Zaterdag 2 juni
Al van voor het begin van de reis mag ik mijn planning aanpassen. Normaal zou ik van uit Mechelen rechtstreeks met de trein naar Brussel Luchthaven gespoord zijn, en dus binnen een kwartiertje daar aankomen. Doch de onweders en een ondergelopen treintunnel in Zaventem beslissen er anders over en dus wordt ik deze morgen met de auto gebracht. Het is weeral een hele tijd geleden dat ik hier met de auto was, maar de situatie is er voor één keertje op verbeterd, het is zelfs duidelijk waar we naartoe moeten, al is het stuk dat je te voet met je bagage moet afleggen wel wat langer geworden.
Eens in de vertrekhal is het nog even zoeken welke check-in ik moet hebben, maar dan gaat alles vlot, er is verbazend weinig volk om in te checken naar London Heathrow en ik krijg de verzekering dat de bagage onmiddellijk doorgechekt wordt naar mijn eindbestemming, Santa Cruz in Bolivië. Voorwaar goed nieuws, want met een overstap in de USA weet je maar nooit. Mijn handweegschaal heeft me ook niet bedrogen en dus geen gezever over overwicht van de bagage. De vriendelijke dame aan de balie waarschuwt nog even voor mogelijke drukte bij de veiligheidsdiensten, maar dat valt nog mee. De douaneformaliteiten zijn geautomatiseerd, dus gewoon even het paspoort inlezen en de poortjes openen zich. Bovendien moet bij de scanners alleen de tablet uit de handbagage en mag de andere elektronica blijven zitten deze keer, zelfs de schoenen mogen aanblijven, wat ook weer prettig is, want niets zo prettig om op kousenvoeten voort te huppelen en parmantig je brok op houden wegens de verwijderde broeksriem. Nog even met een strijkstokje over de kleren op sporen van drugs nazien, en dan een all clear en ik mag verder.
Ik wordt naar Gate B verwezen en heb nog ruim de tijd om te ontbijten en nog even de financiën aan te vullen. Wat blijkt echter, al de automaten hier geven US$, CAN$ of Engelse £, geen Euro’s echter! Mij niet gelaten want tot spijt van wie het benijd, in Zuid-Amerika kan je nog steeds beter terecht met US$ dan met de Euro. De British Airways vlucht verloopt soepel en al gauw zit ik in Heathrow voor een uurtje of drie te koekeloeren na het nog maar eens passeren bij de securitycheck. De terminalwissel zorgt ook al niet voor veel oponthoud. Aan de andere kant is dat nog niet zo slecht, zo raakt mijn bagage tenminste zonder moeite op de American Airlines vlucht naar Miami. Het boarden verloopt ook al vlot en de Boeiing 777 zit lang niet vol, mijn buur verhuisd naar een andere rij stoelen en zo heb ik er twee om het mij wat comfortabeler te maken. Een filmpje en wat feuilletons later, afgewisseld met een maaltijd en op tijd en stond een drankje, is het tijd om een uiltje te knappen, want het was vroeg op vanmorgen.
Nog een beetje slaapdronken hoor ik de aankondiging dat er nog een snack wordt uitgedeeld, en even later wordt dan de landing ingezet. Bij het uitstappen overvalt een vochtige hitte ons, maar dat is snel voorbij als we de van airco vooziene terminal instappen. Hier is het nu 5 uur wachten, dus maar even door de taxvrij-shops gewandeld, een drankje voor tijdens het wachten en een e-book lezen op de tablet. Als de definitieve gate wordt vrijgegeven naar daar verhuizen en onderweg nog even een sanitaire stop inlassen. De vlucht met een kleinere Boeiing 757 zit stampensvol en helaas zit ik als middelste van een rij tussen twee anderen ingepropt. Het 6 uur tijdsverschil begint nu wel te wegen en ik doezel telkens weg, alleen om weer wakker te schieten van kramp in een been, schouder of rug. Geen geavanceerd entertainmentcenter op deze vlucht, dus ook niets om wakker te blijven.
