Zondag 27 april
Na een rustige nacht vanmorgen opgekraamd en zonder noemenswaardige moeilijkheden door het kalme centrum de route nr. 8 naar het noorden bereikt. Ditmaal ga ik du niet over het schiereiland Pelješac, maar een stukje door Bosnië-Herzegovina, dat scheelt heel wat kilometers maar vooral, als de douane niet moeilijk doet tenminste, heel wat tijd. En dat blijkt heel goed mee te vallen, gezien Bosnië-Herzegovina niet tot de Europese unie behoort, is er hiervoor nog een officieel paspoort nodig en volstaat de identiteitskaart dus niet, maar daar was ik op voorzien. Veel merk je trouwens niet van verschil voor en na de grens, en dat is niet verwonderlijk want, al hoort men het hier niet graag, nog niet zo heel lang geleden was dit hetzelfde land. Wat ik wel opmerk is dat op de verkeersborden de naam van de steden, die blijkbaar in 2 talen vermeld stonden, er steeds eentje is weg geklad met verf. Ook bij het buiten rijden van Bosnië-Herzegovina verloopt alles vlot, dat wil zeggen als je een Europees paspoort hebt, want de rij met Albanezen, Bosniërs en anderen is heel wat langer en veel trager. Dit is dan ook één van de zogenaamde toegangspoorten van Fort Europa. Tot in Ploće volg ik de kustroute en zie het schiereiland Pelješac nu een keer van de andere kant. Ook zie ik de plaats waar er een begin is gemaakt met de aanleg van de brug die er eens voor zal zorgen dat Kroatië zonder ferry of grensposten met Dubrovnik wordt verbonden. Zo ver is het echter nog lang niet, want behalve wat graafwerken aan beide kanten van de zee-engte en één pilaar is er nog niet veel van te merken.
In Ploće duik ik dan het binnenland in op zoek naar de autosnelweg die me een luttele 70 kilomter noordelijker zal brengen. Op dit stuk zijn er geen echte bezienswaardigheden en zijn het op de kaart allemaal witte baantjes die me veel tijd en moeite zouden kosten, dus dan maar een stukje spiksplinternieuwe snelweg, door het Biokovo National Park en voorzien van enkele ecoducten om de beestjes door te laten. Druk is het alvast niet en voor de prijs van 52 kuna moet je het ook niet laten. Onderweg nog even de brandstoftank aanvullen en een stop voor de lunch en dan weer verder. Het weer is sinds vanmorgen weer beter, maar als de zon achter de wolken verdwijnt wordt het toch al gauw wat frisser. De afslag Bisko stuurt me dan richting Trilj, afgezien van een steile helling verloopt dit allemaal vrij vlak, omdat ik door valleien tussen 2 bergketens rijd. Links vn mij het kustgebergte en recht de bergen in Bosnië-Herzegovina. Wat me nu begint op te vallen zijn de vele leegstaande en vervallen huizen, eerst denk ik nog aan economische redenen, maar een stukje herlezen in de reisgids komt met een andere oorzaak: In de jaren ’90 werden onder leiding van ene Milan Babic, voorheen tandarts, daarna oorlogsmisdadiger, alle niet- Serviers uit wat toen de Servische Krajina republiek werd genoemd, verjaagt. Pas in 1995 werd dit deel van Kroatië dan heroverd. Het is sinds mijn reis hier het eerste echte teken van de Joegoslavische onafhankelijkheidsoorlog nu 20 jaar geleden. In de reisgidsen lees je er wel over hoe die en die stad zwaar te leiden hadden van die (en vorige) oorlog(en), maar van die schade merk je eigenlijk niets meer, en overal vind je wel een monument ter nagedachtenis. Hier is het echter nog erg duidelijk, zelfs na 2 decennia, ik vermoed dat ik rond Vucovar later op de reis nog wel meer sporen ga tegenkomen. Net als voor die regio waarschuwen de reisgidsen trouwens om in deze regio’s nooit zomaar van de gebaande en bewegwijzerde wandelpaden af te wijken omdat er kwistig rondgestrooid werd met landmijnen, die nog steeds niet allen geruimd zijn.
Aangekomen in Knin zie ik al van buiten de stad, die een groot spoorwegknooppunt is en daarom tijdens de oorlog van strategisch belang, het grote fort op de heuvel prijken. Het is even zoeken, maar ik vind uiteindelijk de uiterst smalle weg die me tot aan de poorten van het van oorsprong middeleeuwse kasteel brengt, op die steile en smalle weg valt er echter niet te parkeren met de camper en dus gaat het achteruit naar beneden tot ik een parking opmerk naast een gebouwtje, waar zelfs een bus staat. Die heeft alvast niet dezelfde weg als ik genomen, want dat lukt echt niet en dus moet er nog een andere toegangsweg zijn vanaf de andere kant van de parking om straks opnieuw te vertrekken. Ik wandel het laatste stuk dan maar weer omhoog en breng een uurtje in de ruïne van de burcht door, die zoals gezegd origineel uit de Middeleeuwen stamt, maar in de 16e eeuw door de Ottomanen werd uitgebreid en verbouwd en in de 18e eeuw nog een keer door de Venetianen. Nu zijn het grotendeels de vestingmuren, het geraamte van het kasteel zeg maar, die nog overeind staan. De meeste gebouwen binnenin zijn alleen nog wat muren, en enkele gebouwtjes met nu een restaurant, café, tentoonstellingsruimte en een kapel die als ticket-Office dienst doet. Een storend iets wel, in dat ticket-Office worden ook op steen geschilderde tafereeltjes verkocht, waaronder één met 3 van de grootste oorlogsmisdadigers van de Balkanoorlog erop, en duidelijk niet als afschrikking maar als “helden”. Ik rijd nu verder naar Lozovac waar ik wil overnachten maar stop in Drnis nog een keertje voor een kasteelruïne boven de canyon van Cikola. Daar merk ik nog een eigenaardigheid op bij enkele geparkeerde auto’s: op de trekhaak staat een bak gemonteerd om de hond te vervoeren! In Lozovac kies ik ditmaal voor Camping Krka, op nog geen 50m van Camping Marina waar ik een 5-tal dagen geleden stond. Gewoon om het mooi te verdelen. Al snel blijkt dat beide van ongeveer dezelfde kwaliteit zijn. In het restaurant krijg ik koteletten met salade en frietjes voorgeschoteld en een degustiefje van het huis na. Vandaag heb ik er toch zo’n slordige 330km opzitten, waardoor ik weer helemaal op planning zit.
