zalen bezocht worden waaronder een kapel en een enorme bibliotheek, maar alleen de wachtrij voor de ticketverkoop voor een bezoek op een vastgelegd uur, doet alle zin om eens een kijkje te nemen alvast wegvloeien. Ik neem dus genoegen met foto’s van het binnenplein en de ornamenten die vooral rond de poorten zijn aangebracht, toen het nog als Paleis werd gebouwd natuurlijk. Er is ook een arcade die het bekijken waard is en de klokkentoren die al van ver het uitzicht van Coïmbra bepaalt. Buiten de gebouwen staan er een mengeling van oudere religieuze of Koninklijke standbeelden en modernere die aangeven welke faculteiten in welke gebouwen gezeteld zijn (al is modern een groot woord, want dit is één van de oudste universiteiten ter wereld, gesticht in 1290 en naar Coïmbra verhuisd in 1537). De toeristen worden hier met busladingen tegelijk aangevoerd. Ik zoek een rustiger deel op en wandel via de Aqueduto de São Sebastião naar de botanische tuin, waar het heerlijk rustige en overschaduwd is. Het verbaasd me hoe veel minder steil deze toegang tot de stad is, maar als ik de botanische tuin door ben begrijp ik echter waarom. Ik ben nog maar halverwege en het laatste stuk gaat als vanouds een stuk steiler.
Terug bij de camper is het lunchtijd en dus doe ik dat maar ter plaatse alvorens aan te zetten voor de volgende bestemming. Ik kom nog een keertje langs de kust in Mira en doe zelfs een stukje onverhard, maar omdat dit toch enkele kilometers het binnenland in licht en ik dus eigenlijk gewoon door dennebossen rijd, opteer ik er toch maar voor weer naar het asfalt terug te keren. Aveiro dat ooit wel aan de kust lag, tot zware stormen zandbanken opwierpen voor de kust die verzanding van de toen belangrijke haven tot gevolg hadden, en waardoor er moerassen ontstonden die koorts met zich meebrachten waaraan veel inwoners ten onder gingen samen met de stad. Het was pas toen er kanalen en openingen naar zee werden aangebracht dat de situatie terug verbeterde. Ook dit is een universiteitsstad, maar hier speelt de bedrijvigheid zich vooral rond de kanalen af, met een groot Venetië gehalte. Ik dacht met de Algarve, met uitzondering van Lissabon, wel het meest toeristische deel van Portugal achter me gelaten te hebben, maar dat blijkt niet zo te zijn. Al sinds Lissabon zwermen de toeristen uit naar het noorden en dan moet Porto er nog aankomen.
Maar eerst Aveiro dus, ik stop eerst even aan het Praça da Repùblica waar de Misericórdiakerk een met azulejo’s bezette gevel heeft en ook de binnenkant is er rijkelijk van voorzien. Ook het gemeentehuis, Paços de Concelho, is wel enkele foto’s waard. Aan de kanalen even verderop, wemelt het van de dagjesmensen, de terrasjes zitten overvol en bovendien is er een rommelmarkt aan de gang die verscheidene straten inneemt, maar wel heel gezellig is om op rond te wandelen. Aan het stadje valt te zien dat het tot de 16e eeuw grote rijkdom had (dankzij het zout en kabeljauwvisserij, in Newfoundland nota bene), er zijn hele straten vol met mooie huisjes bezet met azulejo’s (faillance steentjes) maar ook heel wat geschilderd in vrolijke pastelkleuren. Overal varen kleurige voormalige vissersbootjes met toeristen door de kanalen, de zeilen zijn wel vervangen door bijna geruisloze buitenboordmotoren.
Het was een prettig intermezzo, maar ik moet weer een keertje verder. Ik vind geen enkele verwijzing naar de ferry van São Jacinto naar Forte de Barra en besluit maar geen risico te nemen en via een boog rond de moerassen en lagunes te rijden naar Espinho. Maar wat een drukte, in tegengestelde richting is er ellenlang file op de terugweg van de stranden op deze zondagavond en ook in mijn richting is het druk, maar gelukkig wel vlot rijden. Ik heb ondertussen beslist van nog een stukje verder te rijden dan gepland, zo stop ik niet in Espinho, maar in dorpje in de buurt van Vila Nova de Gaia, zo ben ik maar op een goede 6km van Porto aanbeland, in plaats van 22km. Dat scheelt weer in mogelijke files en tijd morgenvroeg. Op Camping Orbitur Madalena zie ik tijdens het verorberen van een schnitzel hoe de Belgen zich met 4-0 plaatsen voor de kwartfinale in het Europese voetbaltoernooi. Terug in de camper ben ik doodop en besluit ik niet meer aan het reisverhaal te werken, maar in bed te kruipen.
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1087
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Op weg door Portugal

Ongelezen bericht door Yohani »

