Op ontdekking naar het mysterieuze Shqiperia

Hier kun je je eens goed laten gaan
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1102
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Op ontdekking naar het mysterieuze Shqiperia

Ongelezen bericht door Yohani »

Op ontdekking naar het mysterieuze Shqipëria

Zaterdag 30/05

Vanmorgen onder een zonnige hemel vertrokken met bestemming Aarburg in Zwitserland, het is te zeggen, dat is de eerste tussenstop op weg naar mijn vakantiebestemming Shqiptëria, en ja dat ligt in Europa. Als het al gekend is in West-Europa dan is het onder de naam Albanië, en velen weten het niet te plaatsen op een blinde kaart van Europa. Om het even te duiden Shqiptëria ligt tussen Griekenland, FYR Macedonië, Kosovo en Montenegro tegenover Italië. Tot zover de geografie, ook wat reputatie betreft is het land niet echt de geliefde vakantiebestemming van de doorsnee Middelandse Zee bezoeker, doch dit is vooral gestoeld op het woelige verleden, in een even woelige regio. Sinds de eeuwwisseling is er echter heel wat veranderd en ik wil het nog graag bezoeken voordat het massatoerisme het land ontdekt.
Vandaar dus dat ik nu onderweg naar Zwitserland, via een mij welbekende weg die ik reeds vele keren heb gevolgd naar bestemmingen als Corsica, Sardinië, Sicilië en Griekenland. Het verkeer valt wel mee op deze zaterdag, al stropt het even op in Wemmel. Ook Luxemburg wordt (relatief) snel genomen en even voorbij Thionville is het tijd voor de lunch. In Frankrijk krijg ik nog één keer te maken met een opstopping, waar er een personenauto hard in de vangrails is gegaan en over de snelweg de berm is ingeschoven. Net voor ik Zwitserland binnen rijd, stop ik even voor een eerste tankbeurt en dan gaat het richting Basel. Aan de grens nog even het wegenvignet kopen (40 SFr of 50€) bij een vriendelijke douanier en dan gaat het weer verder. Om 18u15 sta ik op camping Wiggerspits en een uurtje later geniet ik van kippennuggets, frietjes en een appelcider.
Ik kan de verleiding niet weerstaan om ’s avonds nog een wandeling te maken naar het centrum van het stadje, langs de oever van de rivier vind ik enkele verlaten huizen die voorzien zijn van smaakvolle graffiti, echte kunstwerken, maar niet iets dat je verwacht in het “nette” Zwitserland. deze keer wandel ik niet volledig rond de kerk en de vesting op de rots die boven het stadje uitsteekt, zoals ik een vorige keer deed, maar neem de trappen die naar boven leiden. Een eerste splitsing brengt me naar het panoramaterras voor de kerk, met een prachtig zicht over de vallei met de snelstromende rivier en typische Zwitserse huizen. Verder naar boven volg ik een aanlokkelijk verlicht pad langs de muren van de vesting, tot ik een deuropening in de omwalling vind. Als een mot aangetrokken door het licht ga ik de gang in en kom terecht op een binnenplaats waar er blijkbaar een theaterstuk of ridderspel wordt gerepeteerd. Ik keer stilletjes op mijn stappen terug en wandel in de invallende duisternis terug naar de camping.

Zondag 31/05

Na een rustige nacht ben ik iets na 9u weer op pad, op de weg is het rustig, het meest opvallende is het grote aantal Amerikaanse en andere sportwagens die me zowel voorbijrijden als tegemoet komen. Nu is het me elke keer al opgevallen dat er veel van de wagens rondrijden in Zwitserland, maar nu lijkt het toch of er ergens een autotreffen in de buurt van Luzern is. Terwijl de Camaro’s, Chargers en Corvettes afgewisseld worden met enkele Porches nader ik de Gothardtunnel. De borden die aangeven welke bergpassen open of gesloten zijn, staan op één na nog allen op rood, dus de Gothardpas is momenteel geen alternatief, mocht het de druk worden. De drukte valt echter heel erg mee, ik moet zelfs niet aanschuiven, één wachtbeurt voor het rode verkeerslicht en ik mag al door. Eens de 17km lange pijp door ziet het weer er bij het verlaten van de tunnel er gans anders uit. De zon heeft plaats moeten ruimen voor een grijze lucht en voor het eerst deze reis beginnen er enkele druppeltjes te vallen. Op de toppen van de bergen ligt er nog heel wat sneeuw, vandaar ook dat de bergpassen nog gesloten zijn natuurlijk.
De grensovergang met Italië verloopt ook weer vlotjes en een tijdje later stop ik voor de lunch en een tankbeurt. De lunch in de camper lukt nog, maar als ik voorrijd om te tanken, roept de tankbediende dat de ganse boel voor 20 minuten geblokkeerd wordt en beginnen ze de standen van de pompen op te nemen. Ik heb geen zin om daarop te wachten en besluit door te rijden naar het volgende tankstation. De prijzen voor diesel liegen er hier ook niet om, maar liefst 1,43€ per liter mag ik neertellen. Voorbij Milaan wordt het drukker op de baan en drukkend warm, de hemel wordt van grijs tot bijna zwart en het duurt niet lang of er barst een hevige storm los die het zicht tot zowat tot nul herleidt. De alarmlichten van alle auto’s gaan aan en de snelheid gaat er uit, de pechstrook staat vol met auto’s die niet verder durven en onder de bruggen verzamelen de uitgeregende motoren zich. We krijgen nog enkele van dergelijke onweders over ons heen, enkele met zware bliksems, voordat de hemel weer opklaart. Daarmee is ook de ergste hitte weer even voorbij. Via Bologna gaat het naar het zuidoosten om een stukje onder Rimini een eerste glimp op te vangen van de zee.
In Fona ga ik de snelweg af op zoek naar de camping Mare Blu, waar ik enige jaren geleden op weg naar Griekenland ook al was. Voor 15€ (10€ als ik een plekje aan de overkant van de straat kies), heb ik een overnachtingplaats met elektriciteit en sanitair tot mijn beschikking. De camping is op al die jaren wel nog meer geëvolueerd tot een stek met veel vaste gasten en bungalows. Ik wandel nog even naar het strand, lees nog een beetje en ga tenslotte rond 8u30 een stukje eten in het bijbehorende restaurant. De Prosciutto & melon waar ik mijn zinnen op had gezet is helaas niet voorradig, en dus opteer ik maar voor een salade met tomaten, kaas en scampi’s, die ik nog niet voor de helft op krijg, gevolgd door een Risotto al Mare, de Italiaanse versie van een Paella, zeg maar. Light of zero drankjes hebben ze hier niet en dus opteer ik maar voor een mineraal water om af te ronden met een artisanaal gemaakt ijsje.

Maandag 01/06

Vanmorgen uitgeslapen, het is immers nog maar een 50-tal km naar de ferryhaven in Ancona, dus ik heb alle tijd. De boot vertrekt om 17u30, en je bent daar best 2 a 3 uur op voorhand. Ik ben echter al om 11u30 aan de check-in om mijn elektronische boeking om te zetten naar tickets. Ik krijg er zowel de tickets voor de heen als de terugreis en heb dan nog alle tijd om rustig wat te lezen, het reisverhaal aan te vullen en ik maak ook een rugzakje klaar voor op de boot, gezien camping on board bij Minoan Lines niet meer bestaat (of toch niet in de oorspronkelijke vorm). Ik heb deze maal geopteerd voor een Airstyle slaapzetel omdat ik me de miserie nog herinner om een slaapplaats te vinden op mijn vorige oversteek met Minoan, toen ik geen slaapplek reserveerde. Tenslotte is er nog tijd om een hapje te eten alvorens naar de ferryterminal te rijden. En dan is het wachten op de aankomst van de Cruise Europa, die volgens de man aan het loket zo rond 14u30 zou arriveren. Een andere mogelijkheid was om onderweg een pauze aan het strand in te lassen, maar het is hier vrij vol gebouwd en bovendien loopt de spoorlijn hier vlak naast het strand, zodat vele parkeerplaatsen onbereikbaar zijn met een camper van 3m hoog. De ferry is er op tijd, maar het afladen duurt zo lang, dat de vertrektijd al voorbij tegen dat het laden begint. Dan komen eerst alle vrachtwagens, campers en auto’s voor Patras aan de beurt, gezien de boot naar die bestemming doorvaart en deze dus achteraan dienen te staan en tenslotte komen wij die naar Igoumenitsa varen aan de beurt. Met 2 uur vertraging komen we los van de kade en verdwijnt de haven van Ancona stilaan uit het zicht.
Eens de zon wat begint te zakken begint de korte broek en t-shirt wat frisjes te worden en dus rits ik de broekspijpen aan en trek een dunne fleece overaan, gelukkig allemaal op voorhand voorzien, want aan de camper kan je tijdens de reis niet meer aan. Ik sta gelukkig wel dicht genoeg bij een stopcontact geparkeerd in de garage van de boot, zodat ik tijdens de overtocht de ijskast op 220V kan laten draaien. Ook in mijn rugzak, mijn tablet, een fleece slaapzak en een KW, zodat ik een beetje op alles voorzien ben. Ik verken alvast de slaapzaal met “airseats” en dat is dus jammer genoeg een woord dat volledig de lading dekt, het zijn dus echt vliegtuigstoelen, met dit extra nadeel dat ze niet naar achteren kunnen klappen. Dat belooft voor vannacht. Maar eerst een hapje eten in het zelfbedieningrestaurant, kip met frietjes, een Griekse Tatsiki en een colaatje erbij. Best lekker allemaal, al mochten de grof gesneden frieten wat warmer. Na enkele onsuccesvolle pogingen om het schip te verkennen, met verdiepingen die niet allemaal in verbinding staan met elkaar en deuren naar dekken die afgesloten zijn, vind ik de receptie terug, maar de wifi waar ik toegang voor vraag, blijkt buiten werking (om dezelfde reden konden er aan boord ook geen kredietkaart betalingen gedaan worden, een sof voor de duty free). Ik ga dan maar nog een drankje halen op het pooldek, met het zwembad dat natuurlijk ook weer leeg staat (doen ze eigenlijk ooit nog wel water in die dingen, na de foto voor de brochure?), geniet van een mooie zonsondergang en vertrek even later naar de slaapzaal.
Gelukkig is die lang niet volzet, zodat ieder toch minstens 2 stoelen heeft om op te liggen, de rijen met 3 stoelen zijn wel al lang bezet, veelal door er slaapzakken en dergelijke op achter te laten. Voor de niet zo ervaren boot- of vliegtuigreizigers: op 3 zetels kan je languit liggen op 2 niet … . Nadeel van zo’n grote zaal is het vele rumoer, blauwe lampen die de ganse nacht aanblijven (al beter dan het witte licht van eerder op de avond, maar toch) en een buslading met Duitse jongeren zonder begeleiding die tot na middernacht met veel tamtam in en uit de zaal komen gestormd. Komt daarbij nog dat ik elke 10 minuten een ander lighouding moet zoeken omdat ik telkens weer verkramp in de ongemakkelijke houding. De volgende keer toch maar een bed in een cabine, koste wat het kost!

Dinsdag 02/06

Na een niet zo rustige nacht, waarin de slaap dan toch uiteindelijk gekomen is, al was het dan in horten en stoten, een douche opgezocht die enigszins doenbaar was van netheid (mens wat voor een vuillakken zitten er toch op zo’n ferry en hoe smerig kan je een toilet of douche krijgen op één nacht) en een snelle douche genomen. Het ontbijt schiet erbij in omdat ik vergeten ben dat in Griekenland het uur één uur vooruit staat en de cafetaria dus al gesloten is, omdat de haven nabij is. Dan maar een stukje cake en een fruitsapje al staande opeten. Het wachten duurt dan nog een eeuwigheid waarna we met zijn allen de trappen af mogen om tussen de geparkeerde auto’s door je eigen wagen te vinden. Niet vergeten de elektriciteit af te koppelen, de natte spullen te drogen te hangen en de rugzak leeg te maken, en dan is het bijna aan mij. Halverwege de garage de camper draaien, dan moet ik er niet helemaal achterwaarts uit, en even later sta ik op de mij welbekende kade van de haven van Igoumenitsa, zelf de blusboot ligt er weer. Als ik in mijn Tomtom het eerste dorpje in Albanië als bestemming ingeef, wil het ding al niet meer verder, nochtans zou er zo’n 50% van de wegen moeten instaan, niet dus… . Alvorens het stadje uit te rijden tank ik de camper nog vol, aan een iets wat betere prijs dan in Italië: 1,28€/l kost het me hier. De klepjes en het raam van de camper staan open onder het rijden want het is hier lekker warm, short en t-shirt zijn opnieuw de favoriete klederdracht en nog transpireer je.
Door naar het laatste dorpje op Grieks grondgebied te verwijzen, kom ik via de mooie kustweg aan de Albanese grens. Griekenland uit gaat heel vlot, met een bezoekje aan de politie en de douane, en ook aan Albanese kant gaat het vlot al wordt daar wel nagezien of je een geldig verzekeringspapier hebt en krijg je een ingangsstempel in het paspoort gestempeld (op de laatste pagina dan nog wel). Grappig hoe op de GPS de kaart aan de grens gewoon leeg wordt, als ik de hoofdstad Tirana in breng wil hij nog wel een route vinden, doch niet diegene die ik nodig heb. Vanavond maar een keer nazien wat de Garmin te bieden heeft. Ik haal dan maar mijn kaartleeskunsten boven om de weg naar de Konispoli te zoeken (gewoon de doorgaande weg volgen en de wegwijzer volgen). Het dorpje ligt tegen een steile heuvel op en mijn campertje mag serieus klimmen. Een Bancomat zoals die dingen hier noemen, hebben ze er echter niet, de mensen zijn heel hulpvaardig maar met enkele woorden Engels en geen Albanees van mijn kant komen we natuurlijk niet ver. Dan maar op goed geluk verder richting Butrint en onderweg af en toe eens vragen. Even later heb ik prijs in een wat groter dorp, een jonge vrouw wijst me waar ik moet zijn, en de politieagent wijst me naar binnen om de juiste wisselkoers nog even te checken. Vervolgens aan de flappentapper zomaar eventjes 50.000 Lèk afhalen (een goede 360€), pfff dat telt ongemakkelijk, dat wordt nog veel rekenwerk om de prijzen te kennen.
Volgens mijn kaart moet ik de richting Xarrë volgen en dat doe ik dus ook zo goed en kwaad als ik kan, maar het duur verdacht lang alvorens ik Butrint vind. Ik stop naast een geparkeerde tegenligger en vraag het een keertje, deze weg kan maar is blijkbaar een groet omweg en dus keer ik maar terug in mijn sporen. Enkele kilometers verder neem ik dan de kortere weg maar bereik daardoor de site van de andere kant dan voorzien in mijn planning. Niet dat dit erg is, maar het zorgt wat voor verwarring, want als ik het dorpje Ksamil nader ben ik volgens mijn oorspronkelijke route al voorbij de site. Ik draai nog een keertje terug maar moet toch tot de conclusie komen dat ik nog door het dorp moet. In het dorp wordt ik toegezwaaid met een recalmefoldertje met daarop inlichtingen voor een camping met restaurant en Wifi, dat is voor straks, ik vraag hen in één keer ook naar mijn bestemming en wordt inderdaad nog een 10km verder verwezen.
Als ik daar aankom is het volledig duidelijk dat ik uit de “verkeerde” richting kom, want het krakkemikkig pontje dat ik normaal moest nemen met de camper ligt nu recht voor mijn neus, met de archeologische site aan deze kant. Ik parkeer de camper en koop me een toegangsticket, er is wel keuze uit een 5-tal verschillende talen voor de brochure die meer uitleg geeft over de site. Langs een Venetiaanse toren wandel ik onder de weldoende schaduw van de bomen naar een klein maar mooi Grieks-Romeins theater uit de 3e eeuw BC, met er juist onder de ruïnes van een 5 eeuwen jonger Romeins badhuis. Langs de resten van het Griekse agora (plein) dat door de Romeinen omgebouwd werd tot een forum (plaats met publieke gebouwen) wandel ik naar het gymnasium, dat eerder blijkbaar een religieuze functie had en ook nog een keer werd verbouwd tot een kerk, van recyclage gesproken. De fundamenten van een Romeinse villa, die omgebouwd werd tot een paleis, zijn vooral mooi wegens de ligging aan de waterkant. Een doophuis lijkt met wat verbeelding zowaar een beetje op Stonehenge, de mozaïeken liggen verborgen onder een beschermende laag zand en fijn grind. Een fontein gewijd aan nimfen valt een beetje in het niet naast de resten van een 6e eeuwse basiliek.
Het wandelpad volgt nu de vestingmuren die gedeeltelijk bestaat uit grote, mooie in elkaar passende stenen die op elkaar gestapeld zijn. Af en toe voorzien van gemakkelijk te verdedigen poorten zoals de Lake Gate, en de Lion Gate, deze laatste genoemd naar de grote steen die later werd toegevoegd om de ingang te verkleinen en beter verdedigbaar te maken, waarop een leeuw staat die een stierenkop verorberd. Typisch bij beide poorten zijn de trappen die direct in de muuropening beginnen, waardoor belagers maar één voor één binnen kunnen proberen te dringen. In het midden op het hoogste punt van het schiereiland waarop Burint ligt, zijn er nog enkele funderingen van de Acropolis, het dorpje waar men leefde, maar is het vooral het Venetiaanse kasteel dat met alle aandacht gaat lopen. In het pittoreske kasteeltje is ook het museum van Butrint gevestigd, waar enkele van de hier gevonden artefacten worden bewaard. Vervolgens keer ik dan terug naar de ingang en pik onderweg nog een babyflesje op dat iemand kennelijk verloren is, krijg een foto aangeboden die bij de ingang werd genomen en geef daar het flesje af.
Ik neem te voet de gammele pont die dmv stalen kabels wordt overgetrokken om aan de overkant het triangelvormige kasteel (Trekëndore Kështiella ) te bezichtigen. Hier geen bordjes of plannetjes, en ook geen ticket, ook niet voor de pont als je te voet bent (auto’s wel, maar je moet in principe dus wel wachten tot er een auto over moet, al loopt het zo’n vaart niet). Met de vestingmuren, 2 torens en een cirkelvormig gebouwtje in het kasteel, heb ik alles wel gezien en keer via het pontje terug naar de camper. Terug naar Ksamil dus, waar ik even later hartelijk ontvangen wordt door de eigenaresse van de camping Sunset. De plaats zelf is een grindplein aan de rand van het water met eigen keienstrandje en restaurant en bar. Ik maak nog een praatje met een Nederlands en een Zuid Afrikaans koppel die al enkele weken onderweg zijn in het land, de eerste met een fabriekscamper, de 2e met een Toyota Land Cruiser met daktent die ze van Zuid-Afrika overgezet hebben naar het Verenigd Koninkrijk om er 7 maanden mee door Europa te trekken alvorens overland terug naar Zuid-Afrika te reizen. Natuurlijk bezorg ik hen een folder van het overlander treffen in September. Beide koppels zijn vol lof over het land en de mensen hier.
Rond een uur of 7 ga ik naar het overdekte terras van het restaurant dat bij de camping hoort en krijg er een mixed salade met extra feta, een kom mosselen in een sausje, brood en mineraal water gevolgd door een ijsje voor de hele som van 7,5€! En nog lekker ook. Dan het reisverhaal nog wat aanvullen en de degelijkheid van de wifi verbinding testen.

Woensdag 03/06

Vanmorgen om 7u00 stonden de Zuid Afrikaanse medekampeerders klaar om te vertrekken, bij mij zal het uiteindelijk een paar uurtjes later zijn, omdat ik na de mindere nacht van gisteren wil uitslapen. Rond 9u30 ben ik dan toch ook op weg, al bij het opstaan was het al een mediterrane zomertemperatuur en om 7u is het ook al volop licht. Mijn eerste stop heb ik voorzien in Sarandë bij het Lëkurësit kasteel, doch ik vind er geen spoor van en dus zet ik maar koers naar de volgende bestemming, het Park Arkeologjik Finiqi, ook wel al eens geschreven als “Foiniki”, dat is hier iets waar je kop noch staart aan krijgt: de schrijfwijzen hier kunnen nogal eens verschillen, zo worden de ë en a door elkaar gebuikt bij plaatsnamen op kaarten zowel als op naamborden. Ik heb ondertussen ook de Garmin GPS bovengehaald en deze heeft in tegenstelling tot mijn Tomtom toch al minstens een deel wegen erop staan. De volgende dagen zullen uitwijzen in hoeverre de dekking en de details van het wegennet gaan. Ik raak er via een steile smalle weg in elk geval tot mee in Finiqi, weliswaar met een eerste tussenstop bij het Manastiri i Mesopotamit, dat zowel een kerk als een klooster kan betekenen. In dit geval dus een kerk, waar op een klein onooglijk metalen deurtje geen enkel raam of toegangspoort te ontdekken valt. Wel enkele bogen die zouden kunnen aangeven waar er misschien ooit ramen en deuren zaten, maar die zijn nu verzegeld met metselwerk dat er even oud uitziet als de rest van het gebouw.
Verder naar de archeologische site, in tegenstelling tot Butrint gisteren, blijven er hier eigenlijk alleen nog enkele fundamenten over, ook is er hier geen sprake van een plannetje of informatieborden zodat je er het raden naar hebt wat je voor je hebt. Ook de informatie in de reisgids is summier en gaat meer over wat hier ooit was, dan wat er te zien valt. Eén ding is alvast wel herkenbaar, de alomtegenwoordige bunkertjes die over het landschap gezaaid liggen, een erfenis van het regime van Hoxha. Je ziet deze mini-doompjes echt overal, soms alleen, soms in clusters bij elkaar. Een andere fundering is ook nog herkenbaar als een klein halfrond theater. Ik wandel in de verzengende zon tussen velden met lentebloemen, die echter gedeeltelijk kwaadaardiger zijn dan ze er uitzien, gezien er nogal veel bloeiende distelsoorten tussen staan, mooi om naar te kijken, niet zo om door te banjeren. Het is ook niet duidelijk waar de parkgrenzen zijn en dus wandel ik maar verder tot er een tijdje alleen nog de bunkers staan en keer dan om en doe vervolgens hetzelfde aan de andere kant. Hier zie ik enkele muren die gelijken op deze van Butrint en op het einde (hier wel duidelijk, door de afgrond) een cluster bunkers waarvan de ingang vrij is gemaakt zodat je binnen een kijkje kan nemen. Het blijkt dat deze met elkaar verbonden zijn met ondergrondse gangen en zo een mini doolhof vormen. Ik zwaai ten afscheid nog een keer naar de man, die hier met zijn scooter, de hele dag zit om de occasionele bezoeker een ticketje van 200 Lëk te verkopen. Hij gebruikt één van de bunkertjes blijkbaar als schaduwplek.
Verder naar Delvinë, waar ik na een paar keer vast te rijden in het dorpje maar stop met zoeken naar de kasteelruïne, de moskee en het Islamitisch complex (al denk ik van die laatste wel een blik te hebben opgevangen. Mocht ik vroegtijdig beginnen denken hebben dat de doemverhalen over de toestand van het wegennet fel overdreven waren, het vervolg van mijn route maakt al snel duidelijk, dat dit te vroeg gejuicht was. De weg is nog juist zo breed als de auto, bestaande uit gruis en stenen met af en toe een beetje asfalt en slingert zich op en over de bergen met soms vrij steile hellingen en afdalingen. Een kijkje op mijn kaart leert me dat ik voor mijn (late) middagstop bij het Syri i Kaltër een eindje terug in de richting moet van waar ik kom, gelukkig nu wel via een asfaltweg. Het Syri i Kaltër of het Blauwe oog is een bron die lijkt op een blauwe iris van het oog, met kristalhelder water en een frisse 10°C. Doch met deze temperaturen toch enkele snelle dipjes waard en dat doe ik dan ook. Enkele jonge durfallen springen van het uitkijkplatform enkele meters hoger, in het oog, ik hou het op een meer bescheiden manier en wandel er gewoon in, met de nodige pauzes om aan de temperatuur te wennen. Na 3 keer ben ik genoeg afgekoeld en keer de 50m naar de camper terug, genoeg om bijna opnieuw droog te zijn. Ik lunch hier en zet vervolgens aan voor de volgende bestemming. Het land ligt hier niet alleen bezaait met betonnen bunkers, maar ook nog eens met kastelen (of forten), en mijn volgende stop is er zo eentje, het Kështjella e Libohoves. Het probleem met die vestingen is dat ze logischer wijze meestal op hoogte liggen, kwestie van gemakkelijk verdedigbaar te zijn, maar dat er sinds hun ontstaan wel dorpjes rond gegroeid zijn, met als gevolg dat ik daar steeds door moet om de burcht te bereiken. Een klein akkefietje met een laag balkon en mijn camperdak enkele jaren geleden in Sicilië hebben me extra bewust gemaakt van de risico’s, en met het bijgeplaatste zonnepaneel is er nog een keer enkele kwetsbare centimeters bij, al was er die ook al in de vorm van een koepeltje. Dit is wat je een nadeel van een “kleine camper” kan noemen, met een grotere ga je nog niet beginnen aan dergelijke opdracht, maar mijn camper wordt plotseling een enorme loebas op de lastigste plekjes. Bovendien hebben ze er hier plezier in van wegels met hellingsgraden aan te leggen in het dorp, waarvan ik niet begrijp dat ze er ooit met hun gewone wagens opraken. Ik met mijn gevaarte van 3 ton heb het er, in zijn kleine versnelling, met de permanente 4x4 soms lastig mee! Enkele keren jaagt de adrenalinerush me bijna de bomen in bij korte schuivers. Dan kom je na veel pogingen toch uit waar je moet zijn, blijkt dat het kasteel omgebouwd is tot één reusachtig kippenhok, waar je dus niet binnen kan. En als kers op de taart mag je dan nog een keer op zoek naar de uitweg uit het dorp omdat er een deel eenrichtingsverkeer is. Daarbij heb je dan wel het voordeel dat je de GPS kan inschakelen, op de heenweg kan dat niet omdat je geen juist adres hebt, maar terug zet je gewoon de volgende stad er in. Niet dat je dan niet voor verrassingen komt te staan … .
Tot mijn verbazing is het ondertussen al 16u00 geweest en dus ga ik toch enkele dingen overslaan (maar die las ik morgen dan wel in) en rijd ik nu eerst naar Gjirokastër. Het antieke Theater van Andrianopolit dat ik normaal onderweg zou moeten tegenkomen, laat zich niet zien en ik vind er ook geen bewegwijzering naar, jammer maar helaas. Ook in Gjirokastër rijd ik me één keer vast, wegens een geparkeerde wagen, midden op een zeer smal en steil stuk (later blijkt de weg verderop dood te lopen), met een straatbedekking die nog het meest lijkt op enkele centimeter van elkaar, op zijn kant gelegde bakstenen. Een echte enkelbreker en een aparte ervaring om er je camper op te draaien, zeker als je weet dat de enige plaats waar ik kan draaien een bijzonder schuin liggende oprit is. Tijd en zin om op de hellinghoekmeter te kijken is er niet, alleen de hoop dat dit ding recht blijft. Maar ook dat loopt goed af en even later sta ik voor de (gesloten) poort van het kasteel. Volgens de reisgids is dit nochtans open tot 19u00 en enkele plaatselijke jongens verzekeren mij dat een andere poort nog wel open is en wijzen me de weg. Even later mag ik opnieuw 200 Lëk neertellen (klinkt veel, maar is +/- 1,5€) voor de toegang. In de brede galerij die tevens de buitenmuren vormen staan tal van kanonnen en afweergeschut die naar ik schat van zo rond de 2e WW dateren. Deze burcht was trouwens een favoriete plek van de Nazi’s doen deze de stad bezet hielden. Ik wandel de ganse burcht rond en heb van op de vestingmuren mooie uitkijkjes over de wijken met mooie oude huizen van Gjirokastër. Om toch nog op een redelijk uur, en vooral terwijl het nog licht is, op mijn overnachtingplaats aan te komen, rijd ik nu onmiddellijk richting Këlcyrë waar ik in de gorge op een camperplaats bij het River Hotel-Restaurant kan overnachten. Het plekje op de parking is gratis als je ter plaatse een maaltijd nuttig en dus zit ik rond 8u30 achter een salade, riviervis en een lokaal biertje. De duisternis valt in en naast de camper ruist het water door de mooie gorge. De stilte wordt alleen verbroken door de honden uit de buurt die invallen als één van hen aanslaat en een occasionele auto die over de ijzeren platen rijdt, die de brugbodem bedekken, waar ik daareven de rivier mee ben overgestoken.