Maandag 28 april
Vannacht was het telkens als ik even wakker werd aan het regenen en ook vanmorgen had ik niet echt zin om op te staan omdat ik de regendruppels op het dak hoorde tokkelen. Maar om half 8 stopte het dan toch en begin ik me dan ook klaar te maken. Tijdens het ontbijt nog snel online de aanzichtkaartjes gemaakt en verstuurd en rond 9u30 ben ik dan klaar om te vertrekken. Het blijft vooralsnog droog en zelfs de zon laat zich af en toe zien, als ik naar het Visovac meer rijd. Op het gelijknamige eiland in het meer staat er een klooster en een kerk, maar ik houd het op een fotosessie vanaf de oever van het meer. Van hieruit gaat het dan verder naar Roski Slap, waar ik me een ticket aanschaf, dit is de tweede reeks watervallen van het Nationaal Park Krka die over traverteine trappen naar beneden gutsen, mooie maar minder indrukwekkend dan deze die ik een dag of 5 geleden bezocht in Skradinski buk. Op enkele uitzonderingen na zijn het eerder stroomversnellingen van maximum een halve meter hoog dan echte watervallen. Behalve dan aan het gedeelte waar er net zoals in Skradinski buk enkele originele oude met waterkracht aangedreven molens, persen en voorlopers van wasmachines staan. De “wasmachines” die bestaan uit houten reuzenemmers, met veel ruimte tussen de spijlen, worden niet alleen aangedreven door het water, het water spoelt er ook door. Een ingenieus systeem dat zijn tijd ver vooruit was. Voorts worden natuurlijk ook de molenstenen en de pers om vilt te persen, aangedreven door het water. Van het mechanisme zie je niet veel omdat dit niet met een waterwiel naast het huis gebeurd zoals we het traditioneel kennen van watermolens, maar het water via kanaaltjes onder de huizen geleid wordt. In de vloeren van de huizen zijn er wel houten luiken, maar er is niemand om deze te openen en zomaar op mijn eentje doe ik het toch maar niet. Ze zijn trouwens vrij groot ook. Gezien er niemand in de stenen schuurtjes aanwezig is, met uitzondering van de souvenirshop en het café, kan ik de machinerieën ook niet aan het werk zien, jammer genoeg.
Ik keer terug naar de camper om wat inkopen weg te leggen alvorens de andere kant op te wandelen waar de stroomversnellingen over een groot deel van de rivier verspreid liggen en het water zich een weg zoekt tussen bomen en eilandjes door. Even verderop gaat er een houten trap omhoog langs de rotswand van de canyon waardoor de rivier stroomt, ik beklim deze om een beter overzicht over de watervallen te krijgen. Sinds ik de wandeling begonnen ben in T-shirt, met veiligheidshalve de KW om de heupen gegespt, is het weer mooi gebleven en ook terwijl ik de wandeling voortzet blijft dat zo. Ik steek nu de rivier zelf over met het water bruisend onder de houten voetgangersbrug door. Het is verbazingwekkend hoe alle planten en bomen hier in dit snel stromende water overeind blijven, er staan zelfs een aantal mooie gele lelies tussen. Op de andere oever heb ik een mooi overzicht van de trap die blijkbaar nog een stuk hoger ging dan waar ik ben teruggekeerd tot boven op de rotswand. Tenslotte keer ik via de smalle autobrug waar ik zojuist ben overgereden terug naar de camper. Ik moet dan nogmaals met de camper over de brug terug om de richting Knin uit te gaan. Er wachten me nog 2 bezienswaardigheden die tot het park behoren en het eerste daarvan, heeft in principe niets met de rivier te maken, of toch in zoverre dat het de oversteekplaats moest bewaken. Het is het Romeinse militaire kamp Burnum, of tenminste de fundamenten ervan, in de vorm van de resten van muurtjes die de oefenterreinen van de militairen aangaven. Er naast ligt trouwens het enige gekende militaire amfitheater uit de Romeinse tijd in Kroatië. Beiden zijn verregaand gerestaureerd zodat de charme ervan een beetje verloren gegaan is. Normaal moeten er hier nog enkele bogen van het gebouw van de leiding van het kamp te zien zijn, maar die zie ik hier toch niet onmiddellijk. Ik wil hier ook niet zomaar wat gaan rondstruinen, in het wilde weg, gezien de mogelijke aanwezigheid van landmijnen in deze regio. Dan maar verder met de camper en nog geen 100m verderop staan de bogen dan op enkele meters van de straat.