Maandag 27 juni

De laatste week is ingezet, het gaat nu wel erg snel! Vandaag dus Porto aan de beurt en doordat ik gisteren wat verder door reed is het aantal af te leggen kilometers te verwaarlozen. Even later sta ik dan ook in Vila Nova de Gaia recht tegenover de stad Porto, meer bepaald de Ribeira wijk aan de andere kant van de Douro stroom. Een wijd verbreid waanidee is dat de grote Porthuizen in Porto gevestigd zijn, doch niets is minder waar, ze hebben er natuurlijk wel hun verkoopsadressen, maar de plaats waar de Porto wordt bereid en gerijpt, is hier in Vila Nova de Gaia aan de rivieroevers, tot in 1987 was dit trouwens de enige plaats waar Porto vandaan mocht komen (onder die naam). Het lijkt me ook de perfecte plaats om mijn bezoek aan Porto te starten, ik vind een parkeerplaats naast het toerist informatie kantoor, aan de rivieroever en sta op nog geen 500m van de kabelbaan die me in een keer tot aan het Mosteiro da Serra do Pilar brengt. Niet dat ik daar iets mee heb of zo, maar het brengt me wel op de hoogte van het bovendeel van de Dom Luis I brug, langs waar ik naast de metrolijn die er over loopt de Douro oversteek en me zo in één keer in het hoger gedeelte van Porto bevind. Van mijn vorige, vluchtige bezoek in ’98 herinner ik me vooral dat we er niet erg enthousiast over waren, maar al van mijn eerste stappen hier, besef ik nu dat dit toen vooral te wijten was aan het onvoorbereid zijn. Ik begin mijn wandeling dus boven in de stad en zoek rond 15u naar de camper terug te keren om mijn parkingticket te vernieuwen en dan vooral de Ribeira wijk te bezoeken.
Eens op de Dom Luis I brug, gebouwd door een leerling van Gustaaf Eifel, en dat is er aan te merken, heb je een prachtig panorama zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts, met in de verte de twee andere bruggen die vooral het autoverkeer over de Douro brengen. Aan de Vila Nova de Gaia oever zie je nu pas hoe de hele rivieroever tot op zeker hoogte ingenomen wordt door een 50-tal Porthuizen, lange schuurvormige constructies zonder vensters, met rode daken. Aan de Porto oever duiken al eerste de terrasjes aan de oever op met daarachter de van azulejo’s voorziene huisjes, waaraan je echter hun leeftijd wel kan aflezen. Porto ziet er echt wel uit als een oude, maar charmante, stad.
Eens de brug over is het maar een korte wandeling naar de Sé, de indrukwekkende kathedraal die in letterlijke zijn het hoogtepunt van de stad vormt en zo’n beetje van overal zichtbaar is, als je je natuurlijk niet in één van de nauwe straatjes bevind, waar het zonlicht alleen schijnt op het middaguur. Even een kijkje binnen nemen bij het altaar, en ook hier geld weer, hoe groter de kerk, hoe soberder het interieur is. Alleen het altaar gedeelte heeft de religieuze houtsnijwerken met verguldsel, de rest van de kerk is vrij kaal afgezien van twee mooie gebrandschilderde ramen. Ik doe ook even een toertje in het aangrenzende klooster waar er toch weer twee overdadig versierde zalen zijn, de sacristie en de kapel die wederom van boven tot onder aangekleed zijn met verfijnd houtsnijwerk, veel bladgoud, schilderijen en ornamenten. Enkele studenten hebben er als jobstudent de taak foto’s te nemen van alle bezoekers en die vervolgens aan de man of vrouw te brengen, iets wat hier in Porto op verschillende plaatsen gebeurt trouwens, zo ook in de kabelbaan daarnet. Terug buiten is er de Pelourinho, de schandpaal met even verderop het Bisschoppelijk paleis en nog meer vergezichten over de stad die nu onder me ligt.
Ik moet nu voorbij de middeleeuwse toren een stukje naar beneden voor ik de volgende helling op ga en bij het station van São Bento uitkom. Van buiten is het station niet lelijk, maar ook niet echt spectaculair, dat verandert echter als je binnestapt in de grote inkomsthal. Hele verhalen in Azulejo’s uitgebeeld rondom op alle muren, daarboven tegen het plafond aan een reeks geschiedenisbeelden in stripverhaalstijl geschilderd, hier ga je je alvast niet vervelen bij het wachten op een metro. Dit is echt wel het betere blauw witte azulejo werk, ook al omdat nu een keer geen religieuze taferelen zijn, maar taferelen uit de geschiedenis, zoals bijvoorbeeld de belegering van een kasteel of een veldslag. Maar ook vissers of fruitpluksters aan het werk, of enkele mooie dames die poseren op hun paasbest. Ik vervolg mijn weg langs de Igreja dos Congregados, wiens gevel een en al Azulejo’s is, en enkele meer verallen straten naar de Mercado do Bolhão, dit keer geen souvenirmarktje, maar een overdekte marktplaats waar de inwoners van Porto hun groenten, fruit, bloemen, kinderkleding, vis, vlees en al wat je maar dagdagelijks nodig kan hebben, kunnen vinden met toevoeging van wat restaurantjes. Ook het gebouw zelf is de moeite waard, als is dat alleen een beetje zichtbaar als je naar de promenade op het tweede verdiep gaat. De oudere verkoopsters hier zijn niet altijd even opgezet met toeristen lijkt me.