Zondag 3 juni
Enigszins geradbraakt wordt ik wakker als de daling wordt ingezet naar La Paz, het is rond 5u plaatselijke tijd en als temperatuur wordt er 1°C opgegeven en lichte sneeuw! Wij, dat zijn de reizigers die verder vliegen naar Santa Cruz, mogen het vliegtuig niet uit en zien een grondploeg verschijnen die de achtergelaten rommel komt opruimen. Maak je dat ook een keer mee. Door de vermoeidheid dringt de koude lucht tot in onze botten, ik ben al lang blij dat ik wat extra warme kleren in mijn bagage voorzien heb voor deze reis. Ook voor die laatste 40 minuten vlucht zit meer comfort er niet meer in, het is zo druk bezet dat de stewardessen 300 US$ + een overnachting in een hotel en de maaltijden en een vlucht de volgende dag aanbieden aan 5 personen. In Miami was het nog gekker, daar kreeg men 1000 US$ in vliegvouchers met een geldigheid van een jaar voor het ganse OneWorld netwerk + hotel en maaltijden aangeboden om een dagje later te vertrekken.
Echt slapen lukt nu niet meer en de 40 minuten lijken eindeloos uitgerekt te worden, maar eindelijk bereiken we Santa Cruz dan toch. Het tropische klimaat dat hier op 400m hoort te heersen, laat echter verstek gaan, het is nog geen 16°C en het motregent! De bagage ophalen aan de enige rolband van de luchthaven, op zoek naar een ATM om Bolivianos af te tappen, wat pas bij een 2e poging lukt en dan wordt mijn naam reeds afgeroepen. De firma van de huurwagen staat me al op te wachten. Nog even de administratie regelen, het nog openstaande bedrag en de waarborg betalen en dan is de 2.7L benzine Toyota Hilux pick-up een maandje voor mij. Mijn TomTom “World” heeft blijkbaar geen kaart van Bolivië, en heb ik dus voor niets meegesleurd, maar ik krijg zonder bijbetaling een Garmin mee van het verhuurkantoor! Ook een extra benzinetank wordt nog gauw meegegeven en dan kan ik op weg. Enige bezorgdheid is nog dat er geen “deksel” op de pick-up bak zit en mijn bagage dus aan de voet van de achterbank zichtbaar is voor iedereen. De auto is echter wel voorzien van een ingebouwde rolkooi en externe rolbeugel in de bak!
Dank zij de Garmin GPS vind ik snel mijn Hostal Ibiza in het centrum van Santa Cruz de la Sierra (zoals de stad volledig noemt). De auto kan op de afgesloten privéparking en ik breng mijn bagage naar het eerste verdiep. Nog even wat bijkomen van de jetlag, en in de reisgidsen even de bezienswaardigheden van de stad erop nakijken, alvorens naar het Plaza de 24 de Septiembre te wandelen met zijn palmbomen en Basilica Menor de San Lorenzo, een grote kerk in rode baksteen. Net zoals overal in Zuid-Amerika, is het centrale plein de plaats waar iedereen naartoe komt. Om een babbeltje te slaan voor de oudere, te flirten voor de jongeren of achter de duiven te jagen voor de allerjongsten. Ook de schoenpoetsers zijn van de partij, al zijn er vele schoenpoetstronen die leeg staan, de ijsventers hebben plaatsgemaakt voor mannen in een gebroken wit kostuum met karretjes vol thermosflessen koffie en bijbehorende kartonnen bekertjes. Ballonverkopers met enorme trossen blinkende ballonnen in vele vormen, venters met speelgoed, snoepgoed, loterijbriefjes, sigaretten per stuk en allerhande prullaria. En tenslotte nog de souvenirverkopers met lederwerk, nepsierraden en van dies meer, al palmen zij meer de zijstraten en enkele daartoe bestemde marktjes in.
