Reisverhaal: Hawai'i 2014
Geplaatst: ma 29 sep, 2014 11:51
Eilandhoppen op de Amerikaans Polynesische eilanden van Hawai’i.
Zaterdag 20 september
Vanmorgen om 6u00 op en me klaargemaakt zodat ik om 7u00 klaar sta als Jef me komt ophalen om me naar de luchthaven te brengen. Het is rustig op de weg en dus ben ik mooi op tijd in Zaventem om in te checken voor mijn eerste vlucht van vandaag naar Chicago. Er staat reeds wat volk aan de balies, maar binnen de 10 minuten is het mijn beurt, niet zonder eerst door een security officer op de rooster gelegd te worden, met vragen of je zelf je bagage gepakt hebt, ze niet alleen gelaten hebt en geen verboden spullen bij hebt. Een verkorte versie van de Esta aanvraag die ik al op voorhand verplicht had ingevuld op internet. De vriendelijke dame aan de check in labelt mijn koffer en vertelt me dat, ondanks de bagage al doorgecheckt wordt naar mijn eindbestemming, ik deze toch moet afhalen in de eerste luchthaven op Amerikaans grondgebied. Dat wordt een nipte bedoening in Chicago: op 2u immigratie passeren, bagage ophalen, security controle bagage, opnieuw inchecken bagage, nog een security check met scanner… . Ik heb er geen goed oog in dat dit goed afloopt.
Nu is er echter nog geen vuiltje aan de lucht, ik heb nog ruim de tijd om te ontbijten alvorens het vertrek. Maar doe dat toch maar ineens na de douane passage en de security check, in de taxfree zone. Om één of andere onbekende reden loopt het vertrek wat vertraging op maar om 11u20 stijgen we dan toch op. Ik heb blijkbaar voor alle vluchten Economy Plus plaatsen, zonder erom te vragen. Dit zijn plaatsen aan de nooduitgang waar je toch aanzienlijk meer beenruimte hebt dan normaal, best wel aangenaam als je zo’n lange dag voor de boeg hebt. Deze intercontinentale vlucht heeft gelukkig een uitgebreid individueel entertainment system aan boord, met keuze uit vele films, feuilletons, documentaires en spelletjes. Na wat zitten soesen en het middagmaal met kip, rijst en groentjes geniet ik dan ook wat comedy series en films. Zo gaat de tijd vlug vooruit, met enkel af en toe wat lichte turbulentie en de stewardessen die langskomen met een keuze uit drankjes. Even voor aankomst wordt er nog rond gegaan met een lichte snack en dan wordt stilaan de daling ingezet. Ik stop al mijn spullen alvast in mijn rugzak, zodat ik na de landing zo snel mogelijk door kan. De opgelopen vertraging werd niet ingehaald zodat de transfertijd nu ingekort is tot krap 1,5 u.
Aan de immigratie staat veel volk te wachten, gelukkig meer bij de wachtrijen voor de Amerikaanse paspoorten, dan bij de “andere” paspoorten. Na een half uurtje aanschuiven is het dan mijn beurt om vingerafdrukken en irisscan te laten uitvoeren, nog enkele vragen en het in het vliegtuig ingevulde document afgeven (wéér diezelfde vragen) en dan op weg naar de bagagecarrousel waar het nagelbijtend afwachten is wanneer de bagage eraan komt terwijl de minuten wegtikken. Eens mijn koffer gespot gaat het in hoog tempo naar de dropzone langs nog maar eens een security check, waar er gelukkig geen tijd verspilt wordt met een controle van de bagage en vervolgens de koffer afgeleverd. Als alles goed verloopt zie ik die pas terug in Honolulu. Nu moet ik zelf nog met een treintje van terminal 5 naar terminal 1 en nog een keer langs de security met mijn handbagage, waar reeds veel volk staat aan te schuiven. Zelfs de priority lane voor passagiers met een korte overstap staat goed vol, dit komt nooit in orde.
Na tergend langzaam opschuiven is het eindelijk aan mij om de schoenen en het jasje uit te spelen, de laptop en tablet uit de rugzak te halen en het hele boeltje te laten scannen waarna ikzelf ook door de scanner moet. Nog even aftasten en dan de spullen terug inladen en op kousenvoeten op een drafje naar de gate, samen met enkele andere slachtoffers van dezelfde vlucht. Gelukkig blijkt die gate dichtbij en kunnen we met zijn allen nog aan boord, ook deze vlucht zal met een 20-tal minuten vertraging vertrekken, door de late passagiers en bagage.
Dit vliegtuig is duidelijk een stuk kleiner dan de Boeing 777-200 van daarnet, in deze 737 2x3 stoelen met een middenpad in de economy class. Ook geen individueel entertainment system, maar één scherm opgehangen aan het plafond in het gangpad waarop tijdens de vlucht één film speelt. Men komt wel langs met drankjes, gratis voor de niet-alcoholische verfrissingen, betalend voor alcohol. Ook een maaltijd bestellen kan, tegen betaling met de kredietkaart, cash wordt niet aangenomen. Ik probeer wat te lezen in mijn reisgids, maar begin te knikkebollen en probeer dan maar wat te slapen. Meer dan wat soezen lukt niet, maar de tijd gaat toch goed vooruit en de afstand tot San Francisco wordt kleiner en kleiner. Het laatste half uurtje nog wat reiservaringen uitgewisseld met een Amerikaanse dame en zo staan we vlug aan grond in mijn 2e luchthaven op Amerikaans grondgebied vandaag. Deze keer geen security checks of bagage afhalen, gelukkig maar want 1u30 overstap tijd is ondertussen al ingekort tot 1u00, doch dat blijkt ditmaal ruimschoots genoeg te zijn om een 20-tal gates verderop te wandelen met nog een sanitaire stop ertussen. Deze 737 lijkt nog spiksplinternieuw en bovendien zit hij verre van vol zodat ik deze keer 3 plaatsen voor mezelf heb. Hier helemaal geen entertainment systeem en dus start ik alvast met mijn reisverhaal. Bij het vetrekken vang ik nog net het een glimp van de Golden Gate Bridge op alvorens we door het wolkendek vliegen. Eens daarboven worden we getrakteerd op een schitterende zonsondergang over een lichtgolvend wolkendek dat nu als een eindeloze vlakte alle kanten uitreikt. Ik maak vervolgens nog gebruik van de 3 lege stoelen om me neer te leggen, altijd een beetje stuntwerk om dat te doen met de veiligheidsgordel nog aan, en nog enkele uurtjes in te dommelen.
Iets voor 22u00 landen we dan en zet ik mijn eerste stappen op Hawai’iaanse bodem, ondanks het late uur is het nog erg warm en drukkend. Geen enkele controle deze keer, gewoon onmiddellijk naar de bagageterminal wandelen, waarvoor je eigenaardig genoeg buiten de luchthavengebouwen moet. De eerste bagage van onze vlucht is er al, maar mijn koffer duikt maar niet op. Twee dames van de luchthaven die de niet geclaimde koffers van de band halen, blijken ook in te staan voor vermiste en beschadigde bagage en checken op de computer aan de hand van het nummer op mijn afgiftebewijs, waar mijn koffer uithangt. Het duurt niet lang of het verdict valt: hij staat nog in Chicago! De nodige documenten worden ingevuld met de naam en adres van mijn hotel en per pc alvast doorgegeven, zodat mijn koffer zo snel mogelijk kan volgen. Ik krijg nog mijn bewijs van aangifte en een zakje met tandpasta en borstel, scheergerei, tandenstokers, shampoo, douche gel en zelfs waspoeder en ga dan op zoek naar een shuttlebus van Alamo om mijn huurwagen af te halen. Gelukkig komt die er net aan en ben ik al gauw op weg naar het verhuurbedrijf. Ik krijg een gratis upgrade naar een groter model en heb even later de keuze uit 3 wagens, waaruit ik een donkergrijze 4 deurs Ford Focus kies. Zoals alle huurwagens hier is het een automatique, maar dat went vrij snel. Ik besluit in optie toch maar een GPS te nemen en ben daar even later niet rouwig om, als ik in het donker naar Honolulu centrum rijd. Ondanks het late uur is het nog druk op deze zaterdagavond en het is even wennen aan de rode lichten aan de overkant van het kruispunt. Ik slaag er in van maar één keer een kruispunt te blokkeren, verder is het ook oppassen voor de vele éénrichting straten. Eens in de juiste straat mis ik het White Sands hotel flagrant en moet ik nog een keertje blokje rond om er te geraken. De kleine private parking staat vol ondanks de stugge prijs van 25 US $ per dag, en dus moet ik na het naar mijn kamer brengen van mijn summiere bagage, nog op zoek naar een parkeerplaats. 40 minuten (!) rijd ik vervolgens toertjes om een plaats te vinden, uiteindelijk vind ik een betalende plaats op 3 blokken van het hotel, ik koop er voor 10$ een ticket over van een andere parkeerder en ben dan gerust tot morgenvroeg 8u40. Het is hier nog zeer druk, Waikiki Beach is blijkbaar niet alleen een strand, maar ook een uitgangsbuurt, de eerste indruk is niet algemeen positief, zeker niet als er even verder nog een vechtpartij losbreekt. Maar kom, ik raak heelhuids terug in het hotel, hoog tijd om in bed te kruipen, na het thuisfront verwittigd te hebben dat ik goed aangekomen ben, zonder bagage weliswaar.
Zondag 21 september
Deze voormiddag doe ik het kalm aan want de vochtige hitte pleegt samen met de jetlag een aanslag op mijn lichaam. Na een douche de auto gaan halen en enkele inkopen doen, vervolgens gaan ontbijten aan een stalletje, wegens geen restaurant in het hotel. De rest van de voormiddag wandel ik langs King’s Village, een shoppingmall in Victoriaanse stijl gebouwd naar Waikiki Beach waarbij ik voorbij de 2 bekendste hotel van Honolulu kom: Het Royal Hawai'ian en het Moana Surfride Hotel, vanzelfsprekend allebei aan het strand gelegen met bar, restaurant en zwembad met zicht op de oceaan. Dat strand is bezaaid met parasollen, ligzetels, zonaanbidders en kano’s en surfboards. Niet mijn soort favoriete strand. Over de gans lengte wordt het afgezoomd door dure luxehotels met af en toe een passage zodat iedereen op het strand kan dat namelijk voor iedereen publiek toegankelijk is, hier geen privé stranden. Ik volg het strand een stuk tot voorbij het Army Museum en keer dan terug naar het hotel om wat spulletjes en de auto op te halen. Daarbij maak ik de fout in de kamer even op bed te gaan liggen in de frisheid van de airco en er slechts met heel veel moeite weer af te geraken.
Ook in de auto is er airco, de GPS wil me steeds via de Highway 1 richting Hanauma Bay sturen, maar ik wou graag via de kustlijn, doch na herhaaldelijke pogingen kies ik er maar voor de richtlijnen van het navigatietoestel te volgen. Alleen om een kijkje te nemen bij Diamond Head wijk ik er nog even van af. Ook de highway die wat meer in het binnenland loopt is echter de moeite waard, met prachtige uitzichten op het bergachtige centrum van het eiland. Jammer genoeg zijn de plaatsjes waar je stil kan staan heel zeldzaam en is er ook nog redelijk veel bebouwing. Hanauma Bay is, zoals de naam al doet vermoeden, een beschutte baai met heel wat koraal, een plaatsje dat ik had aangestipt om te gaan snorkelen. Helaas zit mijn snorkelgerei in mijn vermiste bagage en bovendien is de verhuurdienst hier vandaag en morgen gesloten. Ik beperk me dan ook tot een wandeling die enkele mooie panorama’s biedt op de baai en het met palmbomen bezaaide strand, De 7,5$ toegang (+ 1$ parking) vind ik wat overdreven voor een wandeling heen en terug naar het strand en dus blijf ik boven. Opnieuw één van die tekens dat het hier wel heel erg toeristisch is ingesteld. In de snackbar koop ik me een verse fruitsalade en een koud drankje die ik in de schaduw van enkele bomen aan een picknickplaats opeet. Een witte steltloper komt me gezelschap houden en een ander diertje ritst voorbij, te snel om uit te maken of het een grote hagedisachtige dan wel een wezelachtig roofdiertje was.
Terug onderweg loopt de weg nu wel langs de kust en is ook de bewoning fel verminderd, kan ook moeilijk anders wand hier aan de “windkant” van het eiland storten de bergen zich onmiddellijk in de oceaan, met een mooie grillige kust met veel klippen als gevolg. Ook het Halona Blow Hole is gevormd door de niet aflatende beukende golven op de rotsen. Af en toe zijn er kleine baaitjes waar overal mensen op het aanpalende strandje liggen, rondlopen, zwemmen of spelen. Het Makapu‘u Point vormt zo’n baai met zicht op de kliffen en een vuurtoren op het schiereilandje. Voor de kust liggen dan nog een 2-tal eilandjes om het geheel af te maken. Een groter schiereiland wordt deels ingenomen door een Amerikaanse legerbasis, maar op het toegankelijke gedeelte ga ik tevergeefs op zoek naar het Ulupo Heiau State Monument, ondanks dat het in de GPS staat, zie ik niets speciaals op de plaats van aankomst.