Donderdag 04/06

Na een rustige nacht vanmorgen na alle ochtendrituelen de watertank en toilettank gevuld en de grijswatertank geleegd. Ook daarvoor mag ik niets betalen, evenmin als voor de overnachting. Normaal stond er vandaag maar 76km op het programma met aankomst en bezichtiging van de stad Berat als hoofddoel. Daarom heb ik besloten een stuk op mijn stappen terug te keren en ter hoogte van Gjirokastër alsnog de Antigone archeologische site te gaan bezoeken, waarvoor het gisteren te laat was geworden. Het eerste deel van de route is me dus bekend, eens de afslag genomen is het echter weer een beetje zoeken, maar al bij al vind ik mijn bestemming nog vrij gemakkelijk. Ook hier weer een man die 200 Lëk in ontvangst neemt als toegangsprijs en zoals gewoonlijk er ook een ticketje voor afgeeft die uit een bonnenboekje wordt gehaald. Dus dat lijkt me allemaal wel in orde te zijn. Samen met nog 2 kompanen staan zij blijkbaar in voor het maaien van het onkruid langs de paden en vindplaatsen van de sites en dit nog op de oude wijze met een zeis. Net als in Finiqi blijken de ruïnes van wat ooit een grote stad is geweest zicht te beperken tot enkele fundamenten, deze stad is dan ook al ten tijde van de Romeinen met de grond gelijk gemaakt. Doch omdat deze stad ter boek staat als de site waar in Albanië de meeste archeologische opgravingen zijn gebeurd, had ik er eerlijk gezegd meer van verwacht. Op enkele pilaren na en een deel van de oude stadsmuren komt de rest nauwelijks boven enkelhoogte. Maar niet getreurd, de panorama’s rondom van het prachtige berglandschap maken het toch de moeite waard. Het is opnieuw een hete dag en wanneer ik tegen het middaguur opnieuw bij de camper sta heb ik helemaal geen trek en besluit van bij wat cake te houden als middagmaal. Drinken doe je bij deze temperaturen echter met liters, zeker tijdens de wandelingen in de blakke zon.
In principe keer ik nu normaal terug naar de Këlcyrë om van daaruit via het dorpje Ballaban binnendoor naar Berat te rijden, maar ik twijfel of ik niet de langere omweg via Tepelëne zou nemen en daar nog een kijkje te nemen bij het kasteel. Omdat ik niet weet wat de Këlcyrë gorge nog meer moois te bieden heeft, houdt ik me maar aan het oorspronkelijke plan en dus rijd ik voor de 3e keer dezelfde route, maar deze keer rijd ik voorbij aan mijn overnachtingplaats. Al gauw blijkt dat de gorge niet echt spectaculairder wordt en dus sla ik in het centrum van Këlcyrë af richting Ballaban. Het begin van de route ziet er in elk geval veelbelovend uit, met een geasfalteerde baan in zeer goede staat. Doch eens het dorpje voorbij is het ook uit met het asfalt, langs een ruwe piste trek ik verder de bergen in met de auto in zijn veldversnellingen voor de soms toch wel nijdige klimmetjes. De Garmin GPS weet tot mijn verbazing zelfs hier zijn weg te vinden op deze onverharde route, ik heb er dan ook een goed oog in dat ik gemakkelijk mijn bestemming ga bereiken.
Doch niets is minder waar, in een dorpje stuurt de GPS me een doodloper in, en als ik op mijn stappen terugkeer krijg ik aanwijzingen van de dorpelingen dat ik de eerstvolgende links in moet. Dat ziet me er echter een wel heel steil stuk uit met heel veel grote losse stenen. Ik verken het eerst te voet en heb er toch niet zo’n goed gevoel bij, maar probeer het uiteindelijk toch maar. Hier bereik ik duidelijk de limiet van wat mijn camper aankan, halverwege de helling slippen de 4 wielen door en moet ik de handrem erop gooien om niet achteruit weg te glijden. Daarbij sta ik dan nog in een bocht naast een erosiegeul in het midden van het pad. Na nog een onsuccesvolle poging, besef ik dat ik achterwaarts terug naar beneden moet en dat wordt ook nog een hachelijk stukje. Ik zet de camper in zijn achteruit, maar zou gauw ik de handrem los, begint die te schuiven zodat ik dwars in de bocht op de steile helling kom te hangen. Een betonnen paal van een afsluiting van een weide stopt het schuiven, maar ik raak met geen meter weer omhoog. Dus rest er maar één optie en dat is zo scherp mogelijk naar beneden te draaien (het pad is gelukkig wel breed genoeg), en met toegeknepen billen hopen dat ik het kantelmoment van de camper niet bereik. Enkele adrenaline seconden later sta ik opnieuw in de goede richting, weliswaar nat van transpiratie en met bonzend hart. Dit is echt niet voor herhaling vatbaar, de volgende keer vertrouw ik wel op mijn intuïtie.
Enkele tientallen meters verder is het wat minder steil en neem ik de schade op, want het hele gebeuren is met veel schokken en bonken verlopen. Een enkel kastje is open gevlogen en daaruit is was kleding gevallen, onder de auto is alles droog, dus geen lekken, maar achteraan heeft de betonnen paal wel schade aangericht aan hetzelfde achterlicht dat ik vorig jaar al moest herstellen door een ongelukje in Kroatië. Niet alleen zal ik daar opnieuw een lamp voor moeten bestellen, deze keer is de lamp in de bumper gedrukt, zodat ze nu schuin staat en is het onderste deeltje van het profiel dat al gekraakt werd bij het ongeval vorig jaar nu in stukken van elkaar. Maar al met al maar een beperkte schade, het lijkt me dat ik mijn reisroute deze reis nog wel een keer ga aanpassen, want dit risico was wat groot. Ongelooflijk is wel dat deze route in zowel de reisgids als op kaart en GPS staat aangegeven, en dus betrouwbaar leek. Met een goed uitgeruste 4x4 zonder extra gewicht kan dat wel, maar niet met een uit de kluiten gewassen 4x4 camper dus.
Wanneer ik de route terug neem besef ik wel dat ik in alle consternatie de Diff lock niet ingeschakeld had, wat ook nog kunnen helpen had, al twijfel ik gezien de omstandigheden er erg aan dat het toch zou gelukt zijn. Ik probeer het in elk geval niet opnieuw, ik krijg er bovendien nog een onverwachte regenbui bovenop die ik niet zag aankomen. En zo komt het dat ik een 4e keer door de Këlcyrë gorge rijd, maar deze keer afsla richting Tepelëne. Ik heb mijn buik even vol van onverharde pistes en neem de grote omweg, die een 120-tal kilometer extra op de teller zal zetten. In Tepelëne krijg ik het kasteel op een schoteltje voorgeschoteld en stop dus even voor enkele foto’s. Vooral van de omwalling en torens want de ganse vesting is volgebouwd met huisjes en nog bewoond. De route die ik nu volg loopt naar Fier, maar de GPS wil me op en gegeven moment opnieuw een pad opsturen dat eigenlijk alleen bestaat uit 2 sporen in het gras en daar bedank ik voor. Ik vraag het aan een tegenligger en die stort een waterval Albanees over me uit waaruit ik denk te begrijpen dat ik terug moet draaien, wat ik dus ook doe. Doch 100m verder staat de auto stil en maakt hij me duidelijk dat ik toch de andere richting uit moet (niet over het graspad uiteraard). Als er een auto aankomt die dezelfde richting uit moet spreekt hij die aan en heb ik een begeleider, nog beter, ze sturen één van de passagiers uit de auto met mij mee. De auto waaruit mijn passagier komt, stopt op een gegeven moment en mijn gids doet teken dat ik verder mag rijden. Hij vraagt nog een keertje om te stoppen, niet op zijn bestemming, maar om een pakje sigaretten te halen en blijft tot in Fier in de auto. Blijkbaar was hij ook maar gelegenheidspassagier (lifter) in de andere auto (een praktijk die hier trouwens veel gebruikt wordt). Uit onze moeizame communicatie heb ik dan al begrepen dat hij vrachtwagenchauffeur is. Echt nodig was deze begeleiding niet meer, maar de GPS verschilde toch enkele keren van mening met mijn levende routewijzer. Rond 18u30 bereik ik uiteindelijk de Berat Camping, die aardig vol blijkt te staan met een 5-tal noorderburen en 3 Duitse campers ( de camping is dan ook niet groot). Er wordt natuurlijk over de ervaringen in Albanië gesproken en weer komt die positieve verwondering naar buiten, van hoe prettig het hier reizen is. Ondertussen is het hoog tijd om een hapje te eten en dat kan in het bijbehorende restaurant, op uitnodiging van één van de Nederlandse koppels ga ik gezellig bij hen aan tafel bijzitten. Vanavond staan er varkenskoteletjes met frietjes en citroenwater op het menu. In de verte komt er een onweer aanzetten, maar voorlopig blijft het nog droog. Om één of andere reden wil de ijskast sinds gisterenavond niet lang op 220V werken, en slaat dan in alarm, als ik ze dan opnieuw opzet gaat ze over naar gas. Tijdens het rijden heeft ze gisteren wel de hele dag op 12V gewerkt. Er zaten wel verschillende laders in de stopcontacten en de batterijladers van de camper werkten ook, maar zie niet direct een verband. Ook stond de auto nogal schuin, maar zoals gezegd op 12V en gas doet ze het vooralsnog perfect. Morgenavond heb ik geen elektriciteit om na te zien of er iets aan de situatie veranderd is. Afwachten dus maar.

Vrijdag 05/06

Vanmorgen, zeg ik tot weerziens aan de Nederlandse en Duitse medekampeerders en rijd ik enkele kilometers verder naar Berat, waar ik een bezoekje ga brengen aan het kasteel. Ook hier weer moet je de beschrijving “kasteel” niet te letterlijk nemen en gaat het opnieuw over een versterkt stadje binnenin een vesting met torens en poorten. Ook hier wonen er nog een 100-tal mensen, en ondanks de hitte is het erg leuk om door de straatjes en langs de muren wat rond te dwalen. Gelukkig hebben ondernemende inwoners op strategische plaatsen winkeltjes met frisdrank en water opgezet of kan je op door wijnranken overschaduwde terrasjes terecht. Ik volg om te beginnen grotendeels de omwalling en heb daarbij ook zicht op de stad Berat zelf, met zijn 3 moskeeën en de typische huisjes van hier die blijkbaar enig hun soort zijn. Eigenlijk heb je er hier een beter zicht op dan wanneer je er naast staat, omdat je zicht dan beperkt wordt door de beschikbare ruimte en je geen afstand kan nemen. Ook heb je van op de muren een mooi panorama over de vallei die zich verder langs de rivier uitstrekt.
In de vesting zelf zijn er 8 middeleeuwse kerken van de oorspronkelijk 42 overgebleven, die echter meestal gesloten zijn, behalve op de naamsdag van de patroonheilige van de kerk. Één uitzondering daarop is de kerk waarin het Onufri museum is gevestigd. Ik heb geluk dat een gids van een koppel toeristen de sleutel heeft van één van de andere kerkjes en ik mee naar binnen mag. Het kerkje is zo goed als helemaal leeg, maar op de muren zijn nog gedeeltelijk de icoon wandschilderingen zichtbaar. Even later in Onufri museum zijn er nog overdadiger versierde iconen van de hier overbekende schilder met dezelfde naam te zien, je mag er echter geen foto’s maken. Ik kan het niet laten om in gedachte ongewild een vergelijking te maken met de overdadig versierde Boeddhistische tempels in Thailand, waar ook veel bladgoud en diepe kleuren groen en rood worden toegepast. Maar in die tempels vind je dan weer geen vierkante centimeter die niet bedekt is met versieringen en zo over de top is het hier dan weer niet, plus er bevinden zich dan nog veel meer iconen in het museum dan er normaal in de kerk zouden aanwezig zijn.
Mijn oorspronkelijke reisroute voorziet hier opnieuw in een doorsteek door de bergen, maar zoals ik gisteren mocht ondervinden, is dat niet steeds een goed idee. En dus besluit ik van een deel van de route te doen, me dan ter plaatse te informeren en te beslissen of ik verder ga of terugkeer. Hiervoor moet ik verder het dal in naar Corovodë, een stadje dat op zich niets speciaal te bieden heeft met uitzondering van een oude stenen brug uit de Ottomaanse tijd, die best wel heel fotogeniek is. Doch het dal waarin de stad ligt is wel erg mooi. De mensen hier waren in de communistische tijd tewerkgesteld in een grote wapenfabriek in Poliçani, die echter nu alleen nog munitie maakt voor politiediensten en dus heel erg afgeslankt is. In de plaats daarvan zijn er nu overal steengroeven waar decoratieve siersteen word gedolven die dan in pakketjes naast de weg staan. Vandaag zoals de voorgaande dagen kom ik regelmatig landschildpadden tegen die de straat oversteken, voordeel daarbij is, dat ze zo traag zijn dat je er mooi over kan rijden zonder ze te raken. Ze trekken alleen even de kop in en gaan even later weer verder. Ook slangetjes van potlooddikte en zo’n 30cm lang zag ik al een paar keer over de straten slidderen, daar vallen echter meer slachtoffers door auto’s te tellen. Gewoonlijk zie je die ook maar als het al te laat is. Wat de fauna betreft zijn het vooral de grote aantallen torren en kevers die opvallen. En natuurlijk het gedomesticeerde vee zoals kippen, ganzen,schapen, geiten en koeien die de wegen onveilig maken. Allen vrij loslopend, al dan niet in gezelschap van een herder en herdershonden. Wat je hier ook nog veel ziet zijn ezeltjes, en dan niet als gezelschapsdier, maar als werkezel om goederen te vervoeren, karren te trekken en als rijdier. Paarden zie je ook wel, maar dat is toch een minderheid.
Ik bereik ondertussen het einde van het dal en doe navraag bij een plaatselijke politieagent over de staat van de piste verderop. In eerste instantie zegt die volmondig dat het met een 4x4 wel te doen is, maar bij nader inzien lijkt mijn camper toch wat teveel van het goede. Ik besluit dan maar een deeltje te rijden tot aan de Osumi Canyons, op een steile maar verder goed te bereiden piste. Een oud Mercedes busje dat als lokaal personen vervoer dienst doet trekt zichzelf ook naar boven, naar de enkel dorpjes even verderop, geen idee trouwens of het een 4x4 versie is. De piste levert in elk geval mooie beelden op van de vallei waarin ik daarnet nog reed en ook van de Osumi Canyons, al blijven die op respectabele afstand. Wanneer ik merk dat ik niet dichter meer bij de kloof kom, neem ik het besluit van om te draaien, want ik moet nu de ganse weg terug die ik vandaag en gisteren genomen heb, naar nog maar een keer de Këlcyrë gorge. Dat wordt dan de 4e en hopelijk laatste keer deze reis.
Ik weet niet of het door de hitte of door het schokken komt, maar mijn Garmin GPS begint te flippen en wil geen routeberekening meer doen. Het scherm is gedeeltelijk zwart geworden en je ziet nog het symbool erop en een lijntje en nog wat witte vlekken, maar daar houdt het mee op. Naar de menu’s kan ik nog, maar als ik bestemmingen en dergelijke wil inbrengen verschijnt het toetsenbord met allemaal niet actieve karakters. Hopelijk lost dit zich door af te koelen op, want al vloek je er al een keer op, het is toch wel handig. Vooralsnog ken ik de route nog gedeeltelijk van gisteren (alhoewel), maar voor de volgende dagen zou het wel nuttig zijn als het ding terug werkt. De terugreis verloopt zonder noemenswaardige verrassingen, allen mis ik een keer een slecht stuk asfalt waardoor de inhoud van mijn hangkast door de schok beneden komt te liggen (merk ik ’s avonds) en enkele deurtjes open vliegen.
Het blijft soms toch nog gokken of ik nog op de goeie weg zit, maar dan herken ik weer een gebouw of situatie en weet ik dat ik nog juist zit. Ik stop bij enkelen tankstations op zoek naar eentje waar je met de kredietkaart kan betalen, doch zelfs als hetr aangekondigd staat dat het mogelijk is blijkt dat uiteindelijk niet mogelijk te zijn. Ten lange leste betaal ik dan maar in contanten. Rond 19u00 bereik ik opnieuw mijn overnachtingplaats van gisteren in de Këlcyrë Gorge, het River Hotel en Restaurant. Mijn eindbestemming van vandaag ligt maar een goede 50km verderop, maar het is al een lange warme dag geweest en bovendien voor het laatste deel over een piste in een Nationaal Park, die ik toch liever niet in het donker rijd. Komt daar nog bij dat ik voor die overnachting niets gevonden heb tijdens de voorbereiding en dus nog ter plaatse zou moeten uitkijken voor een mogelijkheid (ook al geen aangenaam werkje in het donker) en dus kies ik voor de comfortabele oplossing om nog een nachtje bij het River Hotel en Restaurant te overnachten. Een Nederlands koppel was blijkbaar van hetzelfde gedacht en dus zitten we even later op het terras gezellig te praten bij een glaasje. De tijd vliegt en zo is het 20u30 als ik eraan denk dat ik nog moet eten, het middagmaal bleef ook al beperkt tot (heel) wat verse kersen, die ik langs de baan kocht. Deze keer staat er schapenvlees met frietjes en een salade op het menu, doorgespoeld met een biertje.

Zaterdag 06/06

Na een verfrissende douche in de camper en het ontbijt zet ik aan voor de route naar Frashër, niet zozeer voor het stadje als wel voor de piste door het Nationaal Park. En die blijkt inderdaad de moeite, ze is niet heel erg zwaar, maar doenbaar met een robuuste personenwagen zoals in de Bradt reisgids vermeld stond, dat kan je echt wel vergeten. Je rijdt er gegarandeerd het carterpan vanonder dan, bovendien zijn er veel steile stukken met losliggende stenen waar je met een tweewiel aangedreven auto echt niet op komt. Om niet in dezelfde situatie van enkele dagen geleden te komen, heb ik het differentieel nu ineens ingeschakeld vanaf het begin van de piste en dat scheelt dan weer een stuk in doorspinnende wielen. De piste zelf is zoals gezegd erg mooi met prachtige uitzichten en afwisselende landschappen, het eerste deel gaat kronkelend langs de wand van de berg omhoog, waar je dan op enkele alpenweides uitkomt, alvorens het bos in te duiken. Het eerste deel is dan vooral erg veel stenen, terwijl boven er wat modder bij komt kijken, gelukkig niet te veel. Na 31km rammelen en bonken vind ik het wel mooi geweest. Het dorpje Frashër zou elk ogenblik in het zicht moten komen, maar daar is er niets speciaal te beleven en dus keer ik om nu er zich de gelegenheid toe voordoet (dat was ook de oorspronkelijke bedoeling deze keer). Vanuit dit andere gezichtspunt ontdek ik tijdens de afdaling nog een paar extra mooie uitzichten die weer een paar fotostops vragen. Kunnen mijn nieren en hersenen ook wat bekomen van het constante gedaver.
Enkele kilometers voor ik de asfaltweg bereik, staat er een jongen te liften, ik neem hem mee voor een stukje. Blijkt hij België te kennen en is er zelfs geweest op het Tomorrowland festival in Boom. Verder is hij nogal verontwaardigd over het beeld dat West-Europa van Albanië heeft. Eens op het kruispunt met de asfaltweg aangekomen, gaan we ieder weer onze eigen richting uit. Voor mij is dat richting Permët waar er naast een monument voor de slachtoffers van één van de oorlogen hier ook nog de ruïnes van een kasteel moeten te vinden zijn. Het monument vind ik onderdaad, maar de kasteelruïne? Veel zal er uiteindelijk niet van over zijn want dit stadje is tijdens WW II liefst 4x volledig plat gebombardeerd. Dus veel historische gebouwen vind je er niet. Het historische kerkje van Leusë sla ik over omdat je er op zoek moet naar iemand in het dorpje die de man met de sleutel kan vinden van de kerkdeur, en zo graag wil ik het kerkje nu ook weer niet zien. Wel neem ik de afslag naar de Thermale bronnen van Benjë, met de bedoeling van daar te picknicken en af te koelen in de bronnen indien mogelijk. Het blijkt een schot in de roos te zijn met water met een aangename temperatuur, een uitzicht op een Ottomaanse stenen brug waar je over moet om aan het water te komen, en daarachter een mooi canyon met enkele grotten in de zijwand. Ik kijk eerst even bij de bronnen, keer terug om te lunchen en ga dan voor de afkoelende dip, al klikt ineens luid gedonder van een overkomend onweer. Dat drijft gelukkig gewoon over met wat donkere wolken en veel wind, maar slecht enkele spatjes regen. Nadien wil ik nog even de canyon met de grotten verkennen en sla pardoes mijn rechtervoet om, gelukkig zonder veel erg. Een beetje hinkend ga ik alsnog een kijkje nemen in de grotten. Eentje is blijkbaar bewoond of bewoond geweest, want er staan houten banken, een tafel en een bed in en er hangt een overgordijn achteraan in de grot. Dat alles afgeschermd door een ijzeren hekken met poortje dat echter gewoon los staat. Het kan ook best een bivakplaats zijn voor de rafters of kayakers die hier langskomen natuurlijk. Enkele van de andere grotten hebben in het verleden blijkbaar een militaire functie gehad, en zijn versterkt met beton. Terug op weg is het dan genieten van de route langs de Vjosa Gorge. Het smalste deel van de gorge is niet zo diep, maar in combinatie met de vallei waar ze doorloopt best wel mooi, zeker als je zoals de Fransen dat zeggen in corniche langs de wanden van de bergen omhoog slalomt (voor een keertje op asfalt, wat nog niet wil zeggen dat er geen putten zijn) zodat de ganse vallei dieper en dieper onder je komt te liggen. Het blijft wel opletten voor de weinige tegenliggers omdat de weg maar anderhalve auto breed is, in plaats van twee… . Na de “corniche” kom ik op een soort open hoogvlakte ingesloten door bergen, een prachtig plekje, dat dan weer overgaat in bos en dit wisselt zich een paar keer af. Ik parkeer de camper nog even onder een grote overhangende rots met grot voor een fotomoment en ben rond 17u30 op de camping Farma Sotira. Er staan reeds 2 Duitse campers, een omgebouwde bestelwagen en een VW T5 4x4 met Ficher afzetunit. We wisselen zoals steeds wat ervaringen uit over Albanië en onze campers en dan ga ik alvast wat aan het reisverhaal schrijven voor ik ga eten in het restaurant. Je merkt hier alvast wel dat we wat hoger in de bergen zitten, want het is zelfs frisjes aan het worden. O ja de ijskast lijkt het weer normaal te doen op 220V, de Garmin GPS daarentegen lijkt definitief de geest gegeven te hebben.