Ik ga op zoek naar een eetcafé om een kleinigheid te eten en kom terecht in een gezellig pandje waar ik een Cesar sla eet. Daarna nog even stoppen bij één van de ijssalons de hier dik vertegenwoordigd zijn, maar door het grijze, koude weer niet veel klandizie hebben. Ik verken nog enkele zijstraten met koloniale gebouwen die het een al meer dan het andere aan het vervallen zijn. De musea rond het plein zijn op deze zondag gesloten, maar ik heb hier nog een dag op het einde van de reis voorzien, en de meeste bezienswaardigheden van Santa Cruz heb ik op deze korte wandeling al gehad. Terug naar de Hostal dan maar, om alvast het eerste deel van het reisverhaal op papier te zetten, de planning voor morgen te bekijken, nog wat uit te rusten en vanavond nog een keer naar het plein voor het diner, want het beloofde restaurant in de Hostal voorziet alleen in een ontbijt. Dat wordt uiteindelijk Café Lorca, waar je in een prachtige binnenplaats zowel beneden als boven kan zitten. Als je geluk hebt speelt er nog een life band ook, ik moest me tevreden stelle met twee Caipirinia’s met daartussen een lekkere maaltijd van steak met Roquefortsaus en witte rijst. Vervolgens nog even op de plaza gaan genieten van een militaire muziekkapel en de speciale sfeer van het plein bij nacht met flanerende mensen en allerlei venters. Tegen een uur of negen keer ik dan terug naar het hostal.
Maandag 4 juni
Na een goede nachtrust, uitgeslapen en wel een karig ontbijt genuttigd en vervolgens de bagage naar de auto gebracht. Het wegrijden uit de garage blijkt nog een zware klus te worden met de pick-up zijn grote draaicirkel, na ettelijke onsuccesvolle pogingen voorwaarts, probeer ik het dan maar achterwaarts, wat me ook nog heel wat heen en weer gedraai kost, maar uiteindelijk ben ik er dan uit en kan ik vertrekken. De geleende Garmin GPS blijkt ook niet veel voor te stellen, alleen de grote steden staan erop en de hoofdweg die ze verbind. Bij een eerste poging stuurt die me gans de stad door en het is hier nu heel wat drukker dan gisteren, zondag. Een 2e poging brengt soelaas en eindelijk raak ik uit Santa Cruz de la Sierra weg. De auto’s zijn hier nog grotere wrakken dan bij vorige reizen in Ecuador en Peru. Maar de claxon, ja die werkt wel. Eens de wat troosteloze buitenwijken uit, wordt het verkeer wat rustiger en de route wat mooier.
In San José is er de afslag naar Espejillos Community Project, ik volg de onverharde weg een stuk tot die een brede maar vrij ondiepe rivier kruist. De weg aan de andere oever ziet er erg smalletjes uit en ik besluit dan maar op mijn stappen of bandensporen in dit geval, terug te keren. Je merkt hier goed dat je op het randje van de lagere Amazone en de aanloop naar de Andes zit. De weg kronkelt langs de berghellingen en het is oppassen geblazen voor koeien, ezels en honden op en naast de weg. In het wegdek zijn er dan ook nog heel wat gaten die moeten ontweken worden en af en toe een peage. Bij de eerste kost die me 13 Bolivianos, bij de 2e waar ik ook mijn paspoort moet tonen aan de politieagenten 20 Bolivianos. Later blijkt dat met de eerste peage de tol tot en met Vallegrande betaald was en vervolgens alleen het betaalbewijs afgestempeld moet worden legt een vriendelijke dame me uit bij de volgende peage. De eerste corrupte agenten heb ik dus ook al gehad, nu voor nog geen 2 Euro is dat geen ramp. Boven het stadje Bermejo rijst El Porton del Diablo op, een grote rots, of zeg maar berg, waaruit enorme bogen zijn geërodeerd in de wanden. De afslag naar de Laguna Volcan heb ik blijkbaar gemist, en ik rijd nu door een deel van het Parque Nacional Amboro dat Los Volcanos wordt genoemd. Oude overgroeide vulkanen die alleen nog herkenbaar zijn aan hun specifieke vorm, ze zorgen in elk geval voor een mooi panorama.