Mijn laatste bezoekje is de waterval die eigenlijk het begin van het park vormt (ik heb de hele route stroomopwaarts gevolgd) en deze bevind zich in Knin zelf. Ik zag deze gisteren al van op het kasteel in de verte maar vond toen geen bordje dat me er naar toe kon brengen, dat lukt ook nu niet, tot ik aan een tankstation de weg vraag. Eenmaal die aanwijzigen opgevolgd ben ik snel ter plaatse, jammer alleen dat er juist een wolkbreuk losbarst die me in enkele tellen, lang genoeg om enkele foto’s te maken, zowat volledig doorweekt. Dit is tevens de hoogste waterval van het Krka NP en zeker een bezoekje waard. Ik ben blijkbaar niet de enige die last heeft van de stortbui, want als ik terug naar Knin rijd op weg naar Gračac, is er een verkeerslicht dat blijkbaar niet meer wil verspringen. Na enige tijd begint de zich gevormde file dan langzaam toch het kruispunt op te rijden door het rode licht. Onderweg worden de stortbuien alleen nog maar erger, maar nu zit ik tenminste hoog en droog, en het water spat flink op als ik in de door spoorvorming gevormde geulen terechtkom. Op een geschikte parkeerplaats eet ik een late lunch en onderweg blijven me maar steeds weer de talloze verlaten woningen opvallen, en erg vreemd en bedrukkend zicht. In Gračac zijn er nog de Cerovackegrotten te bezichtigen, maar wanneer ik daar aankom om 15u30 weet men me aan de receptie te vertellen dat het voor vandaag te laat is en dus rijd ik maar weer verder richting Plitvicka Jezera National Park. Ik installeer me op Camping Place Cvetkovic waar ik vriendelijk wordt ontvangen. Het lijkt hier wel een Nederlandse enclave, want van de 5 aanwezige motorhomes zijn er 4 Nederlanders en 1 Brit. Erg groot is het hier niet, ik zet me boven op een wat hoger gelegen terras en krijg pas na het eten gezelschap van enkele Italianen, Fransen en Duitsers. Een echte keuze was er voor het avondeten niet, het bestond eenvoudig uit geroosterd varken met salade en brood, maar het was best lekker. De joviale eigenaar laat me ook nog weten dat als hij als extra service de mensen naar het 2,5km verderop gelegen park brengt en na een telefoontje terug ophaalt, dit alles inbegrepen in de luttele prijs van 10€. Nu alleen nog hopen op wat beter weer, de meteo vooruitzichten zijn echter niet schitterend… .
Dinsdag 29 april
Zo ver ik weet is het de hele nacht droog gebleven, maar sinds vanmorgen is het weer beginnen regenen, en niet zo’n klein beetje ook. Als ik de rollo’s open ziet het er bovendien niet naar uit dat daar veel verandering gaat in komen. Even denk ik eraan het Plitvicka Jezera National Park te laten voor wat het is, want een ganse dag mestnat rondlopen is niet mijn idee van een leuke tijd. Maar verder rijden en dan nat regenen in één of andere stad is evenmin aantrekkelijk, dus kleed ik me erop en besluit toch te gaan wandelen in het park. De campingeigenaar brengt me zoals beloofd naar de ingang, maar niet voordat hij me laat proberen of ik hem kan bereiken per gsm, zodat ik hem kan opbellen wanneer ik terug wil. Het eerste ding wat ik doe na het aanschaffen van het toegangsticket, is me een paraplu kopen, zodat ik toch iets of wat droog blijf. Het Plitvicka Jezera National Park is opgedeeld in 3 delen, waarvan het middelste deel één groot meer is en de 2 andere delen bestaan uit kleinere meren, die door middel van watervallen met elkaar verbonden zijn. Het zelfde principe van het Krka national park, maar dan met meren in plaats van een rivier en op veel grotere schaal. Zoals in het Krka NP ontstaan de watervallen door opname van mineralen door mossen die daardoor verstenen en een poreus gesteende, travertijn genoemd, vormen. Wij kennen het onder andere van de verwerking tot vloertegels. Laag na laag vormen deze mossen barrières waardoor het water steeds andere wegen zoekt, maar ook op de bodem van de meren zet dit gesteente zich af, waardoor de bodem hoger komt te liggen en de eerdere barrières weer overspoelen en er watervallen over de travertijn trappen worden gevormd. Dit gebeurt al eeuwen zo en is een doorgaand proces, dus verandert het park eigenlijk constant.
Tot zover de wetenschap achter de natuurfenomenen in het park. Ik bestudeer de plaatselijke informatie op de borden en vraag nog even na bij de parkrangers of wat ik wil doen mogelijk is en na hun bevestiging vat ik de wandeling aan. Of beter gezegd ik wandel 100m naar de bushalte waar een tot treintje omgebouwde unimog klaar staat om mij en andere bezoekers van Ulaz (ingang) 2 naar Startpunt 4 te brengen, dit heeft het voordeel dat ik de meren stroomafwaarts volg en er dus meestal afgedaald wordt in tegenstelling tot wanneer je de tocht andersom start. Ik wordt afgezet aan het Ciganovac meer en wandel langs de oevers richting Okrugljak meer, in het kristalheldere meer zie je naast de vele vissen ook de lugubere geraamtes van bomen en takken die ook bedekt zijn met travertijn in de loop der jaren. Beide meren zijn, zoals reeds gezegd met elkaar verbonden door watervallen en stroomversnellingen, en de eerste waterval is er al eentje van formaat om mee te beginnen. Gedeeltelijk over zandpaden die nu wat modderig zijn en gedeeltelijk over gladde houten plankieren volg ik nu eens de ene dan weer de andere oever van de meren, het Okrugljak meer gaat over in het Veloko (grote) meer en de watervallen die over de trappen ruisen en tussen de bomen en struiken en zelfs het gras tevoorschijn springen, zijn prachtig om te zien ondanks het grijze weer. De paraplu doet goed dienst en houdt me verrassend goed droog (er is weinig of geen wind) en daardoor ook goed warm. Later vraag ik me waarschijnlijk af waarom ik zoveel foto’s van watervallen getrokken heb, maar ter plaatse is elke reeks weer anders. Het is hier een stuk drukker dan in eender welk ander nationaal Park dat ik al in Kroatië bezocht heb, met vooral ook veel Japanse (of toch Aziatische) toeristen. Ook de meren op zich zijn mooi om te bekijken met hun rietkragen, het glasheldere water en hun kleur die naargelang temperatuur, veel of weinig regen, en nog vele andere factoren kan variëren van turkoois naar staalgrijs of smaragdgroen zoals ze nu zijn. Ik wandel verder langs het Galovac en Gradinska meer in een s-vormige methode zodat ik afwisselend op de rechter en dan weer op de linker oever loop.