Yohani
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Penguin
LROCB-Member
Berichten: 3098
Lid geworden op: vr 25 jul, 2003 13:32
lrocb_lidnr: 1396
Woonplaats: Hoele
Contacteer:

Re: Op ontdekking naar het mysterieuze Shqiperia

Ongelezen bericht door Penguin »

ff te laat om nu alles te lezen.
Zal morgen in 't zonneke met smaak verder lezen!
thx
28/02 - Loss of a good friend...
​__m__( ͡° ͜ʖ ͡°)__m__
Afbeelding
In a time of chimpanzees, I was a penguin.
Gebruikersavatar
Kris
LROCB-Member
Berichten: 500
Lid geworden op: wo 30 jul, 2003 13:05

Re: Op ontdekking naar het mysterieuze Shqiperia

Ongelezen bericht door Kris »

Mooi zo. Amuzeer ze ginder nog.
Kris
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1102
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Op ontdekking naar het mysterieuze Shqiperia

Ongelezen bericht door Yohani »

Zondag 07/06

Het ontbijt vanmorgen is inbegrepen in de prijs van de camping en neem ik samen met de Duitsers. Het is de eerste dag dat het weer er wat minder uitziet, toen ik opstond regende het zelfs even. Maar het lijkt stilaan wat op te klaren. Christiaan en Berthe willen graag een keer mijn camper zien en ik doe het zelfde bij die van hun, zo is het ondertussen 10u en tijd om te vertrekken. Hoe meer ik richting oosten rijd, hoe minder verkeer ik nog tegenkom. De weg is opnieuw een kronkelende asfaltweg met de nodige putten die me door de bergen naar een vlakte brengt. Hier wordt er aan landbouw gedaan, maar nog op een ambachtelijke manier, heel soms zie je een tractor, maar vooral veel van die kleine motorculteurs waaraan dan een aanhangwagentje wordt bevestigd en natuurlijk de alomtegenwoordige ezeltjes. Ook op het land zelf wordt het meeste nog met de hand gedaan., zo zie ik een paar mannen en vrouwen volop bezig met het keren van het hooi om het te drogen, allen met de riek. Voorts is deze vlakte niet echt bezienswaardig, en wordt het pas opnieuw interessant als ik opnieuw de bergen in ga. Wat me in deze regio wel opvalt is het grote aantal gedenktekens en monumenten, hier werden immers grote veldslagen uitgevochten tussen de bezetters en de Partizanen. En niet alleen in de dorpjes, die elk wel hun monument hebben in het centrum, meestal een vrij éénvoudige rechthoekige pilaar en een muur met een gedenktekst erop, maar ook enorme bronzen standbeelden van partizanen in actie of verbroederd met de lokale inwoners.
In Kamenica ga ik op zoek naar de Tumulus van Kamenica, een begraafplaats waar tot op heden 420 lichamen van in de bronstijd van de 12e eeuw BC tot de 7e eeuw opgegraven werden uit een uit losse stenen opgebouwde grafheuvel die op zijn hoogtepunt 3m hoog was. In de latere eeuwen werden er rond de Tumulus nieuwe grafsites gemaakt, waaronder eentje waarbij uit DNA van de stoffelijke resten bleek dat ze allen tot eenzelfde familie behoorden. Het museumpje lijkt gesloten, maar ik ben maar net uit de auto of er komt een knap jong meisje aan, met de sleutel van het museum dat voor mij speciaal geopend wordt. In bijna vlekkeloos Engels geeft ze me uitleg bij de bezienswaardigheden in het museum, waaronder enkele skeletten, die nog voorzien zijn van bronzen juwelen in de vorm van been- en armbanden en kleine hangertjes. Daarnaast werden er in de grafheuvel ook nog vele naalden en potten in alle vormen en maten gevonden. Buiten kan je de 3 plaatsen zien die reeds werden opgegraven, doch er blijft nog een gans deel onaangeroerd en men weet ook nog altijd niet waar de nederzetting geweest is waar deze mensen leefden. Daarnaar wordt in de regio nog onderzoek naar gevoerd, maar tot op heden niets gevonden.
Vervolgens rijd ik verder naar Korcë waar ik in 2 pogingen wat Lëk ga afhalen, gezien in de meeste tankstations geen kaart aanvaard wordt. Zondag is hier duidelijk marktdag en het is er dan ook vrij druk. Na een beetje zoeken (de GPS is kaduuk weet je nog wel), vind ik de route naar Voskopojë, een stad die begin de 18e eeuw groter was dan Athene of Sofia, en nu nog slechts bewoond wordt door een 100-tal landbouwerfamilies. In zijn hoogdagen had de stad maar liefst 24 kerken, 2 per wijk en had elke wijk nog een Basiliek, het was ook de stad met de eerste drukpers in de regio en een academie waar kunstenaars opgeleid werden voor het maken van fresco’s en Iconen. Tegen het einde van die eeuw werd de stad echter geplunderd en platgebrand, zodat het nu een onooglijk dorpje is waar er nog 7 kerken overleeft hebben. Ik bezoek echter eerst het Klooster van St. Prodhomi, dat enkele 100-den meters boven het dorp in de bossen ligt.
Het grootste deel van de abdij ligt echter in ruïnes, behalve een nieuwer deel, waar ook de bewaker woont. De kerk die weer over enkele bijzondere iconen moet beschikken is echter dicht en de bewaker heeft blijkbaar zondagrust want is nergens te bekennen. Achter het klosster zit een Albanese familie te feesten en liedjes te zingen, dus die stoor ik maar niet. Ik maak gebruik van deze rustige plaats om te lunchen en ga dan langs enkele kerkjes voorbij. Ook deze zijn allen op slot, ook deze van St. Nicolaas, maar daar kan je door het hekken een galerij met muurschilderingen zien. Verder dan maar, terwijl het weer nu echt aan het verslechteren is met strak grijze luchten en regenbuien. Mijn eindbestemming voor deze avond is het kleine Prespa meer, waar ik een overnachtingplaats hoop te vinden. Het eerste dorpje dat zoals vele hier 2 namen heeft, in dit geval Buzëliqen en Zagradec (in het Albanees en Macedonisch dat in deze streek veel gesproken wordt), zijn oude boerenhuisjes en de steegjes zijn te klein om erdoor te rijden richting Prespa meer, hetzelfde scenario ontvouwt zich bij de andere dorpjes die volgens de kaart aan het meer liggen, maar in realiteit aan een moerassig gebied, dat deel uitmaakt van het meer en volgroeid is met riet en waterlelies. Ook aan de Treni grot raak ik niet, al rijd ik wel voorbij een grot die ook interessant lijkt.
Mijn eerste gedacht is om verder te rijden naar het grote Prespa meer, maar de verbindingsweg tussen beide meren is opnieuw onverhard en als ik na enkele keer vragen uiteindelijk het juiste pad vind, blijkt al gauw dat dit wel heel erg modderig is. Ik ga niet het risico nemen om daarin komen vast te zitten en keer op mijn stappen terug. Juist als ik stop voor een foto, komen er 2 Land Rover Defenders en een Toyota Hilux met opzetunit voorbij. Benieuwd of die het wel gaan wagen? Wanneer ik opnieuw aan de interessant lijkende grot aankom, stop ik om binnen een kijkje te nemen en het lijkt erop dat er hier ook opgravingen in gebeurt zijn. Enkel zones zijn aangegeven met stokken en uitgegraven, ik kijk uit van alles ongestoord te laten. Ondertussen heb ik het besluit genomen van hier te overnachten, het is lekker rustig hier, alleen de auto’s die naar en van de eerder bezochte dorpjes rijden, komen hier voorbij en het is een prachtige kampeerplek. Even later komen ook de 3 Duitsers met de Land Rovers en de Toyota er weer aan, ook zij hebben dus besloten van de piste niet te rijden, mijn intuïtie was dus blijkbaar juist, gezien zij met hun goed uitgeruste 4x4’s het niet wagen. Een praatje met één van hen bevestigd mijn vermoeden.
Geen restaurant vanavond en dus kook ik voor de eerste keer deze reis mijn eigen potje, er komen enkele auto’s voorbij, maar afgezien van wat nieuwsgierig vertragen, laten ze mij mijn gang gaan. Na het eten nog afwassen natuurlijk en het reisverhaal aanvullen en dan is er nog wat tijd om te lezen.

Maandag 08/06

Na een rustige nacht en de ochtendlijke geplogenheden ben ik bijna klaar om te vertrekken als er een bestelwagen stopt waaruit een generator en graafwerktuigen worden geladen. Bij navraag blijkt mijn gok, dat er in de grot tegenover de camper archeologische opgravingen aan de gang zijn, te kloppen. Vandaag rijd ik allereerst naar het grote Prespa meer, met een kleine omweg gezien de staat van de piste tussen beide meren. Daarvoor moet ik over de bergketen die beide meren van elkaar scheiden, doch ditmaal over een zo goed als nieuwe asfaltweg, een verademing na de vele geaccidenteerde asfaltbanen van deze week. In het dorpje Zaroshkë raak ik niet aan de oever van het meer en dus probeer ik het opnieuw in Liqenas, waar ik meer succes heb. Bovendien vind ik er bijna onmiddellijk een man die me met zijn bootje naar het eilandje Maligrad wil brengen, één van de 2 eilanden in het Prespa meer. Dit ligt nog op Albanees grondgebied, het andere, grotere eiland is Macedonisch grondgebied. Blijkbaar is daarvoor wel de toestemming van de politie voor nodig, dus belt hij eerst voor toelating.
Onderweg op het meer zie ik al heel wat Dalmatische Pelikanen en ook nog wat aalscholverachtige vogels. Op het eiland stoten we bijna onmiddellijk op een 50cm lang slangetje, ongevaarlijk volgens mijn gids, die dat nog een keer aantoont, door het bij de staart op te nemen. We klimmen langs de klif naar de top van het eiland waarop vele vogels nestelen. Mijn gids toont me een nest in een rotsholte met verschillende kleine eitjes erin, niet groter dan een duivenei. Wegens de taalbarrière komt ik niet te weten of deze van de aalscholverachtige vogels of de meeuwen is? Van de Pelikanen is het zeker niet, want daarvan toont de man mij even later de nesten met eieren ter grootte van een kippenei, maar dan in camouflagekleuren. Als ik de gids goed begrijp is dit eilandje ook een geliefkoosde plaats van de Albanese en Griekse maffia geweest en zou deze laatste hier ooit 3kg goud verborgen hebben. We dalen opnieuw af naar het bootje, varen naar de andere kant van het eiland, waar we juist nog op de hoge klippen stonden. In de rotswanden zitten heel wat grotten en in eentje daarvan staat een kerkje dat door zijn afgelegen en verborgen ligging het communistische regime overleeft heeft. De man heeft er de sleutel niet van, maar we klimmen wel tot in de grot en bewonderen wat er overblijft van de geschilderde iconen op de buitenmuren. Achter het kerkje ligt een graf van één van de “chefs” van het dorp, die de door de Maffia opgelegde belasting niet kon of wou betalen. Folklore of zit er toch meer achter, ik zal het wel nooit zeker weten vermoed ik. Het maakt het eilandje er alleen maar mysterieuzer op. We varen terug landwaarts, waar ik eerst nog een kopje espresso aangeboden krijg, voordat men me laat gaan.
Mijn route loopt nu evenwijdig met de oever een eindje de bergen in met prachtige uitzichten over het meer en het drie landenpunt (of eigenlijk een driemeren punt), waar Albanië, Griekenland en Macedonië samenkomen. In 2011 zag ik dit reeds van de Griekse zijde. Ik neem nog een kijkje in de dorpjes Goricë e Vogel en Kallamas en rijd daarvoor tussen de velden waar boerenfamilies naarstig aan het werk zijn om het onkruid weg te hakken tussen het plantgoed. De klaprozen blijven echter staan en vormen samen met een lavendelachtig plantje een mooi kleurenpalet. Kwam ik de vorige dagen al heel wat paarden- en ezelskarren tegen, nu zijn het er meer dan auto’s. Wat me ook opvalt is dat iedereen hier zijn paard of ezel berijd in amazonezit, met de twee benen langs één zijde van het rijdier dus. Naast de hele veestapel, is het ook nog oppassen geblazen voor stenen op de weg die regelmatig van de helling komen afgerold. Ik neem noodgedwongen dezelfde weg terug omdat de enige andere optie om het meer van Ohrid te bereiken langs Macedonië is. Niet dat dit nu echt een probleem zou volgen, afgezien van wat afstempelwerk en kans op contoles van de douane. Ik kruis daarbij een Zwitsers koppel met een Unimog die dezelfde route rijden.
Ik blijf me verbazen over de vriendelijkheid van de mensen, landarbeiders en –sters stoppen even met hun werk en kinderen onderbreken hun spel even om te zwaaien, en neen niet om wat af te troggelen. Je zou het nochtans niet verwachten gezien (vooral de ouderen) nogal stuurs van opzicht zijn. Ook als je iets vraagt proberen ze met handen en voeten, wegens de taalbarrière, te helpen waar ze kunnen. Even voor Progradec stop ik om te tanken en in de stad ga ik langs bij enkele mini markets om enkele inkopen te doen, want vooral de voorraad drankjes slinkt snel. Al van bij het buitenrijden van Progradec, werkt men aan de weg, het wordt een ongewoon brede weg naar Albanese normen, die vlak langs de oever van het Ohrid meer loopt. Dit heeft wel als gevolg dat de kleine camping die daar lagen allen gesneuveld zijn. Juist voor ik het dorpje Lin bereik, zie ik echter een wegwijzer naar camping Elin en zie in de verte aan de meeroever, die hier is weggedraaid, enkele campers staan. Dat wordt dus straks mijn overnachtingplaats, maar eerst nog enkele bezoekjes afleggen. In het dorpje Lin ga ik op zoek naar de ruïne van een kerk, maar vind alleen een charmant dorpje, met een nog in gebruik zijnde moskee en kerk. Niet getreurd, kerken en ruïnes genoeg in dit land (ook van oude industriële gebouwen trouwens).
Dan maar weer verder over nog steeds de vernieuwde brede weg, die nu in brede waaiers omhoog de bergen in loopt met een stijgingspercentage om U tegen te zeggen. De vrachtwagens hebben het er maar moeilijk mee. Opvallend hier zijn de 10-tallen autowasplaatsen, die zichzelf aankondigen met een bord “Lavash” en een waterdarm die als een fontein water de lucht in spuit (om aan te tonen dat ze water gebruiken misschien?). Nu kwam ik deze al overal in het land tegen, doch niet zo talrijk als hier. Nog zo’n veel voorkomend ding zijn de “Gomeria”, bandencentrales als je wil, maar dan heel wat primitiever. Waarschijnlijk te veel naar de waterspuiters gekeken want ik mis ergens de afslag naar Selcë e Poshtme waar hoog in de bergen de Koninklijke Illyrische tombes te vinden moeten zijn. Als ik even later tot dat besef kom, draai ik terug, stop nog even bij een groter supermarktje voor wat zaken die ze in de kleinere niet hadden, en negeer de autowassers die vinden dat mijn camper (terecht) een wasbeurt nodig heeft.
Volgens de Bradt reisgids is de hele weg naar de graven geasfalteerd, maar als de boel in 2 splitst, met allebei gravelpistes, twijfel ik of nog wel juist zit. Enkele lokale mensen bevestigen echter dat ik juist zit en even later keert zelfs iets wat in de verte op asfalt lijkt terug. Een Ottomaanse brug die ook in de reisgids beschreven staat, neemt de laatste twijfels weg. Even verderop vraagt een oudere man een lift en vanaf dan is er geen probleem meer om de juiste route aan te houden, gezien hij daar in de buurt moet zijn. Maar goed ook, want het bordje dat de archeologische site aanduid is klein, niet officieel (dus geen bruin bord met gele letters) en staat half verscholen. De man vraagt of ik niet eerst een koffietje kom drinken, doch daar bedank ik vriendelijk voor en dus neem ik afscheid en rijd de weide op waarnaar het bord verwijst. Er loopt nog een soort karrenspoor verder, doch gezien deze terug afdaalt lijkt dat me niet de goede richting.
Een man die met een zeis het gras aan het kortwieken is, wijst me in de goede richting, de camper blijft op de weide staan en de man begeleid me naar de in de bergwand uitgehakte tombes. En geeft wat uitleg in het Albanees waarvan ik weinig of niets begrijp, maar de intentie is goed. Ik moet in elk geval niet op zoek naar de verschillende grafkamers en dat bespaart me weer heel wat tijd. Sommige zijn onversierde vierkante gaten in de wand, doch andere zijn voorzien van uitgekapte pilaartjes, eentje heeft een beeltenis die zo erg geërodeerd is dat het alleen nog een silhouet is, maar de helm erboven wijst op de Illyrische koningen en nog een ander is een soort mini amfitheater. Mijn provisoire gids lijdt me naar de Acropolis (beeld je niet deze van Athene in, dit is gewoon het hoogste deel van de stad of wat er van over is) en weet me aan het verstand te brengen dat hij de archeologen heeft geholpen met het blootleggen van de fundamenten van enkele voormalige huizen. Eerder al liet hij me de plek zien waar hij als kleine jongen door een gat in één van de tombes kroop, dus nog van voor deze “bekend” werden. Onze taalonkunde zorgt ervoor dat ik niet te weten kom of deze Koninklijke graven toen al leeg waren. Een deel van de inhoud, waaronder sarcofagen, bevind zich in elk geval in het Archeologisch museum van Tirana. Het zou dus best kunnen zijn dat ik met één van de “ontdekkers” van de site sprak. We dalen opnieuw af naar enkele graftombes, mijn gids weet me feilloos te vertellen wat nog origineel is en wat gerestaureerd is. Hij weet zelfs de heel vage teksten te vinden die in de rotswand gekerfd zijn, en zo goed als onleesbaar geworden zijn door wind- en regenerosie. Zo komen we terug bij de camper en geef ik de man 200 Lèk, het bedrag dat je normaal ook betaald bij de meeste sites.
Zoals eerder gezegd keer ik vervolgens terug naar Lin en trek naar de camping Elin, die blijkbaar gloednieuw en nog deels in aanbouw is (er worden nog planten en kiezels gelegd en een deel is pas ingezaaid en dus niet bruikbaar momenteel. Maar het restaurant en de sanitaire blok zijn klaar en er is elektriciteit voor handen. Merkwaardig is wel dat de spiksplinternieuwe sanitaire blok uitgerust is met “Franse” hurktoiletten en dit in combinatie met de douche. De laatste keer dat ik dit zag was in Marokko in een hygiënische staat die je alleen in nachtmerries ziet, doch hier is het kraaknet. De camping ligt ook aan het meer en heeft een keienstrand met ligzetels en parasols, een waar paradijsje als de zon schijnt. Nu met de bewolking echter ben ik hier alleen op een moedige zwemmer na. Ik voel even de watertemperatuur en besluit van ook nog even te gaan zwemmen ondanks het late uur (19u00). Ik kleed me om en trek met mijn snorkelgerij naar het meer. Het te water gaan is best wel frisjes (ik schat een graad of 15-16), maar al met al valt het wel mee en het water is kraakhelder. Een half uurtje later is het weer tijd om eruit te komen en de voeten onder tafel te schuiven in het openlucht restaurant. Vandaag steak met gebakken aardappelschijfjes en de onvermijdelijke salade doorgespoeld met een Tsjechisch biertje. Nog een Watermeloenijsje als dessert en dan gaat het weer naar de camper om te profiteren van de aanwezigheid van de Wifi.

Dinsdag 09/06

Vanmorgen toch maar van de speciale sanitaire faciliteiten gebruik gemaakt om te douchen en na het ontbijt terug vertrokken richting Prrenjas. Daarbij gaat het natuurlijk weer over de steile helling en de afdaling met al de autowasserijen. Omdat ik er vandaag de tijd voor heb en mijn camper veruit de smerigste was op de camping (zelfs de Defender met de Bimobil unit stond er netjes bij), toch maar gauw even de camper ook een douche laten geven. Want als je nu iets aanraakt of ertegen hangt ben je ook vuil. Ik moet zeggen, ze maken er werk van, hij komt properder tevoorschijn dan ik thuis vertrokken ben en dat alles voor 400 Lèk (+/- 3€). Lang zal dat waarschijnlijk echte niet duren. Er staan niet echt bezienswaardigheden op de planning voor vandaag, ik rijd wel langs het Rrajca Natuurreservaat en door het Shebenik-Jabllanicë National Park, dus mooie uitzichten zullen er wel zijn, bovendien is de route maar 95km lang. Het eerste deel tot in Librazhd blijkt dan nog geasfalteerd wat er voor zorgt dat ik een gans stuk voor lig op schema. De route door het Nationaal Park die ook als geasfalteerd stond vermeld blijkt dat dan weer niet te zijn. Men is hier volop bezig de weg te verbreden en dus rijd ik op gravel. Bovendien heb ik ergens een afslag gemist blijkbaar, waardoor ik niet de route langs de grens, maar eentje wat meer inlands neem. Het moet gezegd dat deze best wel mooie panorama’s oplevert, maar na zo’n 50km onverhard begint het gerammel en gedaver me serieus de keel uit te hangen. Ik ben dan ook blij in Shupenze eindelijk het asfalt terug te vinden, want ik begon al serieus te twijfelen waar ik nu eigenlijk zat, omdat in geen van de minuscule bergdorpjes een naambordje stond en het enige wat de dorpsbewoners me wisten wijs te maken was de richting die ik uit moest. Toch serieus lastig als je solo reist zonder GPS (die is stuk weet je nog wel).
In Peshkopi twijfel ik of ik wel naar het Lura National Park zou rijden, de reisgids geeft aan dat de wegen van deze kant uit, slecht tot zeer slecht zijn. Doch de mensen hier zeggen me dat het best meevalt. Weer sla ik mijn intuïtief gevoel in de wind en begin toch aan de route, tot in Muhurr heb ik nog asfalt zoals de lokale mensen me ook zal zeiden, naar Arras gaat het dan over onverharde pistes, doch in redelijke staat. Maar dan komt de kat op de koord, de piste wordt smaller, kronkelt langs steile bergwanden en blijft maar duren, gelukkig kom ik nog regelmatig mensen tegen (vooral herders en boeren) die me bij twijfel de juiste richting uitwijzen. Eerst zijn de paden alleen maar steil en smal, maar later worden ze echt wel beangstigend, een bijrijder met hoogtevrees moet je hier niet bijhebben, bovendien ligt de piste nu vol met losse stenen die serieuze afmetingen beginnen aan te nemen en die de camper wel erg schuin doen overhellen. Op een bepaald gedeelte lijkt de weg wel een rivierbedding en stroomt het water me tegemoet gedurende kilometers. Soms is het zo smal dat ik niet eens kan uitstappen, als er dan nog enkel rotsrichels op mijn weg komen begint het echt wel eng te worden. Dit is eigenlijk meer dan waar ik voor gekozen heb en sowieso het zwaarste terrein dat ik ooit al met de camper deed, maar het moet gezegd, het oudje trekt er zich goed door. Ik ben blij als ik even op een hoogplateau kom met gras waar ik uitstap om mijn trillende benen wat rust te gunnen. Maar ik ben er nog niet en de piste is nu nog nauwelijks die naam waard. Het zijn gewoon allemaal losse stenen waarover de Defender van de ene naar de andere hobbelt. Na wat een eindeloze tijd lijkt, komen er terug sporen van leven in de omgeving. Het begint met houten palen met elektriciteitslijnen en dan verschijnen in de dalen ver onder mij de eerste huisjes. Nog wat later zie ik het tweelingsdorp Fuschë Lurë en Lurë e Vjetër onder me liggen. Nog een laatste inspanning en ik sta zowaar op asfalt, ik kan me nog juist inhouden om het te kussen. Ik rijd het dorp door en voel nu pas hoe moe ik wel van deze escapade ben. Het Lura National Park ligt nog enkele kilometers verderop en was eigenlijk gepland als overnachtingplaats voor morgenavond.
Terwijl ik twijfel of ik dat stuk nog wel wil rijden (en of ik zelf het park nog wel wil bezoeken), wordt ik in het Engels aangesproken. De man blijkt leraar Engels, gids en guesthouse eigenaar te zijn. Hij biedt me een plekje aan in de tuin voor de camper, en nodigt me uit voor een Raki en een Turkse koffie. De uitnodiging is te verleidelijk om te weerstaan en rijd door de poort de tuin in. Na de drankjes en wat over en weer gepraat, toont hij me de Kula (het torenhuis zoals dit slecht vertaald wordt, want het is eigenlijk helemaal geen toren), dat sinds Reizen Waes berucht is als safehouse voor door bloedvete bedreigde mannelijke familieleden. De huizen bestaan gewoonlijk uit een drietal verdiepingen, zonder ramen op het gelijkvloers, en kleine taps lopende openingen op het eerst verdiep, zodat er gemakkelijk naar buiten kon geschoten worden, maar moeilijk naar binnen. Typisch zijn ook de stenen erkertjes die aan de muren hangen (waar die gaten inzitten). Door de dikke muren en weinig ramen (die er later ingezet zijn) is het heerlijk fris in de Kula, maar ook vrij donker. Ik spreek met mijn gastheer af dat we morgenvroeg een koffietje gaan drinken in het dorp, en dan besluiten of hij me vergezeld naar het Nationaal Park of me onmiddellijk naar Rrëshen begeleid (hij moet daar zijn morgen), en dit is tevens de weg die in de Bradt reisgids aangeduid wordt als de beste route om hier te komen. Voor mij betekent het een serieuze omweg, maar ik ga echt diezelfde weg niet terug!
De vermoeidheid zit er nog wat in en dus ga ik op het gemak nog wat lezen, nog wat tokkelen op de laptop en het restje spaghetti opwarmen als avondmaal en dan (vroeg) gaan slapen.