20km voor Samaipata stop ik bij Las Cuevas, ondanks de naam gaat het hier niet om grotten, maar om watervallen. Het wordt meteen mijn eerste wandeling hier. Na 600m kom ik bij de eerste waterval, een kleintje om op te warmen, met een eigen strandje en lagune. De tweede is al een beetje hoger en valt over een richel langs een brede rotswand. De derde waterval vergt een beetje meer moeite langs de oever van het riviertje en vervolgens nog wat verder de hoogte in, langs een bovenaanzicht van de 2e waterval. Deze is meteen ook de hoogste van het drietal en heeft net als beide anderen een strandje en zwemlagune die in de weekends redelijk wat volk trekken. Op deze werkdag is het echter lekker rustig en kan ik grotendeels alleen genieten. Bij het binnenrijden van Samaipata is er de afslag naar El Fuerte, een pre-Inca ruïne, die via een smalle kronkelende weg met hoog oprijzende rotswanden, met zelfs een doorwading, bereikt wordt. Dit Boliviaanse Machu Pichu mag dan niet de wereldvermaardheid van de Peruviaanse site hebben, het is wel Unesco werelderfgoed en best ook indrukwekkend.
Het is voornamelijk een grote rotsachtige bergtop met daarin enkel figuren zoals een reusachtige poema en een panter gekerfd. Op de top is er dan nog de figuur van een slang en een ronde figuur gecreëerd. Deze dateren allen uit de pre-Inca tijd, maar de Inca’s hebben zich deze site op hun beurt ingepalmd en er hun kenmerken aan toegevoegd. Dat is vooral te merken aan de muren en de fundamenten van de administratieve- en woongebouwen rondom het heiligdom. Het is een erg verzorgde site met tweetalige borden in het Spaans en Engels! Een rariteit is het Chincana dat je bereikt via een overschaduwd pad, dat stevig afdaalt. Het blijkt een perfect rond gat te zijn van een meter of 16 diep, waarvan het doel niet gekend is. Één hypothese, en de meest waarschijnlijke, spreekt over een artificiële waterput, andere hebben het over een vergeetput of schuilplaats. De laatste mirador geeft de kans op aanraakafstand van de rots te komen die het heiligdom vormt. Een bewaker houdt een oogje in het zeil, zodat niemand het in zijn hoofd krijgt op de tempelresten te klauteren.
Weer op weg ziet het ernaar uit dat ik toch in het donker zal moeten rijden, om in Vallegrande te geraken. Een korter alternatief dat volgens de kaarten bestaat, vind ik in elk geval niet terug, en dus wordt het de andere omweg met af en toe een dorpje met topes die heel effectief de snelheid eruit halen. Ook opmerkelijk hier, het overgrote deel van de auto’s rijd hier rond zonder nummerplaten, ze ontbreken zowel voor als achter. Geen mens die er zich wat van aantrekt, ook de politie niet blijkbaar. Naarmate het later wordt, zorgt eerst de laaghangende zon en vervolgens de invallende duisternis me parten. Neem daarbij nog heel wat vrachtwagens en het is erg oppassen geblazen. De verstralers komen hier goed van pas. In Vallegrande moet ik dan op zoek naar mijn hotel voor deze nacht, gezien de GPS het hier laat afweten, probeer ik het met Maps.me en deze leid me wel naar de goeie plaats. Het Plaza Pueblo Hotel is recent vernieuwd en op de binnenplaats is er parkeergelegenheid, doch het restaurant ontbreekt, ik begin een trend gewaar te worden. De keuze uit restaurants is hier heel wat beperkter, maar uiteindelijk vind ik dan toch een kippenrestaurant, waar een klein meisje de tafel afruimt en de overschotjes aan de straathonden offert. Het gebouw ziet er niet uit en in west-Europa zou je er meer dan waarschijnlijk aan voorbij lopen, maar dit is Zuid-Amerika en hier zijn de standaards nu eenmaal anders. Eens het kwartje kip met frietjes en rijst geserveerd wordt, blijkt die best wel lekker, of hoe schijn bedriegt. Het pleintje hier is lang niet zo gezellig als gisteren en dus wandel ik maar rechtstreeks terug naar het hotel. Het meisje van de receptie bezorgt me nog een extra dekbed tegen de koude die stilaan op komt zetten, ik zit hier toch al rond de 2000m.