Sneller dan ik had verwacht bereik ik Startpunt 2 (waar ik oorspronkelijk het treintje nam) en stap daar op de boot die me over het Kozjak meer (deel 2 van het park) naar het derde deel brengt. Daar lunch ik snel met een kippenburger en frietjes en ga dan op weg langs de route, die deze keer wel omhoog loopt, naar enkele uitkijkpunten hoog boven de canyon waar de kleinere meertjes hier in liggen. Van hierboven heb je een uitzicht in vogelperspectief en een groter panorama over het ganse stelsel van stroomversnellingen en watervallen tussen de meertjes. Ondertussen is het volledig gestopt met regenen, die overigens alleen tijdens de overtocht met de (overdekte) boot echt hevig was en voor de rest een beetje miezeren, en doet de paraplu als wandelstok dienst. Het laatste uitzichtpunt is meteen ook het meest spectaculaire met zicht op de hoogste waterval van Kroatië (Veliki Slap = Grote waterval) met zijn 76m een prachtig zicht. Via een in de rotsen uitgehakt pad daal ik af naar de bodem van de canyon en de voet van de waterval. Van hieruit krijg je nog meer mee van de kracht van de waterval en de opstijgende waternevel, die er in slaagt me natter te maken dan de regen van de ganse dag. Ik volg nu de canyon in tegenovergestelde richting en heb de watervallen nu op ooghoogte, op sommige plaatsen is het pad overspoeld, maar meestal liggen er daar tijdelijke plankieren, toch zijn er enkel stukjes waar je van steen tot steen moet springen om droog over het enkeldiepe water te raken. In d wanden van de canyon zijn er hier en daar ook grotten, waaronder eentje waar je door de grot naar boven op de canyonwand kan. Omdat ik al boven was (aan de overkant weliswaar) houd ik het op een kortere klim tot een grot halverwege de wand. Deze meren zijn ook een vogelparadijs, je hoort ze overal kwetteren, maar de meest zichtbare zijn toch wel de eenden, waarbij de mannetjes mooie tekeningen en kleuren hebben met een felgroene hals en feloranje poten, terwijl de vrouwtjes overheersend bruin van kleur zijn. Overal klinkt ook het gekwaak van kikkers, waar de watervallen ze niet overstemmen tenminste, voorts fladderen er ook heel wat vlinders en libellen rond. Via achtereenvolgens het Kaluderovo-, Gavanovac-, en Milanovac meer kom ik opnieuw aan het Kozjak meer, juist op tijd om de boot terug te nemen. Ondertussen is zelfs de zon van de partij. Vervolgens nog een korte overzet richting Startpunt 2 en nog een venijnig klimmetje richting receptie en parking en ik kan de campingeigenaar een seintje geven dat hij me kan ophalen.
Zoals aangekondigd is hij 3 minuten later ter plaatse en zo sta ik om 15u00 opnieuw aan de camper. Eigenlijk had ik er reeds rekening mee gehouden van hier nog een 2e overnachting te moeten nemen, maar gezien het wandelen zo vlot is verlopen, kan ik de 150km die nog op de planning staan nog wel overbruggen, moest ik de snelste route nemen, is het trouwens maar een goede 90km, maar een mens wil nog wat zien onderweg. Het rijden gaat zeer vlot en ik krijg zowat alle weertypes over me heen, van warm en zonnig tot stortbuien en een heus onweer met felle bliksemschichten, maar het vordert goed en ook het landschap is wisselend. Ik rijd door bossen, langs alpenweiden en stukjes agrarisch gebied. In Ogulin stop ik bij het 16e eeuwse Duklakasteel, dat boven op de Duklakloof gebouwd is, de naam zou volgens de legende komen van een adellijke dame die in een wanhoopsdaad de kloof in sprong na de dood van haar geliefde. Ik rijd opnieuw verder, tank de wagen nog een keer vol en mis op één of andere manier de Vrajzi Prolaz (de duivelsafgrond), een kloof die op sommige plaatsen maar 2 meter breed zou zijn. Wanneer ik uiteindelijk tot de conclusie kom dat er iets niet klopt, ben ik er blijkbaar al 28km voorbij. Een reden om nog een keer terug te komen zullen we maar zeggen. Naarmate ik mijn eindbestemming nader sluit ook het wolkendek zich weer en begint opnieuw te regenen, de laatste 10km stuurt de gps me door enkel smalle wegels en ik begin te vermoeden dat de camping (volgens alle campinggidsen en sites die ik raadpleegde, zowat de enige in de regio) maar een magere bedoening zal zijn. Groot is dan ook mijn verbazing als ik de laatste kilometer weer op een “normale” weg terechtkom en Camp Slapic in Duga Resa een moderne, mooie uitgeruste camping blijkt te zijn, met als extraatje een restaurant, wat niet verwacht was. In het gezelschap van enkele Nederlandse en Duitse koppels eet ik (een deel van) een enorme codon blue met aardappelkroketjes.