Woensdag 10/06

Na een rustige nacht en een warme douche in de camper wordt ik al opgewacht voor de koffie, doch ik vraag nog even geduld zodat ik eerst nog kan ontbijten. Nadien dan een straffe Turkse koffie, waar ik als niet koffiedrinker ineens klaarwakker van ben. De aangeboden Raki laat ik zo vroeg op de ochtend maar aan me voorbijgaan. We spreken af om naar een paar van de meren van het Lura National Park te rijden, met de optie om terug te draaien als ik de pist te slecht vind. Later zal ik dan naar Rrëshen rijden, waar ik mijn gids afzet die naar Tirana gaat, heeft ineens het voordeel dat ik niet mis kan rijden. De piste naar het park is een 15km lang en in redelijke staat op een paar slechtere stukjes na, maar niets in vergelijking met gisteren. We rijden ineens door naar het laatste meer dat we komen bekijken, te weten het Liqeni i Madh (het grote meer) dat omringd wordt door bossen en bergen. Eigenlijk gaat het hier al over 2 meren want gescheiden door een dijk ligt er een kleiner onbenoemd meertje met waterlelies. Het grote meer is tevens het hoogst liggende meer van het park op 1720m hoogte. Als we er weer willen vertrekken merk ik op dat één van mijn slijklappen los hangt, daar zijn al die rotsige pistes natuurlijk niet vreemd aan, en ik besluit van ze er ter plaatse even af te vijzen om ze niet te verliezen. Hierna rijden we naar het Liqeni i Lopëve (het meer van het vee) dat prachtig onder een impressionante rotsheuvel ligt en tenslotte naar het Liqeni i Rrasave (het stenen meer), waarvan de bodem bedekt is met leistenen. Allen liggen ze in het deel van het park dat gelukkig nog niet al te aangetast is door illegale ontbossing en vormen mooie idyllische plekjes, de 4 andere meren die via de weg bereikbaar zijn hebben daar wel meer van te leiden gehad volgens mijn reisgids.
We keren naar het dorpje terug en terwijl mijn gids wat spullen bij elkaar pakt en de boel afsluit, bevestig ik de slijklap opnieuw onder de auto. Mijn hoop op een volledig asfaltweg wordt door mijn bijrijder al vlug de kop ingeslagen. Maar hij belooft wel een goed berijdbare piste. En ik moet nageven, deze piste is inderdaad heel wat beter dan dewelke die ik in het naar hier komen genomen heb. Een volgende slachtoffer van het gedaver en geschok (dat er desondanks natuurlijk ook op deze piste constant is) is het beeldscherm van mijn achteruitrijcamera dat op zwart gaat. Weer een comfort dingetje minder! Het voordeel van deze piste is natuurlijk ook dat ik weer geheel andere panorama’s voorgeschoteld krijg, bovendien gunt het ook enkele seconden rust van het gerammel. In een recordtijd van 2u rijden we de 30km piste, om maar even aan te geven in welke staat deze goede piste erbij ligt. Hoelang ik er gisteren over gedaan heb kan ik me met de beste wil van de wereld niet meer herinneren, maar het zal makkelijk dubbel zo lang geweest zijn. In Rrëshen is het dan tijd om afscheid te nemen van mijn vriendelijke helper. Hij wil in eerste instantie niets aannemen van geld, niet voor de overnachtingplaats, de koffie, Raki of het gidsen, maar als ik aandring neemt hij tenslotte toch 1200 Lèk aan voor het gidsen (nog geen 10€).
Ik zit nu helemaal uit koers en moet zo’n 80km terug naar het Noordoosten, maar dat kan via de enige autosnelweg in het land. Je ziet goed dat ze het begrip autosnelweg nog niet gewoon zijn, want er rijden fietsers, en er lopen voetgangers en vee langs de weg. Het is in elk geval een snelle manier om terug op mijn geplande route te komen. Waar ik trouwens nog steeds één dag op vooruit loop. Ik rijd nog een stukje terug richting Peshkopi, om wat mooie beelden van de Black Drini Canyon (Drini i Zi) te schieten. Normaal was ik van de andere kant door deze canyon gekomen, dat wil zeggen over de van steile hellingen en afdalingen voorziene weg die hoog langs de bergwanden de kloof volgt met prachtige panorama’s als gevolg. Terug in Kukës rijd ik zonder er erg in te hebben naar het enige monument in de stad dat op mijn plaaning staat, het Kosovaarse Exodus monument, aan de stad geschonken door dankbare terugekeerde Kosovaren, die hier tijdens ’98-‘99 oorlog opgevangen werden toen ze uit Kosovo verdreven werden door Slobodan Milosevics troepen. Het is even zoeken naar de juiste weg om de stad te verlaten richting Konsë, maar uiteindelijk blijkt het éénvoudig genoeg: opnieuw de autosnelweg op, maar in zuidwestelijke richting voor een klein stukje en dan een zijweg inslaan, juist voorbij een benzinestation. Het is een lokale politieagent die me op de goede weg zet en meteen ook een dilemma voor me oplost, moet je hier nu wel of niet overdag met je lichten op rijden? (de Albanezen zelf doen het ook maar voor de helft), en inderdaad dat is blijkbaar verplicht.
Wanneer ik de autosnelweg wil verlaten lijkt het weggetje me maar een smal ding, maar 2 mannen bevestigen me toch dat het de juiste weg is en vragen me ineens een lift naar een dorpje 6km verderop. En dus zit ik nog maar een keer met onbekend volk in de camper, wat altijd tot grappige communicaties leidt gezien we elkaar zo goed als niet verstaan. Wat ik echter wel begrijp is dat mijn origineel geplande route via Krumë, Pac en Tropoje die ik stilzwijgend heb laten vallen omdat die volgens de kaarten opnieuw 100km onverhard bevatte, en daar heb ik voor vandaag de buik wel van vol, ondertussen dan toch volledig geasfalteerd zou zijn. Te laat echter, maar niet getreurd want echte bezienswaardigheden waren er toch niet op die route en bovendien blijkt ook deze route heel wat moois in petto te hebben. Ik zet beide lifters af, stop even verder om nog wat kersen te kopen van een stel heel jonge kinderen en denk er nog net op tijd aan om ook een foto van Lake Fierzë te nemen, voordat achter de bergen uit het zicht verdwijnt. Het berglandschap waar ik nu doorheen rijdt is veel groener dan wat ik voordien al zag, uitgestrekte bossen bedekken de hellingen tot op de top en ik kronkel er doorheen. Door de wijziging van de route heb ik nog geen idee waar te overnachten en veel plaats bieden deze wegen niet met langs één zijde de berghellingen en aan de andere de afgrond.
Tot ik me plots meen te herinneren tijdens de voorbereiding over een plaatsje gelezen te hebben (in het kader van een substituutroute voor de Komani Ferry later op de reis) in het plaatsje Dardhë. En een beetje verder dan ik vandaag wou rijden, maar dat neem ik er wel bij. Het is dan ook al even na 20u00, wanneer ik bij het Hotel Restaurant Alpin aankom, en bovendien is het tijdens de laatste kilometers beginnen onweren en druppelt het nu ook. Ik krijg direct een plaatse aangewezen om me te parkeren, als ik vraag of ik hier mag overnachten in ruil voor het gebruik maken van het restaurant. En wat een plaatsje, naast een klaterende waterrad met aan de andere zijde als buren … twee jonge bruine beren in een grote kooi met waterpartij en klimbomen. Het lijken wel reuze teddyberen, maar ik houdt mijn vingers toch maar ver uit hun buurt als ze nieuwsgierig een kijkje komen nemen. Ze zien er alvast niet gestrest of mishandeld uit, en ik vermoed dat het nog jonge dieren zijn. In het restaurant zit een groep van 12 Duitsers, die naar ik vermoed morgen met de mountainbikes op weg gaan die buiten op een aanhangwagen staan te wachten. Ze mogen het hebben, want ze lijken me toch niet meer van de jongste en het zijn taaie hellingen hier! Ik kies voor Roast van de grill, salade, frietjes en een biertje. Na het eten gaat het op een spurtje door de regen naar de camper. 5 minuten later kijk ik even buiten en zie niets meer, blijkbaar is de elektriciteit van het hotel even uitgevallen. Het pittoreske klaterende waterrad zal vannacht niet zo aangenaam zijn vermoed ik, dat ding zetten ze blijkbaar niet af.

Donderdag 11/06

Het geluid van het waterrad bleek dan toch niet echt te storen, na een goede nachtrust klaar om vanmorgen er weer vaart in te zetten. Ik was nog twee probleempjes vergeten melden gisteren: een potje van op de steekas was gisteren plots verdwenen (gelukkig had ik nog een reserve bij, na een zelfde voorval enkele jaren geleden), en het slotje van het trapje heeft het ook begeven (gelukkig is er de ketting nog), dit laatste zullen we toch een keertje moeten herbekijken, want dit is ook al de 2e keer. Het goede nieuws is echter dat het beeldscherm van de achteruitrijcamera opnieuw werkt, het bleek gewoon een fiche die los getrild was. Ik vervolg mijn route naar Fierzë en deze loopt weer via een kronkelende bergweg met juist genoeg gaten in het asfalt om het spannend te maken. Maar goed genoeg om wat meer van de omgeving te kunnen genieten, en die is zeker de moeite waard, met de vergezichten over de groene dalen en in de verte het Fierza meer dat steeds weer opduikt. Op enkele bergtoppen verder weg is er nog een klein beetje sneeuw te zien, ondenkbaar bij deze temperaturen, want het is weer snikheet. Op de weg verder koeien, schapen, geiten en herdershonden, maar ook regelmatig kinderen die fruit te koop aanbieden. Zo koop ik van een klein meisje een bekertje mini-framboosjes die heerlijk zoet smaken. Dat er zoveel kinderen niet op school zitten is omdat het hier al grote vakantie is (volgens mijn schoolmeester-gids van gisteren althans). Er bestaat hier (gratis) schoolplicht tot 9 jaar trouwens.
In Fierzë wil ik eerst nog een keertje bevestiging van de aankomsttijden van de ferry’s en dus rijd ik naar het haventje dat een beetje buiten de stad ligt. Een tegenligger wijst heftig naar de grond en ik vertraag met de bedoeling om te stoppen om te zien of er wat aan de auto scheelt, als ik merk wat hij bedoelt: aan houten palen zijn hier stroomdraden gespannen die naast en soms over de weg lopen, blijkbaar heeft een vrachtwagen één van die draden losgetrokken, die nu op en over de weg ligt, ik rijd er voorzichtig over en verwittig de mensen van het ferryhaventje even later van het voorval. Ik vermoed zelfs dat de betonmixer die er staat aan te schuiven, de dader is. Wat betreft de vertrektijden van de ferry’s, krijg ik bevestiging dat deze om 9u en 13u vertrekken. Ik ga dan weer (opnieuw over de draden) de bergen in, richting Valbona. Het Duitse koppel in de VW T5 die ik een tijdje terug tegen kwam, zei me al dat er in Valbona niet veel te beleven viel, doch dat had ik ook al opgemerkt bij het opmaken van de planning. Dit is weer typisch zo’n bestemming waar de rit ernaartoe belangrijker is dan de plaats zelf. Eerst maak ik nog een korte stop bij een autokerkhof langs de baan waar in een Defender tussen de wrakken zie, toch maar even kijken of daar nog de doppen van de steekassen op zitten. Dat blijkt niet het geval, maar er zit wel een dashboardje in met enkele meters die ik in België maar niet vind op de 2e handsbeurs. Even later heb ik de 3 metertjes geruild voor wat Lèk.
Nu begint echt de rit naar Valbona, eerst door groen berglandschap zoals vanmorgen, maar algauw worden de bergwanden rotsachtiger en rijd ik door de Valbona canyon. Recht oprijzende wanden, overhangende rotsen, azuurblauw snelstromend water in de bergrivier vormen het recept van de mooi rit die overigens maar blijft stijgen. Pas op de bestemming aangekomen, vlakt het wat af en bevind ik me in een door bergen omsloten vallei. Voor trekkers is dit pas het begin, want van hieruit vertrekken heel wat lange wandelingen op en door de bergen. Voor andere reizigers is er echter niet zoveel te beleven, al is de mengeling van grote rotsblokken en boompjes best aantrekkelijk om te zien. Ook het Rilindja hotel dat gepland stond als mijn overnachtingplaats ziet er best aantrekkelijk uit, wat echter niet kan gezegd worden van de kampeerplaats die er bij hoort. Die lijkt er zo op een afstandje bij te liggen, van het is er wel, maar niet van harte. Ik twijfel of ik er toch op zal rijden en een rustige namiddag doorbreng en misschien voor een positieve verrassing kom te staan of terug te keren en zien of ik de ferry nog haal? Het wordt het laatste, al is de kans heel erg klein dat ik die nog op tijd bereik (als die op tijd afvaart). Ik gok er dus op dat, dit hier in Albanië naar analogie met Italië en Griekenland niet het geval zal zijn. Ik ga me echter ook niet overhaasten, daarvoor is de weg te gevaarlijk met zijn vele bochten en onverwachte weggebruikers waaronder heel wat paarden en koeien.
Zoal altijd wanneer je ergens op tijd wil geraken, zijn er plotseling tal van obstructies die dat willen verknoeien. In dit geval is dat onder andere vee dat halsstarrig op/in de weg blijft staan en in de dorpjes chauffeurs die zo nodig een babbeltje willen slaan met een tegenligger en zo de ganse boel ophouden. Uiteindelijk krijg ik om 13u15 het haventje in het zich, er is zelfs al iemand bezig de losliggende draad terug in orde te brengen, en het veerpontje ligt er warempel nog. Doch nog maar juist, want ze staan op punt af te varen, als ze me zien aankomen wachten ze me op, rijden er een bestelwagentje terug af zodat ik er op kan en wringen dan het bestelbusje er ook weer op. Samen met een Duitse Mercedes bus ingericht als camper en een klein vrachtwagentje staat het ding bijna vol. Het is te zeggen behalve het gedeelte onder de brug, waar normaal alleen personenwagens kunnen staan (wegens te laag), want die waren er vandaag blijkbaar niet. Ik sla een babbeltje met het Duitse koppel met 2 kleine kinderen die met de andere camper zijn en begin vanuit mijn camper te genieten van het uitzicht. Buiten in de blakke zon is het veel te heet. Ik maak tevens gebruik van de rust om te lunchen.
3u lang varen we over Lake Komani, soms zijn de bergen waar we tussendoor varen groene glooiende hoge heuvels, doch op sommige stukken toornen de steile rotswanden boven ons uit en soms lijkt het of we linea recta op zo’n rotswand afvaren zonder uitgang, waarna op het laatste moment de ferry draait en er zich een nieuwe waterweg openbaart. Hoog in de meer glooiende stukken zie je soms een huisje staan waarvan je denkt, woont daar iemand en hoe geraakt die daar? Maar dat wordt al gauw duidelijk als we plots vaart minderen en op de oever afstevenen. Daar staat iemand klaar om opgepikt te worden en enkele minuutjes later zitten we opnieuw op de juiste route. Dat gebeurt 2 maal en bovendien pikken we nog iemand op vanuit een vissersbootje ook. Even na het vertrek kruisten we trouwens de grotere ferry, die naar kwatongen beweren, gezonken is en opgedregd werd en opnieuw vaart (uitsluitend voor vrachtvervoer), en zo ziet het ding er eigenlijk ook wel uit. Het is een beetje de ferryvariant van het betoverde piratenschip dat eeuwig rondvaart.
De aankomst in Koman is best wel een beetje spectaculair want het is eigenlijk niet meer dan een door steile rotsen omgeven plekje waarbij de enige uitgang door een in de rotsen uitgehakte tunnel is. Ze hebben het best lastig om de ferry goed te positioneren en bovendien moeten we achterwaarts van de ramp die zo’n 10 cm aan beide zijden van de camper over heeft. Met behulp van mijn acheruitrijcamera lukt dat echter heel aardig. En ik rijd even later als eerste door de tunnel. De weg waarop ik uit kom is weliswaar geasfalteerd, maar zeggen dat die er goed bijligt, zou de waarheid geweld aandoen zijn. Dus is het nog maar een keer hotsen en botsen tot ik op de “grote” weg richting Shkodër kom. Deze ligt er wat beter bij, maar heeft dan weer last van wegpiraten, die op de onmogelijkst momenten voorbijsteken of juist stapvoets rijden, onveranderlijk met een GSM aan het oor. Zolang ik de stad nog niet bereikt heb, lukt het nog wel om de goede richting aan te houden, maar in het gewemel en gewriemel van de eerste stadswijken wordt dat moeilijker, ik duikel mijn Tomtom op uit zijn bergplaats en wil kijken of die ondertussen in dit deel van Albanië misschien wel zijn weg vindt. Doch alvorens die zijn satellieten vindt, duikt de groene camper van de Duitsers op, van wie ik weet dat ze ook naar de camping rijden.
Ik zet de achtervolging in en we bereiken een kilometer of 7 buiten de stad de camping. Dit is zonder twijfel de grootste camping die ik al zag in Albanië waar de Nederlanders en Duitsers oververtegenwoordigd zijn (onder andere door een groep van de ACSI kampeerclub). Het is nu bloedheet, maar ik neem toch eerst de tijd om de lege watertanks te vullen de volle afvaltanks te legen, dan is dat alvast in orde. Eens de camper op zijn plaats even een rondje over de camping gemaakt, een korte babbel met de ACSI-leider en de oever van het Shkodër meer even verkennen. Het water is zo warm als lauw badwater en het restaurant zit vol en dus besluit ik maar om mijn snorkelgerief op te halen en nog een half uurtje te snorkelen al valt de schemering bijna in. Rond 21u sta ik zelf dan naar het restaurant, bestel een zeevruchten mix, een potje Albanese olijven en een frisdrank. Nog even afronden met een pistache-ijsje en dan terug naar de camper. Doordat ik de ferry reeds vandaag nam zit ik nu zomaar ineens 4 dagen voor op het schema (waarvan 2 ingecalculeerd waren voor een omrijroute, in geval de ferry niet zou varen). Maar ik zie nog wel hoe ik dat ga invullen.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
christiaan
Berichten: 306
Lid geworden op: di 05 aug, 2003 12:08
lrocb_lidnr: 7
Woonplaats: Hulshout

Re: Op ontdekking naar het mysterieuze Shqiperia

Ongelezen bericht door christiaan »

Blijf het enorm jammer vinden dat je niet wat foto's post tussen de tekst.
Raaên = disappearing from the grid = remize à zero
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1102
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Op ontdekking naar het mysterieuze Shqiperia

Ongelezen bericht door Yohani »

Ben momenteel al blij als ik de tekst gepost krijg. Zal een selectie maken wanneer ik terug ben begin juli en die er onder zetten.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1102
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Op ontdekking naar het mysterieuze Shqiperia

Ongelezen bericht door Yohani »

Vrijdag 12/06



Vandaag niet zoveel kilometers op de planning omdat ik afzie van de lange route naar Thet, die zou me over 130km onverharde piste voeren, die zelfs de lokalen alleen in nood gebruiken, en dat is geen goed teken. Ik opteer dus voor de kortere route van een 80 tal kilometer, die ondertussen zover geasfalteerd is dat alleen de laatste 15km afdalen nog onverhard zijn. Het eerste deel van de route is gemakkelijk, maar eens voorbij Borgë begint het zeer venijnig te klimmen, de asfalt is hier nog zo nieuw dat je hem nog ruikt, bij wijze van spreken (zal wel gewoon van de hitte zijn, vanmorgen om 10u was het al 34°C!). Met deze hellingen komen dan ook de onvermijdelijke haarspeldbochten en op een gegeven moment zet ik de camper gewoon in zijn kleine versnellingen, snel gaat het toch niet en dat spaart heel wat geschakel en moeizaam optrekken. De panorama’s zijn weer prachtig met de Vervloekte Bergen als achtergrond. Soms vormen ze een cirque (een halve cirkel) rond een vallei en op de toppen ligt er nog een beetje sneeuw. Was het eerste deel nog open en bloot tegen de steile bergwand, eens ik boven ben en het asfalt ophoudt, rijd ik bijna permanent door bos met hier en daar een Alpenweide. Zoals bij het klimmen zit ik hier bijna permanent in kleine 2e of 3e versnelling, nu op het onverhard met de difflock in. Gelukkig is het een goed bereidbare piste, met weinig tegenliggers.

Even voor ik in het dorpje Thet aankom heeft een ondernemende Albanees een verwelkomingstandje opgezet, hij geeft daarbij uitgebreid uitleg over de bezienswaardigheden in de vallei die helemaal omringd is door hoog oprijzende bergtoppen. Bovendien heeft hij alle telefoonnummers van de mensen die hier guesthouses (al dan niet met camping als annex) hebben. Ik praat zeker een half uur met de man, die zo’n 23 jaar in de VS gewoond heeft, en terug gekomen is naar Albanië. Die Amerikaanse spirit zit er in elk geval nog in, want hij verkoopt natuurlijk ook souvenirs. Wanneer ik wil vertrekken wordt ik nog ingehaald door een Hummer 2 (de originele Hummer past volgens mij zelfs in de breedte niet op deze piste) en even later kruis ik 2 Mercedes busjes, gelukkig op plaatsen waar er enigszins kon uitgeweken worden. Eens aangekomen in de vallei is het duidelijk dat de mensen hier ook met gewone personenauto’s deze piste nemen. Al hebben de meeste die een voertuig hebben (vooral de guesthouses) toch een 4x4 staan, kwestie van altijd hun klanten kunnen op te halen en weg te brengen, want bij regen zie ik die personenwagens nog niet boven komen.

Juist voor het binnenrijden van het dorp is er al een mooie waterval langs de kant van de weg. Even later rijd ik over de brug de rivier over en het dorp in. De meeste huizen zijn hier in natuursteen gebouwd en of vrij nieuw of gerenoveerd. Van enkele ouder huisjes rest alleen nog een ruïne. Er staan hier nog 2 Kula’s, eentje is zo vervallen dat hij nog nauwelijks herkenbaar is, maar de tweede is nog in goede staat. Deze beschermtorens die eens over de hele bergregio van Albanië stonden zijn nu een rariteit aan het worden, en niet overal in Albanië zien ze er hetzelfde uit. In de regio van de Lura lakes, waren het eerder versterkte huizen, hier zijn het echte torentjes met de ingang op het eerste verdiep en dunne sleuven als ramen. Liefst maakten ze daarbij gebruik van een natuurlijke rots als extra bescherming om daarop te bouwen. De ladder die gebruikt werd om op de eerste verdiep binnen te geraken werd dan opgehaald en binnen gebruikt om naar het volgende verdiep te kunnen en buitenstaanders de toegang te ontzeggen.