Dan maar een rondje over het schiereiland en vervolgens richting Kane’ohe voor de Ho'omaluhia Botanical Gardens de grootste in hun soort op het eiland. Veel tijd heb ik echter niet want om 16u00 sluit het park en dus beperk ik me tot een ritje door een deel van het park tot aan het visitorscenter, wat me toch enkele mooi plaatjes oplevert. Van hieruit moet ik nu dwars het eiland over, terug richting Honolulu, dat gaat via de Pali Highway waarvan ik eerder vandaag een waarschuwing zag dat de Nu’uanu Pali tunnels op deze weg gesloten waren. Dat blijkt echter niet het geval en als ik even later een afslag neem naar een viewpoint, blijkt dit zelf de alternatieve weg te zijn, in geval de tunnels wel dicht zijn. Ook voor dit uitzichtpunt is er parkeergeld te betalen, 3$, maar ik zie niemand dat doen en vertik het dus ook. Op vele plaatsen is het trouwens zo dat Hawai’ianen en militairen gratis toegang en parkeren hebben. Het uitzicht is wel mooi en omspant een deel van de Windward Coast die ik vandaag gedeeltelijk deed en ook morgen nog zal volgen. Op deze plek tegenover het Makapu‘u Point zijn de bergen een beetje naar achteren geweken waardoor er een vlakt tot aan de oceaan loopt. Eens de pas over heb ik een uitzicht op het veteranen kerkhof, een militaire begraafplaats. Voor ik de stad binnen rijd maak ik nog een korte omweg langs de Nu’uanu Pali drive, een pittoreske weg met laag overhangende takken die door de bergen kronkelt langs enkel vijvers die blijkbaar drinkwater verzamelen voor Honolulu stad. Juist voor ik weer op de originele route kom, stop ik nog bij Queen Emma’s Summer Palace, dat er van buiten althans niet zo heel erg opvallend uitziet, afgezien van een rij zuilen. In de stad is het opnieuw druk en ik begin de jetlag ook goed te voelen nu.
Ik heb voor de rest van mijn verblijf nu een plaatsje op de parking van het hotel gereserveerd en moet dus niet lang zoeken deze keer. Aan de balie blijkt dan ook nog mijn koffer heelhuids aangekomen te zijn, ik breng die naar mijn kamer en haal er alvast het snorkelgerief uit zodat dat klaar ligt tegen morgen.
Bedoeling is om vervolgens nog de zonsondergang mee te maken op Kuhio Beach, maar de vermoeidheid houdt mij een tijdje in de frisse kamer gekluisterd zodat het al schemerig is als ik uiteindelijk naar het strand wandel. Het is nog maar 19u00 en al volledig donker, maar nog steeds is er nog heel wat volk op het strand en zelfs nog enkele in het water. De hotels zijn kleurig verlicht, sommige zelfs met rustieke fakkels. Ik wandel verder tot aan het standbeeld van Duke Kahanamoku, die als Olympische gouden medaillewinnaar vooral fame verwierf als de “vader” van het moderne surfen. Ik verlaat het strand en wandel door de straten die nu overvol zijn met toeristen en Hawai’ianen die de bloemetje buiten zetten. Het lijkt hier soms wel een combinatie van Las Vegas aan zee met de imposante hotels en de Ramblas met zijn talrijke straatartiesten die tegen elkaar op naar de gunst (en het kleingeld) van de wandelaars dingen. Heel veel van de boetieks, die nog allen open zijn op deze zondagavond, doen dan weer aan de grote Europese steden denken. Voor sommige ervan staat er zelfs een rij wachtende, een fenomeen dat ik even later ook vaststel bij de restaurants. Als ik er dan toch eentje vind met enkele vrije tafeltjes weet de dienster me te vertellen dat de keuken minstens 20 minuten achterloopt met de bestellingen. Dan maar een snelle hap in de vorm van BBQ kip met rijst, eens ik mijn bestelling heb gedaan vormt er zich zelfs daar een wacht rij terwijl ik zit te eten aan een van de tafeltjes van het terras.
Ik wandel terug naar het hotel, dat maar juist om de hoek van de snackbar ligt, en besluit om nog even gebruik te maken van het zwembad dat tot 22u00 toegankelijk is, om wat af te koelen. Dat frist me zo terug op dat ik nog wat op de pc zit te tokkelen voor het reisverhaal tot 12u45. Dat wordt een vermoeiende reis zo!
Maandag 22 september.
Vanmorgen stond de wekker een uurtje vroeger, maar omdat ik merkte dat het nog schemerig was, het alarm opnieuw een half uurtje later gezet en me nog een keer omgedraaid en uiteindelijk om 6u30 opgestaan. Het ochtendritueel duurt wat langer dan gewoonlijk omdat ik, eens ik klaar ben, nog op zoek moet naar een restaurant in de buurt dat ontbijt serveert. Dat vind ik in het Cheesecake restaurant waar ik een warme chocolade met een Belgian wafle bestel en een fruitsap als dessert. De rit van vanmorgen doet me eigenlijk op mijn stappen terugkeren van gisterenavond, maar omdat er 3 routes parallel naast elkaar lopen opteer ik voor een andere dan deze van gisteren. In Kane’ohe gaat het dan naar het noorden met als eerste stop het He'eia State Park, de Lonely Planet waarschuwde al dat het er een beetje verwaarloost bijlag en dat klopt ook, het lijkt of de plaatselijke kano club het park heeft overgenomen. Maar de uitzichten op een grote traditionele fishpond (een door een stenen muurtje of dijk van de oceaan gescheiden gedeelte waarin vissen werden gevangen door de Polynesiërs) en de eilandjes voor de kust blijven even mooi. De meeste van deze fishponds zijn hier dichtgegooid toen de militaire haven werd uitgebaggerd voor huizenbouw en de militaire basis met vliegveld. Die laatste is trouwens wel erg bedrijvig, want om de paar minuten lijkt er wel een militair 4 motorig propellervliegtuig over te komen. In de grote zaal van het visitorscenter worden er blijkbaar Tai-chi lessen of iets dergelijks gegeven aan wat oudere mensen en in het oude huisje achteraan, waar normaal volgens het plannetje een tentoonstellingsruimte is, worden de zwemvesten, roeispanen en andere parafernalia van de kano club bewaard. Aan de rand van het water liggen er enkel historische funderingen, maar het is me niet duidelijk hoe oud of recent die dan wel mogen zijn. Richting de oceaan is er dan ook nog zicht op het rif, waarop de golven breken.
Van hieruit rijd ik naar de Vallei van de tempels, op zoek naar de Byodo-In Temple, een replica van een 9 eeuwen oude tempel in Japan, deze blijkt midden in een soort drive-in kerkhof te liggen, door de begraafplaats loopt een zwierig asfaltbaan, de overledenen zullen hier alvast geen last van claustrofobie hebben, want de graven, meestal gewoon een gedenkplaat met een staander met verse bloemen erin, liggen vrij ver uit elkaar op de glooiende heuvels. Hierdoor heeft het geheel wel wat meer weg van een park of een grote tuin. De tempel blijkt helemaal uit hout opgetrokken te zijn in overheersend witte en rode kleuren met een donkerbruin interieur waarin een groot Boeddhabeeld in de centrale ruimte staat. Het gebouw wordt omgeven door een koivijver in een typische vorm , die geluk en voorspoed moet brengen. In een goede kooivijver zitten natuurlijk koi’s en inderdaad, eerst zie ik er hier of daar eentje opduiken, maar algauw komt er een school van honderden koi’s in alle afmetingen en kleuren door een nauwe passage van de vijver. Het is zo dringen dat er al eens en kooi uit het water wordt gedrukt. In de souvenirshop zijn er trouwens zakjes voer te koop, voor de vissen, maar ook voor de talrijke vogels waaronder pauwen, en zwarte zwanen. Ik heb blijkbaar de ronde omgekeerd gelopen, want na een bezoekje aan een kleine kiosk in dezelfde stijl als de tempel om te mediteren, kom ik bij een grote gegraveerde klok die je met een boomstam kan laten galmen, voor je de tempel in gaat, om geluk en gezondheid af te smeken. Bijgeloof of niet het is best leuk om die reusachtige klok een keer te doen galmen. De Boedhisten hebben trouwens wel wat met allerhande klokken, mochten we indertijd al ontdekken op onze reis door Thailand. Net als de ratels in de vorm van tonachtige draaimolens, worden er blijkbaar berichten mee naar de goden gestuurd.
Nog een eind verder stop ik dan weer bij de Senator Fong's Plantation & Gardens, jammer genoeg kan deze alleen met tours bezocht worden, en de volgende gaat pas rond 13u30, maar net als gisteren in de Botanische tuin is de setting van de oude suikerrietplantage aan de voet van de bergen al reden genoeg om langs te gaan. Langs de oceaanzijde ligt wat verderop het Kualoa Regional Park met aan één kant een mooi bergmassief en aan de oceaanzijde een prachtige baai met zicht op Chinaman Hat Island. Het park heeft net als vele van de Beach en State parken de beschikking over openbare toiletten en koude douches naast een autoparking natuurlijk. Ook een drinkwaterfonteintje ontbreekt gewoonlijk niet op het appel. Het valt me weer op dat de parking goed voorzien is van zogenaamde muscle cars, Amerikaanse sportwagens a la Ford Mustang, Chevrolet Corvet of Camaro, liefst in SS (Supersharged) en cabriolet uitvoering. Vele laten zich tot zo’n modelletje verleiden bij het huren van een auto, en uiteindelijk is dat niet duurder dan een Audi TT of A5 huren. Als gevolg hiervan rijden ook heel wat Hawai’ianen met die modellen rond, die op de tweedehandsmarkt terecht komen na enkele jaren in de verhuur. Ook de Jeep Wrangler heeft hier veel succes, ik heb er zelf nog over getwijfeld toen men een betalende upgrade naar dat model voorstelde. De softtop in combinatie met het ontbreken van een afsluitbare koffer heeft me ervan weerhouden. Nu ik het toch over auto’s heb, op het eiland rijden ongelooflijk veel van die stretch limousines rond, die toch alles behalve comfortabel moeten sturen. De lokale bevolking rijdt naast met de 2e hands sportwagens ook graag rond in serieus verhoogde pick-ups met onnozele kleine maar brede wielen er onder. Ook het ander uiteinde van het spectrum valt te bewonderen, de verlaagde pick-up met blinbling velgen en meestal in een felle kleur blauw. En dan heb je nog de custom motoren die regelmatig met veel gedreun komen voorbij geraasd, bij de sportievere modellen hebben sommigen toch al een helm op, de cruisers met de zware Harley blokken, en dergelijke, rijden echter in short en shirt, de vrouwen soms in een korte jeansshort en haltertopje.
Het grote verschil met de eilanden van Frans Polynesië, zijn hier alleszins de witte zandstranden, die uitbundig aanwezig zijn, terwijl die in Frans Polynesië bijna volledig ontbraken en als er al eentje was, dan algauw door de golven stukgeslagen koraal bleek te zijn. In het Polynesian Cultural Center worden in 6 namaakdorpjes de typische eigenheid van de verschillende eilanden weergegeven. Zo zijn er verwijzingen naar Paaseiland, Nieuw-Zeeland, Tahiti en de Marquesas, waar ik zelf al overal was. De rondrit of rondvaart langs deze gerecreëerde dorpjes laat ik dus maar achterwege. Ik snuister wat rond in de soevenirshops en bestel een tonijnsandwich in de snackbar. Ook vandaag volgen de stranden elkaar weer in sneltempo op, en met elk strand wordt de zin in een partijtje snorkelen groter. In plaats van eerst de Waimea Vallei aan te doen, stop ik dan ook eerst aan het Pupukea Beach Park, dat met zijn Shark Cove, Three Tables en Old Quarry, 3 zones heeft waar het goed snorkelen moet zijn. Al gauw drijf ik rond in het warme water, waarvan de temperatuur zo hoog is, dat je nog bijna niet voelt dat je er in stapt. Het is in dit natuurlijke bassin vrij ondiep, dus veel duiken moet je niet doen, gewoon op je buik in het water ronddrijven met je kop in het water naar allerlei vissen kijken. En die vissen zijn er, kleurrijk en in alle maten en helemaal niet bang, je kan ze bijna aanraken, bijna zei ik wel. Eén van de mooiste is alvast de Humuhumunukunukukuapa’a, de officiële staatsvis van Hawai’i. Het lijkt wel of die zich opgedoft heeft in een kleurrijk kostuum ter ere van een belangrijke date. De Nederlandse of Engelse naam is lang zo spannend niet, zeg nu zelf trekkersvis of triggerfish, laat niet veel verbeelding toe. Maar ook talrijke andere soorten zwemmen aan me voorbij, waarvan ik vele nog ken van Australië en Frans Polynesië. Zo ook de trompetvis en enkele gestreepte vissen waarvan de naam me ontsnapt. Ik geniet er in elk geval reuze van en vergeet zelfs een beetje de ongerustheid over de spullen die in mijn autokoffer uit het oog van eventuele mensen met slechte bedoelingen liggen. Het vele glas van verbrijzelde autoruiten op de parkings langs de kust, bewijst dat dit niet zomaar verhaaltjes zijn. De plaatselijke mensen hier, raden aan op een plek te gaan waar veel beweging is, niet gewoon dwars langs de weg en zeker alles uit het zicht wegnemen. Ik verlies de tijd een beetje uit het oog waardoor het uiteindelijk half 5 is tegen ik gedoucht en aangekleed weer achter het stuur zit.
Om 10 voor 5 bereik ik dan het visitorscenter van de Waimea Vallei dat om 17u00 sluit. Gelukkig kan je dan nog tot 18u00 door de Botanische tuin naar de waterval wandelen een kilometer verderop. Naast de vele kleurrijke bloemen zijn er onderweg ook wat typische Polynesische hutten te bewonderen, die echter nog half in aanbouw zijn. Het foldertje dat ik bij het plannetje van het park kreeg, na het betalen van de 15$ inkom, beschrijft de hier voorkomende vogels met een foto erbij om het gemakkelijk te maken. Zo weet ik dat ik onder andere de Red Crested Cardinal, de Alea’ula, de Shama Thrush, de Cattle Egrets en de Junglefowl tegen kom. Die laatste gelijkt echter wel heel erg op een ordinaire haan. Dan zijn er nog een aantal kleine en grotere duivensoorten en tenslotte een massa piepkleine vogeltjes, ter grootte van kolibries, maar het zijn er geen en ze zijn ook niet kleurrijk, maar gewoon bruinwit gestippeld waardoor ze moeilijk te zien zijn in bomen en struikgewas. Eens bij de waterval enkele foto’s gemaakt en vervolgens terug naar de ingang, niet zonder echter nog wat tropische bloemen van wat dichter bij te bekijken.