Dinsdag 5 juni
Een lekkere warme douche doet vanmorgen de kilte in de kamer snel vergeten, na het ontbijt vraag ik of de auto hier op de parking mag blijven staan terwijl ik een bezoek breng aan het Casa de Cultura, en dat is geen probleem. Tijdens de wandeling naar het Plaza Principal merk ik al gauw dat vandaag de temperatuur een stuk hoger zal liggen dan de vorige 2 dagen. Gelukkig, ik dacht al dat mijn zomerse kleding allemaal in de bagage zou blijven. Op zoek naar het Casa de Cultura stap ik het toerist info kantoor binnen, waar men me de volledige Ché toer voorstelt, doch die begint maar om 11u30. Voorts is het Ernesto “Ché” Guevara museum dat op het bovenste verdiep van het cultuurhuis gevestigd was, verhuisd naar een eigen museum bij het mausoleum van diezelfde Ché. Ik wandel dan maar een keer het plein rond dat in elk geval veel gezelliger is dan het pleintje van gisterenavond.
Via het hotel ga ik dan naar de Lavanderia van het plaatselijke hospitaal waar het lichaam van Ché Guevara heen gebracht en opgebaard werd na zijn gevangenneming door Boliviaanse militairen en de moord door een CIA agent. Zoals de alerte lezer al wel zal gemerkt hebben draait alles hier rond de Communistische revolutionairen die heel wat van de Zuid-Amerikaanse dictators ten val brachten, met Ernesto Ché Guevara als één van de meest tot de verbeelding sprekende personages. Deze stad is dan ook het eindpunt van de Ruta del Ché die ik vandaag in omgekeerde richting zal volgen. Ik zeg eindpunt omdat hij na zijn dood per (Amerikaanse) helikopter naar hier overgevlogen werd en na een mensonterende publieke “persvoorstelling” van het lijk, waarbij alle inwoners van Vallegrande verplicht als “getuigen” moesten komen opdraven en een gedetailleerde sectie van het lichaam met gegevens van het gebit, vingerafdrukken en dergelijke, om toch maar de dood van de guerrillastrijder te bewijzen, met 6 andere kameraden in een ongemarkeerd massagraf gekieperd werd. Het was 10 oktober 1967 en het zou tot 1995 duren alvorens zijn graf en dat van zijn medestrijders gevonden werd, juist naast de landingsbaan van het viegveldje. Bij het hospitaal aangekomen (dat nog gewoon dienst doet), blijkt dat de lavanderia tegenwoordig alleen nog met de sleutel die bij het Casa de Cultura te krijgen is, toegankelijk is. Met andere woorden, alleen als je de toer boekt!
Dan maar terug naar het hotel om de auto op te halen en dan richting vliegveld naar het museum en mausoleum. Dank zij Maps.me vind ik de weg vrij gemakkelijk door het stadje, waar de grote GPS merken het al lang hebben laten afweten! Alvorens naar het museum te rijden, stop ik nog even bij het Fosa de Revolutionares, het graf van nog enkele andere guerrillastrijders met als bekendste “Tania”, en Duits-Argentijnse ravissante verschijning, die zich bij Ché aangesloten had. Jammer genoeg blokkeert ook hier een hek met slot de toegang. Dan maar weer verder tot aan het spiksplinternieuwe museum naast het kerkhof en het vliegveldje van Vallegrande. In eerste instantie denk ik ook hier ook bot te vangen want alles lijkt hier gesloten en leeg te zijn, maar dan komt Mario al cocabladeren kauwend de poort voor me openen. Hij nodigt me uit de auto binnen de omheining te parkeren en begeleid me naar het mausoleum achter het museum, waar hij me de vrije hand laat met de belofte me in het museum te begeleiden. Het mausoleum is gebouwd boven het massagraf waarin Ché Guevara werd gevonden met zijn 6 makkers. De lichamen, eigenlijk alleen nog de beenderen, zijn niet meer aanwezig, dat van Ernesto Guevara rust nu in Cuba. Naast de zeven stenen met in het wit de namen van de vermoorde vrijheidstrijders erop gekalkt hangen er aan de muren van het gebouw tal van foto’s van het leven van Ernesto “Che” Guevara van af de geboorte tot en met zijn dood. Een bord op de deur beschrijft in detail hoe de lichamen gevonden en opgegraven werden, wat wegens de harde grond met een graafmachine moest gebeuren. Tegen de muur achter het graf staan op zwarte marmeren tegels de foto’s, namen en aliassen van alle guerrillastrijders die in Bolivië om zijn gekomen.