Woensdag 30 april
Vanmorgen na mezelf vertrekkensklaar gemaakt te hebben, eerst nog maar even de tanks leeggemaakt en bijgevuld, gezien de kans op een overnachting buiten een camping in dit deel van Kroatië niet ondenkbaar is. Vooral Slavonië staat nog niet echt op de toeristische kaart, afgezien van enkele schuchtere pogingen. Mijn route brengt me echter eerst nog naar Karlovac waar ik echter geen spoor vind van het Dubovac kasteel, wel een gedenkteken op het centrale plein, Trg Bana Jelacica voor de slachtoffers van de pestepidemie uit 1671 net( als het franciscanenklooster en de kerk van de heilige drie-eenheid. De National Geographic reisgids helpt me ook al niet veel vooruit, gezien daar alleen in vermeld staat, dat het “net buiten de stad” staat. Maar erger, als ik mijn digitale Lonely Planet gids erop wil nakijken, start mijn tablet ( nog geen jaar oud), niet meer op, ik probeer nog een paar keer maar het ding blijft zo dood als een pier. Nochtans werkt die gisterenavond nog perfect. Nu heb ik de reisgidsen nog wel op mijn laptop, maar van de e-books heb ik geen back-ups en hoe dat met de aangekocht apps zit, zal ik nog moeten zien, als het ding niet kan hersteld worden. Karlovac is tevens de stad van de Pivo bierbrouwer, maar als ik richting Jastrebarsko verder rijd kom ik regelmatig bordjes tegen die verwijzen naar de wijnroute van Plesivica. Voor de rest is de stad niet interessant en trek ik gewoon verder naar Samobor waar er een ruïne te bewonderen valt van een 13e eeuws kasteel op de heuvel waartegen het stadje aanleunt. Veel is er niet van over, de moeite niet waard om er naar toe te klimmen. In plaats daarvan gaat het richting Zagreb, op de camping heb ik gisterenavond een zeer bruikbaar plannetje van de stad meegekregen met de parkings erop en tevens een uitgestippelde wandeling door de bovenstad (Gornji Grad) en de benedenstad (Donji Grad), dat vrijwel overeenkomt met dat in mijn NG reisgids en zowat de belangrijkste bezienswaardigheden in het centrum aandoet.
Ik parkeer de camper op een zeldzame beschikbare plaats aan het Mazuranic plein, dat op de uitgestippelde route ligt en steek 12 kuna in de automaat voor de maximum parkeertijd van 2 uur. Aan het plein ligt al een eerste van de pompeuze gebouwen van de stad, dat momenteel het Volkenkundig museum huisvest, maar eens een paleis was. Ook in de zijstraten vinden enkele andere musea vinden onderdak in gebouwen met mooie gevels en op het Maarschalk Tito plein staat het bombastische gele Kroatisch Nationaal theater, een Neobarok gebouw uit 1895, zeg maar een kasteel! Voor het theater een fontein genaamd de levensbron, met gebeeldhouwde mensen die in een waterput kijken. Ik wandel verder tot op het bloemenplein, waar dus, je raad het al, bloemenstandjes staan en dat tevens een verkeersvrije zone is. Van hieruit gaat het naar het Jelacicplein met een ruiterstandbeeld en weer enkele prachtige gevels voorzien van mooie ornamenten, sierlijke balkons en mooie kleuren. Een straatkunstenaar beeld er een mooi reliëfschilderij uit. Via de stenen poort, de enige van de stadspoorten die bewaard bleven (wegens een altaarstuk van een Mariabeeld dat ongedeerd gevonden werd na een brand, nu te vinden achter een prachtige smeedijzeren hekwerk) wandel ik voorbij een beeldhouwwerk van St. Joris en de draak en het Jezuïetenplein naar de Lotrscaktoren, één van de wachttorens die deel uitmaakten van de versterking van de stad en kom bij de funicular (het tandradtreintje dat de beneden- met de bovenstad verbind). In elke straat zijn er wel weer enkele gebouwen die duidelijk voorheen paleizen waren, soms mooi gerestaureerd, andere in verregaande staat van verval. Ik kwam al enkele kerken tegen, maar de St. Marcuskerk op het gelijknamige plein, valt toch wel heel erg op met zijn felgekleurde dakpannen waarin het wapen van de stad en van Kroatië uitgebeeld worden. Rond het plein staan onder andere het Kroatische Parlement, en het Paleis van de Ban, nu de kantoren van de president. Via het atelier van Mestrovic, Kroatiës bekendste beeldhouwer, waar ik door een open poort een blik op het binnenplein met moderne standbeelden kan werpen, keer ik terug richting benedenstad. Via nog maar eens een Mariakerk gaat het over het Dolacplein waar de markt stilaan opkraamt, door het Skalinkastraatje dat volledig ingenomen wordt terrassen in terrasvorm oplopend naar het plein met de grootse kathedraal en het Bisschoppelijk Paleis. Deze plaatst alle andere kerken hier letterlijk in zijn schaduw. Ik wandel terug naar het Jelacicplein en van daaruit recht naar beneden voorbij het Archeologisch museum aan het Zrinjevac plein, zo naar het Strossmayerplein met de academie voor Kunst en Wetenschap dat ook weer in een fraai gebouw gevestigd is. In de verte zie ik achter het Kunstpaviljoen nog het standbeeld van Koning Tomislav op het naar hem genoemde plein staan, maar ik moet hier naar rechts om op tijd terug bij de camper te zijn voor de parkeertijd verloopt. Ik kan het toch niet laten ondereg nog enkele foto’s te nemen van prachtige detail van sommige gevels.