Terwijl ik even in de reisgids kijk naar welke bezienswaardigheden er nog te zien zijn, komt een jonge kerel me tegemoet op zijn bromfiets om een overnachtingplaats aan te bieden met diner voor 15€. Het blijkt een plaatsje in de buurt van het ook al gerestoreerde kerkje te zijn. Ik parkeer er de camper achter het geusthouse en verzamel wat drank om langs de Kula toren naar een waterval in een canyon te wandelen. Het is bloedheet hier en de hellingen kruipen goed in de benen. Ik moet ook nog het snelstromende bergriviertje over, van steen tot steen springend en krijg nog een paar kuitenbijters voor de neus alvorens ik de waterval van de bergwand zie storten. Ik kom er niet meer toe om tot aan de voet van de waterval te gaan want achter mij in de vallei is er een onweer los gebarsten, en dat is hier in de bergen nu niet de ideale moment om rond te wandelen en dus keer ik terug naar de camper. Het ergste is echter al voorbij tegen dat ik halfweg terug ben, en dus stop ik bij een terrasje voor een extra drankje (het duurste van de hele reis aan 150 Lèk). In de camper neem ik even de tijd om bij te komen van de wandeling in de hitte, en er vallen zelfs nog enkele druppels. Het blijft echter bloedheet en ik ben best tevreden met de 12V ventilator die al enkele jaren ongebruikt in de camper hing en die nu zijn best mag doen. Na nog wat lezen, ga ik op bezoek bij een Engels gepensioneerd echtpaar dat met hun Land Rover Camper aan een guesthouse iets verderop staan. We wisselen wat typische Land Rover ervaringen uit evenals impressies van reizen naar plaatsen waar we allen geweest zijn. Hij is als trialliefhebber vast van plan de lange piste terug naar Shkodër te nemen, waar zijn vrouw toch niet echt helemaal gelukkig mee lijkt te zijn. Terug bij de camper heb ik nog ruim de tijd om wat aan mijn reisverhaal te schrijven, gezien het eten pas rond 20u voorzien is. Later op de avond krijg ik een komkommersalade, korrelige fetakaas, frietjes, gekruide rijst en een onbestemd soort vlees, dat meer uit vet dan vlees lijkt te bestaan. Als bestek blijft het bij een vork en een lepel? Na de maaltijd komt er dan nog een buurtje.



Zaterdag 13/06



Vannacht rond 2u30 wordt ik wakker van een auto die komt aanrijden, er is wat geluid van pratende mensen, auto rijd weer weg en komt even later weer terug. Als ik een kijkje neem door het venster zie ik ook licht in het huisje. Een kwartiertje later is het weer donker en rustig. Geen idee wat ze hier in de grensstreek ’s nachts uitspoken en ik zal me er maar niet in mengen. De rest van de nacht verloopt rustig. De douche vanmorgen is een maat voor niets, er komt namelijk zo goed als geen water uit de kraan, dan maar terug naar de camper en daar uitgebreid gedoucht in de eigen douche.

Bij het lezen in de reisgids gisterenavond ben ik tot de conclusie gekomen dat je hier in de vallei nog een stuk de Grunas Canyon in kan rijden en ik heb dan besloten om dit vanochtend te doen alvorens de terugweg richting Lake Shkodër aan te vatten. De piste ligt er een beetje slechter bij dan deze om hier te geraken, maar niet overdreven. Enige spannende puntjes bij overhangende rotsen, maar die blijken hoog genoeg om probleemloos onderdoor te rijden. Voorts is de piste smal en de afgrond dichtbij, maar dat is een kwestie van het hoofd erbij te houden. Het levert in elk geval weer enkele prachtige berglandschappen op. Wanneer de canyon zich verbreed, vind ik het wel mooi geweest en op een geschikt plekje draai ik terug. Ik ben nog maar juist aan het bedenken dat je hier toch best geen tegenliggers hebt, als de eerste zich aanmeld. En het is dan nog een “bekende”, namelijk de Toyota Hilux met opzetunit die ik al aan de Prespa meren zag, tezamen met 2 Land Rover Defenders, ik rijd een stukje achteruit tot ik een plaatsje vind waar we elkaar kunnen kruisen en vraag of de andere zo meteen ook langskomen, maar die blijken al huiswaarts gekeerd te zijn. Het wordt nog drukker want ik kom nog zeker een stuk of 4 terreinwagens tegen, die pas met de nodige moeite kunnen gekruist worden.

En het betert er niet op als ik de 15km lange piste over de berg oprijd, blijkbaar komen er op zaterdag heel wat dagjesmensen naar de vallei, gedeeltelijk in (Mercedes) busjes (de eerste komt door een bocht gestoven en staat op zo’n 15cm voor de neus van de camper pas stil), maar ook enkele personenwagens en 4x4’s en zelfs een graafmachine met schep en kraantje achterop. Ik zwaai nog even ter afscheid naar de man met de infokiosk van op de heenweg en ga weer verder. Ik stop nog een keer aan een alpenweide voor een pauze, maar afgezien van het tegemoetkomende verkeer , verloopt alles vlot. Als ik bijna boven ben rijd er een vrij nieuwe Mercedes personenwagen voor mij, tegen nog geen 5km per uur, die blijkbaar de piste heeft genomen, maar het een beetje te veel van het goede vond en bij de eerste gelegenheid omgekeerd is en nu tegen nog geen 5km/u ongeschonden tracht terug boven te raken. Het duurt nog een heel eind voor er een breder stukje komt waar de Mercedes bestuurder durft uit te wijken en ik weer vrij baan heb. Nog een eindje verder komt dan het asfalt weer in zicht en na een korte pauze vat ik de afdaling aan. Ook hier blijf ik in kleine versnelling staan, maar natuurlijk met de diff lock uitgeschakeld.

In Koplik neem ik de afslag richting Hani i Hotit en verder richting Vermosh. Zo ver ga ik echter niet, in de buurt van het dorpje Rrapsh stop ik voor een lunchpauze en geef de motor tevens de kans wat af te koelen, want het is hier weer bloedheet en de stijgingspercentages zijn geen lachertje op dit van haarspeldbochten vergeven stuk van de route. Ik rijd het dorpje voorbij en ben eigenlijk van plan om terug te draaien, maar ga toch nog een kilometertje verder en krijg dan een indrukwekkend panorama gepresenteerd. De weg slingert zich in lange waaiers langs de imposante bergwand naar beneden en recht voor me licht in de diepte een prachtige vallei. Dit uitzichtpunt alleen al is de moeizame klim van daarjuist meer dan waard. Het zwarte asfaltlint verdwijnt achter een bocht in de diepte en komt even later weer tevoorschijn als een nog dunner streepje waarop speelgoedautootjes lijken te rijden. Langs alle kanten wordt de vallei ingesloten door de indrukwekkende kale bergen.

Na dit mooie intermezzo keer ik op mijn stappen terug met nog één stop om enkele boodschappen te doen, waaronder enkele ijslolly’s om wat extra afkoeling te verzorgen. Rond 16u00 sta ik opnieuw op het Lake Shkodër Resort waar ik het Duitse koppel met de VW T5 van in Farma Sotira opnieuw ontmoet. We wisselen de nieuwe ervaringen sinds onze laatste ontmoeting uit en ik ga nog een uurtje snorkelen in het meer. Nadien ga ik samen met Christiaan en Berthe een stukje eten in het restaurant aan de oever van het meer. Ik kies voor Yoghurt met komkommer en knoflook, kip met gebakken aardappeltjes en een biertje. We nemen nog een drankje na en keren dan naar de campers terug, waar ik met Christiaan nog even tevergeefs kijk of we mijn Garmin aan de praat krijgen met één van zijn kaartjes. Na enkele mislukte pogingen geven we dat op en ga ik nog wat aan de laptop. Plots valt echter de elektriciteit uit op de camping, en als ik even polshoogte neem, raak ik in gesprek met het Nederlandse koppel naast mij. Ook hier weer veel reiservaring uitgewisseld en blijkt dat de man al enkele keren naar het Overlandertreffen kwam, dus haal ik even een pamfletje van de volgende editie. In het gezelschap van 2 piepkleine katjes die met elkaar aan het dollen zijn, praten we over van alles en nog wat en zo is het weer half twaalf alvorens ik het weet.



Zondag 14/06



Vandaag wordt een rustige dag met weinig kilometers, door de wijziging in mijn reisroute om naar Thet te rijden heb ik de Ura e Mesit gemist, een stenen Ottomaanse brug en dus rijd ik eerst daarheen om er een kijkje te nemen. Deze is in zoverre bijzonder dat dit het langste exemplaar is in Albanië met 13 bogen en gekromd is. En inderdaad het is een erg fraai exemplaar. Ik ga ook nog op zoek naar het dorpje Drisht, maar tegenstrijdige informatie van de lokale mensen zorgt ervoor dat ik de plaats niet vind. Niet getreurd want ook in Shkodër is er nog een kasteel te bezoeken. Ook het historisch museum is interessant, maar op zondag niet open. Terwijl ik in het centrum ronddwaal met de camper kom ik voorbij het Moeder Theresa plein, die door Albanië wordt geclaimd omdat diens moeder Albanese was, zijzelf is echter in Macedonië geboren. Op het plein staat een standbeeld van haar en even verder op de grote El Zamil moskee die in 1990 heropgebouwd werd naar het model van de oude versie die in de ’60-er jaren vernietigd werd.

Na enkele mislukte pogingen kom ik dan toch uiteindelijk bij het Rozafa kasteel. En dit keer is er het eentje zoals we ons normaal een kasteel voorstellen, en dus geen versterkte stad. Ik parkeer de camper een 100-tal meter onder de ingang en wandel het laatste stuk naar boven. Een uitdaging op zich bij een temperatuur van rond de 35°C. De burcht is strategisch gelegen op een bergtop naast de rivier en is constant verbouwd sinds de Illyrische tijden, op enkele muren van perfect in elkaar passende stenen blokken is het meeste dat in de ruïne nog te zien is van de Venitiaanse en Ottomaanse tijd. Men komt de poort binnen in een eerste binnenplaats, waarbinnen er een tweede verdedigingsgordel is gebouwd, en door een volgende poort in de 2e binnenplaats terechtkomt. Naast de kasteelmuren is er hier ook nog een ruïne van de St. Stephen’s kerk te zien. Overal staan er ook gemetste waterputten die met elkaar in verbinding stonden door een ondergronds netwerk van tunnels. Een 3e vestingsmuur omvat de eigenlijke burcht of fort. In één van de gerestoreerde gebouwen daar is er een klein museum, waarvoor je apart inkom betaald en archeologische vondsten van het stenen tijdperk af, van de omgeving tentoongesteld worden, evenals enkele wapens zoals degens, hellebaarden en steenflint geweren. Tijdens mijn bezoekje in het museum valt tot 3x de elektriciteit uit. In de annex van het gebouw is er nog een restaurant annex bar gevestigd, waarover in de Bradt reisgids de grappige anekdote staat dat er daar vandaan mooie uitzichten zijn, maar niet altijd voedsel is … . Daarmee ben ik rond met de kasteeltour en keer ik terug naar de camper.

Het is nog steeds bloedheet en ik ben blij met het beetje wind wanneer ik verder rijd. Bestemming nu is de Laguna e Vilunit waar de rivier in de zee uitmond en de wetlands een beschermde status hebben. Doch van dat laatste valt weinig te merken want na door het immens drukke stadje Velipojë gekropen te zijn (half Albanië komt op deze warme zondag naar het strand), lijkt de omgeving meer op een combinatie tussen een bouwwerf en een vuilnisbelt. Lang blijf ik hier dan ook niet hangen, via enkele kleine geasfalteerde wegels rijd ik naar Bushati waar ik de Nederlands-Albanese Camping Albanië zoek. Met wat vragen lukt dat ook nog vrij vlot en rond 16u00 sta ik gesteld. Nog tijd genoeg om wat te lezen, een zwempartijtje in het zwembad en een uitgebreide maaltijd met zovele kleine hapjes met plaatselijke specialiteiten dat de honger eigenlijk al over is tegen dat de forel gebracht wordt. Afronden doe ik met een witte chocolade met slagroom en dat alles voor een kleine 14€, drank inbegrepen. Ik heb ondertussen ook nog geprobeerd om de Garmin up te daten, in de hoop dat dit het probleem met de GPS zou oplossen, doch dat was tevergeefs. Best wel lastig nu er enkele steden op de planning staan voor de volgende dagen. De Tomtom heeft zelfs geen straten in die steden, daar kan je alleen “centrum” kiezen.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1102
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Op ontdekking naar het mysterieuze Shqiperia

Ongelezen bericht door Yohani »

O ja, nog een Land Rover weetje over Albanië: het rijdt hier dus vol met Discovery's van de 1e en 2e generatie, en Freelanders van de 1e generatie. Voorts alle modellen van de Range Rovers ... .

Ook wel wat Defenders maar gewoonlijk ook nog van de Tdi generatie.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1102
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Op ontdekking naar het mysterieuze Shqiperia

Ongelezen bericht door Yohani »

Maandag 15/06

Week 3 van de vakantie alweer en vanmorgen is de eerste bestemming de stad Lezhë. Onderweg is het alvast heel druk, maar dit is dan ook zowat de levensader van Albanië die van Noord naar Zuid door het land loopt en eigenlijk alle grote steden met elkaar verbind. Ook de grootste idioten achter het stuur vinden elkaar hier blijkbaar en het is dus oppassen geblazen. Behalve een auto die in een gracht naast de berm gesukkeld was op de autosnelweg, heb ik hier verbazingwekkend genoeg nog geen ongelukken gezien. In Lezhë kan ik het stadje niet binnen rijden omdat men het brugdek aan het heraanleggen is, een 2e poging via een tijdelijke brug strand eveneens door een hoogtebeperking, waar tegenliggers mij gelukkig tijdig op attent maken, zodat ik niet in de smalle straat die op de brug uitkomt, kom vast te zitten. De camper dan maar ergens naast de straat geparkeerd en te voet verder gegaan, Ik zie van deze zijde van de rivier al de 2 belangrijkste bezienswaardigheden van de stad, namelijk het kasteel hoog op de bergtop en het Skanderbeg Memorial op de tegenoverliggende oever. Wat betreft het Kështjella, daar stel ik mij tevreden met een foto van op afstand, maar naar het memoriaal wandel ik wel naar toe. Ik kom voorbij een supermarktje die wat groter is dan de mini market, wat me eraan doet denken dat ik hoognodig wat drankjes moet bijhalen, maar dat is voor straks. Eerst maar een keer geld afhalen, wat uiteindelijk pas in 2e instantie lukt (toch maar mijn afrekening goed in het oog houden!).
Het memoriaal is in feite de ruïne van de kathedraal waarin de nationale held Skanderbeg begraven werd, nadat hij gestorven was aan malaria, ironisch eigenlijk dat iemand die decennia lang de Ottomaanse belegeringen heeft weerstaan, dan zo ten onder gaat. Die zelfde Ottomaanse heersers hebben dan uiteindelijk de kathedraal vernietigd wanneer ze de macht overnamen, vele jaren later. Nu is er een modern bouwsel over de resten gezet om ze te beschermen en is de tweekoppige adelaar, die het wapenschild van de man was prominent aanwezig. Het is diezelfde zwarte tweekoppige adelaar op een rood vlak die nu nog steeds de Albanese vlag vormt trouwens. Eén van de voetballende jongetjes aldaar doet een halfslachtige poging om te bedelen, maar is eigenlijk meer geïnteresseerd in het partijtje voetbal met zijn vrienden. Die er net zo min als hij trouwens verwaarloosd, arm of hongerig uitziet. Eigenlijk is het me tot hiertoe goed meegevallen qua bedelaars en zwervers, ik zie er meer op één dag wanneer ik ga werken in Brussel, dan tot nu toe in heel Albanië. Maar dat kan misschien nog veranderen nu er meer steden aankomen natuurlijk.
Via het brugje met de hoogtebeperking keer ik terug naar de camper, pik daar mijn opvouwbaar mandje met wieltjes op, dat ik op het zelfbouwtreffen won, en wandel naar de supermarkt om de voorraad aan te vullen. Ik heb nog nooit een land meegemaakt waar men zo graag Euro’s aanneemt in plaats van de eigen munt. Zo gauw men in de mot krijgt dat je buitenlander bent, wordt sowieso de prijs in Euro gegeven! Als de prijs wel in Lèk gegeven wordt, dan gebeurt het vaak dat ze dat nog in de oude waarde doen, met andere woorden x10. Doch ze wijzen je er direct op dat je teveel wil geven, als je het niet direct door hebt. Eens de boodschappen weg gestouwd, ga ik op zoek naar de Laguna e Kunës en de Laguna e Vainit, zoals gisteren 2 moerasgebieden die belangrijk zijn voor Europese vogelpopulaties. Doch net zoals gisteren zijn het relatief kleine gebieden omgeven door industrie en oprukkende badplaatsen. Als ik al ergens in Albanië weinig vogels gezien heb, dan is het wel hier. Kan ook liggen dat dit misschien de overwinteringplaatsen zijn en ze nu elders vertoeven natuurlijk. Ik bevind me nu tussen de lagune en de zee en ga op zoek naar een plekje dat er niet uitziet of het de plaatselijke dump is, om te lunchen en een eerste duik in de Adriatische zee te nemen. De beste plekjes daarvoor zijn deze waar er strandstoelen met parasols verhuurd worden en er een strandbar is. Daar zorgen de eigenaars ervoor dat de boel opgeruimd wordt, kwestie van klanten te lokken. Ik vind een plekje waar ik naast de baan kan parkeren, op enkele meters van de zee. Na de lunch neem ik het snorkelgerief bij elkaar en amuseer me een 20 minuutjes in de golven.
Na deze verfrissende zwempartij ga ik op zoek naar het Kështjella Margarita, maar het enige wat ik vind is een restaurant met die naam in een kasteelachtig gebouw. In de omgeving hebben meerdere zich trouwens laten inspireren door dergelijke architectuur en dus wordt het moeilijk om modern van authentiek te onderscheiden van op afstand. Ik verlaat dan even de kust om de bergen op te zoeken op weg naar 2 stuwmeren. Ik rijd daarbij door een canyon die op zich al de moeite van de omweg waard is, en dat wordt alleen maar beter wanneer ik aan het eerste meer kom. Het Shkopelit meer is langgerekt en ligt omringd door beboste bergen. De dam zelf is in een vernauwing van het dal gebouwd en dus rijd je een heel stuk onder de waterspiegel van het meer om er te geraken. Het Ulzës meer ligt op zijn beurt ook weer een stuk hoger en beide hebben een elektriciteitscentrale aan de stuwdam, al zien ze er niet al te modern meer uit.
Ik keer op mijn route terug om opnieuw de hoofdweg richting Fushe Kruje te nemen. Ik besluit om de camper nog een keer een wasbeurt te laten geven, zodat die er terug een beetje representabel uitziet, dan rijd ik nog enkele kilometers om voor ik uiteindelijk Hotel/camping Nordpark vind. Net zoals gisteren hier ook een zwembad, een 25m bad nog wel, waar ik dan ook graag gebruik van maak om wat lengtes te zwemmen, een restaurant, sanitaire voorzieningen, met sauna (of het hier al niet warm genoeg is), en wifi. Maar het is wel de minst goedkope camping tot nu toe (18€ kan je nog steeds niet duur noemen, maar naar Albanese normen is dat bijna het dubbel van de meeste). Vandaag heb ik er een keertje geen zin in om op restaurant te gaan en besluit ik zelf te koken. Voorts bekijk ik al wat mogelijke opties voor mijn extra dagen op het einde van de reis.

Dinsdag 16/06

Vanmorgen een koude douche (letterlijk dan), maar gelukkig is het ook nu al weer zo warm dat, dat wel kan. Ver moet in niet rijden voor een eerste bezoek, namelijk naar Krujë in de bergen (in tegenstelling tot Fuchë Krujë: het Krujë van de vlakte). Volgens mijn planning en de bordjes naast de weg is er echter eerst nog Zgërdheshi, de Illyrische ruïnes van wat volgens archeologen de stad Albanopolis zou kunnen geweest zijn. Maar zoals reeds zovele keren, verdwijnen al gauw de wegwijzers in het niets en na enkele keren vragen stapt er een jonge kerel bij in de camper om me de weg te wijzen. Het is te zeggen de piste, en nog eentje om u tegen te zeggen ook, want met soms echt wel steile hellingen. Herman, de Albanees, is onder de indruk van de mogelijkheden van de camper op dit pad, ik zo niet van wat ik uiteindelijk zie als we op de plaats komen waar Zgërdheshi moet gelegen hebben. De fundamenten van één gebouwtje is zowat alles wat er te zien valt. Echt veel beloofde de reisgids niet, maar toch wel wat meer dan dat. Ik vraag nog een keer of het wel degelijk Zgërdheshi betreft en na bevestiging hiervan keer ik maar weer terug op de route. Ik zet mijn tijdelijke passagier opnieuw af waar ik hem oppikte met 200 l7k voor de moeite, die hij pas na aandringen wil aannemen, en waar hij zeer blij met is.
Verder dus naar Krujë, ook dit stadje ligt hoog in de bergen, maar dit keer loopt er wel een asfaltweg naar toe. Eens de stad in het zicht schrik ik toch even van de omvang ervan, die is toch wel wat groter dan ik verwacht had. Gelukkig moet ik gewoon maar de hoofdstraat te volgen om te komen waar ik heen wil: de bazaar en het Kështjella met het National Etnografisch en het Skanderbeg museum. In de reisgids stond reeds vermeld dat dit één van de weinige plekjes in Albanië is waar het toerisme al opgebloeid is. Het belooft voor de toekomst van de rest van het land want het is spitsroede lopen tussen de winkeltjes in de bazaar, al dringen ze niet echt aan als je niet geïnteresseerd bent. Toch altijd grappig om te zien hoe die souvenirwinkeltjes steeds allemaal hetzelfde verkopen, maar na dat je er al 20 voorbij bent, nog steeds laten uitschijnen dat hun koopwaar weer net even anders is. Er hangt hier echt de sfeer van een Turkse bazaar, wat dan ook niet hoeft te verwonderen gezien deze uit de Ottomaanse periode stamt, en in de jaren ’60 minutieus gerestoreerd werd. Na enkele inkopen wandel ik verder naar het kasteel.
Ook hier is dat nog gedeeltelijk bewoond, dat wil zeggen er staan bewoonde huisjes binnen de versterkte muren van de burcht. Bovendien is er ook het Etnografisch museum, waarin in de verschillende ruimtes op het gelijkvloers de verschillende ambachten getoond worden van het historische Albanië (al zal het best zijn dat sommige nog steeds in zwang zijn) zoals het wol spinnen, het stoken van Raki, smeedwerk maken en dergelijke. Op de eerste verdieping zijn zoals de gewoonte in het land de woonvertrekken, die origineel historisch aangekleed en bemeubeld zijn. Dit was het huis van één van de rijkste en invloedrijkste families van Albanië en dus hadden ze in huis ook de luxe van een hammam. We krijgen de mannenvertrekken te zien, die voorzien zijn van een gesloten balkon met kijkvenstertjes erin zodat de vrouwen in de gaten konden houden wat hun mannen en hun gasten tekort kwamen, om dat vervolgens te laten bezorgen door de jongste zoon, eens die oud genoeg was natuurlijk. Ook wordt er traditionele kledij getoond, en daarbij valt dan weer de nauwe verwantschap met Griekenland op. Dat hoeft ook niet te verwonderen want in een ver verleden lagen de etnische grenzen in deze regio heel anders dan in de moderne tijd. En dat weerspiegeld zich nog altijd in het feit dat alle landen hier hele regio’s hebben waar de taal en gewoonten van de buurlanden het dagelijkse leven uitmaken en niet die va het land zelf. Wat dan soms weer gepaard gaat met de nodige frustratie en onrust (zoals recent in Macedonië bijvoorbeeld). Die moderne grenzen zijn dan ook in de meeste gevallen een politieke beslissing eerder dan een menselijke. Nog een eigenaardigheidje, in dit museum betaal je bij het buitengaan, in plaats van bij het binnenkomen. Al staat er aan de ingang al wel de prijs vermeld.
Het Historisch museum, bevind zich in een in ‘82 gebouwd kasteelachtig bouwsel dat ontworpen werd door de dochter en schoonzoon van Enver Hoxha, de Communistische leider van die tijd. Dit koppel heeft getekend voor nog heel wat gebouwen uit die tijd, niet altijd met even geslaagd resultaat, maar dit mag er toch wel zijn vind ik. Eigenlijk noem je dit beter het Skanderbeg museum, want zowat alles hier draait om deze nationale held, van de reuze beeldengroep in de inkomhal, tot zijn persoonlijke helm en zwaard, geschreven documenten en de geschiedenis van het verzet tegen de Ottomaanse belegeringen, die van uit dit kasteel geleid werd. Er bevinden zich in het gebouw ook enkele indrukwekkende muurschilderingen die deze strijd en delen van het leven van de man uitbeelden. Ik keer terug naar de camper en mag 100 Lèk bijbetalen voor het parkeren om dat ik er 3u over gedaan heb in plaats van 2. De eerste keer trouwens dat ik hier betalen moet voor het parkeren. Dat krijg je als het toerisme zijn intrede doet natuurlijk.
Ik zoek nu de weg naar het Qafë Shtama Pass Nationaal Park en vind die vrij snel. De eerste kilometers zijn niet erg speciaal op deze geasfalteerde route, maar dat verandert al gauw als de weg zich aan de verticale bergwanden vastklemt met spectaculaire uitzichten tot gevolg. De afgronden zijn duizelingwekkend diep, de weg veelal uit de rotsen gedynamiteerd. Op enkele plaatsen moet ik zo ver mogelijk links aanhouden om onder de overstekende rotsen onderdoor te kunnen, maar ver is dat niet gezien de weg maar anderhalve auto breed is. Naast de prachtige panorama’s zijn er in de wanden ook regelmatig tunnels te zien, een 2e stokpaartje van Enver Hoxha naast de talloze over het land verspreide bunkers. Ik heb het weinig over die bunkers gehad, omdat die zo alomtegenwoordig zijn dat je geen 2 zinnen zou kunnen schrijven, zonder melding te moeten maken van die betonnen paddestoelen, die er door hun dome-vorm gelukkig nog vrij grappig uit zien en door de Albanezen voor alles en nog wat gebruikt worden, van honden-, geiten of schapenhok tot bergruimte, café of wat er ook maar in hun opkomt. In eentje zou er zelfs een discotheek ondergebracht zijn (een groter exemplaar mag ik dan vermoeden). Volgens de landkaart moet deze route me mits een klein stukje onverhard dichter bij Tirana brengen door het Maili i Dajtit Nationaal Park, maar op een bepaald ogenblijk houdt gewoon het asfalt op, ik krijg er wel bossen voor in de plaats van afgronden, en bij een splitsing weet ik het ook niet meer. Een man met een Jeep Cherokee die eraan komt, verwijst mij echter terug naar beneden, dus ik vermoed dat deze piste naar Burrel gaat en ik hierop uitgekomen zou zijn indien ik na het Ulzës meer gisteren, mijn weg verder zou gezet hebben en de doorsteek gemaakt hebben. Ik keer een eindje terug en stop voor een late lunch. Ik heb op de heenweg meerdere onverharde wegen gezien die misschien naar het dorpje Zall-Herr kunnen leiden, doch zonder enige zekerheid. En dus besluit ik maar terug te rijden via Fuschë Krujë, wat gezien de prachtige weg zeker geen straf is.
Minder leuk is het verkeer eens ik weer op de hoofdweg zit. Het is druk en dat wordt erger naarmate ik de hoofdstad nader, bovendien komt nu ook het asociale rijgedrag van vele Albanezen tot uiting. Het is hier echt de wet van de sterkste en als zwakke weggebruiker houd je daar best rekening mee. Gelukkig heeft mijn camper een nogal stoer uitzicht en bedenken ze zich gewoonlijk wel een keer vooraleer te snijden, dwarsen of tegemoetkomend voorbij te steken. En naar analogie met vele Zuiderse landen is de claxon zowat het belangrijkste instrument aan de auto, of het nu om een bedankje, een groet, een waarschuwing of zomaar is, getoeterd zal er worden. In de stad wordt het dan helemaal chaotisch, en ik vervloek de Garmin GPS die niet meer werkt en de Tomtom die hier zelfs geen straat kent. Ook een fatsoenlijks stadsplattegrond heb ik niet, afgezien van een plannetje in de reisgids. Ik geloof nooit dat ik er in ga slagen het Bora Hotel te vinden die een camperplaats ter beschikking hebben. Ik heb trouwens alleen de coördinaten van het hotel, niet het adres of zelfs mar de wijk waar het hotel ligt.
Ik opteer dan maar voor wat anders: er loopt hier ook een weg het Maili i Dajtit Nationaal Park in naar de gelijknamige berg Mount Dajtit, van uit de stad loopt er een kabelbaan naar de top en hier komen veel Tiraanse inwoners naar toe voor een picknick in de bossen. Je kan er dus ook met de auto komen, belooft men. Ik denk zowat alle kanten van de stad gezien te hebben en talloze keren de richting gevraagd, tot ik op een weg in aanbouw terechtkom die me eindelijk de stad uit en de bergen in leidt. Hoe verder ik rijd, hoe verder gevorderd de wegwerkzaamheden zijn, tot ik op wel heel erg vers asfalt stuit. Ik krijg teken dat ik er over mag/moet en hoop maar dat de camper straks niet onder het asfalt zit. Weer een heel eind verder is de afslag naar het Maili i Dajtit Nationaal Park waar je normaal inkom moet betalen, doch er is niemand (meer) aanwezig. Dan maar verder de berg op langs een piste die wel mooi is maar het lang niet haalt van deze van vanmorgen. Eindelijk bereik ik het Hotel Restaurant Panorama, dat zoals de naam al aangeeft een panoramisch zicht over de stad Tirana heeft. Ik vraag of ik hier op de (bewaakte) parking mag overnachten, dat kan tegen betaling, het restaurant en ik vermoed zelfs het hotel (want later op de avond blijven alleen ik en de nachtwaker nog over) zijn gesloten. Dus moet ik noodgedwongen zelf een potje koken. Het heeft wel het voordeel uit de smog, de herrie en de hitte van de stad weg te zijn. Het wordt zelfs frisjes bij een 24°C, het is maar wat een mens gewoon is hé.