Terug buiten wacht Mario me al op met een verse lading cocabladeren tussen de tanden en in zijn wangen. Als een overijverige hamster gaat hij me door de verschillende zalen voor, uitbundig uitleg verschaffend bij elke foto. Zo duurt het natuurlijk en eeuwigheid voor we rond zijn, al zijn er buiten de foto’s weinig andere tastbare herinneringen en als extra toont hij me nog een stapel krantenartikelen uit 1967 die het overlijden van Ché publiceerden en door mijn gids zijn moeder werden bijgehouden. Zo kom ik natuurlijk veel te laat weer bij de auto, maar de man was zo enthousiast dat ik hem niet wou onderbreken, en het was best interessant ook trouwens. Als afscheid geef ik de man nog enkele Euromuntjes want die blijkt hij te verzamelen. Enkele honderden meters van het museum stop ik voor de lunch, waarna ik ga tanken en de Ruta del Ché aanvang.
200km, onverhard en dwars door de bergen, dat beloofd. Gelukkig staan er op cruciale splitsingen bordjes die de route aangeven, de route volgt het pad van de Guerilleros zoals zij Bolivia binnen kwamen, hun schuiloordenen de dorpjes die hen bevoorraden. Maar op de eerste plaats is het een prachtige kronkelende bergweg die naast haar rijzende afgronden, schuivende en slippende zand en steenpistes en af en toe een verwijzing naar Ché, fantastische panorama’s bied. Twee keer kom ik boven de 2800m, in LaHiguera staat er een standbeeld, een buste en een herdenkingsmonument voor Ché. Ik ontmoet er ook twee Oostenrijkse jonge gasten met wie ik op de bergwegel enkele keren haasje ver gespeeld heb en die vandaag tot Villa Serrano willen raken. Ik was nog iets ambitieuzer met het nog 25 km verder gelegen Padilla. Ik neem en oud dametje mee uit La Higuera die nu het late namiddag is enkele kilometerrs verderop haar koeien wil gaan ophalen, het is wel even schrikken als ze met een machete van een halve meter lang en enkele meters koord instapt. Ze wou eerst in de laadbak meerijden, maar dat had ik toch liever niet. Eens de boerin afgezet gaat het verder op zoek naar de afslag naar Villa Serrano, ik weet nu al dat het een hopeloze race tegen de tijd wordt, om voor de schemering de bestemming te bereiken. Race is trouwens een slechte woordkeuze, rally zou beter zijn, en ook dat klopt niet want het is erg voorzichtig rijden hier. Ondanks het tijdsgebrek, kan ik het toch niet laten regelmatig een fotostop te maken, ik heb bovendien ook de actiecamera geplaatst om toch wat mee te geven van de spectaculaire route.