Ik neem een zijstraat richting Igreja da Trindade en stop voor een lunch op een terras, daarna daal ik dan af naar het Paços do Concelho, het prachtige gemeentehuis. Ik kijk even binnen en krijg er onmiddellijk een brochure met de bezienswaardigheden van het gebouw in handen gestopt, doch deze zijn niet toegankelijk gezien het een functionerend gemeentehuis is. Ik keer dus nu op mijn stappen terug, maar wel via de Avenida Dos Aliados, die langs beide zijden omsloten wordt door prachtige paleisachtige gebouwen, die nu echter ingenomen zijn door banken, hotels en duurdere merkwinkels. Via de Rua dos Clèrigos wandel ik naar de Igreja en Torre dos Clèrigos, dat de toren apart vernoemd wordt, heeft zo zijn reden want de hoge ranke toren valt meer op dan het kerkje dat eraan vast hangt. Nog wat verder vind ik de tweelingkerk Igreja do Carmo en Igreja dos Carmelitas, waarvan ik eigenlijk niet door had dat het twee aparte kerken waren. Zo dicht staan ze tegen elkaar, concurrentie misschien? Ik wandel nu naar de Praça da Liberdade om vervolgens in een rechte lijn terug te keren naar de Ponte Dom Luis I en de kabelbaan, hoog tijd om mijn parking ticket te vernieuwen.
Bij de camper aangekomen steekt er een enveloppe tussen de ruitenwisser, met de vraag om 3€ over te maken voor de parking,nochtans ligt mijn ticket klaar en duidelijk en zoals voorgeschreven aan de kant van de bestuurder op het dashboard. Het enige wat ik me kan voorstellen is dat de ondertekenaarster zo klein was, dat ze niet op het dashboard van de Defender kan kijken. Zowel de dame van de toeristische dienst als enkele politieagenten op de fiets, zijn het met me eens dat ik dit niet moet betalen, maar verder helpen kunnen ze me niet. En als je ze dan nodig hebt is er natuurlijk geen parkeerwachtster te vinden natuurlijk. Veel tijd en geld ga ik er echter niet in steken, ik neem opnieuw de kabelbaan, maar nu voor een enkel rit en ga dan de Ribeira wijk van boven naar beneden verkennen, dat is wel zo handig.
Eerste op de planning, het Mosteiro de São Bento da Vitória, dat echter zo ingesloten staat aan alle kanten, dat ik er helemaal rond ben geweest voor ik het besef. Onderweg zag ik dan al wel de Igreja de Nossa Senhora da Vitória en de Igreja de Misericordia. De overdekte markt van Ferreira Borges bewonder ik alleen van buitenaf net zoals het Palaçio da Bolsa (Beurs). Nog even langs het standbeeld van Infante D. Henrique en nog maar een keertje een kerkje, baby blauw geschilderd deze keer, sta ik voor ik het weet opnieuw aan de oever van de Douro, doch deze keer aan de Porto zijde. Even voorbij de Torre do Barredo zet ik me op een terrasje voor een home made gelateria , een ijscrème. De weg loopt nu langs de oever en de van azulejo’s voorziene huizen die ik vanmorgen vanop de brug zag en waarvan ik de vervallen staat, nu van dichtbij, alleen maar kan bevestigen. Ik steek opnieuw de Ponte Dom Luis I over, doch nu op het onderste niveau waar er in plaats van metrostellen, auto razen. Op de Vila Nova de Gaia oever ga ik dan nog even 3 porto’s proeven, een witte, een ruby en een tinto en schaf 2 flesjes aan. Bij de auto geen aanmaningen meer voor extra betalingen, ik keer terug naar de camping van vanmorgen omdat de verlokking van het zwembad lonkt.
Doch daar aangekomen blijken zowel restaurant (geen kok vandaag), als het zwembad (gesloten om 19u) een maat voor niets te zijn. Een beetje een antiklimax na een erg mooie dag, waarbij ik Porto nu boven Lissabon verkies.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Penguin
LROCB-Member
Berichten: 3098
Lid geworden op: vr 25 jul, 2003 13:32
lrocb_lidnr: 1396
Woonplaats: Hoele
Contacteer:

Re: Op weg door Portugal

Ongelezen bericht door Penguin »

Yohani,
Kan je de route eens delen? Met deze kwakkel zomer staat Spanje / Portugal hier als alternatief op de planning.
28/02 - Loss of a good friend...
​__m__( ͡° ͜ʖ ͡°)__m__
Afbeelding
In a time of chimpanzees, I was a penguin.
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1087
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Op weg door Portugal

Ongelezen bericht door Yohani »

Dag Penguin,

Natuurlijk, ik heb de aangepaste versie hier, maar kan je me je e-mail een keer doorsturen per BP of email, want dat heb ik hier niet bij me in Portugal. Is mijn laatste dag hier, vanaf morgen in 3 dagen terug naar België

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1087
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Op weg door Portugal

Ongelezen bericht door Yohani »

Dinsdag 28 juni

Vanmorgen nog voor het ontbijt, maar een keertje het niveau van de motorolie checken, want dat heb ik niet meer gedaan sinds de dag van aankomst in Portugal, en ik heb er ondertussen toch al wel wat kilometertjes door gedraaid. Het pijl blijkt iets onder normaal te staan zodat ik het een beetje bijvul, niet slecht voor een motor van nu meer dan 280.000km. De koelvloeistof staat nog perfect en daar moet ik dus niets aan doen. Het is uiteindelijk 10u tegen dat ik weg ben en ik vrees een beetje voor het verkeer rond Porto, waar ik nu toch voorbij moet. Maar dat blijkt heel erg goed mee te vallen, de GPS stuurt me er netjes rond en het is pas verder naar het noorden dat het drukker begint te worden, terwijl de (betalende) autosnelweg die ik meermaals kruis, er bijna verlaten bijligt. Eerste bestemming, afgezien van een bevoorradingsstop (waarschijnlijk de laatste keer in Portugal), is Vila do Conde waar er een indrukwekkend ex-klooster oprijst boven de rivieroever.
Het Mosteiro Santa Clara toornt hoog boven het stadje uit en heeft zijn eigen kerk, maar is zoals de meeste kloosters niet meer in gebruik. Het werd eerder nog gebruikt als opvangtehuis voor geplaatste jongeren maar wordt nu gerestoreerd, althans van binnen, want de buitenkant lijkt me al piekfijn in orde, maar kan dus niet bezocht worden momenteel. Aan de kerk zit ook nog de aquaduct vast die van zo’n 5 kilometer verderop water transporteerde en gebouwd werd in de 18e eeuw. Een beetje vreemd als de rivier aan de voet van de heuvel voorbijstroomd, maar deze mond hier nog geen 500m verder uit in zee, dus ik veronderstel dat met het getij dit water wel brak zal zijn. De riviermonding zie je van hier boven trouwens mooi voor je liggen. Ook van hier zie je het Praça Vasco da Gama met het mooie stadhuis en nog een kerk. Ik rijd even tot daar om ook daar wat foto’s te maken. Ik twijfel even of ik hier al ga lunchen, maar de camper staat hier in volle zon, en de temperatuur is om van te puffen.
Ik wacht dus nog even tot in Barcelos, waarheen ik een zijsprongetje maak op zoek naar 3 Barceloshanen (het officiële symbool voor Portugal) voor een kameraad. Wanneer ik Esposende nader, begin ik me wel zorgen te maken want waar ik in de Algarve, Lissabon en Porto die beesten zowat naar het hoofd gegooid kreeg, zie ik ze hier nergens meer. Ik had verwacht dat er naast de weg gewoon keramiekverkopers zouden zitten met allerlei soorten, maten en kleuren van hanen. Nog erger, wanneer ik Barcelos binnen rijd, waar dit symbool oorspronkelijk vandaan komt, zie ik er zelfs geen verwijzing naar. Een geit en ganzen in keramiek, ja, maar verder geen kip te bekennen. Na een tijdje zoeken vind ik dan enkele kleine exemplaren in enkele souvenirwinkels, maar die zoek ik niet. Het is tenslotte de dame van de toerist info die me op het goed pad brengt, ze geeft me 2 opties, allebei artisanale coöperaties, de eerste opent maar om 15u, maar de andere in de toren van de plaatselijke vesting is nu wel open, en daar vind ik het gezochte. Dus Jan kan gerust zijn de 3 hanen zijn gevonden, nu ze nog heel thuis krijgen natuurlijk, maar de verkoopster heeft ze wel extra dik voor me ingepakt ter bescherming.
Ik lunch hier op de enorme parking die nog eens bijna volledig vol staat, en vraag me af waar al die mensen eigenlij zijn, want echt veel volk loopt er hier niet rond. Net als in vele andere Portugese dorpjes en steden wordt er hier volop voorbereid voor de zomerfeesten. Nu ik hier toch ben heb ik dan ook maar ineens enkele mooie plekjes bezocht en de toren beklommen waar ze de hanen verkochten. Maar nu moet ik weer verder naar Viana do Castelo, waar ik mijn auto aan de haven parkeer waar een groot voormalig hospitaalschip aangemeerd ligt als museum. In mijn reisgids staat er een plannetje met een wandeling uitgestippeld, maar ik besluit gewoon op intuïtie wat rond te wandelen en lukraak wat foto’s te nemen als ik mooie gebouwen tegenkom. Vooral de smeedijzeren hekwerkjes aan de balkons zijn hier erg in trek blijkbaar, net als de onmiskenbare azulejo’s natuurlijk. Ook het Praça da Républica met zijn Paços do Concelho en natuurlijk de Sé, komen aan me voorbij. De Templo Santa Lucia en het Castelo Santiago Barra, laat ik rustig op hun heuveltop liggen, een foto en wat filmen met een stevige zoom erop, moet volstaan. Er komt een tijd dat een mens genoeg kastelen en tempels van dichtbij heeft gezien.
Ik verlaat nu definitief de kust van Portugal en rijd het binnenland in, in eerste instantie naar Ponte de Lima waar ik kiekjes neem van de Ponte Romano en de St Antonius kerk, waarheen de Romeinse brug voert en tenslotte het Palacio dos Marqueses, dat deel uitmaakte van de vesting van het stadje. Ik blijf dan de Lima rivier volgen onder de welgekomen beschutting van de vele bomen, want ik ben hier nu weer in een erg groene regio aanbeland. In Ponte da Barca ligt er dus ook een gelijkaardige brug, maar al gauw rijd ik verder naar mijn slaapplaats van vanavond, de Camping Lima Escape in Entre Ambos-os-Rios, eveneens aan de Lima rivier. In het restaurant neem ik als voorgerecht ham van zwarte varkens en Backelhau vis met gebakken aardappeltjes en groentjes met een Portugees biertje erbij. Als dat alles wat gezakt is en de forums via internet bediend zijn met het reisverhaal, sluit ik nog af met een ijsje. Morgen een ganse dag in het Parque Nacional da Peneda – Gerès.