Mooi om 18u00 sta ik opnieuw aan de wagen. Ik moet nu wel voortmaken, want de zon zakt nu in snel tempo en zet alles in een gouden gloed. Onderweg kwam ik vandaag al wat ruïnes tegen van oude suikermolens waar het suiker riet in geplet werd, maar de meeste van die plantages zijn echter al weer lang verdwenen, het Plateau van Leilehua echter is zowat één grote plantage van één eigenaar: Dôle. Kilometers lang rijd ik langs citrus boompjes en ananasvelden, in het midden liggen dan de plantage gebouwen, die vroeger op de dag te bezoeken zijn en waar allerhande fruit te koop is. Er rijdt blijkbaar zelfs een stoomtreintje rond en er is een natuurlijke doolhof waarin je lekker kan verdwalen. Hiermee heb ik voor vandaag ook de kust verlaten en keer door het binnenland naar Honolulu terug. Daarvoor moet ik ook door het Schofild Baracks Military Reservation, zowel historisch als hedendaags een plaats met militaire kampen en woonwijken. Dus veel draadhekken, bewaakte poorten en enkele Humvee’s onderweg, terwijl er ook een Chinook helikopter komt overgevlogen.
Het is ondertussen volledig donker en een onophoudende stroom auto’s komt uit de richting van de hoofdstad, en vormt op de golvende highway een tapijt van lichtjes. In mijn richting is het ook druk, maar geen file al geeft de Garmin GPS die blijkbaar een Traffic systeem heeft dat op een gegeven moment wel aan… .
Zonder verdere problemen bereik ik het hotel waar ik de natte spullen te drogen hang en op zoek ga naar een restaurant. Nu het weekend voorbij is, zijn er ook geen wachtrijen meer aan de restaurants en even later zit ik met mijn voeten onder tafel voor een Surf en Turf (zee- en land) schotel met een salade, een steak met vleesjus, lookaardappeltjes, gestoomde maïskolf, krabbenpoten uit Alaska en een lokaal biertje. Ik merk het al, dit wordt weer een laat avondje vandaag. Op de terugweg naar het hotel, alhoewel via een omweg eigenlijk, nog een beker Shave Ice gehaald, waarvoor hier zoveel reclame wordt gemaakt, maar wat eigenlijk niet meer is dan gemalen ijs met en smaakje dat in de verste verte niet kan concurreren met de Siciliaanse variant ervan.
Terug in het hotel nog enkele uurtjes op de laptop om de verse indrukken van vandaag in elektronische vorm op papier te zetten.
Dinsdag 23 september.
In het Cheesecake restaurant bestel ik deze morgen pannekoeken met spiegeleieren en spek. Ik weet het, een rare combinatie, maar het is dat of opnieuw de wafel met warme chocolademelk. Bedoeling is vanmorgen eerst Pearl Harbour te bezichtigen. Alle monumenten en een groot deel van waar de slachtoffers zijn gevallen bevinden zich op het grondgebied van het WW II Valor in the Pacific National Park. Ondanks zijn bekendheid blijkt het park niet zo gemakkelijk te vinden. Bij een eerste poging brengt de GPS me midden in een industriegebied, waar blijkbaar de administratie met dezelfde naam is ondergebracht. Als ik dan eindelijk wel het goede adres heb, verdubbeld de afstand wanneer ik per ongeluk een afslag mis. Maar uiteindelijk bereik ik het Ford Island waarrond zich de bijzonderste monumenten bevinden. Gezien het park gedeeltelijk op het gebied van de legerbasis ligt, die het doel was van de Japanse agressie, is het nog steeds militair grondgebied. Naast de parkwachters zijn er dus ook heel wat militairen aanwezig en gelden er strenge veiligheidsmaatregelen. Dagrugzakjes, boodschappentassen, handtassen, grote cameratassen en zelfs kangeroepouches zijn verboden. Het is hier bovendien erg druk, niet moeilijk gezien dit naast het Polynesian Cultural Center de 2e grootste attractie van O’ahu is.
Het ticket voor het memorial van de USS Arizona is gratis, maar de andere zaken zoals een bezoekje aan de USS Bowfin onderzeeër en het slagschip USS Battleship Missouri is betalend, net als het Pacific Aviation Museum. De gratis begeleide tour en boottochtje zijn goed volzet, zodat ik pas om 11u30 aan de beurt kom. Daarom besluit ik eerst een bezoekje te brengen aan de onderzeeër waar ik mits een audiotour mezelf gids. Zoals ik ook al eerder mocht ondervinden moet je best geen claustrofobie hebben als je zo aan boord van die onderzeeër wil leven en werken. Alles is gebouwd op functionaliteit, niet op comfort. Sommige slaapplaatsen liggen letterlijk tussen de machinerie. Dank zij de audiotour krijg ik wat meer inzicht in het gebruik van deze met dieselmotoren uitgeruste duikboot. Weer aan land is er uit marmeren blokken een gedenkteken opgericht met de namen van 52 onderzeeboten en hun bemanning die in WW II zijn omgekomen. Het aanpalende museum heeft dan nog wat meer informatie over dit deel van de Marine, met vele foto’s, medailles voor moed en zelfopoffering, van klein tot groot en onderdelen van duikboten zoals een reddingstank, een geschutskoepel, en allerlei soorten torpedo’s. Ik heb juist de tijd om een flesje cola te drinken alvorens me naar de andere kant van het park te begeven voor het bezoek aan slagschip USS Battleship Missouri.
Dit wordt ingeleid door een film met ware beelden van de aanval en de redenen daarvoor. Vervolgens gaat het dan per boot naar het memorial dat over de gezonken slagkruiser is gebouwd. De Amerikanen bezien dit ook als een graf want de stoffelijke resten van bijna 1000 slachtoffers rusten nog altijd in het wrak. Het is zelfs zo dat er nog steeds urnen met asse van oorlogsveteranen die het slagveld overleefd hebben worden bijgezet in het schip. Voorwaarde is wel dat het één van de 37 overlevenden van de aanval die komen te overlijden is, de laatste werd bijgezet in 2013 en er zouden er nog 11 in leven zijn. Ook in het schip zit er nog 100.000-en liters zware stookolie die regelmatig in de vorm van een olievlek(je) naar de oppervlakte stijgen. De mythe wil dat dit “huilen van het schip” zal ophouden eens de laatste overlevende begraven werd. Het is door de zware schade die het schip opliep tijdens de bombardementen, onmogelijk de olie weg te pompen, zonder de laatste rustplaats van zoveel mariniers en zeelui te verstoren. Onder het modern vorm gegeven memorialgebouw zijn nog duidelijk de contouren van het schip te zien. In het open gebouw zelf staan op de muur de namen van alle overledenen van de ramp. Op 2 aparte marmeren blokken zijn de namen gegraveerd van de urnen die werden bijgezet sinds de jaren ’80.
Na dit eerbiedige moment keren we terug naar de overkant van de haven, waar ik op zoek ga naar de shuttlebus die me naar de USS Battleship Missouri moet brengen. De bus brengt me op Ford eiland dat nog steeds een militaire basis is op dezelfde plaats als de toenmalige basis. Er mogen tot nader order geen foto’s gemaakt worden, van de woonwijken van de militairen. Sommige daarvan stammen nog van voor de 2e wereldoorlog, maar zijn ondertussen mooi gerestaureerd. De oorlogsbodem Missouri heeft naast zijn deelname aan de oorlogstactiek ook nog een belangrijkere betekenis want het is op deze boot dat Japan zijn overgave tekende en daarmee de oorlog stop zette. WWII was meteen ook het einde van dit type schepen die meer en meer vervangen werden door vliegdekschepen. Ondanks de beperkte ruimte en dat ook deze schepen gebouwd werden naar het functionele, is er hier aan boord toch al wat sprake van meer comfort. Naast al het geweld van kanonnen, mitrailleurs en andere militaire parafernalia waren deze boten echte varende steden op zichzelf. Met enorme industriële keukens, bakkerijen, metaalbewerking shops en zelfs een snackbar aan boord. Wanner ik van boord ga, ga ik een kijkje nemen bij de snackbar op de kade, maar de lange rij wachtende ontneemt mij de lust op een snack al gauw.
Het is ondertussen al een stuk in de namiddag geworden als ik opnieuw de shuttle neem naar het Pacific Aviation Museum waar naast de dodelijke Japanse Zero, nog tal van andere vliegtuigen en helikopters uit die era tentoongesteld staan. In de 2e hangar, N° 79, die nog de oorspronkelijke gaten van de Japanse mitrailleurs in zijn ruiten van de poorten heeft, staat het grotere werk tentoongesteld. De namen op de bordjes klinken bekent als ik “phantom” lees of een F zoveel straaljager. Gevechtshelikopters zowel als reddingshelikopters en transporthelikopters staan er met toegevouwen rotorbladen geëtaleerd als een gewonde vogel. Buiten de hangar wachten er nog enkele vliegtuigen op restoratie op wat eens het gebombardeerde vliegveld van Pearl Harbour was. Ook de rood-wit geblokte verkeerstoren is nog origineel, maar wel al onder handen genomen. De in de films gebruikte versie is trouwens een oude verroeste watertoren, die wat ruiger van uitzicht was voor het dramatische effect ervan.
Het is 15u00 als ik opnieuw bij mijn auto sta, ik onderneem nog een pogin om rond Pearl Harbour de kust naar het noorden te nemen, maar sta daarbij zolang in de file dat het geen zin meer heeft en ik op mijn stappen terugkeer. Het wordt dan nog spannend als mijn metertje van de benzinetank in het rood gaat, wat zuipt die Ford Focus met automatische versnellingsbak en volle bak airco aan, wat af zeg … . Na de tankbeurt gaat het terug naar Honolulu, waar ik ook te laat ben om nog enkele bezienswaardigheden in de stad te bezoeken. Een dagje meer in de planning zou geen slecht idee geweest zijn, vooral omdat ik op één van de andere eilanden anderhalve dag op overschot heb, maar jammer genoeg is alles reeds gereserveerd, van vluchten tot huurwagens en hotels. Och gewoon nog een keer een reden om ooit nog een keer terug te komen dus. In hetzelfde restaurant als gisteren, op enkele 100-den meters van het hotel, kies ik vandaag voor gepaneerde scampi’s met kokos en frietjes. De gemiste snorkelbeurten van vandaag maak ik alsnog een beetje goed met een duik in het zwembad van het hotel. Morgen op weg naar Kauai Island.
Woensdag 24 september.
Vroeg op, deze morgen, geen tijd voor ontbijt want ik moet uitchecken, de huurwagen afleveren en inchecken voor mijn vlucht naar Kauai Island van 8u38. Zoals voorzien ben ik rond 7u00 bij Alamo nabij de luchthaven, waar ik de prépaid benzinetank laat annuleren, gezien ik de wagen gisteren volgetankt heb. 5 minuten later brengt de shuttle me naar de vertrekterminal, die heel erg modern is met self-check-in waar je zelf je boardingpass moet afprinten, je bagage op de weegschaal zetten, de bagagelabel afprinten en aan je koffer bevestigen, waarna je die aflevert aan de lopende band. Met de hulp van een vriendelijke dame van Hawai’ian Airlines verloopt dat, na eerst wat geklungel op mijn eentje, vrij vlot. Ook de security-check verloopt wat vlotter dan voor de internationale vluchten, de handbagage wordt wel gescand en alles moet uit je zakken, maar de schoenen mogen aanblijven en de laptop/tablet mag in de rugzak blijven. Bovendien is de security officer best een grappige kerel en kan er al eens gelachen worden. Mensen die al een keer naar de USA gereisd hebben weten dat dit een rariteit is bij deze diensten, waar vriendelijkheid meestal niet op de prioriteitenlijst van de sollicitatie staat. Mooi op tijd vertrekken we voor een vlucht van welgeteld 37 minuten naar Kauai.
Bij de landing is goed te merken dat het hier goed geregend heeft, want alle start- en landingsbanen zijn doornat, maar momenteel is het droog. Mijn bagage is voor de verandering een keertje voor mij gearriveerd en dus kan ik op weg naar het Alamo verhuurstation, met wederom een shuttlebus. Vervelend is wel dat men hier steeds probeert van nog wat extra’s te verkopen ondanks het reeds afgesloten contract. Een upgrade naar een 4x4 bijvoorbeeld of naar een cabrio of beiden, extra verzekeringen, terwijl in het contract duidelijk vermeld wordt dat ik die reeds allemaal heb (het reisbureau kent de firma dus blijkbaar ook). De 4x4 staat me trouwens aan, maar heeft geen hoedenplank en dus geen mogelijkheid om bagage uit het zicht te leggen. Mijn compact car trouwens ook niet en dus schakel ik over naar een midsize … Ford Focus. Enkele tintjes lichter van kleur dan de vorige.
Het Aston Aloha Beach Hotel ligt maar op een 10 minuutjes rijden van de luchthaven en heeft onder andere een ruime parking, een prachtige parkachtige tuin met waterpartijen voor mijn raam, een restaurant, zwembad en een activiteiten boekingsdesk. Alles wat ik nodig heb bij elkaar, met daar bovenop nog Wifi in de kamer. Bovendien ligt het vlak naast de ringweg, maar ver genoeg om geen storende geluiden te horen, zelfs de airco en de ijskast worden overstemd door de bullfrogs in het water. Buiten de stad, met aan de achterzijde van het indrukwekkende resort, toegang tot het strand. Eens de bagage wat geschikt in de kamer ga ik langs bij de boekingsstand en boek er al vast een Luau voor deze avond. Naar eigen aangeven “De beste van Hawai’i”. De brochurestand van het boekingsstand verleid tot nog veel meer lekkers, maar dat is voor latere zorg. Al gauw is het middag en tijd om een hapje te eten, in het restaurant van het hotel.