Woensdag 17/06

Vanmorgen uitgebreid gebruik gemaakt van de eigen sanitaire faciliteiten aan boord en vervolgens op weg naar Tirana. Ik hoop ergens centraal uit te komen en me daar ergens te kunnen parkeren voor enkele uren, zodat ik te voet de bezienswaardigheden kan bezoeken. Maar eerst de helling van gisteren weer naar beneden, wat vlot verloopt gezien er nog bijna geen tegenliggers komen. Ook aan de werken geen problemen, maar dan komt de chaos van de hoofdstad er aan, waar de ezels niet op straat lopen, maar achter het stuur van een auto zitten. Je moet hier niet alleen ogen achter op je hoofd hebben, maar ook nog eens een extra paar aan de zijkan! En dan de combinatie van het turen op het summiere kaartje uit de reisgids en trachten naambordjes van straten te lezen om me te oriënteren. Ik begin mezelf al te feliciteren als ik het Ministerie van Cultuur opmerk, dat volgens het plannetje in de reisgids, dicht bij het gezochte centrum ligt. Doch het is met enige terughoudendheid, want dit lijkt me verdacht snel te zijn. Bij navraag lijkt algauw dat er blijkbaar ook nog wat mis is met het plannetje, want het ministerie ligt helemaal niet (meer) waar dat aangegeven staat en dus moet ik me weer in de chaos storten.
Door de verkeersdrukte en de onbezonnen acties van de Albanese bestuurders, is het gewoon onmogelijk om me goed te oriënteren en algauw heb ik geen idee meer waar ik ben. Tot ik plots de bruine bordjes opmerk die een bezienswaardigheid aanduiden, doch die steeds de eigenaardigheid hebben van daarna nergens meer op te duiken. Ik blijf dus maar verder doorrijden tot ik op een dubbele boulevard terechtkom. Volgens mijn vermaledijde plannetje zijn er zo maar enkele in de stad en dus worden mijn gokkansen beter om de goede richting te vinden. Als ik dan op de Zogu I boulevard terechtkom, weet ik dat het goed zit. Hier wil ik ergens de camper kwijt voor enkele uren, naast de weg is hier geen optie want daar staan ze al 2 rijen dik, maar op het einde van de straat, in de nabijheid van station is er zowaar een grindplein dat al goed vol staat met auto’s, en ik betaal graag 2€ om daar 4u te mogen staan! Ik neem voor alle zekerheid mijn regenjasje mee, want vanaf ik de stad inreed is het erg donker geworden, ook de zonnebril werd al ingeruild voor een gewoon exemplaar. De temperatuur is echter vrij aangenaam, niet zo verstikkend heet, wat wel zo leuk is voor een stadsbezoek. Ik raak ongeveer 200m van de camper voordat het begint te regenen, dus maar de regenjas aan.
De eerst bezienswaardigheid op het lijstje is het Skanderbeg plein. Dit plein werd wereldwijd bekend toen er tijdens de revolte tegen het communistische regime door de soldaten op de mensenmassa geschoten werd en er enkele doden vielen. Dit is ook de plek waar later dan het reusachtige bronzen beeld van Enver Hoxha neergehaald werd door de menigte. Nu is het een groot verkeersknooppunt met in het midden nog een groot grasperk met een beeld van die andere Albanese leider, die (ook letterlijk) niet van zijn voetstuk is gevallen, het ruiterstandbeeld van Skanderbeg. Tevens aan het plein de Et'hem Bey Moskee, waar ik schoenloos binnen een kijkje mag nemen, naar de beschilderde koepel met de duizend namen van Allah. De enkele gelovigen die er komen bidden storen zich hier helemaal niet aan, De Albanese religieuzen zijn dan ook helemaal niet extreem ingesteld, mogen alcohol drinken, en de vrouwen lopen gewoon westers gekleed rond op enkele oudere vrouwen na, en zelfs die zijn niet gesluierd en dragen zelden een sjaaltje.
Bij het buiten komen hebben de hemelsluizen zich pas echt goed open gezet en ik ren naar de klokkentoren van waaruit men boven een mooi uitzicht op het plein moet hebben, doch deze is afgesloten. Een klein museumpje van 2 kamers groot ernaast, biedt beschutting, binnen een vriendelijk meisje dat graag wat uitleg geeft over de traditionele kleding die er wordt tentoongesteld. Er wordt veel zijde, wol en gouddraad gebruikt bij het maken van de kleding, en opvallend hoe zwaar de dikke wollen kleding van de bergbewoners wel niet is.
Ook na dit intermezzo is het nog niet droog en via de overdekte zuilengalerij van het cultuurpaleis probeer ik toch enigszins droog het Nationaal Historisch Museum te bereiken. Hier ben ik we een uurtje mee onderdak. Het begint met een grootse muurschildering op de buitengevel van het gebouw en binnen staat er dan een grote beeldenpartij van wie anders dan Skanderbeg en zijn kornuiten. Albanië heeft alvast iets met meer dan levensgrote beeldhouwwerken. Het museum is opgedeeld per periode en begint in het prehistorische tijdperk met het stenen tijdperk, om zo over het brons, naar de Illyrishe, Romeinse en Byzantijnse periode over te gaan gevolgd door de Ottomaanse overheersing en tenslotte na de onafhankelijkheid de periode van King Zog, WWII en de Communistische periode te gaan. Vooral wat betreft dit laatste zijn er heel wat beklijvende foto’s van doodgeschoten verzetstrijders en bebloede kleding en eigendommen die worden tentoongesteld. En met foto’s bedoel ik dan niet gewoon de foto van de persoon, maar echt zoals ze dood teruggevonden werden, ik vermoed dat die toentertijd werden gemaakt als afschrikwekkend voorbeeld voor anderen. Ik zie niet in hoe dit anders zo “goed” kan gedocumenteerd zijn. In de zaal over de iconografie is er een interview bezig (in het Frans) met een Tv-camera en dus blijf ik letterlijk even uit beeld. Lang duurt dat gelukkig niet en kan ik weer verder rondneuzen. Wat me hier ook opviel is de omvang van de zwaarden en andere wapens, die onnoemelijk zwaar moeten geweest zijn om te hanteren. Men zou bijna gaan geloven dat die mensen zo groot waren als hun huidige standbeelden. Het summum daarvan zag ik 20 jaar geleden al, in het Topkapi Paleis in Istanbul, Turkije.
Wanneer ik weer buiten sta miezert het alleen nog een klein beetje en ook dat houdt snel op. Ik zoek mijn weg langs het Nationaal Theater naar het Kalaja e Tiranës, het kasteel van de stad, ook zo aangekondigd op de bordjes, wat echt wel wat veel eer is voor één overblijvende muur. Dan is de kleine stenen Tanners brug uit de Ottomaanse tijd meer het bekijken waard, al ligt ze ergens weggestoken naast een moderner exemplaar. Ik volg de rivier die de stad in tweeën snijdt, waarbij de benaming rivier een al even grote overdrijving is als bij het kasteel voor de uit de kluiten gewassen gebetonneerde gracht, en steek ze over om bij de Piramide te komen, een ander voorbeeld van het werk van het illustere Hoxha architectenkoppel. En net zoals bij het vorige exemplaar dat ik bezocht, vind ik ook deze wel wat hebben, al is hij dan volledig verwaarloosd met kapotte ramen en besmeurd met allerlei graffiti. Maar ik vermoed dat de afkeer ervan meer te maken zal hebben met de ontwerpers dan met het eigenlijke gebouw.
Ik wandel verder het zuidelijke gedeelte van de stad in, langs het Parlement naar het Archeologisch Museum. Daar lijken de beide dames te schrikken dat ik het museum wil bezoeken, en terwijl de ene naarstig aan het werk gaat om me een ticketje te verkopen, gaat de andere de deur ontsluiten en de lichten aandoen. Al gauw merk ik dat het museum niet echt veel om het lijf heeft, de hele collectie zou nog gemakkelijk in de inkomhal van het Nationaal Historisch Museum passen, zonder de doorgang te belemmeren. Een kwartiertje later sta ik alweer buiten. Het is stilaan tijd om terug te keren naar de camper en mijn weg voort te zetten, doch eerst neem ik nog de tijd voor een fast food lunch in Albanese stijl. In dit geval een Suflaqë, een pannenkoekje van ongerezen deeg waarin vlees, sla, tomaten, ui en zelf enkele frietjes zitten. Verder onderweg nog een ijshoorntje en ik kan er weer even tegen. Een half uur voor mijn parkeertijd vervalt ben ik terug bij de camper tot opluchting van de vrouw met de verkoopstand van kleding in het met golfplaten overdekte marktje, wiens deur door mijn camper geblokkeerd werd en niet kon gesloten worden als de markt om 3u zou gedaan zijn.
Ik moet nu weer de verkeerschaos van Tirana door op zoek naar de weg naar Durrës, thuis bij het plannen koos ik voor een kleine omweg met nog een 2-tal kastelen op de route, maar nu ben ik al lang blij als ik op de rechtstreekse korte route via de snelweg terechtkom.
Dan verloopt de aankomst in Durrës gelukkig heel wat aangenamer, het is er veel minder druk, het weer is een beetje opgeklaard en na een stop om wat fruit aan te kopen vind ik al gauw het perfecte plekje om de camper neer te zetten op loopafstand van de voornaamste bezienswaardigheden. Ik sta naast de wandelpromenade aan de kustlijn, die op zich mooi genoeg is, doch de waterkant zelf is niet echt aantrekkelijk te noemen met betonnen staketsels en andere rommel. Op de promenade ook weer verschillende reusachtige beeldhouwwerken (Durrës is in het land van de standbeelden blijkbaar de stad van de standbeelden), het begint met twee Illyrische of Byzantijnse soldaten in volledig krijgsuitrusting klaar om het gevecht aan te gaan, verderop de ook steeds aanwezige strijdlustige Partizaan en nog enkele meters verder aan de voet van de Venetiaanse Toren nog een Partizaans monument, deze keer vervolledigd met enkele kanonnen. Hier loopt nog een stuk van de oorspronkelijke stadsmuren, de Muri Rrethues de stad in, die nu al lang geleden buiten zijn eerdere proporties is gegroeid.
Ik wandel naar het verbazingwekkend moderne stadsplein in het centrum tegenover de grote moskee. De vormgeving is met roestvrij staal, fonteinen en palmbomen een heel erg goed geslaagd geheel. Naast de moskee vind ik het amfitheater, dat echter pas op terugweg zal bezoeken. Eerst ga ik achter het Nationaal Theater nog een kijkje nemen bij de resten van het Romeinse Forum en de baden. Terug bij het ovaalvormige Amfitheater, dat pas in 1966 ontdekt werd en niet geheel kon opgegraven worden omdat er mensen bovenop de resten wonen, is het interessantste gedeelte onder de grond. De trappen en zitplaatsen vind je op de meeste sites wel, en zijn hier trouwens in erg slechte staat, doch de ondergrondse gewelven waar de Gladiatoren en de leeuwen verbleven, die zie je niet zo gauw. Hier bestond er echter zelfs zo iets als een Drive-in Amfitheater, waarbij de gegoede burgers met paard en Romeinse koets door een onderaardse tunnel tot aan de zitplaatsen werden gevoerd. Eens afgezet reed men de wagen dan verder in een tunnel die volgens de archeologen tot halverwege de stad verder loopt. In de ruïne zijn er ook nog de resten van een Byzantijnse kapel met een half vergane mozaïek, ik moet echter even wachten voor ik daar naartoe kan wegens een koppeltje dat er in vol ornaat poseert voor hun trouwfoto’s. Als ik er langs mag feliciteer ik hen dan ook maar ineens met hun heugelijke dag. Vanavond is trouwens pas de tweede keer op de ganse reis dat ik de muezzin hoor oproepen tot gebed door middel van gezang, via de luidsprekers op de minaret van de moskee. Hier zijn het er dan nog van twee moskeeën door elkaar. Het geeft me altijd weer dat extra gevoel van op reis te zijn.
Verderop langs de kust op een heuveltop staat er nog een rooskleurig paleis dat King Zog, de zelfbenoemde koning net na WW I, liet bouwen, doch gezien het nu in gebruik is door een legergarnizoen en douane is het niet te bezoeken. Mijn laatste rit van vandaag brengt me even voorbij Kavajë, al is het dan met een omweg wegens een gemiste afslag, naar de Camping Pa Emer. Op 10km van de doorgaande snelweg, aan de kust ligt deze camping in een onooglijk dorpje als een oase voor de reizigers. Vanaf de snelweg staan er regelmatig bordjes “Kamping” en naarmate je verder komt begin je jezelf meer en meer af te vragen in welke weide je nu gaat terechtkomen. Doch dat is een grote misvatting, want de camping is echt die naam wel waard met zijn terrassen met overzicht op de Adriatische zee met een eilandje voor de kust, verbonden met de camping door een houten boardwalk en een restaurant boven de camping met prachtig panorama, vooral ook bij zonsondergang. Ik eet er een Albanese specialiteit in de vorm van met rijst gevulde paprika’s met een salade en een biertje om te bekomen van de dag. En verstuur tevens mijn elektronische aanzichtkaartjes, omdat de wifi hier alleen in de nabijheid van het restaurant werkt. Als extraatje krijgen we een gratis licht en klankshow van een naderend onweer.

Donderdag 18/06

Telkens ik vannacht wakker werd hoorde ik het getokkel van de regen op het dak, maar vanmorgen schijnt het zonnetje weer, al is er toch nog wel wat bewolking. Ik toon aan een Duitser met wie ik na het avondmaal gisterenavond nog even gesproken had, hun route op mijn wegenkaart op 1/200.000, gezien zij onvoorbereid naar Albanië zijn gekomen, als voortzetting van een geplande reis naar Kroatië, en alleen een kaart op 1/400.000 hebben waar de nodige informatie op ontbreekt. Daarna neem ik een kijkje op het kleine (kunstmatige?) eilandje, dat bovendien een baaitje blijkt te hebben met drie motorboten erin. De begroeiing is in elke geval aangepland en ik heb het sterke vermoeden dat het hele ding zelfs is aangelegd. Bij het afrekenen van de camping, zeg ik nog even gedag aan het Nederlandse koppel dat ik al in Berat tegen kwam en gelijkertijd komt afrekenen, en ga dan nog snel de vuilwatertank leegmaken.
Even verderop moet hier de ruïne van het Kështjella e Turrës te vinden zijn, ik heb er niet te veel hoop op om het te vinden, maar wordt door het een paar keer te vragen toch de goede weg op gezet. Wanneer ik opnieuw de kust bereik over een grintweg die klaarblijkelijk klaargemaakt wordt om te asfalteren, zie ik de ruïne al liggen. Ik wil nog wat dichter bijkomen, maar de voorbereidende werken zitten op het volgende stuk zitten nog in een eerdere fase waarbij er nog geen grind gestort werd. In plaats daarvan rijd ik over een vettige, klevende leemlaag waarop ik de auto zo voel wegschuiven. Ik stop voorzichtig en keer omzichtig om op de brede piste, waarbij de camper zo weg glijdt. Met gedoseerd gas in tweede kleine versnelling en de difflock op kruip ik heel voorzichtig weer de helling op, tot ik opnieuw het grind bereik. Dat scheelde niet veel of ik had daar goed komen vast te zitten. De regen van vannacht heeft dat deel van de piste helemaal doorweekt, daar is geen doorkomen aan tot het opgedroogd is.
Boven op de heuvel is er een afslag naar rechts die me naar mijn volgende bestemming zou brengen, doch ook deze onverharde weg is grindloos en als ik er enige meters op rijd, voel ik hetzelfde effect als daarjuist. Dat gaan we dus niet riskeren, de omweg langs de verharde baan is echter niet lang. Het Kështjella e Bashtovës bevindt zich nu voor een keertje niet op de top van een berg of heuvel, maar gewoon in het vlakke land tussen de akkers. De vestingsmuren, twee ronde hoektorens en twee vierkante torens die de muur op hun lange zijde verstevigen staan er nog, de andere torens en alles wat er binnen de muren van gebouwen te vinden was is echter verdwenen. Wel zie je aan de booggewelven in de muren nog waar die gebouwen stonden.
Mijn volgende bezoekje brengt me in het Divjakë- Karavasta Nationaal Park, doch ik verwacht er niet te veel van gezien mijn vorige ervaringen met lagunes hier in Albanië. En maar goed ook, de lagune is groot genoeg, daar niet van, maar je raakt er nergens dichtbij. Tussen de baan en de lagune liggen huizen en dan enkele akkers of weides. Niet getreurd en verder maar weer, al doe ik nog een poging als de imam van de moskee van een nabijgelegen dorpje, me ziet zoeken en spontaan informatie komt geven. Dat mag echter niet baten aan de lagune raak ik niet.
Het volgende gebouw dat ik wil bezoeken is ditmaal geen burcht maar een abdij. Het Manastiri Ardenicë dat zoals de meeste kloosters, abdijen en kerken het communistische regime alleen overleefd heeft vanwege zijn historische betekenis, al werden ze wel gebruikt voor andere doeleinden, in dit geval als legerbarakken, en daardoor soms ook erg beschadigd. Deze abdij dateert oorspronkelijk van rond 1200, maar werd volledig verwoest door brand en/of aardbeving en in de 18e eeuw opnieuw opgebouwd. In de kerk zijn de fresco’s op de muren nog vaag zichtbaar, maar stilaan kleuren ze volledig zwart, ik vermoed door het vocht. Van de man die me binnen geladen heeft mag ik uitzonderlijk één foto maken binnen. Buiten kan dat natuurlijk zoveel je maar wil. Als ik weer wil vertrekken komt er juist een bus vol toeristen aan, daar ben ik mooi aan ontsnapt. Even verderop zet ik me op een rustig plekje voor een late lunch.
Ik moet nu naar Fier, waar ik onbedoeld al 2x was toen ik de omrijroute naar en van Berat, een tweetal weken terug reed. Niet de stad zelf maar het Park Arkeologjik Apollonia is mijn doel. En dat wordt nog een zware bevalling, want de hoop die even opleefde toen ik een wegwijzer er naar heen vond, verdween al gauw toen ik een 10 tal kilometer verder tot de conclusie kwam dat ik niet juist zat. Nog maar enkele keren vragen, en inderdaad, bijna helemaal terug naar Fier en daar opnieuw chaos Een hulpvaardige Albanees neemt het heft in handen en rijdt me voor tot ik op de goede route zit en een 5-tal kilometer verder nog één keertje linksaf moet. Ik zei het al een paar keer, maar herhaal het toch nog maar eens, hulpvaardige en vriendelijke mensen dat het hier zijn! Een Duits koppel met een VW camper, die ik al een paar keer eerder tegen kwam (niet deze met de T5), komt juist van de site gereden en verteld me dat er reeds enkel Franse campers op de parking staan om te overnachten. Daar ga ik gewoon bij gaan staan.
In eerste instantie wou ik het bezoek van de site tot morgen uitstellen, omdat volgens mijn reisgids het sluitingsuur 17u00 is en nu net zo laat is, maar de enige Franse buur die aan de mobilhome staat, zegt me dat het tot 20u00 open is, en dat blijkt ook zo te zijn met uitzondering van het museum en dan nog alleen de stukken die binnenkamers staan. Dat museum is gevestigd in de 13e eeuwse abdij op het grondgebeid van de Archeologische site, ook hier in het kerkje nog wat fresco’s, maar in zeer slechte staat en enkele van bladgoud voorziene iconoclasten. In de lokalen van de abdij staan er nog enkele marmeren beelden die op de site gevonden werden, waarvan zoals blijkbaar steeds de hoofden ontbreken. Op de binnenkoer staan er nog enkele reusachtige amfora’s en enkele zware sarcofagen.
Ik wandel de abdij uit en het park in. Al gauw kom ik bij het boeleuterion, waarvan de zuilen met het driehoekige bovenstuk grotendeels gerestaureerd werden, al blijft er van de zuilen niet echt veel origineels meer over. Ernaast zijn er de resten van een gebouw waar bezoekers verbleven, en er tegenover staan een beetje vreemd de fundamenten van de 4 draagzuilen van een triomfboog, die me echter wel erg dicht bij het boeleuterion lijk te staan? Daarachter is er dan weer het odeon, een amfitheaterachtig halfrond voor publieke discussies. Hier kruisten ook twee straten elkaar, eentje in Noord-zuid richting, met de fundamenten van allerlei winkeltjes en eentje in Oost-west richting, langs dewelke een stoa stond met achteraan 17 halvemaan-vormige uitsparingen die onder andere de druk van het zand op de heuvel achter hen moest helpen opvangen en aardverschuivingen moesten helpen voorkomen. Ervoor stonden dan zuilen die op hun beurt weer het dak droegen en zo een overdekte galerij vormden. Verspreid over het gebied van het park zijn er dan nog enkel fundamenten te vinden en op de acropolis, waarvan alleen de toegangsweg en een stukje muur over zijn, blijkt op de top een gans ondergronds netwerk van bunkers en gangen te liggen, uit een minder ver verleden. Ik ga nog op zoek naar het theater en wandel daarvoor een kilometer de verkeerde richting uit, om het tenslotte op de terugweg naar de camper te vinden.
Teug bij de camper maak ik spaghetti klaar en na het eten wissel ik nog wat ervaringen uit met de Fransen, die maar net in Albanië aangekomen zijn. Het is vandaag zo goed als helemaal droog gebleven op enkele spetters na, maar door de bewolking was het echter minder heet, eerder aangenaam van temperatuur. Vanavond kan ik zelfs wat warmers verdragen als we tot een uur of 9 buiten zitten te praten.