Daarmee zit mijn rondje Zagreb er op en verlaat ik de stad richting Velika Gorica, naar Lekenis en vervolgens Sisak. Het is nu volledig gedaan met de heuvels en bergen en ik rijd door een vlak landschap. Dit blijft voor 90% van Slavonië zo trouwens. In Sisak ga ik op zoek naar het Fort van Sisak, en vind dat uiteindelijk naar vruchteloos bordjes volgen, op de kaart, maar geraak er maar niet in de buurt door halfslachtige wegomleggingen. Waneer ik het eigenlijk al opgegeven heb en de stad uit rijd, stoot ik op het juiste bordje dat me dan toch aan het driehoekige fort brengt, met op elk van de hoeken een ronde toren. Het ligt mooi aan de samenkomst van 2 rivieren en na een wandeling er rond gaat het dan naar het dorpje Čigoč in het Natuurreservaat Lonjsko Polje. Tussen de moerassen door laveer ik over kleine wegels langs eeuwenoude houten huizen, soms wel 200 jaar oud. En alle ongeveer van het zelfde type, smal, hoog en met een buitentrap naar het 2e verdiep met een overdekte overloop. Sommige nog in bewoonde staat, andere half ingestort en overgroeid door planten, waar de natuur er opnieuw bezit van neemt. Maar soms even knap als de stenen paleizen in de steden. Ik moet nu op zoek naar Camping/ Pension Tradicije Cigoc, waarvan ik geen coördinaten heb en alleen een flauw vermoeden van het juiste adres, maar wonderbaarlijk genoeg vind ik het eigenlijk zonder enige moeite. Het complex is gevestigd in één van die gerestaureerde houten woningen en heeft als kroon op het werk een bewoond ooievaarsnest op het dak en een tweede op een paal in de tuin. Ik wordt er als eerste begroet door een border collie waarna al snel de eigenaars opduiken. Ze sturen me naar de tuin die ingericht is als camping en ik ga nadien nog lekker wat in het zonnetje zitten met een glas Pivo. Rond 7u ga ik dan binnen om te eten en kies voor een hertengoulash met pasta en brood, voorafgegaan door een lentesoepje en afgerond met een ijsje. Ondertussen is het een beetje beginnen onweren, maar vooralsnog blijft het droog. Op de achtergrond klinkt er een koor van kikkers op uit het beekje achter de tuin.
Donderdag 1 mei
Vanmorgen begon nochtans goed, het zonnetje was aanwezig en ik lag nog wat te soezen, terwijl het water opwarmde van de boiler, toen ik plots het geluid hoorde van een waterdarm die het begaf. Nu ken ik dat geluid maar al te goed want het is een steeds weerkerend probleem, waarvoor ik nog geen oplossing heb. Een deel van de bestaande inox leidingen werd gekoppeld aan plastiek waterdarmen bij de verbouwing van de unit en na verloop van tijd door inwerking van warmte en schokken van de camper, willen die leidingen wel een keer loskomen. Een uur van gevloek en getier om de koppeling terug in orde te krijgen, waarvoor de halve keukenkast en badkamer dient afgebroken te worden, alles terug te drogen en op orde te zetten, maar om 10u kan ik toch de baan op. Zoals gisteren rijd ik door het Lonjsko Polje Natuurreservaat, een beschermd moerasgebied waarin vele vogels broeden met de ooievaars op kop. Die hebben tenminste vannacht hun bek gehouden, want ze kunnen nog al klepperen tegen elkaar op. Ondanks het park wordt er hier toch veel aan landbouw gedaan en ik blijf ook de houten huisjes tegenkomen. In Kratecko stop ik om een foto te nemen van een veerpontje dat de rivier de Sava over steekt, ik sta daarbij achter een VW golf van de laatste generatie die niet gezien heeft dat ik gestopt ben en pardoes tegen de camper rijd! Het is vandaag blijkbaar één van die dagen … . De schade blijft beperkt tot een kapot achterlicht, dat ik met ducktape fixeer zodat het nog op zijn plaats blijft tot de terugkeer thuis (heb ik ineens een reden om die rotlampen te vervangen, waarmee ik steeds problemen heb met slechte contacten, natuurlijk als je op punt staat van naar de Technische controle te gaan).
In Krapje staan nog meer van die typische houten huizen, sommige leeg en overgroeid of half ingevallen , anderen oud en een beetje krakkemikkig maar nog bewoond, weer andere mooi gerestaureerd en tenslotte nieuwe huizen in de oude stijl gebouwd. Ik blijf de Sava volgen tot in Jasenovac wat voor Kroatië is wat Buchenwald in Duitsland, een voormalig concentratiekamp uit de 2e WW geleid door de nazi gezinde Ustasa (nationalistische marionettenregering onder de bezetting). Het kamp zelf werd na de oorlog volledig ontbonden en er staat nu een informatiecenter, een oude trein zoals deze waar de slachtoffers (hier meestal Serviërs, Roma, Joden en dissidente Kroaten) mee werden aangevoerd, naar schatting tussen de 60.000 en 700.000 mensen, en een groot herdenkingsmonument in de vorm van een geopende tulp. Kleine heuveltjes geven de belangrijkste onderdelen van het voormalige kamp aan. Ik verlaat nu de Sava rivier en het Natuurreservaat en laat daarmee ook de typische huisje achter mij. In de plaats duikt er een ander fenomeen op, naast de vele verlate huizen die je hier ook nog steeds ziet, zijn er ook heel veel huizen waar je de kogelinslagen van tijdens de burgeroorlog van 2 decennia geleden nog ziet. Het lijkt wel of de mensen hier een statement willen mee geven: je hebt huizen waar de gaten gewoon open gelaten zijn, dus hele gevels met inslagen er in, ander waar de gaten bepleisterd zijn met een contrasterende grijze pleister zodat je nog steeds ziet waar de inslagen ooit waren, als of men wil zeggen van dit nooit te vergeten, en dan de huizen die volledig hersteld werden en deze die hersteld en in hyper vrolijke kleuren werden geschilderd, warm rood, citroengeel of lila met muntgroene kozijnen, alsof ze willen zeggen, dat ze die nare tijden achter zich gelaten hebben. Voor hetzelfde geld zit er natuurlijk helemaal zo geen diepe gedachten achter.