Wat nu gedaan om de tijd te overbruggen tussen 14 en 16u? Ik neem eerst en vooral een kijkje bij het strand en merk daar een soort kunstmatige dam van enorme rotsblokken op die een stukje van de beukende golven van de oceaan afschermt, perfect om in rond te snorkelen. Dus terug naar de kamer, zwembroek aan en met het snorkelgerief opnieuw naar het strand. Koraal heb ik deze reis bij het snorkelen nog niet veel gezien, maar vissen zitten er hier in elk geval genoeg, en enkele zeer bijzondere trouwens: ik merk buiten de vlinder en papegaaivissen, onder andere, trompetvissen, puffers (die zich kunnen opblazen) en zelfs een (zee-) slang op. Verder nog tientallen andere vissen waarvan de naam me onbekend is, met weer die prachtige kleuren. Behalve een soort scholletje dat bijna onherkenbaar is met zijn zandkleurige camouflagekleed, zolang hij niet beweegt. Zoals nog wel gebeurt, verlies ik bij het snorkelen al gauw de tijd uit het oog, zo is het 10 na 4 als ik mijn spullen bij elkaar raap en terugkeer naar het hotel. Nog een snelle duik in het zwembad zorgt ervoor dat ik me moet reppen om mijn afspraak voor de luau te kunnen halen.
Vraag is of de Smith Family (en ja het zijn wel degelijk Polynesiërs, doch met ook een beetje Engels bloed in de aderen) de zelf toegekende titel van “Beste Luau van het eiland” kunnen waarmaken of het een grote teleurstelling wordt. We worden verwelkomd met een schelpenlei en krijgen vervolgens een rondrit met een toeristentreintje door de Smith's Tropical Paradise Garden, de botanische tuin met grote vijvers en prachtige bloemen, aangeboden. Onze chauffeur is dezelfde grapppenmaker dan deze van de shulltebus en weet ons best te vermaken. Sommige delen van de tuin zijn typisch voor andere delen van Polynesië en er is ook plaats voor planten van de meest voorkomende immigranten in Hawai’i, met name de Japanners en de Filipino’s. Alleen de replica Moai van Paaseiland is mijn inziens een beetje te modern opgevat, maar ik heb dan wel voorkennis door al ter plaatse geweest te zijn.
Vervolgens is er nog een kwartiertje de tijd om zelf nog wat rond te wandelen alvorens de Imu ceremony bij te wonen. Door op schelpen te blazen kondigen 2 mannen het begin van de ceremonie aan, waarna het varken uit de typische grondoven wordt gehaald, de Kalua manier van koken in een grondoven: eerst worde er een vuur gestookt in de uitgegraven zandput, waarna er op het vuur vulkanische stenen worden gelegd die daardoor verhitten. Eens heet genoeg wordt het Kalua varken in de aardoven gelegd, gewikkeld in Ti-bladeren. Daarover worden dan bananenbladeren gelegd (nu echter een textiele doek) waarop het zand wordt geschept. Na enkele uren garen wordt het zand weggeschept en het varken eruit gehaald. De oven is dan nog warm genoeg om er alsnog een varken in te leggen om te laten garen indien er meer gasten zijn dan verwacht. Om 18u00 begint dan de pret met gratis drinken (Mai Tai en vruchtenpunch, sterke drank, softdrankjes) gevolgd door een “al that you can eat” eetfestijn met buffet en onder begeleiding van een Hawaiaanse zangeres met enkele ukelele spelers. Naast mij aan de tafel zit de soloreizende Australiër, Jim van Philip Island bij Melbourne, waarmee ik aan de praat geraak. Eens het diner voorbij is het tijd voor de show zelf, in een ander gedeelte van de tuin, met naast Polynesische dansen en gezang uit Hawai’i, Nieuw-Zeeland (met o.a. de Huka), en Samoa (vuurdans) ook de cultuur van enkele andere groepen wordt meegegeven, zoals de Chinese (draken)dans, de Japanse en een Filippijnse dans (die eigenaardig genoeg vrij Oost-Europees aandoet). Al met al een gebeuren dat zijn prijs zeker waard was. Ik neem afscheid van Jim en keer met de shuttle naar het hotel terug. Het vroege opstaan wreekt zich en ik zit te knikkebollen achter de pc (aan mijn eigen bureautje) bij het aanvullen van mijn reisverhaal.
Donderdag 25 september.
Ondanks alle nieuwe geluiden toch heel goed geslapen in het king size bed. Na me klaargemaakt te hebben, heb ik afspraak in het restaurant, samen met de andere gasten die gisteren in de loop van de dag aangekomen zijn. De dames van de activiteiten boekingsdesk stellen een paar van de mogelijke activiteiten voor tijdens het ontbijt. Ik had ondertussen al een paar brochures meegenomen met de dingen die me het meest interesseren. Op het einde van de voorstelling boek ik dan alvast een snorkel rafting trip langs de Na Pali Coast met lunch voor morgen en een Quad toer voor zondag.
Al met al is het dus reeds 10u voor ik kan starten, snorkelgrief in de auto en ik ben er mee weg. Het grootste verschil met Frans Polynesië blijven de uitgestrekte stranden, met de nodige palmbomen en azuurblauwe baaien. Natuurlijk is het eiland vrij veramerikaniseerd, maar dat heeft soms ook zijn voordelen, zo heeft elke baai of strand zijn eigen Beach park, voorzien van douches en toiletten. Hier op Kauai is dat dan ook nog allemaal gratis.
Mijn eerste stop is de Pu'u Konanae (Hole in the Mountain), niet echt een gat als wel een mooie bergketen met twee rotspieken die een opening tussen hen in hebben, het zogenaamde “gat”. In Kilauea leidt de GPS me naar het Kilauea National Wildlife Refuge en het Kilauea Lighthouse op het schiereiland. Jammer genoeg begint het te regenen zodat het lang naar de zeevogels kijken een uitputtingsslag wordt. Gezien mijn regenjasje dat ik mooi klaar gehangen had, nog steeds in het hotel hangt, schaf ik me een soort doorzichtige vuilniszak/regenjasje aan. In het gelijknamige dorpje neem ik nog even een kijkje in een souvenirwinkeltje, annex antiekzaak en juwelier. Eens Princeville voorbij wordt de weg smaller en is die voorzien van talrijke éénbaansbruggetjes, die er wel voor zorgen dat er hier minder vrachtverkeer is. Bij het Anini Beach Park besluit ik van een beetje te gaan snorkelen, je moet er wel wat voor over hebben, want het rif ligt er zowat 180m de zee in, best een eindje zwemmen tegen het getij in. Hier toch een klein beetje meer koraal, maar niet die uitbundigheid van de Tuamotu archipel. Het meest verassende zijn de paarse en blauwe koralen. Door de uitgestrektheid van de baai achter het rif, hebben de vissen hier veel meer water ter beschikking en is het vinden ervan een hele bedoening. Na een uurtje snorkelen gaat het weer verder, al het zout afgespoeld met vers water uit de douches. Hanalei Valley Scenic Lookout biedt een wijds uitzicht over de gelijknamige vallei, de originele Taro plantages zijn reeds lang vervallen door rijstveldjes. In het Ha'ena State & BeachPark kom ik Jim opnieuw tegen, gemakkelijk herkenbaar in een blauwe gehuurde Volkswagen Westfalia camper. Ik ga er een kijkje nemen in de Maniniholo Dry Cave, die verrassend genoeg een heel eind de rotswand ingaat. De weg is hier nu erg smal geworden, zodat auto’s elkaar niet meer kunnen passeren, op het einde van de weg ligt dan nog Ke'e Beach, hier begint het Na Pali Coast State Park, met een zware 11 mijl lange wandeling door een prachtig stuk Kauai. Morgen ga ik dit op een wat minder vermoeiende (alhoewel) manier zien. Op het strand van Ke'e Beach ligt een Monk Seal gemoedelijk te slapen tussen de toeristen. Deze diertjes zijn met uitsterven bedreigd en dus beschermd.
Gezien de weg hier doodloopt ,op de onherbergzame kust, moet ik op mijn stappen terugkeren. Ik doe nog eventjes een zijsprongetje langs de Wainiha River Power station Rd. Die me wat verder inlands brengt. Meer dan enkele mooie bergwanden langs de kanten van de vallei oprijzen levert dat niet op. De schemering valt in en tegen dat ik opnieuw het Aston Aloha Beach hotel bereik rond 19u00 is het wederom pikkedonker. Om 19u30 zit ik met mijn voeten onder tafel voor een pepersteak met puree, voorafgegaan door een onmisbare Mai Tai en opgevuld met een vanille ijscrème. Of het nu de Mai Tai of gewoon de vermoeidheid is, ik kom er na het eten niet meer aan toe nog aan mijn reisverhaal te werken, mijn ogen vallen gewoon toe, dus kruip ik onmiddellijk in mijn bed (nog voor 21u), want morgenvroeg moet ik om 5u (!) op om op tijd de haven van Hanapepe te bereiken voor de raftingtocht. Wat een mens leiden kan op verlof …
Vrijdag 26 september.
Zoals gezegd, vroeg op vanmorgen, maar dankzij het vroeg slapen gaan, toch goed uitgeslapen. Wegens het vroege uur is het restaurant nog niet open en dus ga ik op weg met als ontbijt een anti-zeeziekte pilletje. Het gaat in één ruk naar Hanapepe, maar wordt onderweg een paar door zo’n zware regenbuien getroffen, dat ik me afvraag of de boottocht wel zal doorgaan? In het Port Allen Marine Center blijkt echter van wel. Snorkelgerief gaat mee de raft in en eventjes later stormen we over de golven richting Na Pali Coast. Op de kust gaat de asfaltbaan over op een zandweg over het strand, tot ook die vastloopt op het kustgebergte van de Na Pali Coast. Het hele stuk is in vogelvlucht maar 3 mijlen lang, maar blijkbaar heel erg zwaar, en zoals gezegd langs het wandelpad een goede 11 mijl. Naarmate we verder varen klaart het weer op, wordt de zee wat kalmer en krijgen we zicht op de steeds hoger wordende kliffen. Omdat er weinig is om mee te vergelijken vallen de enorme dimensies niet zo direct op.
Onze kapitein manoeuvreert de raft behendig achterwaarts enkele zeegrotten in. Voor achteruit inparkeren, verdient de man alvast een dikke 10. Een andere zeegrot met open plafond wordt jetboot gewijs genomen, we schieten met een rotvaart door de opening in de rotswand om in een perfect ronde kom uit te komen, waar de kapitein ons behendig langs de grote rotsklomp loodst. We varen nog een stukje verder langs de kust tot in de verte Ke'e Beach opduikt, tot waar ik gisteren reed. Een natuurlijke boog onder de rotsen door, lijkt klein, doch slaagde een man erin om er onderdoor te vliegen in zijn helikopter. Een stunt die slechts enkele gegeven is. Net als de rest van het park wordt de natuurlijke rotsboog in vele films gebruikt. Zo werden vele scènes uit alle Jurassic Park films hier in Kauai gefilmd, net als één van de Pirats of the Carribean en nog tal van andere (ook oudere films met o.a. John Wayne).
We draaien terug en landen aan een keienstrand waar we een archeologische site bezoeken van de Polynesiërs van voor de rijd van het eerste bezoek en ontdekkingen van Kapitein Cook. Naast enkele stenen muurtjes zijn er ook een plantage te zien en een mysterieuze X op de voor ons oprijzende rotswand, dat ondanks de mythes er rond, gewoon een geologisch gegeven zou zijn, bestaande uit de hardste vulkanische steen. Vreemd genoeg worden zo’n kruisen echter nog maar op 2 andere plaatsen ter wereld gevonden. Op Tahiti en op de Markieseilanden! Dus beiden op .Polynesisch grondgebied, wat weer grond geeft aan de mythes. Op deze plek is het ook tijd voor een vroege lunch en een drankje alvorens we gaan snorkelen. Ook nu weer blijkt dat qua onderwaterwereld Hawai’i tot nu toe niet kan typen aan zijn tegenhangers in de Tuamotu eilanden. Al zie ik talrijke gekleurde vissen en een schildpad voorbij zwemmen. Ook op de terugweg naar de haven krijgen we nog enkele regenvlagen over ons heen en zijn ook de golven wat steviger geworden. Merkwaardig genoeg heeft slechts 1 koppel een lichte aanval van zeeziekte tijdens de hele tocht. Rond 13u30 leggen we opnieuw aan bij de steiger na eerst nog een staaltje macho stuurgedrag van onze kapitein, wat we wel kunnen smaken.
Ik ga opnieuw langs ons hotel langs om de natte kleren om te ruilen voor droge en nog enkele zaken te bezichtigen in de buurt. De eerste heilige plaats van de Polynesiërs in het Wailua River State Park zijn de Hikina'akala en Hauola Pu'uhonua Heiau temples, die warempel zowat in de tuin van mijn hotel liggen! Enkele kilometers verder neem ik een kijkje bij de Wailua Waterval die met donderend geraas tekeer gaat. Opnieuw de andere kant uit gaat het via de Kuamoo Highway opnieuw het binnenland in, langs de restanten van de Holoholoku & Poli'ahu Heiau temples, de grootste van hun soort tot nog toe, die ik al zag in Hawai’i. Een beetje verderop neem ik een kijkje bij de Opaeka'a Falls, die niet echt de vergelijking met deze van Wailua Waterval kan doorstaan, maar op zich niet onaardig is. De weg kronkelt verder de bergen in en ik moet me zelfs een keer aan een doorwading wagen om uiteindelijk het Keahua Arboretum te bereiken. Enkele foto’s later keer ik dan weer terug over dezelfde route naar het hotel. Om 18u30 kom ik daar aan en check even mijn e-mails voor ik ga eten. In het restaurant wacht er echter een onaangename verrassing, wegens onverwachte omstandigheden is het gesloten, hopelijk niet vanwege een voedselvergiftiging van de chef-kok? Dan maar in de auto gestapt en enkele mijlen gereden naar een sea-food en grill restaurant. Ik bestel er met krab gevulde paddestoelen met bechamelsaus, gevolgd door gebakken mosselen met pasta. Ook de onmisbare Mai Tai en het vanille-ijs ontbreken niet op het appel. Weer merk ik toch dat de prijzen hier toch een stuk boven deze van de andere Amerikaanse staten en zelfs van Europa zitten. Eens terug in het hotel zet ik me aan het werk voor het reisverslag en lees het gedeelte van eergisteren toch maar een keer na, om zeker te zijn dat het in orde is.