Vrijdag 19/06

Het ticketoffice van het Park Arkeologjik Apollonia was gisterenavond niet bemand en ook vanmorgen is dat niet het geval, ook niet nadat ik al gedoucht heb en ontbeten en dus rijd ik maar door zonder te betalen voor het bezoeken van de site. De Franse campers zijn ondertussen ook al vertrokken. Mijn eerste bestemming van vandaag is opnieuw een archeologische site, namelijk deze van Byllis. Onderweg maak ik me zorgen over een doordringende oliereuk, die soms zo sterk is dat ik zelfs stop en probeer te achterhalen vanwaar aan de camper die vandaan kom, tot ik de jaknikkers die hier her en der verspreid staan in het oog krijg. De penetrante geur blijkt inderdaad daar vandaan afkomstig te zijn. In deze regio wordt er namelijk olie opgepompt en daar zit letterlijk een geurtje aan. Gerustgesteld zet ik mijn reis verder, wanneer ik even stop om mijn landkaart te raadplegen, stopt enkele tellen later een andere chauffeur spontaan om te vragen waar ik naartoe moet. Dat is trouwens niet de eerste keer dat mensen hier zomaar op me toekomen om de weg te wijzen zonder dat ik iets gevraagd heb. Ik bedank de man voor de informatie en hij rijdt weer verder.
Bij de ingang van Byllis staat er wel iemand op het toegangsgeld van 300 Lèk te incasseren, en ik mag verder het terrein oprijden tot aan de parking aan een café. Hier spreekt een in Italië wonende en werkende Albanees me in het Engels aan, hij blijkt op vakantie met zijn familie en vraagt me hoe lang ik al in Albanië ben en wat ik ervan vind. Hij is erg blij als ik alleen maar positief kan reageren op zijn vraag. De gehele stad was ooit omgeven door een stevige muur uit de Illyrische periode, van wel 8 tot 9m hoog en 2km lang en bestond uit grote kalkstenen blokken. Later werd er dan een bijkomende muur opgetrokken die een kleiner deel van de site omsloot en waarvoor gedeeltelijk stenen werden gebuikt van de eerste omwalling.
Mijn eerste wandeling over het terrein brengt me bij de ruïne van een kathedraal waar zoals hier de gewoonte is de mozaïekvloer bedekt is met zand ter bescherming ervan, wat natuurlijk als gevolg heeft dat je die ook niet kan zien. Het geheel bestaat uit verschillende gebouwen waaronder een basiliek, een episcopaal paleis en een gebouw voor doopsels en is het grootste op de site. Op sommige van de rondslingerende stenen zijn nog duidelijk de versieringen te zien, soms een kruisvorm of een rozet, dan weer bloemen en/of fruit. Ik struikel bijna over een klein schildpadje ter grootte van een mandarijntje als ik door de ruïne naar de volgende ga. Hier zijn de fundamenten te zien van een Romeins- en een Grieks huis, waarbij het eerste een stuk kleiner was dan het tweede. Nog wat verder zijn er dan de resten van een watercisterne en een Romeins badhuis. In dit laatste zijn nog de torentjes te zien waarop de vloer van het badhuis ruste in een nis zie ik nog juist een slang van zo’n duim dik en 50cm lang tussen de stenen van een muurtje verdwijnen. Toch maar een beetje opletten dus. Langs de resten van het stadium, die niet echt veel voorstellen, kom ik weer bij een basiliek, het is te zeggen, opnieuw de fundamenten en een mozaïek die bedekt is met zand en dus niet zichtbaar. Nog wat verder zijn er dan de resten van poort 5 en de Illyrische muur, die hier een stuk minder imposant is omdat het reliëf van de berg genoeg bescherming bood in de vorm van een steile helling. In de heuvel links van mij is nog duidelijk de vorm van een amfitheater zichtbaar, de meeste van de rijen zitplaatsen zijn dat echter niet meer. Ik klim de heuvel op en kom bij de Stoa, zeg maar het marktplein of publieke ontmoetingplaats van die tijd. Hier waren onder andere winkeltjes te vinden en publieke diensten. Een groot deel van de heuvel is begroeid met varens en het laat zich aanzien dat daaronder ook nog heel wat te vinden en op te graven is. Ik volg een stuk de muur van Victorinus, die zoals reeds gezegd later gebouwd werd en ook een stuk indrukwekkender is dan wat er overblijft van de oudere muur, die ook een veel groter terrein omgeeft. Na mijn rondzwervingen neem ik nog even de tijd voor een koud drankje in het cafeetje, en dan trek ik weer verder, met een korte stop aan nog wat resten van een basiliek, op weg naar de uitgang.
Om in Vlorë te geraken neem ik een weg waarvan ik ondertussen zowat elke put en bult al bijna van buiten ken, ik rijd deze dan ook al voor de derde keer (de 2 eerste keren was van en naar Berat), nu echter slechts tot in Damës, waar ik een nieuw aangelegde autosnelweg terug richting Fier neem. Deze is zo nieuw dat hij nog niet op mijn kaart opschaal 1/300.000 staat, en die is van 2013. Op die van 1/200.000 staat ze dan weer wel. Ik moet niet helemaal terug naar Fier, want waar deze snelweg aansluit op de autosnelweg Vlorë – Fier moet ik richting Vlorë. Daar wordt echter blijkbaar nog aan gewerkt en dus heb ik een heel stuk gewone baan, die weer in erbarmelijke staat is. Op een gegeven moment wijzen de wegwijzers naar Vlorë 2 richtingen uit en als ik mijn kaart erop nakijk staat de autosnelweg er toch al op en dus besluit ik maar die richting te nemen, en ja hoor, ook hier een mooie strakke autosnelweg. Ik passeer de Narta lagune op afstand en merk dat een deel ervan gebruikt wordt voor zoutwinning. Bij aankomst in de stad Vlorë, houdt de autostrade wel heel erg abrupt op, gelukkig leidt de weg verder me naar het stadscentrum, waar enkele bezienswaardig heden liggen.
Zo is er de kleine Muradi Moskee, en even verderop het Sheshi Flamurit onafhankelijkheidsmonument, weer zo’n indrukwekkend beeldengroep, in de stijl die blijkbaar socialistisch realistisch noemt. In een snackbar koop ik een pitabroodje met een salade en worstjes erin als lunch. In hetzelfde park is ook het graf van Ismail Qemali terug te vinden, één van de Albanese helden van de onafhankelijkheidsoorlog. Een klein stukje van de fundering van wat eens een kasteel ligt nog in een hoekje van het park naast een verwaarloosde fontein. Ik keer terug naar de camping op het Vlaggenplein aan de moskee, waarboven de heuvel Kuzum Baba oprijst, met een Bektashi tyrbe op de top, een heiligdom van deze religie.
Een supermarktje geeft me de kans om mijn slinkende drankvoorraad weer aan te vullen en dan doe ik nog een poging om het kasteel van Kaninë te bereiken, die een kilometer of 5 in de bergen boven de stad moet liggen, maar dat draait op niets uit, wegens ontbrekende wegwijzers. Ik rijd dan verder naar Orikum op zoek naar de camping die ik heb opgenomen in mijn planning, maar die lijkt nergens te vinden en de alternatieven zijn meer parkings die dan nog een keer dicht bij de doorgaande weg gelegen zijn. Gezien het nog maar 17u is besluit ik om nog een stukverder te rijden naar Himarë dat maar 40km verderop ligt. Daar ben je dus in een uurtje zou je zo denken, doch dan heb je geen rekening gehouden met de Llogara Pass in het gelijknamige nationale park. Het worden kilometers van zwoegen op steile hellingen, met prachtige panorama’s dat wel. Wat omhoog gaat moet ook weer naar beneden zegt men wel eens en dus gaat het andere kant van de bergpas inderdaad even steil weer naar beneden met de nodige haarspeldbochten en prachtig uitzichten op de Albanese Riviera die van hier tot Sarandë op zijn mooist is. Ik las dan ook de nodige fotostops in en bereik even voor 19u Himarë.
Een bezoekje aan de ruïne van het ksteel bewaar ik voor morgen en ik daal weer af naar de kust op zoek naar een camping. Groot is mijn verbazing als dan de Camping Kranea van op mijn planning hier aangeduid staat, dat was dus een kleine “erreur de parcour” van mijnentwege bij de planning blijkbaar. Ik ontmoet er het Duitse koppel weer dat ik bij aankomst in Apollonia kruiste, en na nog een korte snorkelpartij gaan we samen eten in het restaurant van de camping. We zitten nog wat na te praten met wat extra drankjes en voor we het weten is het weer 23u00.

Zaterdag 20/06

Deze morgen rijd ik eerst een klein stukje terug voor een ochtendwandeling naar de kasteelruïne van Himarë, slechts uit een paar stukjes valt op te maken dat het om een kasteel ging, voor de rest kon het ook de ruïne van een dorpje zijn. Ik vind er nog wel de halfvergane fresco’s in wat eens een kerkje was. Zoals ik gisteren al schreef is dit het mooiste deel van de Albaneese kustlijn en ze blijft maar op en neer gaan, waarbij je de ene keer tot op zeeniveau komt om daarna weer de berghellingen te trotseren. Mooie baaien en lang gestrekte stranden verschijnen na elke overwinning van weer een berghelling. In Porto Palermo zie ik in de baai een tunnel in de rotsen op zeeniveau bij wat een oud legerkamp lijkt, volgens mijn reisgids is dit een voormalige duikboothaven van Rusland toen het communistische regime hier nog op goede voet stond met de USSR.
Even verderop in dezelfde baai komt al van op afstand het Kështjella Ali Pasha Tepelena op een (schier)eilandje in zicht. Dit gebouw is nog vrij intact en ik ga er dan ook op af voor een bezoekje. Ik rijd met de camper de verbindingsweg naar het eiland op en parkeer me daar. Binnenin de burcht is het kaal, donker en koel, maar het is een fascinerende doolhof van kamers en zijgangen met een trap naar het dak van waarop er mooie uitzichten over de baai zijn. Ik neem een kijkje in elke ruimte die het kasteel rijk is. Op de plaats waar ik de camper parkeerde staan ook nog enkele oude gebouwen die door het communistische regime als legerbasis gebruikt werden en zijn er nog oude leuzen te lezen onder de meer recente graffiti. Ook het kasteel van Ali Pasha Tepelena werd meermaals door de militairen gebruikt o.a. tijdens WW II.
Verder langs de kust zoek ik in het dorpje Borsh naar de weg naar de kasteelruïne, als ik die vind twijfel ik toch even of ik de smalle piste wel zal nemen, maar doe het uiteindelijk toch. Het bespaart me in elk geval een half uur wandelen om tot de toegang van de ruïne te komen. Van op mijn parkeerplaats zie de kleine moskee die in de vesting werd gebouwd, maar dat kost toch nog wel een kwartiertje om ook daar te voet boven te komen. Gelukkig is er een goed wandelpad aangelegd. Boven in de kleine moskee zijn er nog wat vage overblijfselen van muurschilderingen, van het kasteel zelf blijven er alleen nog wat halfhoge muren en enkele overdekte doorgangen over. Maar het uitzicht, zowel richting zee als richting bergen in het binnenland is weer onbetaalbaar. Ik wandel en rijd weer naar beneden en zet mijn weg voort over de kustroute. In Sarandë haal ik nog een klein bedrag in Lèk af omdat ik gezien de situatie in Griekenland hier liever niet met Euro betaal en ik juist genoeg of juist tekort zal hebben. Ik wil bovendien ook de brandstoftank nog in Albanië aanvullen, dan kom ik toe tot ik opnieuw in Italië ben. Rond 16u ben ik dan opnieuw op de Sunset Camping in Ksamil waar ik mijn reis begon. Ik ga er uitgebreid snorkelen en werk vervolgens nog wat aan mijn reisverhaal dat er gisteren grotendeels is overgeschoten. Dan komt ook het Duitse koppel nog aangereden en gaan we samen aan tafel voor ons laatste avondmaal in Albanië. Ik laat me kip met frietjes en tzadziki voorzetten samen met een Korça biertje.

Zondag 21/06

Vannacht was er gedonder en gebliksem en heel wat regen en ook vanmorgen regent het nog, ik kies dan gemakkelijkheidhalve voor een douche in de camper, gezien de douche op de camping geen plaats heeft om de kleding te hangen, die moet dus buiten blijven en dat is nu niet zo interessant als het regent natuurlijk. Dan ga ik uitgebreid nakijken wat de mogelijkheden zijn voor een uitbreiding van mijn reis naar het Griekse eiland Corfu. Mijn overtocht naar Italië is pas volgende week donderdagavond en dus heb ik nog 5 dagen om in Igoumenitsa te staan. Gisteren heb ik echter ook van het thuisfront vernomen dat er zich in Griekenland mogelijks problemen met geldafhaling kunnen voordoen, omdat de Grieken met het oog op een mogelijk faillissement van het land Maandag, in grote getallen geld aan het opnemen zijn. Hopelijk heeft een mogelijk faillissement dan ook geen impact om de ferryovertocht volgende week (Minoan Lines is een Griekse maatschappij, maar ik weet niet in hoeverre deze staatsgebonden is en of er liquiditeit problemen zullen ontstaan), want dan is er alleen nog de overland opties via Albanië, Montenegro, Kroatië en dan Italië of Slovenië en zo verder. Wat op zich ook geen ramp is, als ik het maar op tijd weet gezien het aantal te rijden kilometers De route is mij voor 95% bekend, gezien mijn reis naar Slovenië en Kroatië van vorig jaar.
Ik ga dus proberen dat wat op te volgen via internet, ten laatste dinsdag zou ik toch wat meer moeten weten wat betreft Minoan.
Dat zijn echter zorgen voor later, nu mijn plannen voor Corfoe wat concreter maken. Ferryprijzen en vaarschema’s opzoeken, de Lonely Planet Chapter “Ionian Island” van de Griekenland reisgids aankopen en downloaden want dit had ik niet echt voorzien natuurlijk en dus staat mijn papieren versie thuis mooi in de boekenkast en van de ACSI app ook Griekenland downloaden voor de campings. Dan nog even de watertank aanvullen en dan ben ik klaar voor vertrek.
Ik rijd via Butrint om de gammele overzet te kunnen nemen die ik de eerste dag in Albanië gemist heb door terug te draaien, gewoon voor de lol. Ter hoogte van Konispoli tank ik alle overblijvende Lèk nog op en vervolgens arriveer ik aan de grens. De Albanese grens gaat heel vlot, maar aan de Griekse grens staat er een hele file te wachten. Vooral de Grieken worden blijkbaar vrij streng gecontroleerd, want ik moet zelfs niet naar een loket met mijn papieren, een politieagent kijkt even naar mijn paspoort, vraagt of de camper van mij is en of ik een verzekering heb, na de bevestiging daarvan mag ik gewoon door. Ik rijd naar Igoumenitsa en vind daar alle reisbureautjes gesloten, het is hier 14u (een uurtje later dan in Albanië en bij ons) en dus vermoed ik dat ze siësta houden. Als ik er in een kiosk naar vraag, verwijzen ze mij naar de haven zelf, waar de tickets kunnen geboekt worden. Ik rijd dus de haven binnen en boek daar een ferryovertocht met open retour zodat ik eender wanneer terug kan, naar gelang wat er zo al te zien valt op Corfoe. Want op een strand gaan liggen is niet echt mijn dada. Er varen elk uur ferry’s dus dat is in elk geval geen probleem, ik kan almee met deze van 15u00.
En dan is er weer de chaos die ik al een paar keer in Griekse havens meegemaakt heb. Medewerkers geven tegengestelde signalen, sporen de chauffeurs die moeizaam achteruit de ferry op moeten rijden aan om wat sneller te gaan, en plakken er een extra rij op de ferry bij om zoveel mogelijk auto’s in één keer mee te nemen. Daardoor komen we zo dicht op elkaar te staan dat ik zelfs niet meer van het open autodek weg kan, de gemiddelde speling tussen 2 auto’s is namelijk 10cm. En dus blijf ik noodgedwongen in de camper, wat ook geen straf is natuurlijk, ik heb alles aan boord wat ik nodig heb, kan liggen, zitten, lezen, eten en drinken wat ik wil, met een lekker zuchtje wind door de opengezette ramen en heb door de open zijkanten van de boot toch een uitzicht op het voorbijtrekkende landschap. Even voor 17u rijd ik dan als één van de eersten de ferry af en het eiland Corfoe op. Een goed 12 km verderop stop ik dan op Camping Dionysus, heb nog alle tijd voor een zwempartijtje in het zwembad, het reisverhaal aan te vullen en een hapje te gaan eten.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1102
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Op ontdekking naar het mysterieuze Shqiperia

Ongelezen bericht door Yohani »

Maandag 22/06

Het Griekse uurverschil speelt me nog wat parten en dus sta ik een uurtje later op (of juist niet dus), in elk geval is het na 10u00 als ik uiteindelijk uitcheck, neem daarbij nog de tijd om op het op de camping gekregen plannetje de bezienswaardigheden aan te duiden en het is al bijna middag vooraleer ik op weg ben. Uit een gesprekje met de campingeigenaar bleek dat Corfu zeer te leiden heeft onder het Griekse financiële tragedie, de toeristen haken massaal af en dit voorjaar was het slechtste in jaren, nochtans is er hier verder niets te merken van financiële moeilijkheden, tekorten of andere mistoestanden. Ook onderweg merk ik dat, er rijden wel heel wat toeristen rond op scooters en in kleine huurauto’s, maar de echte massa ontbreekt toch. Voor mij is dat wel zo prettig op de smalle wegen van het eiland. Ik begin met een eindje de kustweg te volgen die hier nog dicht bij het water ligt. Dan draai ik een weg naar het binnenland in, die me via ontelbare haarspeldbochten de bergen in leidt. In de dorpjes wordt het soms spannend om er door te geraken, zeker als er tegenliggers opduiken. Één lokale vrouwelijke bestuurder slaagt erin de spiegel van een geparkeerde auto mee te nemen als we elkaar stapvoets kruisen.
Na het dorpje Spartilas sla ik af op een nog smallere weg, richting Strinilas en eens daar voorbij gaat het over geribbeld beton nog meer de hoogte in naar het klooster van Moni Pantokraton. Daarbij jaag ik de hier aanwezige toeristen de schrik van hun leven op hun lijf als ik met de camper de bochten opkom en tegenover hun Toyotaatjes Yaris of Suzuki Jimny’s kom te staan. In de meeste gevallen kan ik echter gemakkelijk een stukje de berm in om ze door te laten, zonder dat ze vers ondergoed moeten gaan aantrekken. Alleen als ik boven kom, slagen er een paar in om me vast te zetten als ik me tracht te parkeren. Ik speel dan maar even politieagent en dirigeer ze zo dat ik achterwaarts een onverhard strook op kan, waar zij toch helemaal geen zin hebben om zicht te parkeren. Dan nog een 50m te voet verder naar het voormalige klooster dat hier boven o de berg gebouwd werd. Nu doet het, naast toeristische attractie, voornamelijk dienst als telecommunicatie centrum met allerhande masten en antennes voor radio, Tv, satellietontvangst en dies meer. De grootste pyloon staat gewoon midden in het gewezen klooster. In het kerkje zijn er naast de muur en plafondschilderingen bij het altaar ook een ganse muur met iconen te zien, vrijwel op dezelfde manier als wat ik in Albanië zag, het geeft nog maar eens aan hoe deze grensstreken met elkaar vermengd zijn. Na het bezoekje aan het klooster (naast het kerkje zijn er eigenlijk verder weinig gebouwen afgezien van de souvenirwinkel en het restaurantje, die dus waarschijnlijk in de oude kloostergebouwen zitten, geniet ik nog van een fruitsapje en een ijscrème, alvorens de terugweg aan te vatten. Die is dezelfde als de heenweg en dus met dezelfde obstakels.
Eens terug op de kustweg begin deze te stijgen en liggen de stranden dus een stuk lager, de dorpjes waar ik door kom zijn een aaneenrijging van hotelletjes, souvenirwinkels en verhuurbedrijfjes van scooters, quads, boten en auto’s. Af en toe stop ik even voor een foto van een mooie baai met van ligzetels en parasols voorziene stranden en een azuurblauw zee of van een pittoreske jachthaven. In Kassiopi rijd ik het stadje in en parkeer me daar (per rato van 3€, daaraan merk je wel dat ik niet meer in Albanië ben). Ik wandel tussen de winkeltjes en hotelletjes door naar de ruïne van het kasteel. Hiervan blijven alleen nog de muren over, wat er binnen ooit was is overgenomen door een olijvenboomgaard (die zie je hier trouwens overal, voorzien van netten die opgespannen worden als de oogsttijd nadert). Van op wat er overblijft van een toren heb ik een mooi uitzicht op het tegenoverliggende Albanië, meer bepaald van de lagune van Butrint waar ik gisteren nog was, met op de achtergrond de bergen die ik doorkruist heb. Was van daaruit Corfu steeds wat in nevels gehuld, van hieruit zie je heel goed Albanië liggen en herken je zelfs details. Ik kreeg terug naar de winkelstraat en volg deze naar het haventje. Na wat inkopen, keer ik terug naar de camper en rijd weer verder.
Ik ga weer een keertje het binnenland in, naar het oude Venetiaanse stadje Peritheia, dat deel gerestoreerd werd, en nog deel in puin ligt. Wat gerestoreerd werd, is doorgaans een taverne of restaurant geworden op enkele privéwoningen na. Enkel ruïnes zijn voorzien van een te koop bordje, dus als je een huisje op Corfu zoekt … er is nog wel “een beetje (veel)” werk aan. Toen ik op weg was naar dit dorpje, zag ik een wegwijzer die naar een grot verwees, waarover ik echter niets op het kaartje of in de Lonely Planet gelezen heb. Doch een grot heeft altijd een onweerstaanbare aantrekkingskracht op mij en dus ga ik ze opzoeken. Erg moeilijk is dat niet, je volgt de met braamstruiken omzoomde weg tot op het einde en wandelt dan nog een 100m naar beneden. De grot is vrij ondiep maar wel groot en heeft zelfs wat stalactieten (je weet wel, die hangen). Het pad loopt maar tot net voor de grot, het laatste stukje moet ik klauteren over van guano voorzien rotsen. Niet dat je dan meer ziet of zo, maar je wil toch dat stukje dichter bij niet dan? Het enige dat het oplevert, buiten smerige handen en t-shirt en broek is een foto van in de grot naar buiten. Eens was er hier blijkbaar wel een pad voor het laatste stuk, dat voorzien was van houten ladders waarvan er nu nog enkele overal verspreid liggen. Opnieuw 100m omhoog naar de camper en dan maar een keer richting Paleokastritsa, waar er een camping is.
Erg ver is dat niet, zo’n 36km volgens de Tomtom (yes terug GPS), maar dat is wel 36km draaien en keren, bergop en bergaf zodat het toch 19u00 is vooraleer ik daar aankom. Ik instaleer me op de camping en ga even liggen, want ondanks deze halve dag rijden ben ik toch vrij vermoeid. Rond 8u30 wandel ik naar het restaurant even verderop, bestel een lookbroodje met feta en tomaat, een gyros schotel en wat frisdrank. Ik krijg dan van het huis een pannenkoek met chocolade als dessert aangeboden en sluit af met een mojito die, die naam eigenlijk niet waardig is, maar kom. Omdat het opdienen wel erg lang duurden is het al na 22u00 als ik in het donker richting camping wandel.