Was het gisteren al zo goed als de hele dag goed weer, vandaag is het de ene moment T-shirt weer, maar dan daagt er een onweersbui op en klettert de regen genadeloos neer. Tijdens een van die buien, zie ik in een dorpje een afslag redelijk laat en als ik rem en afdraai, schuift de camper gewoon rechtdoor en mist op een haar na een rode Peugeot 205, neen het is echt mijn dag niet vandaag! De rest van de dag gedraagt de camper zich normaal, dus ik vermoed dat er wat vettig gedoe tussen het water op de weg zat in het dorpje. Onderweg valt er niet veel te beleven, het wordt iets heuvelachtiger met wat hellingen en afdalingen van rond de 6% en eentje van 9%, maar niets spectaculair, het is vrij rustig op de baan en ik zie vrij veel kinderen buiten spelen, pas dan valt mijn euro dat het vandaag 1 Mei is en dus een verlofdag. Het duurt vrij lang voor ik eindelijk een plaatsje vind waar ik kan stoppen om wat te eten, omdat de wegen hier meestal langs beide zijden geflankeerd wordt door grachten, zodat je niet zomaar even langs de kant van de weg kan gaan staan. Maar in Nova Gradiska vind ik een plaatsje op het dorpsplein onder de lommer van de bomen. Sinds ik Lonjsko Polje heb verlaten heb ik schier geen enkele auto met buitenlandse nummerplaten meer gezien en het duurt nog tot in Dakovo voor ik weer enkele Duitse nummerplaten zie. In dit stadje strek ik de benen even met een wandeling naar de Kathedrala Sv. Petra i Pavla, een enorm bouwsel in rode baksteen waarvan je de torens al van ver buiten het stadje ziet bovenuit priemen. Naast de 2 torens van 84m hoog heeft de kerk ook nog een groot koepelvormige dak, een beetje overmaats dit gebouw voor de omvang van het stadje. Er vlak naast staat het Bisschoppelijk Paleis dat er ook mag wezen, het is nog steeds de hoofdzetel van het bisdom. Tegen de tijd dat ik terug bij de camper kom is het ijsje dat ik onderweg aanschafte op en kan ik weer verder. Ik ben ondertussen al verder dan in de planning voorzien, maar dat verwacht ik al en gezien er hier zo goed als geen toeristische infrastructuur is, zie ik wel waar ik uitkom.
Ik bereik Vukovar rond een uur of half 6, een beetje laat om de stad nog te bezoeken, maar vraag alvast aan de Policia of zij hier een autocamp weten, dat is er niet dus (zoals ik al wel wist natuurlijk), maar ik mag hier gerust op de parking overnachten als ik dat wil laten ze me nog weten. Ik kies er echter voor richting het Kopacki Rit Natuurpark te rijden, waar er volgens mijn wegenatlas een camping zou zijn. Een adres en of het wel of niet open is weet ik niet, maar het is het proberen waard, gezien dit toch voor morgen op de lijst staat. Ik wordt nog geplaagd door een omleiding tussen Vukovar en Osijek maar ben rond 19u in het dorpje Kopacevo, waar er inderdaad een Autocamp blijkt te zijn. De uitbater is er niet maar bevriende buren geven me toegang en zullen morgen afrekenen, de douches werken niet, maar er is elektriciteit en ik sta hier lekker rustig met op de achtergrond wat folkloristische muziek van één of andere 1 Mei viering. Een wandeling naar het restaurant even verderop levert niets op (feestdag nietwaar) en dus keer ik maar weer terug om zelf een potje te koken. Tenslotte sluit de dag nog af met een positieve noot: de tablet is in orde, het probleem is de voedingskabel die slecht contact geeft, waardoor het ding zo goed als volledig ontladen was.
Vrijdag 2 mei
Gezien Autocamp Familiy meer een grasperk om op te staan met elektriciteit is, vanmorgen maar gebruik gemaakt van mijn eigen faciliteiten. Toch gemakkelijk als je daar op kan terug vallen. Daarna is het enkele 100-den meters rijden naar de ingang van het Kopacki Rit Natuurpark, waar ik eigenlijk evengoed op de parking had kunnen overnachten, zonder elektriciteit dan. Ik boek er de boottocht van 10 u en wandel vervolgens de kilometer via het natuurpad naar het vertrekpunt, langs riviertjes met rietkragen en kom zowaar voorbij het dorpje Kopacevo waar ik overnacht heb. Alle andere toeristen die aan boord stappen (met een half uur vertraging overigens) zijn Kroaten en Hongaren en misschien Slovenen en de gids belooft zijn best te doen in het Duits. Als laatste (en de reden van het oponthoud komt er een bus schoolkinderen onder begeleiding aan boord. Vanaf de start ratelt de gids aan één stuk door en ik ben al lang blij dat hij vergeet van dat ook in het Duits te doen. De eerste vogels die we in het zicht krijgen zijn enkele bomen op een eilandje die vol met aalscholvers zitten, ze nesten er zelfs in en maken een hels kabaal dat je al van ver hoort. Ik dacht Aalscholvers hun nesten op kliffen bouwden, maar hier niet dus, zou ook moeilijk kunnen gezien er geen kliffen zijn natuurlijk. Deze moerassen staan in verbinding met de Donau en dus kan ik eigenlijk zeggen dat ik daar op gevaren heb. Terwijl de gids (in welke taal dan ook) blijft doorgaan, met een luidsprekersysteem dat gelukkig niet veel voorstelt, geniet ik volop van de schoonheid van deze wetlands. Gezien ze over land onbereikbaar zijn en voorts zo drassig dat niemand erop komt, blijven ze onaangetast. Je ziet aan de bomen hoe hoog het water er soms staat, er hangt gras tot halverwege hun stam. Voorts gras tot op heuphoogte en een weelde aan gele bloempjes. Eindelijk zie ik ook een reiger en wat verder dobberen nog wat eendjes rond. Als we op het halfuut omdraaien komen we nog enkele reigers tegen, waarvan eentje juist een maaltje gevangen heeft. De gids laat een gewei van een of andere hertensoort zien, dus ik veronderstel dat die hier ook ergens rondlopen. Wanneer we opnieuw voet aan land zetten, keer ik via de verharde weg naar de camper terug en ga op zoek naar de ruïne van een kasteel dat echter onvindbaar blijkt.