Yohani
Zaterdag 20 september
Vanmorgen om 6u00 op en me klaargemaakt zodat ik om 7u00 klaar sta als Jef me komt ophalen om me naar de luchthaven te brengen. Het is rustig op de weg en dus ben ik mooi op tijd in Zaventem om in te checken voor mijn eerste vlucht van vandaag naar Chicago. Er staat reeds wat volk aan de balies, maar binnen de 10 minuten is het mijn beurt, niet zonder eerst door een security officer op de rooster gelegd te worden, met vragen of je zelf je bagage gepakt hebt, ze niet alleen gelaten hebt en geen verboden spullen bij hebt. Een verkorte versie van de Esta aanvraag die ik al op voorhand verplicht had ingevuld op internet. De vriendelijke dame aan de check in labelt mijn koffer en vertelt me dat, ondanks de bagage al doorgecheckt wordt naar mijn eindbestemming, ik deze toch moet afhalen in de eerste luchthaven op Amerikaans grondgebied. Dat wordt een nipte bedoening in Chicago: op 2u immigratie passeren, bagage ophalen, security controle bagage, opnieuw inchecken bagage, nog een security check met scanner… . Ik heb er geen goed oog in dat dit goed afloopt.
Nu is er echter nog geen vuiltje aan de lucht, ik heb nog ruim de tijd om te ontbijten alvorens het vertrek. Maar doe dat toch maar ineens na de douane passage en de security check, in de taxfree zone. Om één of andere onbekende reden loopt het vertrek wat vertraging op maar om 11u20 stijgen we dan toch op. Ik heb blijkbaar voor alle vluchten Economy Plus plaatsen, zonder erom te vragen. Dit zijn plaatsen aan de nooduitgang waar je toch aanzienlijk meer beenruimte hebt dan normaal, best wel aangenaam als je zo’n lange dag voor de boeg hebt. Deze intercontinentale vlucht heeft gelukkig een uitgebreid individueel entertainment system aan boord, met keuze uit vele films, feuilletons, documentaires en spelletjes. Na wat zitten soesen en het middagmaal met kip, rijst en groentjes geniet ik dan ook wat comedy series en films. Zo gaat de tijd vlug vooruit, met enkel af en toe wat lichte turbulentie en de stewardessen die langskomen met een keuze uit drankjes. Even voor aankomst wordt er nog rond gegaan met een lichte snack en dan wordt stilaan de daling ingezet. Ik stop al mijn spullen alvast in mijn rugzak, zodat ik na de landing zo snel mogelijk door kan. De opgelopen vertraging werd niet ingehaald zodat de transfertijd nu ingekort is tot krap 1,5 u.
Aan de immigratie staat veel volk te wachten, gelukkig meer bij de wachtrijen voor de Amerikaanse paspoorten, dan bij de “andere” paspoorten. Na een half uurtje aanschuiven is het dan mijn beurt om vingerafdrukken en irisscan te laten uitvoeren, nog enkele vragen en het in het vliegtuig ingevulde document afgeven (wéér diezelfde vragen) en dan op weg naar de bagagecarrousel waar het nagelbijtend afwachten is wanneer de bagage eraan komt terwijl de minuten wegtikken. Eens mijn koffer gespot gaat het in hoog tempo naar de dropzone langs nog maar eens een security check, waar er gelukkig geen tijd verspilt wordt met een controle van de bagage en vervolgens de koffer afgeleverd. Als alles goed verloopt zie ik die pas terug in Honolulu. Nu moet ik zelf nog met een treintje van terminal 5 naar terminal 1 en nog een keer langs de security met mijn handbagage, waar reeds veel volk staat aan te schuiven. Zelfs de priority lane voor passagiers met een korte overstap staat goed vol, dit komt nooit in orde.
Na tergend langzaam opschuiven is het eindelijk aan mij om de schoenen en het jasje uit te spelen, de laptop en tablet uit de rugzak te halen en het hele boeltje te laten scannen waarna ikzelf ook door de scanner moet. Nog even aftasten en dan de spullen terug inladen en op kousenvoeten op een drafje naar de gate, samen met enkele andere slachtoffers van dezelfde vlucht. Gelukkig blijkt die gate dichtbij en kunnen we met zijn allen nog aan boord, ook deze vlucht zal met een 20-tal minuten vertraging vertrekken, door de late passagiers en bagage.
Dit vliegtuig is duidelijk een stuk kleiner dan de Boeing 777-200 van daarnet, in deze 737 2x3 stoelen met een middenpad in de economy class. Ook geen individueel entertainment system, maar één scherm opgehangen aan het plafond in het gangpad waarop tijdens de vlucht één film speelt. Men komt wel langs met drankjes, gratis voor de niet-alcoholische verfrissingen, betalend voor alcohol. Ook een maaltijd bestellen kan, tegen betaling met de kredietkaart, cash wordt niet aangenomen. Ik probeer wat te lezen in mijn reisgids, maar begin te knikkebollen en probeer dan maar wat te slapen. Meer dan wat soezen lukt niet, maar de tijd gaat toch goed vooruit en de afstand tot San Francisco wordt kleiner en kleiner. Het laatste half uurtje nog wat reiservaringen uitgewisseld met een Amerikaanse dame en zo staan we vlug aan grond in mijn 2e luchthaven op Amerikaans grondgebied vandaag. Deze keer geen security checks of bagage afhalen, gelukkig maar want 1u30 overstap tijd is ondertussen al ingekort tot 1u00, doch dat blijkt ditmaal ruimschoots genoeg te zijn om een 20-tal gates verderop te wandelen met nog een sanitaire stop ertussen. Deze 737 lijkt nog spiksplinternieuw en bovendien zit hij verre van vol zodat ik deze keer 3 plaatsen voor mezelf heb. Hier helemaal geen entertainment systeem en dus start ik alvast met mijn reisverhaal. Bij het vetrekken vang ik nog net het een glimp van de Golden Gate Bridge op alvorens we door het wolkendek vliegen. Eens daarboven worden we getrakteerd op een schitterende zonsondergang over een lichtgolvend wolkendek dat nu als een eindeloze vlakte alle kanten uitreikt. Ik maak vervolgens nog gebruik van de 3 lege stoelen om me neer te leggen, altijd een beetje stuntwerk om dat te doen met de veiligheidsgordel nog aan, en nog enkele uurtjes in te dommelen.
Iets voor 22u00 landen we dan en zet ik mijn eerste stappen op Hawai’iaanse bodem, ondanks het late uur is het nog erg warm en drukkend. Geen enkele controle deze keer, gewoon onmiddellijk naar de bagageterminal wandelen, waarvoor je eigenaardig genoeg buiten de luchthavengebouwen moet. De eerste bagage van onze vlucht is er al, maar mijn koffer duikt maar niet op. Twee dames van de luchthaven die de niet geclaimde koffers van de band halen, blijken ook in te staan voor vermiste en beschadigde bagage en checken op de computer aan de hand van het nummer op mijn afgiftebewijs, waar mijn koffer uithangt. Het duurt niet lang of het verdict valt: hij staat nog in Chicago! De nodige documenten worden ingevuld met de naam en adres van mijn hotel en per pc alvast doorgegeven, zodat mijn koffer zo snel mogelijk kan volgen. Ik krijg nog mijn bewijs van aangifte en een zakje met tandpasta en borstel, scheergerei, tandenstokers, shampoo, douche gel en zelfs waspoeder en ga dan op zoek naar een shuttlebus van Alamo om mijn huurwagen af te halen. Gelukkig komt die er net aan en ben ik al gauw op weg naar het verhuurbedrijf. Ik krijg een gratis upgrade naar een groter model en heb even later de keuze uit 3 wagens, waaruit ik een donkergrijze 4 deurs Ford Focus kies. Zoals alle huurwagens hier is het een automatique, maar dat went vrij snel. Ik besluit in optie toch maar een GPS te nemen en ben daar even later niet rouwig om, als ik in het donker naar Honolulu centrum rijd. Ondanks het late uur is het nog druk op deze zaterdagavond en het is even wennen aan de rode lichten aan de overkant van het kruispunt. Ik slaag er in van maar één keer een kruispunt te blokkeren, verder is het ook oppassen voor de vele éénrichting straten. Eens in de juiste straat mis ik het White Sands hotel flagrant en moet ik nog een keertje blokje rond om er te geraken. De kleine private parking staat vol ondanks de stugge prijs van 25 US $ per dag, en dus moet ik na het naar mijn kamer brengen van mijn summiere bagage, nog op zoek naar een parkeerplaats. 40 minuten (!) rijd ik vervolgens toertjes om een plaats te vinden, uiteindelijk vind ik een betalende plaats op 3 blokken van het hotel, ik koop er voor 10$ een ticket over van een andere parkeerder en ben dan gerust tot morgenvroeg 8u40. Het is hier nog zeer druk, Waikiki Beach is blijkbaar niet alleen een strand, maar ook een uitgangsbuurt, de eerste indruk is niet algemeen positief, zeker niet als er even verder nog een vechtpartij losbreekt. Maar kom, ik raak heelhuids terug in het hotel, hoog tijd om in bed te kruipen, na het thuisfront verwittigd te hebben dat ik goed aangekomen ben, zonder bagage weliswaar.
Zondag 21 september
Deze voormiddag doe ik het kalm aan want de vochtige hitte pleegt samen met de jetlag een aanslag op mijn lichaam. Na een douche de auto gaan halen en enkele inkopen doen, vervolgens gaan ontbijten aan een stalletje, wegens geen restaurant in het hotel. De rest van de voormiddag wandel ik langs King’s Village, een shoppingmall in Victoriaanse stijl gebouwd naar Waikiki Beach waarbij ik voorbij de 2 bekendste hotel van Honolulu kom: Het Royal Hawai'ian en het Moana Surfride Hotel, vanzelfsprekend allebei aan het strand gelegen met bar, restaurant en zwembad met zicht op de oceaan. Dat strand is bezaaid met parasollen, ligzetels, zonaanbidders en kano’s en surfboards. Niet mijn soort favoriete strand. Over de gans lengte wordt het afgezoomd door dure luxehotels met af en toe een passage zodat iedereen op het strand kan dat namelijk voor iedereen publiek toegankelijk is, hier geen privé stranden. Ik volg het strand een stuk tot voorbij het Army Museum en keer dan terug naar het hotel om wat spulletjes en de auto op te halen. Daarbij maak ik de fout in de kamer even op bed te gaan liggen in de frisheid van de airco en er slechts met heel veel moeite weer af te geraken.
Ook in de auto is er airco, de GPS wil me steeds via de Highway 1 richting Hanauma Bay sturen, maar ik wou graag via de kustlijn, doch na herhaaldelijke pogingen kies ik er maar voor de richtlijnen van het navigatietoestel te volgen. Alleen om een kijkje te nemen bij Diamond Head wijk ik er nog even van af. Ook de highway die wat meer in het binnenland loopt is echter de moeite waard, met prachtige uitzichten op het bergachtige centrum van het eiland. Jammer genoeg zijn de plaatsjes waar je stil kan staan heel zeldzaam en is er ook nog redelijk veel bebouwing. Hanauma Bay is, zoals de naam al doet vermoeden, een beschutte baai met heel wat koraal, een plaatsje dat ik had aangestipt om te gaan snorkelen. Helaas zit mijn snorkelgerei in mijn vermiste bagage en bovendien is de verhuurdienst hier vandaag en morgen gesloten. Ik beperk me dan ook tot een wandeling die enkele mooie panorama’s biedt op de baai en het met palmbomen bezaaide strand, De 7,5$ toegang (+ 1$ parking) vind ik wat overdreven voor een wandeling heen en terug naar het strand en dus blijf ik boven. Opnieuw één van die tekens dat het hier wel heel erg toeristisch is ingesteld. In de snackbar koop ik me een verse fruitsalade en een koud drankje die ik in de schaduw van enkele bomen aan een picknickplaats opeet. Een witte steltloper komt me gezelschap houden en een ander diertje ritst voorbij, te snel om uit te maken of het een grote hagedisachtige dan wel een wezelachtig roofdiertje was.
Terug onderweg loopt de weg nu wel langs de kust en is ook de bewoning fel verminderd, kan ook moeilijk anders wand hier aan de “windkant” van het eiland storten de bergen zich onmiddellijk in de oceaan, met een mooie grillige kust met veel klippen als gevolg. Ook het Halona Blow Hole is gevormd door de niet aflatende beukende golven op de rotsen. Af en toe zijn er kleine baaitjes waar overal mensen op het aanpalende strandje liggen, rondlopen, zwemmen of spelen. Het Makapu‘u Point vormt zo’n baai met zicht op de kliffen en een vuurtoren op het schiereilandje. Voor de kust liggen dan nog een 2-tal eilandjes om het geheel af te maken. Een groter schiereiland wordt deels ingenomen door een Amerikaanse legerbasis, maar op het toegankelijke gedeelte ga ik tevergeefs op zoek naar het Ulupo Heiau State Monument, ondanks dat het in de GPS staat, zie ik niets speciaals op de plaats van aankomst.