Dinsdag 23/06

De luie slag zit er wat in en dus is het weer laat alvorens ik de camping verlaat. Bovendien rijd ik ook niet erg ver, naar het centrum van Paleokastritsa meer bepaald. Daar rijd ik dan de heuvel op het schiereilandje op naar het Moni Theotokos klooster. De weg is gelukkig van verkeerslichten voorzien die beurtelings rijden voorzien, want passeren is er niet bij. Ondanks dat rijden er toch heel wat bussen naar boven, het is hier zowaar het drukste plaatsje dat ik al op het eiland tegen gekomen ben. Ik heb ergens het vermoeden dat er een cruiseschip aangekomen is, en die nu het eiland overspoelen. Bij de busparkeerplaats is het een gewriemel om al die slagschepen netjes geparkeerd te krijgen en ik rijd dus nog een stukje hoger en krijg op de kleine parking aldaar een plaatsje toegewezen. Het klooster heeft natuurlijk een kerkje waar ik een kijkje ga nemen met opnieuw de nodige muur- en plafondschilderingen en de met bladgoud bedekte iconen. Maar vooral de bloemenpracht in de tuin en met ranken overdekte wandelpaden in het toch kleine domein, zijn prachtig. In het complex is er ook een oude olijvenpers-molen, waar allerhande producten in verband met olijven worden verkocht, van gedroogde olijven over kruidenmixen, zeep, olijfolie en alles wat er maar verband mee heeft.
Ik rep me weg uit deze drukte en geraak zonder grote problemen heelhuids weer beneden, al is het aan de busparking een tijdje wachten tot alle bussen uit de weg gemanoeuvreerd zijn, om eentje die achteraan stond door te laten. Ik moet nu zo mogelijk nog minder ver dan tijdens het eerste ritje, want onderaan de heuvel ligt de baai van Paleokastritsa en ik heb me voorgenomen om daar te gaan snorkelen. Want sinds ik hier op Corfu ben, is dat er nog niet van gekomen. Ik kan de camper op een plaatsje op enkele meters van het water parkeren en heb zo het ideale kleedhokje bij de hand. Wanneer ik dan in het water ga, is het meteen duidelijk waarom er zoveel op het kiezelstrand liggen te zonnen en zo weinig in het water zitten ondanks de hitte. Het water is namelijk venijnig koud, veel kouder dan de vorige dagen aan de Albanese kust, maar het eiland ligt natuurlijk een stukje verder de zee in. Ik laat me er niet door ontmoedigen en ga toch kopje onder. Zolang je in de bovenste laag rondzwemt gaat het uiteindelijk nog, maar eens je duikt wordt het wel heel erg fris aan de vis. Van die visjes zie ik er trouwens voor de eerste keer wat meer en ook wat kleuriger versies dan tot nu toe. Maar het zijn vooral de rotsformaties onder water die hier de show stelen. Ik snorkel tussen een chaos van rotsen door met pieken en natuurlijke bruggen en krijg af en toe een koude stroming te verwerken die je de adem beneemt. Na een half uurtje is het wel geweest en keer ik terug naar de camper, daar komt mijn buitendouche goed van pas om al het zout water weg te spoelen. In één van de stalletjes koop ik een Grieks broodje met tomaten feta en olijven als lunch en daarna een ijsje als dessert. Beiden eet ik al wandelend rond de baai op.
Het is al een stukje in de namiddag als ik weer de weg op ga, eerst een stukje het binnenland in, maar dan weer naar de kust naar het strand van Mirtiotissa en het ernaast liggende klooster van Moni Panagia Mirtiotissa. De weg wordt weer zo smal dat passeren geen optie is, en geen regelende verkeerslichten deze keer en bovendien zo steil dat ik er geen goed oog in heb. Ik sta al in veldversnelling, maar aan een korte steile haarspeldbocht naar benden vind ik dat het wel genoeg is geweest. Ik doe teken aan een vertrekkende toerist met een huurautootje dat hij een stukje naar beneden moet zodat ik op zijn plaats kan rijden, achterwaarts een stukje helling af kan en zo weer de bocht omhoog kan nemen, maar de man durft blijkbaar niet. Dan maar zelf in twee keer de haarspeldbocht genomen en gewacht tot hij weg is, vervolgens achterwaarts op zijn plaats en met enige moeite weer omhoog. De difflock is hier met het beton en de bocht geen optie en de banden hebben moeite om hun grip te houden, maar ik geraak uiteindelijk toch weer weg. Van het strandje in de diepte heb ik alleen een foto met op de achtergrond het klooster, maar dat volstaat.
Wat verder het binnenland in, ligt het dorpje Pelekas waar één of andere Romeinse keizer zijn favoriete uitzichtpunt gelegen is, natuurlijk rijd ik daarheen, door het dorpje waar de camper weer maar juist in past, en krijg als cadeau een uitzicht over gans het eiland Corfu, dat was de moeite alvast waard. Na het genieten van de panorama’s en het nemen van de nodige foto’s en het filmen, ga ik weer naar de camper, waar ik in gesprek raak met 2 Franse koppels die met gehuurde scooters op het eiland rondsnorren. Het gesprek gaat natuurlijk over de camper en de bestemmingen en vooral Albanië heeft hun aandacht. Even later snorren zij weer verder en ga ik er achteraan op naar de volgende bestemming. Dan kom ik echter tot de conclusie dat het toch wat laat wordt om nog verder zuidelijk te rijden en verleg ik mijn route naar Gastouri om daar het Achillion Palace te bezoeken. Dit is een paleis gebouwd in opdracht van de (toen nog) Oostenrijkse Prinses Sisi en het moet gezegd, het is indrukwekkend. Van de tuin met de standbeelden tot de monumentale inkom met imponerende trappenhal. Prachtige beschilderde plafonds en een beroemd wandschilderij van Achilles die op zijn strijdwagen het lijk van de verslagen Hector meesleurt (voor meer info moet je er de verhalen van de Griekse mythologie er maar een keer op nalezen). Zuilengalerijen met terrassen op verschillende niveaus en nog meer standbeelden nodigen uit om buiten te stappen. Bij het binnenkomen krijg je trouwens een audioapparaat dat je in de gewenste taal uitleg geeft bij elk plekje waar een nummer bijstaat, en ja ook in het Nederlands (Hollands), ik geef het al gauw op om telkens naar dat hele verhaal te luisteren en geniet gewoon van wat ik zie. 59 nummers later of zo, ben in weer aan de uitgang, waar een ijslolly voor wat afkoeling mag zorgen.
Nu is het nog een 20-tal kilometers naar een camping even voorbij Corfu stad, Karda Beach genaamd. Deze ligt maar een 4km van de eerste camping die ik aandeed, maar heb ik gekozen omdat deze wel in de directe buurt van het water zou liggen. En dat blijkt ook, achteraan de camping wandel je voorbij het restaurant door een voetgangersteegje zo het kiezelstrand op. Ook hier ga ik nog een keer snorkelen en is het water toch wel een stukje warmer (landzijde van het eiland), daar staat dan weer tegenover, dat er niet zoveel te zien valt onder water. In het restaurant neem ik tzadziki met brood gevolgd door Kippensouvlaki met frietjes , een frisdrank en een ijsje na. Vandaag echt de moed niet meer om nog aan het reisverhaal te schrijven, nog wat achterstallige e-mails gelezen en verstuurd, op enkele forums wat bijgelezen en geantwoord en dan slapen.

Woensdag 24/06

Het begint een traditie te worden dat ik op dit eiland maar niet vroeg op raak, maar ach het is verlof nietwaar. Ik heb trouwens besloten vandaag alleen naar Corfu stad te gaan, daar zijn nog wat bezienswaardigheden die ik wil zien en verder gewoon wat rondslenteren langs de haven, souvenirwinkeltjes aandoen en een stukje eten. Maar eerst controleer ik toch even de essentiële vloeistoffen van de camper, sinds mijn vertrek is het de eerste keer dat ik er wat motorolie bij moet doen, niet slecht na 3 a 4000 km. Het eerste wat ik doe in de stad is een parking zoeken en die is al snel gevonden a rato van 3€ voor de ganse dag. Mijn gedacht van gisteren blijkt te kloppen, in de haven liggen namelijk 2 grote cruiseschepen en een derde komt er juist aan. Mijn tocht gaat dan te voet naar het “nieuwe” Venetiaanse fort, niet dat dit nu zo recent nog is, maar van latere datum dan het “oude fort” aan de ingang van de baai.
Langs imponerend hoge muren wandel ik rond het complex tot ik uiteindelijk bij de ingang kom. Toegang moet er niet betaald worden, en je duikt zo enkele gangen in die je binnen in de vesting brengen, alleen voor het laatste stukje, dat je helemaal naar de top brengt is er een toegang van 3€ te betalen, maar daar krijg je dan ook een drankje voor in het daar aanwezige café en dat komt na alle trappen en hellingen onder een warme zon en ontbrekende wind wegens de omringende muren goed van pas. Van hierboven heb je een mooi uitzicht over de ganse stad tot aan het oude fort en aan de andere zijde tot aan de moderne stad in de heuvels. De oude stad in zijn uniforme okergele kleur met grijze daken ziet er heel pittoreske uit, maar als je door de met marmer (!) geplaveide straten slentert is het, het ene winkeltje na het andere. Het lijken wel Noord-Afrikaanse souks, en net als daar probeert elke winkelier je naar binnen te lokken. Een buitenmaatse hotdog met worst, kaas, sla en tomaten vormt mijn lunch. Na lekker nog wat onbestemd ronddwalen, waarbij ik nog al is een kerkje of een standbeeld tegen kom, wil ik toch wel naar het oude fort. Even navragen levert de goed richting op, ik moet daarbij ook voorbij het Paleis van St. Michael & St. George, dat nu het Aziatisch museum(?) herbergt. Wat dit museum hier dan wel doet is me een groot raadsel, maar het gebouw zelf is in elke geval wel mooi. De inhoud laat ik maar aan me voorbijgaan.
Zoals het een versterkte vesting betaamt ligt het fort natuurlijk weer boven op een heuvel en dat betekent dat er weer moet geklommen worden. Het fort zelf bestaat uit verschillende delen en elk van die delen heeft dan weer gebouwen uit verschillende stadia, waaronder deze waarbij Corfu onder Brits militair bevel stond en die legereenheden hier ingekwartierd waren. Hier is er wel een toegangsticket aan te kopen, en krijg je er geen drankje voor in de plaats, maar een café is er wel en daar schaf ik mee een beker citroenijs-slush aan om me koel te houden onder de verzengende zon. Een drankje/ijsje dat ik in Sicilië onder een andere naam heb leren waarderen. Men heeft hier in Corfu (en trouwens ook in Albanië) de rare gewoonte om de oude kanonnen in de grond te planten als houvast of plantenbak, of wat dan ook, maar hier staan er ook nog een deel op hun houten affluiten, zoals dat hoort. Ik ga tot helemaal boven waar op het hoogste punt een oud vuurtorentje prijkt en je opnieuw rondom een knap panorama hebt. Beneden ons liggen de jachthavens en wat verderop in de baai ligt er wel een heel duur uitziend exemplaar voor anker.
Ik begin nu stilaan de benen goed te voelen en ik moet nog naar de andere kant van de stad waar mijn camper trouw staat te wachten. Ook de zon weet van geen ophouden en ik grijp elke kans om onder de schaduw van enkele bomen te lopen aan. Gelukkig staat er aan de waterkant gewoonlijk wel een briesje die het toch wat aangenamer maakt. Eens bij de camper even voor de ventilator zitten en dan terug naar de Karda Beach camping voor een afkoelende duik in het water, waarbij ik tijdens het snorkelen een vreemde ontdekking doe: een gigantische mossel van wel 50cm staat rechtop in het zand met eraan vast een kleiner exemplaar van zo’n hand groot. Eerst denk ik nog aan een betonnen constructie of raar gevormde rots, maar neen als ik ernaar toe duik (op zo’n 3m diepte) zie ik duidelijk de baard van de mossel en gaat het ding dicht. En ik verzeker je, ik heb geen slag van de hitte of zo. In het restaurant zit de stemming er goed in met een grote groep Fransen die hier ook zijn met hun motorhomes en blijkbaar ook hun laatste dag hier vieren. Terwijl ik gebakken feta eet, gevolgd door Griekse worstjes en een lokaal dessert op basis van honing, speelt één van hen op zijn trekharmonica en wordt er gezongen.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1102
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Op ontdekking naar het mysterieuze Shqiperia

Ongelezen bericht door Yohani »

Donderdag 25/06

Vandaag start de terugreis naar huis, te beginnen met de ferry van Corfu naar Igoumenitsa. Gisterenavond pas gemerkt dat bij tickets met open terugreisdatum, de reservering een dag op voorhand dient te gebeuren. De receptioniste van de camping is de reddende engel in nood, ze contacteert de ferrymaatschappij en reserveert de overtocht van 12u30. In principe kan ik ook nog deze van 15u30 nemen, maar gezien de moeite die men op de heenreis al nam om iedereen op de ferry te krijgen, neem ik liever geen risico op een overboeking. De volgende van 18u30 komt in principe te laat aan voor de check-in van de internationale overzet naar Italië. Ik neem de tijd vanmorgen en ledig ook de vuilwatertank en de toiletcassette nu ik er de mogelijkheid toe heb. Vervolgens gaat het dan richting haven van Corfu, waar al snel blijkt dat ik er goed aan deed om geen risico te nemen. De auto's en vrachtwagens worden letterlijk op millimeters van elkaar geparkeerd, ben je er niet op tijd uit dan zit je voor de rest van de overtocht gevangen in je eigen auto. Deze keer heb ik niet de luxe om aan de zijkant of naast lage personenwagens te staan, het ziet er naar uit dat ik volledig ingesloten ga worden door vrachtwagens. Dat betekent geen uitzicht en zelfs geen ruimte om een venster open te zetten, dus rep ik me uit de camper voor ik ingesloten raak. Ik blijf wel nog even op het autodek tot mijn camper volledig omringd is, kwestie van een oogje te houden op het verloop ervan, het is namelijk nagelbijtend toe te zien hoe dicht sommige van de chauffeurs bij de andere auto's komen op aangeven van de bemanning, en met niet altijd even ervaren chauffeurs wat betreft achteruitrijden. Zowat iedereen moet namelijk achteruit de ferry op omdat er maar één toegang is. Wonder boven wonder lukt dat allemaal zonder lak- of carrosserie schade. De rest van de overtocht breng ik door op de overschaduwde dekken, met uitzicht op het eiland en het vasteland.
Eens in Igoumenitsa heb ik natuurlijk nog een zee van tijd gezien het vertrek van de ferry pas om 23u voorzien is. Ik trek dan maar naar het strand en ga nog lekker wat snorkelen in het aangenaam warme water. Tegen 19u00 trek ik dan nog naar een restaurant voor een laatste typische Griekse maaltijd. Het wordt tzaziki met geroosterd brood, rijst met rundvlees in een tomatensaus en meloen en watermeloen als dessert. Dan wordt het tijd om in te checken voor de ferryovertocht van Igoumenitsa naar Ancona. Ik rijd de haven binnen en er wordt streng gecontroleerd, op verstekelingen vermoed ik, want alle binnenluiken (dubbele bodem, watertank en zelfs van de douchebak) moeten open, ook het bed moet naar beneden geklapt worden en er worden dan nog enkele kastjes nagezien. Vervolgens moeten de in Italië aangemaakte tickets dan toch opnieuw bevestigd worden en dan volgt weer een Griekse tragedie: de ferry wordt aangekondigd met een vertraging van maar liefst 4 uur, nieuw voorziene vertrek om 3u vannacht! Daar laat ik het echter niet bij en ik vraag dan ook welke compensatie men volgens Europees recht daar tegenover gaat stellen (pure bluf natuurlijk, want ik weet zelfs niet of er z'n wet voorzien is voor ferryovertochten, maar het werkt wel), en na enkele onaanvaardbare voorstellen zoals gratis wijziging naar een andere afreisdatum of annulering van de overtocht met terugbetaling van het ticket, moet de arme bediende van Minoan Lines haar verantwoordelijke raadplegen voor verdere opties. Ik krijg vervolgens een cabine voor mij alleen aangeboden, wat ik met plezier aanneem, want ik wou sowieso toch al een bed in een cabine reserveren indien die nog beschikbaar waren, in plaats van die oncomfortabele vliegtuigstoel van op de heenreis, waar er van slapen toch nauwelijks sprake is.
In de nieuwe haven staan er nu zowat over het ganse terrein campers en auto's verspreid, want blijkbaar werd niet aan iedereen dezelfde dockinggate doorgegeven. Ik verneem ook dat onze ferry de "Olympia" is, die ik deze namiddag rond 14u gekruist ben toen ik onderweg was van Corfu, blijkbaar toen op weg naar Patras. Geen wonder dat er vertraging is, als die toen pas op weg ging. Langzaamaan wordt het donker en de mensen met een motorhome zoeken hun bed op, om toch nog een beetje slaap te krijgen voor het vertrek vannacht. De mensen met een gewone wagen proberen hetzelfde in heel wat minder comfortabele omstandigheden. Vervelend is wel dat er ook heel wat vrachtwagens met luidruchtige koelinginstallaties staan.

Vrijdag 26/06

Vrijdagnacht 01u00, ik wordt wakker van geklop op de camper, de dockinggate 4 blijkt dan toch voor een andere ferry voorbestemd te zijn. Was blijkbaar zo diep in slaap dat ik die niet heb horen aankomen, evenmin als de rij wachtende auto’s en vrachtwagens… Dus op naar gate 7 waar er zich ondertussen ook al een paar rijen hebben gevormd. Nog 2 uur te gaan voor het vertrek, te kort om opnieuw te gaan slapen, te lang om echt wakker te blijven. Een praatje met de buren helpt om de tijd wat te verdrijven, krijg weer leuke reacties op de Land Rover camper. Dan komt er plotseling beweging in de wachtende rijen, het is al 3u, maar nog steeds is er een ferry te zien (of toch de onze niet), toch beginnen er steeds meer wagens weg te rijden, navraag leert dat we nu naar gate 12 moeten. Het moet dan toch zijn dat er iets in aantocht is, dat de ferry niet kon aanleggen aan gate 7 (die trouwens niet aangeduid staat met de verlichte paal met nummer, zoals de anderen), was me al duidelijk, gezien de oude getrouwe blusboot hier aangemeerd ligt. Dit was dus duidelijk maar een wachtrij. Om Half vier doemen er dan toch lichtjes op in de verte, vele auto’s en vrachtwagens moeten er niet uit van Patras naar Igoumenitsa en al gauw begint men met het laden van de vrachtwagens en daarna met de auto’s en campers. Ik had ondertussen al wat spullen zoals toilettas, handdoek een mouwloos vestje en zo klaargelegd in een dagrugzak en tevens mijn fleece slaapzak en hangmat, want dat van die beloofde cabine zal ik maar geloven als ik er voet in zet. Maar het blijkt dan toch in orde te zijn, na een eerste poging waarbij de hut al gedeeltelijk in gebruik blijkt te zijn, krijg ik vervolgens een 4-persoons hut met douche en toilet toegewezen en kan ik om 4u40 opnieuw gaan slapen.

Ik heb mijn klokje om 8u gezet, maar er is geen enkele reden om op te staan, door de vertraging zijn we nog lang niet in de buurt van Ancona of zelfs maar de kust, dus draai ik me nog maar een keer om en een uurtje later ga ik dan uitgebreid scheren, tanden poetsen en douchen. Ontbijten doe ik met 2 donuts en een vers geperste sinaasappelsap en 2 uur later is het al lunchtijd. Een kwartiertje voor sluitingstijd van de zelf service neem ik een laatste keer een tzaziki, gevolgd door een spaghetti met vleessaus. Ik ga een kijkje nemen in de taxfree die geen taxfree meer is natuurlijk, en wandel een keer rond op het deck en zie vooral veel water. Doch ik denk er ook de reden van de opgelopen vertraging te hebben gevonden: er is water in het zwembadje op het deck, waarschijnlijk hebben ze dat gevuld en daarmee vertraging opgelopen! Doch te vroeg gejuicht, want over het bad is er een net gespannen en dus (nog) niet te gebruiken. Ik keer maar terug naar mijn cabine, ga nog wat bijslapen en vul het reisverhaal aan. Ga nog een keer naar de receptie om naar de juiste aankomsttijd te informeren en moet zelfs niets vragen want een bordje geeft het al aan: 19u15, ze zijn er dus nog in geslaagd van nog meer vertraging op te lopen onderweg. Waarschijnlijk niet te snel mogen varen omdat dan het water uit het zwembad klotst. Op nog zo’n 2 uur varen van Ancona moet iedereen uit zijn cabine, zodat men die alvast in orde kan maken voor de volgende trip, ik verhuis naar de “Main Lounge” waar ik zowat het enige stopcontact in het salon vind, zodat mijn tablet wat kan opladen terwijl ik verder type aan het reisverhaal.
Eindelijk varen we dan de haven van Ancona binnen, nu nog de eeuwigdurende wachttijd tot de deuren naar de garages open gezet worden en alle andere auto’s en vrachtwagens die in de weg staan, weg gereden zijn en dan is het mijn beurt. Ik heb besloten van nog een goede 50km te rijden naar Camping Mare Blu, waar ik ook op de heenreis stond, puur uit nostalgie veronderstel ik, want een echte reden is er niet voor. Ik krijg nog een mooie zonsondergang te zien boven de zee, terwijl de Italiaanse chauffeurs blijkbaar moeite doen om het hun laatste zonsondergang te laten worden. Het is duidelijk dat de vakantieperiode en het weekend in aantocht is, want het is druk op de baan, met opvallend veel motorhomes erbij. Even voor 22u stop ik dan op Camping Mare Blu, warm nog gauw iets op en ga nog een kijkje nemen vooraan op de camping waar er blijkbaar ondanks het late uur nog entertainment is voor de kinderen die vrolijk rondspringen en dansen. Nog een dessert en ik keer terug naar de camper, tijd om te gaan slapen.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1102
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: Op ontdekking naar het mysterieuze Shqiperia

Ongelezen bericht door Yohani »

Zaterdag 27/06

Op tijd op want heel wat kilometers af te leggen vandaag. Het weer is in elk geval goed en op de autosnelweg is het druk, maar vrij vlot verkeer. Maar juist druk genoeg om bij elk voorval of samenkomst van autosnelwegen voor wat vertraging te zorgen. Ik stop alleen even om te tanken en om te lunchen, ook de grensovergang met Zwitserland verloopt snel, ik mag gewoon doorrijden. Het valt me opnieuw op dat Zwitserland toch een autominnend land is, er zijn heel wat oldtimers op weg en ik kruis ook een aantal rallywagens die blijkbaar een verbindingsrit over de autosnelweg moeten afleggen. Je hoort ze met hun open uitlaat van ver afkomen als een donder die komt aangerold. Een kilometer of dertig voor de Gothard tunnel beginnen dan de moeilijkheden. Alles staat stil op de autosnelweg en dat herhaald zich zo nog wel een paar keer. Afgezien van de verkeerslichten die maar een paar auto’s per keer de tunnel in laten, zijn er op de laatste 10km voor de tunnel ook nog wegwerkzaamheden die de boel opstoppen. En opnieuw is de Gothard de scheidsrechter tussen het goede en slechte weer, als ik er uit rijd is het bewolkt, aan het regenen en een stuk frisser. Gelukkig duurt dat niet lang en tegen dat ik Camping Wiggerspitz in Aarburg bereik is het al weer aangenaam en droog weer. Het is dan 8u00 en nadat ik de camper gesteld heb op de camping die eigenlijk al zo goed als vol is, maar waar er toch nog wat plaatsjes gemaakt worden voor de trekkers die maar één nacht blijven, ga ik naar het restaurantje en bestel worst met frietjes en ajuinsaus met een alcoholvrij biertje. Ik praat er nog even met een Poolse motorreiziger die in Groot Brittanië woont en ook alleen reist door Zuid-Europa.

Zondag 28/06

Vanmorgen als ik klaar sta om te vertrekken, komen mijn Duitse buren even langs om wat informatie over België te vragen en de beschikbaarheids van campings (ze reizen met auto en caravan) en of België wel veilig is met die Bulgaarse maffia ??? Ik moet toegeven dat ik er nog niet van gehoord heb, maar dat ze 4 weken geleden in elk geval het land nog niet overgenomen hadden. Vervolgens stel ik ze gerust dat België niet meer of minder gevaarlijk is dan de andere Europese landen. Van Amerikanen had ik dit nog verwacht, maar van de Duitse buren? Als je het bekijkt niet vreemder dan de slechte reputatie die Albanië bij ons heeft, waar na mijn ervaringen niet veel van overgebleven is. Ik ga weer op weg en ook vandaag weer veel old timers op de baan, een beetje vernederend is het wel als ik op een lange helling ingehaald wordt door een Citroën Traction Avant van 1938! Met de voorbijvliegende Porches en Ferrari’s heb ik dat zo niet. Behalve een Belgische bestelwagen die me blijkbaar niet gezien heeft bij het invoegen en me bijna van de baan drukt verloopt alles zonder problemen. Na de Zwitserse autosnelwegen komt de Franse versie er aan, het duurt nog even voor ik de eerste peage tegen kom. Blijkbaar worden deze op deze route (via Straatsburg) momenteel bijna allemaal vernieuwd, maar dit zorgt niet echt voor vertraging. Ik merk dat ik niet tot in Luxemburg ga raken met de diesel en tank dan maar gewoon in Frankrijk waarna ik een laatste keer lunch in de camper voor deze vakantie. Luxemburg gaat vlot mar in België wordt er gewerkt aan de E40 en moeten we met zijn allen op één rijstrook. Een half uur staan we stil en dan begint het langzaam terug te rijden. Nog wat extra drukte in Tervuren waar het BK wordt gereden en verderop richting Mechelen voor Werchter misschien? Even voor 18u00 rijd ik de oprit op en ben ik weer thuis. Morgen opnieuw aan het werk!

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Plaats reactie