Op 75km van Villa Serrano en dus 100km van Padilla daalt de schemering neer en wordt de route helemaal een uitdaging. Ik heb nog juist de tijd om enkele prachtige vergezichten op de gevoelige plaat (of in dit geval de sd-kaart) vast te leggen en dan wordt het pikdonker. Met de grootlichten op is het om elke bocht weer afwachten waar de piste nu weer heen gaat, ik stijg opnieuw gestaag na de lange afdaling en kom plots in de wolken terecht. Mist kon ik nu echt wel missen als kiespijn, het tempo verlaagt tot stapvoets en dan nog is het turen naar de weg. Even voor een naamloos dorpje kom ik achter een bus terecht die zich hier ook door worstelt. Verderop nog enkele verrassingen in de vorm van koeien, ezels en zelfs een vosje die mijn baan kruist. Een eerste gesloten hek kan nog omzeild worden via een zelf in elkaar geknutseld wildrooster, maar verderop moet ik toch echt uit de auto om het hek te openen, echt zo’n situatie waarbij je verwacht van één of andere onverlaat op je nek te krijgen. Dat blijkt echter alleen een product van mijn overijverige verbeelding te zijn en ik zet mijn weg voort. De mist trekt weg en ik kan opnieuw wat vaart maken, na wat en eindeloze tijd lijkt duiken er eindelijk lichtjes op, Villa Serrano is een oase van licht, in de straat dansen jonge meisjes en jongens onder het licht van de straatverlichting, een mooi beeld dat de miserie van de laatste uren zo doet vergeten. Ik besluit wel van hier een hostal te zoeken, en niet nog eens 25km pistes te vreten. San Miguel is zo’n hostal op het helder verlichte plaza, de auto blijft netjes voor de deur staan en ik ga nog op zoek naar een hapje te eten. Het worden koteletjes met slappe friet en rijst, wat hier bijna bij alle maaltijden wordt opgediend.
Woensdag 6 juni
Na een goede nachtrust en een douche die juist warm genoeg is om niet koud aan te voelen ga ik kijken voor het ontbijt, of ik even 5 minuutjes kan wachten vraagt men. Geen probleem een beetje later krijg ik twee broodjes met gesmolten kaas en een thee als ontbijt. De eigenares weet me nog te vertellen dat zowel de rechtstreekse route naar Tomina als deze via Padilla onverhard zijn, doch via Padilla moet je een uur extra en het dubbele van de kilometers rekenen. Behalve dat ik in mijn planning de overnachting voorzien had (ik vond zo gauw geen andere in de omgeving), was er niet echt een reden om het stadje te bezoeken en kan ik er dus evengoed aan verzaken. Dat heeft ook als voordeel dat ik geen bijkomende kilometers op de planning van vandaag krijg en dus meer tijd heb om Sucre te bezoeken. Van één zaak ben ik dus al zeker, geen nachtrit vandaag!
Het landschap blijft net als gisteren erg mooi, eerst de smalle onverharde bergwegels die me ongemerkt hoger en hoger brengen en eens voorbij Tomina een spiksplinternieuwe betonweg die me naar een hoogvlakte leid, waarbij de hoogtemeter van de GPS boven 3300m gaat. Doch wordt er hier aan landbouw gedaan, ik zie velden met granen, maïs en zonnebloemen. De koeien, ezels en honden maken geen verschil tussen onverharde wegels en de veel snellere verharde wegen, ze lopen over, liggen er op de dutten en krijgen nog gezelschap van (zwarte) varkens en soms een kudde geiten met herder. Af en toe kom ik een dorpje tegen, enkele huisjes met meestal een schooltje er bij en langs de weg jonge kinderen op weg van of naar school. Er zijn er bij die bij ons moeders rok nog niet durven loslaten en hier op hun eentje op weg zijn. Ook dagelijkse kost de vrouwen in traditionele kledij met lange rok, pullover, twee vlechten een hoedje en de onontbeerlijke kleurrijke omslagdeken die als poncho, draagzak voor kinderen of bundel voor allerhande spullen kan dienst doen. Ik merk ook geruime tijd de resten van een smalspoor-spoorweg op die blijkbaar reeds lang buiten gebruik is. Op 10km van Sucre merk ik nog steeds niet van de stad op, ik ben wel onder de 3000m gedaald en de omgeving wordt groener, pas in de laatste kilometers komen er eindelijk buitenwijken in het zicht.