Woensdag 29 juni

Eindelijk nog een keer een dag waarbij de nadruk vooral ligt op de natuur en niet op de cultuur. Het Parque Nacional da Peneda – Gerès is eigenlijk het enige Nationale park van Portugal, alle andere zijn natuurreservaten of cultuurparken (zoals Sintra). Ik veronderstel dat dit te maken heeft met de mate van bescherming, al liggen in park ook meerdere dorpjes en is er ook economische bedrijvigheid (druiventeelt, bosbouw, veeteelt, waterkrachtcentrales, …). Het ganse park is in de bergen gelegen, dus dat betekent dat de camper heel wat klimwerk voor de wielen zal krijgen, bovendien zijn het erg smalle wegels waar passeren, juist wel of juist niet kan of helemaal niet kan. Het is dus geconcentreerd rijden.
Ik rijd eerst naar Soajo, het valt direct op hoe groen het hier is, dit is dan ook het deel van Portugal dat percentsgewijs het grootste deel van de neerslag krijgt. Niet vandaag echter want de zon brand in een wolkenloze hemel. Gelukkig zorgt een niet te strakke wind voor wat verfrissing, samen met de hoogte, juist genoeg om er een aangename temperatuur van te maken. Onder een beschermende koepel van dennen en sparren rijd ik in een gezapig tempo naar boven waar ik toch nog even de cultuur een kans geef. Er staan hier namelijk 24 espigueiros, dat zijn stenen (in dit geval) of houten graanschuurtjes die op poten staan. Op het eerste zicht lijken het wel bovengrondse graven, vooral ook omdat velen ervan gesierd zijn met een kruis op het dak. Toch zijn het geen kapelletjes, maar wel degelijk droogschuren waarin het gedorste graan werd opgeslagen, weg van ongedierte. In de houten deur(en) en de stenen (of houten) wanden zitten kieren zodat de wind vrijspel heeft en het graan goed kan drogen. De stenen exemplaren zijn stevige rakkers gemaakt uit het hier alomtegenwoordige graniet.
Ik klim weer wat hoger richting Adrão en laat stilaan de boomgrens achter me. De plaats van de bomen wordt ingenomen door gele brem en een tapijt van wilde bloemen, maar ook meer en meer door granieten rotsen en zwerfkeien, tot de hele berg zowat uit graniet lijkt te bestaan. De weg kronkelt nog steeds voort, en op het hoogste punt, rond de 1400m is er een uitzichtpunt dat een mooi panorama bied over een deel van het park met zijn groene valleien en grijze granieten bergtoppen. In het noorden onder een rotswand staat het Nossa Senhora da Peneda, maar dat laat ik links liggen. Ik zet koers naar Lindoso langs nog smallere wegels, met zowaar nog meer bochten, maar de uitzichten blijven adembenemend. Zeker als je weer eens tot op het randje van de afgrond moest uitwijken voor een tegenligger die liefst van achter een bocht tevoorschijn komen.
Juist alvorens Lindoso binnen te rijden, moet ik de dam van het Barragem do Alto Lindoso over rijden. Het dit is zowat het enige Portugese woordje dat ik met het juiste accent kan uitspreken, je zegt gewoon “Berchem” op uw beste Antwaarps, “Baarchem” dus. Omdat het een stuwmeer is, is het natuurlijk verboden te zwemmen of varen, want als één of meerdere van de schuiven worden open gezet maak je geen schijn van kans en heb je de wilwater sensatie van je leven, maar ook wel je laatste natuurlijk. Twee van de schuiven staan gedeeltelijk open en de kracht waarmee het water er uit spuit is indrukwekkend, er zit dan natuurlijk ook wel een heel meer druk achter. In Lindoso staat er zowaar een kasteel(tje) en maar eventjes 60 van die stenen graanschuurtjes. Ik weet niet of die espigueiros nog effectief gebruikt worden, maar hier staan er in elk geval schoven graan voor, of dat alleen ter illustratie is, is me niet duidelijk. Het kasteeltje is maar klein en ik wandel er in 5 minuten rond en doorheen. Ik krijg er wel een plannetje van het park te pakken, wat wel zo gemakkelijk is. Op de parking neem ik de tijd om even te lunchen.
Nu ga ik even Portugal verlaten, om via Spanje opnieuw terug te keren in het park, omdat er geen weg over het Portugese deel van het park is naar het oostelijke deel. Overal kom ik trouwens bordjes met wandelpaden tegen, want dit is een favoriet wandelgebied van de Portugezen en Spanjaarden. In de bergriviertjes zijn er af en toe natuurlijke baden waar men lekker kan afkoelen. Aan de Spaans-Portugese grens in Portela do Homem, staan er nog de oude douanekantoren, die nu in gebruik zijn als bar met een terrasje eraan, je zit als het ware tussen de twee rijrichtingen in. Ik vraag me af of het oostelijke deel van het Nationale Park even veel de moeite gaat zijn als het westelijke deel, want in mijn reisgidsen staat er weinig of niets van in. Daarom komt het gekregen kaartje extra goed van pas. Onderweg ben ik al een paar keer loslopende Barossão runderen met extreem lange hoorns tegen gekomen, maar ze lijken minder gevaarlijk dan ze er uit zien, alleen zien dat je er geen schept als je een bocht om komt, een bullbar zou hier geen luxe zijn.