Dan maar een rondje over het schiereiland en vervolgens richting Kane’ohe voor de Ho'omaluhia Botanical Gardens de grootste in hun soort op het eiland. Veel tijd heb ik echter niet want om 16u00 sluit het park en dus beperk ik me tot een ritje door een deel van het park tot aan het visitorscenter, wat me toch enkele mooi plaatjes oplevert. Van hieruit moet ik nu dwars het eiland over, terug richting Honolulu, dat gaat via de Pali Highway waarvan ik eerder vandaag een waarschuwing zag dat de Nu’uanu Pali tunnels op deze weg gesloten waren. Dat blijkt echter niet het geval en als ik even later een afslag neem naar een viewpoint, blijkt dit zelf de alternatieve weg te zijn, in geval de tunnels wel dicht zijn. Ook voor dit uitzichtpunt is er parkeergeld te betalen, 3$, maar ik zie niemand dat doen en vertik het dus ook. Op vele plaatsen is het trouwens zo dat Hawai’ianen en militairen gratis toegang en parkeren hebben. Het uitzicht is wel mooi en omspant een deel van de Windward Coast die ik vandaag gedeeltelijk deed en ook morgen nog zal volgen. Op deze plek tegenover het Makapu‘u Point zijn de bergen een beetje naar achteren geweken waardoor er een vlakt tot aan de oceaan loopt. Eens de pas over heb ik een uitzicht op het veteranen kerkhof, een militaire begraafplaats. Voor ik de stad binnen rijd maak ik nog een korte omweg langs de Nu’uanu Pali drive, een pittoreske weg met laag overhangende takken die door de bergen kronkelt langs enkel vijvers die blijkbaar drinkwater verzamelen voor Honolulu stad. Juist voor ik weer op de originele route kom, stop ik nog bij Queen Emma’s Summer Palace, dat er van buiten althans niet zo heel erg opvallend uitziet, afgezien van een rij zuilen. In de stad is het opnieuw druk en ik begin de jetlag ook goed te voelen nu.
Ik heb voor de rest van mijn verblijf nu een plaatsje op de parking van het hotel gereserveerd en moet dus niet lang zoeken deze keer. Aan de balie blijkt dan ook nog mijn koffer heelhuids aangekomen te zijn, ik breng die naar mijn kamer en haal er alvast het snorkelgerief uit zodat dat klaar ligt tegen morgen.
Bedoeling is om vervolgens nog de zonsondergang mee te maken op Kuhio Beach, maar de vermoeidheid houdt mij een tijdje in de frisse kamer gekluisterd zodat het al schemerig is als ik uiteindelijk naar het strand wandel. Het is nog maar 19u00 en al volledig donker, maar nog steeds is er nog heel wat volk op het strand en zelfs nog enkele in het water. De hotels zijn kleurig verlicht, sommige zelfs met rustieke fakkels. Ik wandel verder tot aan het standbeeld van Duke Kahanamoku, die als Olympische gouden medaillewinnaar vooral fame verwierf als de “vader” van het moderne surfen. Ik verlaat het strand en wandel door de straten die nu overvol zijn met toeristen en Hawai’ianen die de bloemetje buiten zetten. Het lijkt hier soms wel een combinatie van Las Vegas aan zee met de imposante hotels en de Ramblas met zijn talrijke straatartiesten die tegen elkaar op naar de gunst (en het kleingeld) van de wandelaars dingen. Heel veel van de boetieks, die nog allen open zijn op deze zondagavond, doen dan weer aan de grote Europese steden denken. Voor sommige ervan staat er zelfs een rij wachtende, een fenomeen dat ik even later ook vaststel bij de restaurants. Als ik er dan toch eentje vind met enkele vrije tafeltjes weet de dienster me te vertellen dat de keuken minstens 20 minuten achterloopt met de bestellingen. Dan maar een snelle hap in de vorm van BBQ kip met rijst, eens ik mijn bestelling heb gedaan vormt er zich zelfs daar een wacht rij terwijl ik zit te eten aan een van de tafeltjes van het terras.
Ik wandel terug naar het hotel, dat maar juist om de hoek van de snackbar ligt, en besluit om nog even gebruik te maken van het zwembad dat tot 22u00 toegankelijk is, om wat af te koelen. Dat frist me zo terug op dat ik nog wat op de pc zit te tokkelen voor het reisverhaal tot 12u45. Dat wordt een vermoeiende reis zo!
Maandag 22 september.
Vanmorgen stond de wekker een uurtje vroeger, maar omdat ik merkte dat het nog schemerig was, het alarm opnieuw een half uurtje later gezet en me nog een keer omgedraaid en uiteindelijk om 6u30 opgestaan. Het ochtendritueel duurt wat langer dan gewoonlijk omdat ik, eens ik klaar ben, nog op zoek moet naar een restaurant in de buurt dat ontbijt serveert. Dat vind ik in het Cheesecake restaurant waar ik een warme chocolade met een Belgian wafle bestel en een fruitsap als dessert. De rit van vanmorgen doet me eigenlijk op mijn stappen terugkeren van gisterenavond, maar omdat er 3 routes parallel naast elkaar lopen opteer ik voor een andere dan deze van gisteren. In Kane’ohe gaat het dan naar het noorden met als eerste stop het He'eia State Park, de Lonely Planet waarschuwde al dat het er een beetje verwaarloost bijlag en dat klopt ook, het lijkt of de plaatselijke kano club het park heeft overgenomen. Maar de uitzichten op een grote traditionele fishpond (een door een stenen muurtje of dijk van de oceaan gescheiden gedeelte waarin vissen werden gevangen door de Polynesiërs) en de eilandjes voor de kust blijven even mooi. De meeste van deze fishponds zijn hier dichtgegooid toen de militaire haven werd uitgebaggerd voor huizenbouw en de militaire basis met vliegveld. Die laatste is trouwens wel erg bedrijvig, want om de paar minuten lijkt er wel een militair 4 motorig propellervliegtuig over te komen. In de grote zaal van het visitorscenter worden er blijkbaar Tai-chi lessen of iets dergelijks gegeven aan wat oudere mensen en in het oude huisje achteraan, waar normaal volgens het plannetje een tentoonstellingsruimte is, worden de zwemvesten, roeispanen en andere parafernalia van de kano club bewaard. Aan de rand van het water liggen er enkel historische funderingen, maar het is me niet duidelijk hoe oud of recent die dan wel mogen zijn. Richting de oceaan is er dan ook nog zicht op het rif, waarop de golven breken.
Van hieruit rijd ik naar de Vallei van de tempels, op zoek naar de Byodo-In Temple, een replica van een 9 eeuwen oude tempel in Japan, deze blijkt midden in een soort drive-in kerkhof te liggen, door de begraafplaats loopt een zwierig asfaltbaan, de overledenen zullen hier alvast geen last van claustrofobie hebben, want de graven, meestal gewoon een gedenkplaat met een staander met verse bloemen erin, liggen vrij ver uit elkaar op de glooiende heuvels. Hierdoor heeft het geheel wel wat meer weg van een park of een grote tuin. De tempel blijkt helemaal uit hout opgetrokken te zijn in overheersend witte en rode kleuren met een donkerbruin interieur waarin een groot Boeddhabeeld in de centrale ruimte staat. Het gebouw wordt omgeven door een koivijver in een typische vorm , die geluk en voorspoed moet brengen. In een goede kooivijver zitten natuurlijk koi’s en inderdaad, eerst zie ik er hier of daar eentje opduiken, maar algauw komt er een school van honderden koi’s in alle afmetingen en kleuren door een nauwe passage van de vijver. Het is zo dringen dat er al eens en kooi uit het water wordt gedrukt. In de souvenirshop zijn er trouwens zakjes voer te koop, voor de vissen, maar ook voor de talrijke vogels waaronder pauwen, en zwarte zwanen. Ik heb blijkbaar de ronde omgekeerd gelopen, want na een bezoekje aan een kleine kiosk in dezelfde stijl als de tempel om te mediteren, kom ik bij een grote gegraveerde klok die je met een boomstam kan laten galmen, voor je de tempel in gaat, om geluk en gezondheid af te smeken. Bijgeloof of niet het is best leuk om die reusachtige klok een keer te doen galmen. De Boedhisten hebben trouwens wel wat met allerhande klokken, mochten we indertijd al ontdekken op onze reis door Thailand. Net als de ratels in de vorm van tonachtige draaimolens, worden er blijkbaar berichten mee naar de goden gestuurd.
Nog een eind verder stop ik dan weer bij de Senator Fong's Plantation & Gardens, jammer genoeg kan deze alleen met tours bezocht worden, en de volgende gaat pas rond 13u30, maar net als gisteren in de Botanische tuin is de setting van de oude suikerrietplantage aan de voet van de bergen al reden genoeg om langs te gaan. Langs de oceaanzijde ligt wat verderop het Kualoa Regional Park met aan één kant een mooi bergmassief en aan de oceaanzijde een prachtige baai met zicht op Chinaman Hat Island. Het park heeft net als vele van de Beach en State parken de beschikking over openbare toiletten en koude douches naast een autoparking natuurlijk. Ook een drinkwaterfonteintje ontbreekt gewoonlijk niet op het appel. Het valt me weer op dat de parking goed voorzien is van zogenaamde muscle cars, Amerikaanse sportwagens a la Ford Mustang, Chevrolet Corvet of Camaro, liefst in SS (Supersharged) en cabriolet uitvoering. Vele laten zich tot zo’n modelletje verleiden bij het huren van een auto, en uiteindelijk is dat niet duurder dan een Audi TT of A5 huren. Als gevolg hiervan rijden ook heel wat Hawai’ianen met die modellen rond, die op de tweedehandsmarkt terecht komen na enkele jaren in de verhuur. Ook de Jeep Wrangler heeft hier veel succes, ik heb er zelf nog over getwijfeld toen men een betalende upgrade naar dat model voorstelde. De softtop in combinatie met het ontbreken van een afsluitbare koffer heeft me ervan weerhouden. Nu ik het toch over auto’s heb, op het eiland rijden ongelooflijk veel van die stretch limousines rond, die toch alles behalve comfortabel moeten sturen. De lokale bevolking rijdt naast met de 2e hands sportwagens ook graag rond in serieus verhoogde pick-ups met onnozele kleine maar brede wielen er onder. Ook het ander uiteinde van het spectrum valt te bewonderen, de verlaagde pick-up met blinbling velgen en meestal in een felle kleur blauw. En dan heb je nog de custom motoren die regelmatig met veel gedreun komen voorbij geraasd, bij de sportievere modellen hebben sommigen toch al een helm op, de cruisers met de zware Harley blokken, en dergelijke, rijden echter in short en shirt, de vrouwen soms in een korte jeansshort en haltertopje.
Het grote verschil met de eilanden van Frans Polynesië, zijn hier alleszins de witte zandstranden, die uitbundig aanwezig zijn, terwijl die in Frans Polynesië bijna volledig ontbraken en als er al eentje was, dan algauw door de golven stukgeslagen koraal bleek te zijn. In het Polynesian Cultural Center worden in 6 namaakdorpjes de typische eigenheid van de verschillende eilanden weergegeven. Zo zijn er verwijzingen naar Paaseiland, Nieuw-Zeeland, Tahiti en de Marquesas, waar ik zelf al overal was. De rondrit of rondvaart langs deze gerecreëerde dorpjes laat ik dus maar achterwege. Ik snuister wat rond in de soevenirshops en bestel een tonijnsandwich in de snackbar. Ook vandaag volgen de stranden elkaar weer in sneltempo op, en met elk strand wordt de zin in een partijtje snorkelen groter. In plaats van eerst de Waimea Vallei aan te doen, stop ik dan ook eerst aan het Pupukea Beach Park, dat met zijn Shark Cove, Three Tables en Old Quarry, 3 zones heeft waar het goed snorkelen moet zijn. Al gauw drijf ik rond in het warme water, waarvan de temperatuur zo hoog is, dat je nog bijna niet voelt dat je er in stapt. Het is in dit natuurlijke bassin vrij ondiep, dus veel duiken moet je niet doen, gewoon op je buik in het water ronddrijven met je kop in het water naar allerlei vissen kijken. En die vissen zijn er, kleurrijk en in alle maten en helemaal niet bang, je kan ze bijna aanraken, bijna zei ik wel. Eén van de mooiste is alvast de Humuhumunukunukukuapa’a, de officiële staatsvis van Hawai’i. Het lijkt wel of die zich opgedoft heeft in een kleurrijk kostuum ter ere van een belangrijke date. De Nederlandse of Engelse naam is lang zo spannend niet, zeg nu zelf trekkersvis of triggerfish, laat niet veel verbeelding toe. Maar ook talrijke andere soorten zwemmen aan me voorbij, waarvan ik vele nog ken van Australië en Frans Polynesië. Zo ook de trompetvis en enkele gestreepte vissen waarvan de naam me ontsnapt. Ik geniet er in elk geval reuze van en vergeet zelfs een beetje de ongerustheid over de spullen die in mijn autokoffer uit het oog van eventuele mensen met slechte bedoelingen liggen. Het vele glas van verbrijzelde autoruiten op de parkings langs de kust, bewijst dat dit niet zomaar verhaaltjes zijn. De plaatselijke mensen hier, raden aan op een plek te gaan waar veel beweging is, niet gewoon dwars langs de weg en zeker alles uit het zicht wegnemen. Ik verlies de tijd een beetje uit het oog waardoor het uiteindelijk half 5 is tegen ik gedoucht en aangekleed weer achter het stuur zit.
Om 10 voor 5 bereik ik dan het visitorscenter van de Waimea Vallei dat om 17u00 sluit. Gelukkig kan je dan nog tot 18u00 door de Botanische tuin naar de waterval wandelen een kilometer verderop. Naast de vele kleurrijke bloemen zijn er onderweg ook wat typische Polynesische hutten te bewonderen, die echter nog half in aanbouw zijn. Het foldertje dat ik bij het plannetje van het park kreeg, na het betalen van de 15$ inkom, beschrijft de hier voorkomende vogels met een foto erbij om het gemakkelijk te maken. Zo weet ik dat ik onder andere de Red Crested Cardinal, de Alea’ula, de Shama Thrush, de Cattle Egrets en de Junglefowl tegen kom. Die laatste gelijkt echter wel heel erg op een ordinaire haan. Dan zijn er nog een aantal kleine en grotere duivensoorten en tenslotte een massa piepkleine vogeltjes, ter grootte van kolibries, maar het zijn er geen en ze zijn ook niet kleurrijk, maar gewoon bruinwit gestippeld waardoor ze moeilijk te zien zijn in bomen en struikgewas. Eens bij de waterval enkele foto’s gemaakt en vervolgens terug naar de ingang, niet zonder echter nog wat tropische bloemen van wat dichter bij te bekijken.