Sucre was één van de steden die wel in de GPS stonden en dus kan ik het adres van de Hostal Sucre inbrengen, doch die brengt me op het Plaza 25 de Mayo, Maps.me is weer de reddende engel, al moet ik deze keer maar één quadra (huizenblok) verder. Ideaal om de stad te verkennen natuurlijk, eerst echter de bagage 3 verdiepingen omhoog zeulen en vervolgens de auto 2 quadras verder parkeren in weer een erg nauwe parking waarvan de borduur van de inrit liefst 30cm hoog is! Het is nog geen koud kunstje om de pick-up in het straatje dwars te zetten zodat ik de inrit op kan rijden, geen idee hoe ze hier ooit met een gewone auto in geraken. Gezien ik de weg versper voor een andere geparkeerde auto laat ik de sleutel bij de receptie achter voor de tijd die ik in de stad doorbreng. In de Lonely Planet kijk ik nog even waar de meeste bezienswaardigheden zich bevinden, meestal kerken en kloosters, en dat blijkt nooit meer dan 2 quadras van het Plaza 25 de Mayo te zijn, de kathedraal, het Casa de Libertad (waar de onafhankelijkheidsverklaring van Bolivia getekend werd) en nog enkele opmerkelijke gebouwen staan rond het plein zelf. Ik stippel in mijn hoofd een route uit en ga op stap.
Het eerste bezoek is aan de Templo Nuestra Senora de la Merced, een hele titel voor een kerk die duidelijk verwaarloosd is en vrij kaal vanbinnen. De restoratiewerken zijn wel aangevangen maar betreffen voorlopig vooral de buitenkant. Met de 10 Bolivianos ingang draag ik bij tot die restoratie en krijg ik bovendien toegang tot het dak voor een mooi uitzicht over Sucre. Volgens de reisgidsen is dit de mooiste stad van gans Bolivië en wordt dit vooral in stand gehouden door strenge bouwvoorschriften. En het moet gezegd, ik zie weinig of geen bouwvallen hier in het historische centrum. Wel zie je dat hier en daar wat extra onderhoud nodig is maar over het algemeen is het een frisse en nette stad. Dat laatste is vooral ook te danken aan het legertje in het oranje geklede vrouwen die met bezems of zelfs palmbladen de straten en pleinen proper houden. Ondanks het drukke verkeer is het toch een aangename stad om in te wandelen. Op verschillende plaatsen staan klaar-overs in zebra- of dinosauruspak om de voetgangers te helpen met wat dansjes of een vriendelijk woord voor de allerkleinsten die danig onder de indruk zijn van die pratende beesten. Na mijn tocht langs de kerken en kloosters kom ik op het plaza aan en doe daar de ronde, maar neem af en toe de tijd om vanop een bankje rustig naar de mensen te kijken. Het valt direct op dat de mensen hier een stuk moderner gekleed gaan, vooral ook de jeugd heeft zich de westerse mode aangepast. Ook hebben alle auto’s hier weer nummerplaten wat in de regio Vallegrande raar of zelden was (op mijn vraag hoe dit kwam, was in het Ché museum het eerlijke antwoord dat dit “contrabanda” was; illegaal rondrijdende auto’s zonder taksen, verzekering en wie weet rijbewijs? En dan spreek ik wel van 90% van de auto’s in die regio, zowat alles dat geen officiële functie had en lang niet alleen de wrakken, maar evengoed gloednieuwe Toyota 4x4’s). Enkele blokken verderop ga ik ook een kijkje nemen in het Parque Bolivar, nog zo’n groene oase in de stad met veel bankjes, een reuzespeeltuin voor de kinderen en zelfs een mini-Eifeltoren en twee triomfbogen, duidelijk geïnspireerd op Parijse originelen, al lijkt de bewering dat de mini-Eifeltoren van de hand van de originele ontwerper zou zijn, me erg vergezocht, zeker als je al enkele ontwerpen van Gustaaf Eifel met eigen ogen aanschouwde. Dan lijkt dit oranje exemplaar eerlijk gezegd meer op een fors klimrek. Na een verfrissend ijsje wandel ik terug richting het hoofdplein, langs en door de Mercado Central, een overdekte markt, de voorloper van de moderne winkelcentrums als je wil. Ik zoek een Italiaans restaurant op voor een peperoni pizza en ga daarna in de schemering nog even een kijkje nemen op de plaza alvorens de hostal op te zoeken en niet vergeten de autosleutels te recupereren.
Yohani