Op enkel plekjes zag ik hier al charmante verlaten natuurstenen huisjes, met kapotte ramen en deuren en van binnen gevandaliseerd, maar toch nog heel aantrekkelijke bouwsels, die blijkbaar eens gastenkamers waren, want de borden ernaartoe staan er nog. Ik weet dat dit park eens belangrijk was voor de pelgrims die van Bara naar Santiago de Compostela op bedevaart gingen, maar je zou toch denken dat dit ook nu voor de vele wandelaars prachtige overnachtingplaatsen zouden zijn, eigenlijk wel een gemiste kans. Door het park liep er trouwens ook ooit een Romeinse weg, waar er hier en daar nog delen van te vinden zijn. Van uit de hoogte kijk ik neer op het Vilarinho das Furnas, één van de andere stuwmeren in het park. In Gerês zijn er dan weer thermale baden, niet van vulkanische oorsprong, maar omdat er in de granieten ondergrond diepe spelonken en scheuren zitten waarin dat water loopt en als zodanig opgeward wordt tot 47°C.
Ik draai nu echt richting oosten en wordt aan één van de natuurlijke baden verrast door een 10-tal geparkeerde sportwagens, waaronder een 7 tal Ferrari’s, een BMW roadster, een Mercedes SLK en een formule één achtige bolide, die ik ooit al wel een keer in een berucht auto/entertainment programma op de BBC zag. Benieuwd of die uiteindelijk nog achterop zullen komen over de smalle bochtige wegels hier. Het parcours is er natuurlijk ideaal voor, misschien een beetje smal, maar hoge snelheid is hier vragen om problemen. Het landschap wordt opnieuw spectaculairder met granieten chaoten van bergen die los op elkaar gestapeld lijken te liggen. Één serieuze aardbeving en je krijgt hier een reuzen dodelijk kegelspel. De weg is opnieuw smaller geworden, maar gelukkig neemt het verkeer omgekeerd evenredig af. Ik stop verschillende keren als ik tussen twee rotswanden tussendoor rijd om op een foto te laten zien hoe nietig de camper daartegen is, of hoe groots die bolders wel zijn, naast de weg. In de dalen onder me zie ik zowel de kronkelige weg die ik zojuist afgelegd heb, als onverharde weggetjes die naar ik weet niet waar lopen, maar voor elke 4x4 rijder een mooie uitdaging zouden zijn om te gaan ontdekken, als ze toegankelijk zijn natuurlijk.
Ik heb al de hele tijd enkele Albufeira’s als gezelschap, dat is geen beest, maar dat zijn (stuw)meren die beneden in het dal liggen, pas in Cabril kom ik zowat op gelijke hoogte en steek ik één van de rivieren over, die de meren voed. Hier moet ik stilaan gaan zien wat ik ga doen, ik kan een snellere route buiten het park nemen of de tragere en smallere door het park, met meer kans op mooie panorama’s. Ik kies voor het laatste, al betekent dat waarschijnlijk dat ik vanavond in tijdsnood kom, maar de pracht van het park overwint. En dus blijf ik slingeren over bergwegels en langs kleine bergdorpjes, met een snelheid van nog geen 30km per uur, maar wat is het genieten. Bij de stuwdam van Paradela is het dan opnieuw beslissingstijd en ditmaal haalt de rede het over de emoties, tijd om de planning een beetje aan te passen. Normaal verliet ik enkele kilometers verder het park om zo naar Montalegre en zo verder naar Chaves te rijden, wat op zijn minst nog 60 km zou zijn en dus op deze smalle wegen zeker meer dan 2 uur geconcentreerd rijden zou betekenen. Ik kan echter ook naar het Albufeira do Alto Rabagão rijden en daar een camping opzoeken, en Montalegre overslaan. Dan ben ik op een redelijk uur op een camping en moet er morgen maar een goede 22 km extra gereden worden. Die optie haalt het tenslotte en om 18u30 rijd ik het Parque de Campismo de Penedones op waar ik vriendelijk ontvangen wordt en omdat ik graag nog wil avondeten, speciaal voor mij het restaurant nog wat open blijft. Ik draal dan ook niet te lang en ga tegen 19u00 eten. De lokale ham van eigen gekweekte varkens wordt gevolgd door een gegrilde steak met salade, frietjes en rijst en als toetje een zelfgemaakt ijsdessert.