Mooi om 18u00 sta ik opnieuw aan de wagen. Ik moet nu wel voortmaken, want de zon zakt nu in snel tempo en zet alles in een gouden gloed. Onderweg kwam ik vandaag al wat ruïnes tegen van oude suikermolens waar het suiker riet in geplet werd, maar de meeste van die plantages zijn echter al weer lang verdwenen, het Plateau van Leilehua echter is zowat één grote plantage van één eigenaar: Dôle. Kilometers lang rijd ik langs citrus boompjes en ananasvelden, in het midden liggen dan de plantage gebouwen, die vroeger op de dag te bezoeken zijn en waar allerhande fruit te koop is. Er rijdt blijkbaar zelfs een stoomtreintje rond en er is een natuurlijke doolhof waarin je lekker kan verdwalen. Hiermee heb ik voor vandaag ook de kust verlaten en keer door het binnenland naar Honolulu terug. Daarvoor moet ik ook door het Schofild Baracks Military Reservation, zowel historisch als hedendaags een plaats met militaire kampen en woonwijken. Dus veel draadhekken, bewaakte poorten en enkele Humvee’s onderweg, terwijl er ook een Chinook helikopter komt overgevlogen.
Het is ondertussen volledig donker en een onophoudende stroom auto’s komt uit de richting van de hoofdstad, en vormt op de golvende highway een tapijt van lichtjes. In mijn richting is het ook druk, maar geen file al geeft de Garmin GPS die blijkbaar een Traffic systeem heeft dat op een gegeven moment wel aan… .
Zonder verdere problemen bereik ik het hotel waar ik de natte spullen te drogen hang en op zoek ga naar een restaurant. Nu het weekend voorbij is, zijn er ook geen wachtrijen meer aan de restaurants en even later zit ik met mijn voeten onder tafel voor een Surf en Turf (zee- en land) schotel met een salade, een steak met vleesjus, lookaardappeltjes, gestoomde maïskolf, krabbenpoten uit Alaska en een lokaal biertje. Ik merk het al, dit wordt weer een laat avondje vandaag. Op de terugweg naar het hotel, alhoewel via een omweg eigenlijk, nog een beker Shave Ice gehaald, waarvoor hier zoveel reclame wordt gemaakt, maar wat eigenlijk niet meer is dan gemalen ijs met en smaakje dat in de verste verte niet kan concurreren met de Siciliaanse variant ervan.
Terug in het hotel nog enkele uurtjes op de laptop om de verse indrukken van vandaag in elektronische vorm op papier te zetten.
Dinsdag 23 september.
In het Cheesecake restaurant bestel ik deze morgen pannekoeken met spiegeleieren en spek. Ik weet het, een rare combinatie, maar het is dat of opnieuw de wafel met warme chocolademelk. Bedoeling is vanmorgen eerst Pearl Harbour te bezichtigen. Alle monumenten en een groot deel van waar de slachtoffers zijn gevallen bevinden zich op het grondgebied van het WW II Valor in the Pacific National Park. Ondanks zijn bekendheid blijkt het park niet zo gemakkelijk te vinden. Bij een eerste poging brengt de GPS me midden in een industriegebied, waar blijkbaar de administratie met dezelfde naam is ondergebracht. Als ik dan eindelijk wel het goede adres heb, verdubbeld de afstand wanneer ik per ongeluk een afslag mis. Maar uiteindelijk bereik ik het Ford Island waarrond zich de bijzonderste monumenten bevinden. Gezien het park gedeeltelijk op het gebied van de legerbasis ligt, die het doel was van de Japanse agressie, is het nog steeds militair grondgebied. Naast de parkwachters zijn er dus ook heel wat militairen aanwezig en gelden er strenge veiligheidsmaatregelen. Dagrugzakjes, boodschappentassen, handtassen, grote cameratassen en zelfs kangeroepouches zijn verboden. Het is hier bovendien erg druk, niet moeilijk gezien dit naast het Polynesian Cultural Center de 2e grootste attractie van O’ahu is.
Het ticket voor het memorial van de USS Arizona is gratis, maar de andere zaken zoals een bezoekje aan de USS Bowfin onderzeeër en het slagschip USS Battleship Missouri is betalend, net als het Pacific Aviation Museum. De gratis begeleide tour en boottochtje zijn goed volzet, zodat ik pas om 11u30 aan de beurt kom. Daarom besluit ik eerst een bezoekje te brengen aan de onderzeeër waar ik mits een audiotour mezelf gids. Zoals ik ook al eerder mocht ondervinden moet je best geen claustrofobie hebben als je zo aan boord van die onderzeeër wil leven en werken. Alles is gebouwd op functionaliteit, niet op comfort. Sommige slaapplaatsen liggen letterlijk tussen de machinerie. Dank zij de audiotour krijg ik wat meer inzicht in het gebruik van deze met dieselmotoren uitgeruste duikboot. Weer aan land is er uit marmeren blokken een gedenkteken opgericht met de namen van 52 onderzeeboten en hun bemanning die in WW II zijn omgekomen. Het aanpalende museum heeft dan nog wat meer informatie over dit deel van de Marine, met vele foto’s, medailles voor moed en zelfopoffering, van klein tot groot en onderdelen van duikboten zoals een reddingstank, een geschutskoepel, en allerlei soorten torpedo’s. Ik heb juist de tijd om een flesje cola te drinken alvorens me naar de andere kant van het park te begeven voor het bezoek aan slagschip USS Battleship Missouri.
Dit wordt ingeleid door een film met ware beelden van de aanval en de redenen daarvoor. Vervolgens gaat het dan per boot naar het memorial dat over de gezonken slagkruiser is gebouwd. De Amerikanen bezien dit ook als een graf want de stoffelijke resten van bijna 1000 slachtoffers rusten nog altijd in het wrak. Het is zelfs zo dat er nog steeds urnen met asse van oorlogsveteranen die het slagveld overleefd hebben worden bijgezet in het schip. Voorwaarde is wel dat het één van de 37 overlevenden van de aanval die komen te overlijden is, de laatste werd bijgezet in 2013 en er zouden er nog 11 in leven zijn. Ook in het schip zit er nog 100.000-en liters zware stookolie die regelmatig in de vorm van een olievlek(je) naar de oppervlakte stijgen. De mythe wil dat dit “huilen van het schip” zal ophouden eens de laatste overlevende begraven werd. Het is door de zware schade die het schip opliep tijdens de bombardementen, onmogelijk de olie weg te pompen, zonder de laatste rustplaats van zoveel mariniers en zeelui te verstoren. Onder het modern vorm gegeven memorialgebouw zijn nog duidelijk de contouren van het schip te zien. In het open gebouw zelf staan op de muur de namen van alle overledenen van de ramp. Op 2 aparte marmeren blokken zijn de namen gegraveerd van de urnen die werden bijgezet sinds de jaren ’80.
Na dit eerbiedige moment keren we terug naar de overkant van de haven, waar ik op zoek ga naar de shuttlebus die me naar de USS Battleship Missouri moet brengen. De bus brengt me op Ford eiland dat nog steeds een militaire basis is op dezelfde plaats als de toenmalige basis. Er mogen tot nader order geen foto’s gemaakt worden, van de woonwijken van de militairen. Sommige daarvan stammen nog van voor de 2e wereldoorlog, maar zijn ondertussen mooi gerestaureerd. De oorlogsbodem Missouri heeft naast zijn deelname aan de oorlogstactiek ook nog een belangrijkere betekenis want het is op deze boot dat Japan zijn overgave tekende en daarmee de oorlog stop zette. WWII was meteen ook het einde van dit type schepen die meer en meer vervangen werden door vliegdekschepen. Ondanks de beperkte ruimte en dat ook deze schepen gebouwd werden naar het functionele, is er hier aan boord toch al wat sprake van meer comfort. Naast al het geweld van kanonnen, mitrailleurs en andere militaire parafernalia waren deze boten echte varende steden op zichzelf. Met enorme industriële keukens, bakkerijen, metaalbewerking shops en zelfs een snackbar aan boord. Wanner ik van boord ga, ga ik een kijkje nemen bij de snackbar op de kade, maar de lange rij wachtende ontneemt mij de lust op een snack al gauw.
Het is ondertussen al een stuk in de namiddag geworden als ik opnieuw de shuttle neem naar het Pacific Aviation Museum waar naast de dodelijke Japanse Zero, nog tal van andere vliegtuigen en helikopters uit die era tentoongesteld staan. In de 2e hangar, N° 79, die nog de oorspronkelijke gaten van de Japanse mitrailleurs in zijn ruiten van de poorten heeft, staat het grotere werk tentoongesteld. De namen op de bordjes klinken bekent als ik “phantom” lees of een F zoveel straaljager. Gevechtshelikopters zowel als reddingshelikopters en transporthelikopters staan er met toegevouwen rotorbladen geëtaleerd als een gewonde vogel. Buiten de hangar wachten er nog enkele vliegtuigen op restoratie op wat eens het gebombardeerde vliegveld van Pearl Harbour was. Ook de rood-wit geblokte verkeerstoren is nog origineel, maar wel al onder handen genomen. De in de films gebruikte versie is trouwens een oude verroeste watertoren, die wat ruiger van uitzicht was voor het dramatische effect ervan.
Het is 15u00 als ik opnieuw bij mijn auto sta, ik onderneem nog een pogin om rond Pearl Harbour de kust naar het noorden te nemen, maar sta daarbij zolang in de file dat het geen zin meer heeft en ik op mijn stappen terugkeer. Het wordt dan nog spannend als mijn metertje van de benzinetank in het rood gaat, wat zuipt die Ford Focus met automatische versnellingsbak en volle bak airco aan, wat af zeg … . Na de tankbeurt gaat het terug naar Honolulu, waar ik ook te laat ben om nog enkele bezienswaardigheden in de stad te bezoeken. Een dagje meer in de planning zou geen slecht idee geweest zijn, vooral omdat ik op één van de andere eilanden anderhalve dag op overschot heb, maar jammer genoeg is alles reeds gereserveerd, van vluchten tot huurwagens en hotels. Och gewoon nog een keer een reden om ooit nog een keer terug te komen dus. In hetzelfde restaurant als gisteren, op enkele 100-den meters van het hotel, kies ik vandaag voor gepaneerde scampi’s met kokos en frietjes. De gemiste snorkelbeurten van vandaag maak ik alsnog een beetje goed met een duik in het zwembad van het hotel. Morgen op weg naar Kauai Island.
Woensdag 24 september.
Vroeg op, deze morgen, geen tijd voor ontbijt want ik moet uitchecken, de huurwagen afleveren en inchecken voor mijn vlucht naar Kauai Island van 8u38. Zoals voorzien ben ik rond 7u00 bij Alamo nabij de luchthaven, waar ik de prépaid benzinetank laat annuleren, gezien ik de wagen gisteren volgetankt heb. 5 minuten later brengt de shuttle me naar de vertrekterminal, die heel erg modern is met self-check-in waar je zelf je boardingpass moet afprinten, je bagage op de weegschaal zetten, de bagagelabel afprinten en aan je koffer bevestigen, waarna je die aflevert aan de lopende band. Met de hulp van een vriendelijke dame van Hawai’ian Airlines verloopt dat, na eerst wat geklungel op mijn eentje, vrij vlot. Ook de security-check verloopt wat vlotter dan voor de internationale vluchten, de handbagage wordt wel gescand en alles moet uit je zakken, maar de schoenen mogen aanblijven en de laptop/tablet mag in de rugzak blijven. Bovendien is de security officer best een grappige kerel en kan er al eens gelachen worden. Mensen die al een keer naar de USA gereisd hebben weten dat dit een rariteit is bij deze diensten, waar vriendelijkheid meestal niet op de prioriteitenlijst van de sollicitatie staat. Mooi op tijd vertrekken we voor een vlucht van welgeteld 37 minuten naar Kauai.
Bij de landing is goed te merken dat het hier goed geregend heeft, want alle start- en landingsbanen zijn doornat, maar momenteel is het droog. Mijn bagage is voor de verandering een keertje voor mij gearriveerd en dus kan ik op weg naar het Alamo verhuurstation, met wederom een shuttlebus. Vervelend is wel dat men hier steeds probeert van nog wat extra’s te verkopen ondanks het reeds afgesloten contract. Een upgrade naar een 4x4 bijvoorbeeld of naar een cabrio of beiden, extra verzekeringen, terwijl in het contract duidelijk vermeld wordt dat ik die reeds allemaal heb (het reisbureau kent de firma dus blijkbaar ook). De 4x4 staat me trouwens aan, maar heeft geen hoedenplank en dus geen mogelijkheid om bagage uit het zicht te leggen. Mijn compact car trouwens ook niet en dus schakel ik over naar een midsize … Ford Focus. Enkele tintjes lichter van kleur dan de vorige.
Het Aston Aloha Beach Hotel ligt maar op een 10 minuutjes rijden van de luchthaven en heeft onder andere een ruime parking, een prachtige parkachtige tuin met waterpartijen voor mijn raam, een restaurant, zwembad en een activiteiten boekingsdesk. Alles wat ik nodig heb bij elkaar, met daar bovenop nog Wifi in de kamer. Bovendien ligt het vlak naast de ringweg, maar ver genoeg om geen storende geluiden te horen, zelfs de airco en de ijskast worden overstemd door de bullfrogs in het water. Buiten de stad, met aan de achterzijde van het indrukwekkende resort, toegang tot het strand. Eens de bagage wat geschikt in de kamer ga ik langs bij de boekingsstand en boek er al vast een Luau voor deze avond. Naar eigen aangeven “De beste van Hawai’i”. De brochurestand van het boekingsstand verleid tot nog veel meer lekkers, maar dat is voor latere zorg. Al gauw is het middag en tijd om een hapje te eten, in het restaurant van het hotel.