Donderdag 30 juni

En ik ben vertrokken voor de laatste volledige dag in Portugal, morgen vang ik de terugreis aan, dus vanavond moet ik terug in de buurt van Bragança zijn. Niet dat dit een probleem vormt, want ik heb nog een goede 128 km af te leggen en behalve de panorama’s onderweg maar één stad op de planning staan waar er enkele dingen te bezichtigen zijn. Een kalm dagje dus, en dat mag wel gezien er drie dagen van +/- 600 km volgen. Alvast de vuilwatertank en toiletcassette maar leegmaken, dan moet dat vanavond niet. Water aanvullen wacht ik nog wel even mee.
Het landschap waarheen ik nu doorheen rijd is weer het kenmerkende ligt golvende landschap waar olijfbomen en wijngaarden weer deel van uitmaken, niet spectaculair, wel mooi. Richting de Spaanse grens liggen in de verte nog wat hogere bergen, maar dat zijn alleen nog silhouetten. In Chaves begin ik met een bezoekje aan het Forte São Francisco, dat nu echter omgebouwd is tot een hotel, dus veel valt er niet te bezoeken. Ik wandel dan op het gevoel het stadscentrum in, richting de Torre de Menagem, die ik boven de daken zie uitsteken. Onderweg zijn er weer enkele mooie typische Portugese gevels te bewonderen, en ook enkele waar het verval al hard is ingezet, maar die toch nog een zekere charme hebben. De toren is zowat alles wat er nog overblijft van het kasteel van de stad, dat en enkele delen van de stadsmuren. In het gebouw is een klein militair museum gevestigd met wat wapens, een harnas enkele kostuums, maar het mooiste is het uitzicht van boven op de torre over de stad. Ik lokaliseer er ook de rivier en de brug waarvan ik denk dat ze Romeins is, al ziet ze er nog wel erg recent uit.
Weer beneden wip ik nog even het archeologisch museum binnen dat al even klein is als het militaire museum, namelijk één zaal waarvan de rechter helft van voor de Romeinse periode is en de linkerhelft van tijdens de Romeinse periode. Wat stenen gebruiksvoorwerpen en gebruiksvoorwerpen in de ene en wat ingebeitelde teksten in stenen en zuilen, wat muntjes en eveneens gebruiksvoorwerpen in de andere zaal en dan ben je wel rond. Ik heb goed onthouden welke richting ik uit moet om aan de rivieroever uit te komen en wandel langs de kerk naar beneden om via een parkje inderdaad daar uit te komen. Al gauw zie ik dat mijn Romeinse brug inderdaad niet de juiste is, die ligt een stuk meer naar links en ziet er inderdaad veel “Romeinser” uit dan het recentere exemplaar. Ik wandel er even overheen naar het stadsdeel op de andere oever, bekijk er de kerk en keer terug. Het is ondertussen middag en dus besluit ik hier wat te eten, ik herinner me dat de plaats waar ik aan de rivieroever kwam enkele restaurantjes had met terrasjes, maar ik bevind me nu dichter bij de camper dan bij die plaats. En dus rijd ik er met de camper heen en parkeer me daar in de buurt. Het eerste restaurant is geen suces, ik wacht een kwartier, slaag er maar niet in om de ober, die toch regelmatig enkele van de paar gasten die er zitten bedient, zijn aandacht te trekken. Dan heb ik er genoeg van en trek 2 terrasjes verder waar ik wel bediend wordt door een vriendelijk meisje, dat wel alleen Portugees kent.
Het is uiteindelijk al 14u wanneer ik verder rijd, het is nog steeds erg warm, maar er komen stilaan enkele schapenwolkjes aangedreven. Na een tijdje bereik ik het Parque Natural de Montesinho, hetzelfde waarin de cepo verde camping ligt, maar dat is nog wel een eindje. Hier zijn de bergen volledig bebost en lijkt het dus een golvende zee van groen. Af en toe kruis ik een rivier, de weg gaat nog steeds op en neer en kronkelt, maar niet zo erg meer als gisteren en is ook de normale breedte en dat scheelt toch wel veel. Rond 17u00 bereik ik dan de Cepo Verde camping, waar ondertussen ook het zwembad in gebruik is genomen. Ik aarzel dan ook niet lang nadat de camper gesteld is en neem een verfissende duik. Tegen 20u00 kan ik dan aan tafel een voor een koolsoep, gebakken aardappels in de schil met kalkoensteak en groentjes met een biertje erbij en een ijsje na.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1087
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Op weg door Portugal

Ongelezen bericht door Yohani »

Om af te ronden:

Vrijdag 1 juli

Vanmorgen om 9u00 Portugese, maar dus 10u00 Spaanse tijd, vertrokken. Dat kon vroeger geweest zijn, maar wou toch eerst de ramen en spiegels even kuisen, dat was ik gisterenavond vergeten namelijk, en dat rijdt wel zo aangenaam. Het weer is nog altijd stralend, maar het lijkt wel minder drukkend, wat ook weer fijn is voor het rijden. Eens op weg is het rustig, pas in Spanje beginnen er wat meer vrachtwagens te rijden, in feite zie ik er vandaag meer dan in 3 ½ week in heel Portugal, maar erg druk is het echter niet. Het landschap waar ik doorrijd blijft voor het eerste deel zowat gelijk aan wat ik de eerste week in Portugal zag, is ook normaal gezien ik nog minstens 100 km de grens volg alvorens af te draaien richting Zamora. Ik zie nog enkel ooievaars overvliegen die me uitzwaaien en dan is het gewoon kilometers vreten. Het zicht rondom blijft interessant genoeg om me niet te vervelen.
Pas als ik de Pyreneeën bereik, verandert het weer, het wordt zwaar bewolkt en het lijkt of het elk moment kan beginnen regenen, maar het blijft droog. Ik tank de camper voor een tweede keer vol omdat de diesel hier in Spanje een stuk goedkoper is dan in Frankrijk (1,07 tegenover 1,28€) en juist voor de grens is het dan file waarbij ik toch een goed half uur verlies. Maar niet getreurd, Bidart is een 12 km verderop dus het einde is in zicht voor vandaag. Dat is al bij al heel vlot verlopen. Op de camping Ur-Onea nog even water bijvullen en het overtollige grijswater weg laten lopen, zodat ik geen onnodig gewicht meesleur. De ruiten deze keer wel vanavond doen en dan naar het restaurant voor het avondeten.

Zaterdag 2 juli

Hopelijk wordt het niet te druk vandaag, want dit is natuurlijk de eerste dag van de zomervakantie in veel landen. Gisteren zag ik al heel wat Belgen tegemoetkomen, maar ik rijd gelukkig in de tegenovergestelde richting. Aan Het weer is het hier in elk geval niet te merken dat het zomer is, vannacht zijn er al enige fikse regenbuien overgetrokken en als ik vanmorgen de bestelde croissants en baguette ga ophalen is dat ook met de paraplu. Wanneer ik dan vertrek mogen de ruitenwissers aan. Gelukkig duurt dat niet heel lang, en na een tijdje is het droog, maar nog altijd grijs. De temperatuur is echter nog wel redelijk goed, dus ik kan met het raampje open rijden, wat wel zo fijn is, wat elke Defender rijder wel zal begrijpen. Het weekend rijverbod voor vrachtwagens in Frankrijk heeft blijkbaar toch al veel uitzonderingen op zaterdag, want er rijden er toch nog al wat rond, minder dan op een weekdag, maar toch.
Rond Bordeaux wordt het dan erg druk en kom ik in de file terecht, met een half uurtje vertraging ben ik voorbij de stad en kan het verder richting Tours. De volgende file is er eentje vanwege een ongeval waarbij een VW golf aan de linkerkant in de vangrails is gegaan, het lijkt gelukkig alleen bij wat serieuze materiële schade te blijven. Zelf het weer is weer een beetje beter, nog steeds veel wolken, maar toch ook wat blauw e genoeg zon om de zonnebril terug op te zetten. Ik twijfel of ik opnieuw ga proberen overnachten in Tours of toch maar niet. Ik heb geen nieuws of de campings daar al terug open zijn, na de overstromingen, en zou een stuk verder kunnen rijden, dan heb ik morgen ook wat minder kilometers te doen. In eerste instantie rijd ik wel van de snelweg af, maar besluit dan toch een stuk verder te rijden. Om 19u10 sta ik aan Camping Du Val de Blois, mooi gelegen naast de Loire. 100m verder is er een restaurant, maar als ik daar naartoe ben gewandeld, merk ik dat er letterlijke een buslading gasten is aangekomen, dat zou dus wel eens lang kunnen duren. Daar heb ik niet veel zin in en dus besluit ik me zelf maar een spaghetti klaar te maken.

Zondag 3 juli

Vanmorgen is het opnieuw een beetje beter weer, nog veel bewolking, maar ook wat zon. Op de weg is het nog rustiger dan gisteren nu er bijna geen vrachtwagens rijden. Pas op de periferique wordt het aanschuiven en zelfs daar blijven we bijna constant met zijn allen rijden, al is het traag. Hier is het weer wel verslechterd en regent het. Maar ook dat gaat voorbij en daarna is het weer vlot en droog. Rond 17u00 sta ik dan thuis weer op de oprit, het verlof zit er weer op.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Penguin
LROCB-Member
Berichten: 3098
Lid geworden op: vr 25 jul, 2003 13:32
lrocb_lidnr: 1396
Woonplaats: Hoele
Contacteer:

Re: Op weg door Portugal

Ongelezen bericht door Penguin »

Ben blij dat er in het boekske toch foto's bij stonden ;)
28/02 - Loss of a good friend...
​__m__( ͡° ͜ʖ ͡°)__m__
Afbeelding
In a time of chimpanzees, I was a penguin.
Plaats reactie