Wat nu gedaan om de tijd te overbruggen tussen 14 en 16u? Ik neem eerst en vooral een kijkje bij het strand en merk daar een soort kunstmatige dam van enorme rotsblokken op die een stukje van de beukende golven van de oceaan afschermt, perfect om in rond te snorkelen. Dus terug naar de kamer, zwembroek aan en met het snorkelgerief opnieuw naar het strand. Koraal heb ik deze reis bij het snorkelen nog niet veel gezien, maar vissen zitten er hier in elk geval genoeg, en enkele zeer bijzondere trouwens: ik merk buiten de vlinder en papegaaivissen, onder andere, trompetvissen, puffers (die zich kunnen opblazen) en zelfs een (zee-) slang op. Verder nog tientallen andere vissen waarvan de naam me onbekend is, met weer die prachtige kleuren. Behalve een soort scholletje dat bijna onherkenbaar is met zijn zandkleurige camouflagekleed, zolang hij niet beweegt. Zoals nog wel gebeurt, verlies ik bij het snorkelen al gauw de tijd uit het oog, zo is het 10 na 4 als ik mijn spullen bij elkaar raap en terugkeer naar het hotel. Nog een snelle duik in het zwembad zorgt ervoor dat ik me moet reppen om mijn afspraak voor de luau te kunnen halen.
Vraag is of de Smith Family (en ja het zijn wel degelijk Polynesiërs, doch met ook een beetje Engels bloed in de aderen) de zelf toegekende titel van “Beste Luau van het eiland” kunnen waarmaken of het een grote teleurstelling wordt. We worden verwelkomd met een schelpenlei en krijgen vervolgens een rondrit met een toeristentreintje door de Smith's Tropical Paradise Garden, de botanische tuin met grote vijvers en prachtige bloemen, aangeboden. Onze chauffeur is dezelfde grapppenmaker dan deze van de shulltebus en weet ons best te vermaken. Sommige delen van de tuin zijn typisch voor andere delen van Polynesië en er is ook plaats voor planten van de meest voorkomende immigranten in Hawai’i, met name de Japanners en de Filipino’s. Alleen de replica Moai van Paaseiland is mijn inziens een beetje te modern opgevat, maar ik heb dan wel voorkennis door al ter plaatse geweest te zijn.
Vervolgens is er nog een kwartiertje de tijd om zelf nog wat rond te wandelen alvorens de Imu ceremony bij te wonen. Door op schelpen te blazen kondigen 2 mannen het begin van de ceremonie aan, waarna het varken uit de typische grondoven wordt gehaald, de Kalua manier van koken in een grondoven: eerst worde er een vuur gestookt in de uitgegraven zandput, waarna er op het vuur vulkanische stenen worden gelegd die daardoor verhitten. Eens heet genoeg wordt het Kalua varken in de aardoven gelegd, gewikkeld in Ti-bladeren. Daarover worden dan bananenbladeren gelegd (nu echter een textiele doek) waarop het zand wordt geschept. Na enkele uren garen wordt het zand weggeschept en het varken eruit gehaald. De oven is dan nog warm genoeg om er alsnog een varken in te leggen om te laten garen indien er meer gasten zijn dan verwacht. Om 18u00 begint dan de pret met gratis drinken (Mai Tai en vruchtenpunch, sterke drank, softdrankjes) gevolgd door een “al that you can eat” eetfestijn met buffet en onder begeleiding van een Hawaiaanse zangeres met enkele ukelele spelers. Naast mij aan de tafel zit de soloreizende Australiër, Jim van Philip Island bij Melbourne, waarmee ik aan de praat geraak. Eens het diner voorbij is het tijd voor de show zelf, in een ander gedeelte van de tuin, met naast Polynesische dansen en gezang uit Hawai’i, Nieuw-Zeeland (met o.a. de Huka), en Samoa (vuurdans) ook de cultuur van enkele andere groepen wordt meegegeven, zoals de Chinese (draken)dans, de Japanse en een Filippijnse dans (die eigenaardig genoeg vrij Oost-Europees aandoet). Al met al een gebeuren dat zijn prijs zeker waard was. Ik neem afscheid van Jim en keer met de shuttle naar het hotel terug. Het vroege opstaan wreekt zich en ik zit te knikkebollen achter de pc (aan mijn eigen bureautje) bij het aanvullen van mijn reisverhaal.
Donderdag 25 september.
Ondanks alle nieuwe geluiden toch heel goed geslapen in het king size bed. Na me klaargemaakt te hebben, heb ik afspraak in het restaurant, samen met de andere gasten die gisteren in de loop van de dag aangekomen zijn. De dames van de activiteiten boekingsdesk stellen een paar van de mogelijke activiteiten voor tijdens het ontbijt. Ik had ondertussen al een paar brochures meegenomen met de dingen die me het meest interesseren. Op het einde van de voorstelling boek ik dan alvast een snorkel rafting trip langs de Na Pali Coast met lunch voor morgen en een Quad toer voor zondag.
Al met al is het dus reeds 10u voor ik kan starten, snorkelgrief in de auto en ik ben er mee weg. Het grootste verschil met Frans Polynesië blijven de uitgestrekte stranden, met de nodige palmbomen en azuurblauwe baaien. Natuurlijk is het eiland vrij veramerikaniseerd, maar dat heeft soms ook zijn voordelen, zo heeft elke baai of strand zijn eigen Beach park, voorzien van douches en toiletten. Hier op Kauai is dat dan ook nog allemaal gratis.
Mijn eerste stop is de Pu'u Konanae (Hole in the Mountain), niet echt een gat als wel een mooie bergketen met twee rotspieken die een opening tussen hen in hebben, het zogenaamde “gat”. In Kilauea leidt de GPS me naar het Kilauea National Wildlife Refuge en het Kilauea Lighthouse op het schiereiland. Jammer genoeg begint het te regenen zodat het lang naar de zeevogels kijken een uitputtingsslag wordt. Gezien mijn regenjasje dat ik mooi klaar gehangen had, nog steeds in het hotel hangt, schaf ik me een soort doorzichtige vuilniszak/regenjasje aan. In het gelijknamige dorpje neem ik nog even een kijkje in een souvenirwinkeltje, annex antiekzaak en juwelier. Eens Princeville voorbij wordt de weg smaller en is die voorzien van talrijke éénbaansbruggetjes, die er wel voor zorgen dat er hier minder vrachtverkeer is. Bij het Anini Beach Park besluit ik van een beetje te gaan snorkelen, je moet er wel wat voor over hebben, want het rif ligt er zowat 180m de zee in, best een eindje zwemmen tegen het getij in. Hier toch een klein beetje meer koraal, maar niet die uitbundigheid van de Tuamotu archipel. Het meest verassende zijn de paarse en blauwe koralen. Door de uitgestrektheid van de baai achter het rif, hebben de vissen hier veel meer water ter beschikking en is het vinden ervan een hele bedoening. Na een uurtje snorkelen gaat het weer verder, al het zout afgespoeld met vers water uit de douches. Hanalei Valley Scenic Lookout biedt een wijds uitzicht over de gelijknamige vallei, de originele Taro plantages zijn reeds lang vervallen door rijstveldjes. In het Ha'ena State & BeachPark kom ik Jim opnieuw tegen, gemakkelijk herkenbaar in een blauwe gehuurde Volkswagen Westfalia camper. Ik ga er een kijkje nemen in de Maniniholo Dry Cave, die verrassend genoeg een heel eind de rotswand ingaat. De weg is hier nu erg smal geworden, zodat auto’s elkaar niet meer kunnen passeren, op het einde van de weg ligt dan nog Ke'e Beach, hier begint het Na Pali Coast State Park, met een zware 11 mijl lange wandeling door een prachtig stuk Kauai. Morgen ga ik dit op een wat minder vermoeiende (alhoewel) manier zien. Op het strand van Ke'e Beach ligt een Monk Seal gemoedelijk te slapen tussen de toeristen. Deze diertjes zijn met uitsterven bedreigd en dus beschermd.
Gezien de weg hier doodloopt ,op de onherbergzame kust, moet ik op mijn stappen terugkeren. Ik doe nog eventjes een zijsprongetje langs de Wainiha River Power station Rd. Die me wat verder inlands brengt. Meer dan enkele mooie bergwanden langs de kanten van de vallei oprijzen levert dat niet op. De schemering valt in en tegen dat ik opnieuw het Aston Aloha Beach hotel bereik rond 19u00 is het wederom pikkedonker. Om 19u30 zit ik met mijn voeten onder tafel voor een pepersteak met puree, voorafgegaan door een onmisbare Mai Tai en opgevuld met een vanille ijscrème. Of het nu de Mai Tai of gewoon de vermoeidheid is, ik kom er na het eten niet meer aan toe nog aan mijn reisverhaal te werken, mijn ogen vallen gewoon toe, dus kruip ik onmiddellijk in mijn bed (nog voor 21u), want morgenvroeg moet ik om 5u (!) op om op tijd de haven van Hanapepe te bereiken voor de raftingtocht. Wat een mens leiden kan op verlof …
Vrijdag 26 september.
Zoals gezegd, vroeg op vanmorgen, maar dankzij het vroeg slapen gaan, toch goed uitgeslapen. Wegens het vroege uur is het restaurant nog niet open en dus ga ik op weg met als ontbijt een anti-zeeziekte pilletje. Het gaat in één ruk naar Hanapepe, maar wordt onderweg een paar door zo’n zware regenbuien getroffen, dat ik me afvraag of de boottocht wel zal doorgaan? In het Port Allen Marine Center blijkt echter van wel. Snorkelgerief gaat mee de raft in en eventjes later stormen we over de golven richting Na Pali Coast. Op de kust gaat de asfaltbaan over op een zandweg over het strand, tot ook die vastloopt op het kustgebergte van de Na Pali Coast. Het hele stuk is in vogelvlucht maar 3 mijlen lang, maar blijkbaar heel erg zwaar, en zoals gezegd langs het wandelpad een goede 11 mijl. Naarmate we verder varen klaart het weer op, wordt de zee wat kalmer en krijgen we zicht op de steeds hoger wordende kliffen. Omdat er weinig is om mee te vergelijken vallen de enorme dimensies niet zo direct op.
Onze kapitein manoeuvreert de raft behendig achterwaarts enkele zeegrotten in. Voor achteruit inparkeren, verdient de man alvast een dikke 10. Een andere zeegrot met open plafond wordt jetboot gewijs genomen, we schieten met een rotvaart door de opening in de rotswand om in een perfect ronde kom uit te komen, waar de kapitein ons behendig langs de grote rotsklomp loodst. We varen nog een stukje verder langs de kust tot in de verte Ke'e Beach opduikt, tot waar ik gisteren reed. Een natuurlijke boog onder de rotsen door, lijkt klein, doch slaagde een man erin om er onderdoor te vliegen in zijn helikopter. Een stunt die slechts enkele gegeven is. Net als de rest van het park wordt de natuurlijke rotsboog in vele films gebruikt. Zo werden vele scènes uit alle Jurassic Park films hier in Kauai gefilmd, net als één van de Pirats of the Carribean en nog tal van andere (ook oudere films met o.a. John Wayne).
We draaien terug en landen aan een keienstrand waar we een archeologische site bezoeken van de Polynesiërs van voor de rijd van het eerste bezoek en ontdekkingen van Kapitein Cook. Naast enkele stenen muurtjes zijn er ook een plantage te zien en een mysterieuze X op de voor ons oprijzende rotswand, dat ondanks de mythes er rond, gewoon een geologisch gegeven zou zijn, bestaande uit de hardste vulkanische steen. Vreemd genoeg worden zo’n kruisen echter nog maar op 2 andere plaatsen ter wereld gevonden. Op Tahiti en op de Markieseilanden! Dus beiden op .Polynesisch grondgebied, wat weer grond geeft aan de mythes. Op deze plek is het ook tijd voor een vroege lunch en een drankje alvorens we gaan snorkelen. Ook nu weer blijkt dat qua onderwaterwereld Hawai’i tot nu toe niet kan typen aan zijn tegenhangers in de Tuamotu eilanden. Al zie ik talrijke gekleurde vissen en een schildpad voorbij zwemmen. Ook op de terugweg naar de haven krijgen we nog enkele regenvlagen over ons heen en zijn ook de golven wat steviger geworden. Merkwaardig genoeg heeft slechts 1 koppel een lichte aanval van zeeziekte tijdens de hele tocht. Rond 13u30 leggen we opnieuw aan bij de steiger na eerst nog een staaltje macho stuurgedrag van onze kapitein, wat we wel kunnen smaken.
Ik ga opnieuw langs ons hotel langs om de natte kleren om te ruilen voor droge en nog enkele zaken te bezichtigen in de buurt. De eerste heilige plaats van de Polynesiërs in het Wailua River State Park zijn de Hikina'akala en Hauola Pu'uhonua Heiau temples, die warempel zowat in de tuin van mijn hotel liggen! Enkele kilometers verder neem ik een kijkje bij de Wailua Waterval die met donderend geraas tekeer gaat. Opnieuw de andere kant uit gaat het via de Kuamoo Highway opnieuw het binnenland in, langs de restanten van de Holoholoku & Poli'ahu Heiau temples, de grootste van hun soort tot nog toe, die ik al zag in Hawai’i. Een beetje verderop neem ik een kijkje bij de Opaeka'a Falls, die niet echt de vergelijking met deze van Wailua Waterval kan doorstaan, maar op zich niet onaardig is. De weg kronkelt verder de bergen in en ik moet me zelfs een keer aan een doorwading wagen om uiteindelijk het Keahua Arboretum te bereiken. Enkele foto’s later keer ik dan weer terug over dezelfde route naar het hotel. Om 18u30 kom ik daar aan en check even mijn e-mails voor ik ga eten. In het restaurant wacht er echter een onaangename verrassing, wegens onverwachte omstandigheden is het gesloten, hopelijk niet vanwege een voedselvergiftiging van de chef-kok? Dan maar in de auto gestapt en enkele mijlen gereden naar een sea-food en grill restaurant. Ik bestel er met krab gevulde paddestoelen met bechamelsaus, gevolgd door gebakken mosselen met pasta. Ook de onmisbare Mai Tai en het vanille-ijs ontbreken niet op het appel. Weer merk ik toch dat de prijzen hier toch een stuk boven deze van de andere Amerikaanse staten en zelfs van Europa zitten. Eens terug in het hotel zet ik me aan het werk voor het reisverslag en lees het gedeelte van eergisteren toch maar een keer na, om zeker te zijn dat het in orde is.
Yohani