Dan maar verder, of eigenlijk terug, naar Osijek, waar ik bij het binnenrijden van de stad eerst stop bij enkele half ondergrondse gewelven waarop een kapelletje ter nagedachtenis van de slachtoffers van de Servisch agressie gebouwd werd. Aan de andere kant van de rivier ligt de vrda Citadel, ik parkeer de auto aan de muren ervan en wandel er binnen. De vesting die beperkt is in grootte heeft enkele mooi gebouwen, vooral aan het centrale plein waar er een zuil voor de slachtoffers van de pestepidemieën uit lang vervlogen tijden staat. Ook een deel van de stadsmuren staat er nog met daarin de Vodena Vrata stadspoort. Best mooi om een keer door te wandelen, maar op zich niet zo indrukwekkend als de steden die ik aan de kust bezocht. Ik koop me bij een pekarna (een bakker) 2 worstenbroodjes en eet die in de camper op. Tenminste dat was de bedoeling, maar na het eerste broodje wordt ik weggestuurd door iemand die wat lijkt op een parkeerwachter, blijkbaar sta ik op de plek waar de tourbussen hun passagiers moeten afleveren. Dan maar verder het centrum in op zoek naar de Petrus & Pauluskerk, wat niet zo moeilijk zou moeten zijn, gezien ze met haar 90m hoge toren de tweede hoogste torenspits van Kroatië heeft, na die van Zagreb. Ik stop nog een paar keer snel voor wat foto’s van knappe gebouwen, enorme Barokke villa’s langs de weg in de stad en kom dan inderdaad aan de kerk. Hier neem ik een parkeerticket en wandel tot aan het pleintje waar de kerk staat. De toren heeft ietwat andere vorm dan de meeste andere en is trapsgewijs opgebouwd naar een smalle spits in plaats van een rechthoekige toren. Binnenin zijn er heel wat mooi glas in rood ramen met kleurige afbeeldingen en fresco’s geschilderd door de beroemde Kroatische kunstenaar Mirko Racki. Op het plein dat aar hem genoemd is, staat het standbeeld van Ante Starcevica, ook wel de vader van Kroatië genoemd, hij was politicus en schrijver. Ook rond het plein enkele interessante gebouwen, maar daarmee heb ik het wel gezien en wandel opnieuw naar de camper. Gezien mijn parkeertijd nog geldig is, maak ik er gebruik van om hier het 2e worstenbroodje op te eten.
Daarna is het tijd om te vertrekken naar Ilok, via Vukovar, en ditmaal zijn er 2 omleidingen op die route, maar deze keer laat ik me niet vangen en rijd ik ineens rond, waarbij ik grotendeels de Servische grens volg. Eens Vukovar door kom ik bij de beruchte watertoren, deze werd na de burgeroorlog niet neergehaald of hersteld, maar gewoon in de staat gelaten waarin hij was, beschadigd door kogels en granaatinslagen. Ondanks dat ik reeds vele door de oorlog beschadigde huizen zag tijdens deze reis, is de watertoren toch indrukwekkend. Even verderop is er nog een groter symbool, de grootste massabegraafplaats opgericht sinds WW2, maar deze besluit ik na terugkomst uit Ilok te bezoeken. De Stari Grad (oude stad) van Ilok blijkt een heel stuk kleiner dan ik had gedacht, als je het kasteel dat gedeeltelijk gerestaureerd is en onder andere een restaurant, een hotel en het stadsmuseum bevat, en het Franciscanenklooster en de kerk gezien hebt ben je zo ongeveer rond. En dus gaat het vervolgens opnieuw richting Vukovar. Voor het Vucedol museum is het te laat, maar de begraafplaats is nog toegankelijk en ik moet zeggen, waren de watertoren, de half ingestorte huizen en de van kogelgaten voorziene gevels al indrukwekkend, dit kan tellen als symbool van de waanzin. Rijen grafzerken, allen dezelfde vorm, allen uit dezelfde steensoort en allen als sterfdatum tussen augustus en november 1991, vooral mannen, jong en oud met onder de naam, de geboorte- en overlijdensdatum, en de vermelding “Hravtski Branitelj” vrij te vertalen als “Beschermer van Kroatië”, dit zijn de niet gevluchte inwoners van de stad Vukovar die als ongetrainde burgermilities weerstand boden tegen de Servische getrainde militairen en maanden volhielden tot de stad op 18 november uiteindelijk in Servische handen viel, en de nog aanwezige inwoners verschanst in het ziekenhuis als honden werden afgemaakt, alvorens het Rode Kruis hen zoals afgesproken werd kon evacueren. Daarnaast staan er nog eens honderden witte kruisjes zonder naam in 2 velden, voorafgegaan door een herdenkingsteken met de eeuwig brandende vlam. Je krijgt de rillingen over je rug als je er rondwandelt.
Enkele kilometers verder ben ik dan in het centrum van Vukovar, dat in diezelfde periode platgebombardeerd werd, maar grotendeels herbouwd werd op enkele symbolische gebouwen na. Onder de wel gerestaureerde gebouwen het Kasteel Eltz, het Franciskanenklooster en enkele andere mooie paleisachtige gebouwen op dezelfde weg. Voor de rest is de stad echter net als elke andere stad en niet echt bezienswaardig, gezien zijn recente geschiedenis is er ook niet echt sprake meer van een oude binnenstad. Ik ga nog maar een keer langs bij de politieagenten op de parking waar ik ook al gisteren was en krijg wederom de bevestiging dat ik hier kan overnachten, op mijn vraag hoe ik dat doe met de betaling van de parking, krijg ik het vreemde antwoord, dat zolang ik in de auto blijf, niet hoef te betalen. Een vreemde logica, die ik me al zie uitleggen aan de parkeerwachters als ze langskomen. Ik blijf er tot 19u00 staan en ga dan een hamburger met frietjes eten in de omgeving, zoek nog een ijskraampje voor het dessert en keer naar de camper terug. Er speelt al een tijdje een gedachte door mijn hoofd, de begraafplaats waar ik daarnet was, heeft een rustige parking een eind van de baan en uit het zicht, waar ik geen last heb van het voorbijrazende verkeer, en overijverige parkeerwachters. Er staat nog één auto, ik veronderstel een conciërge, maar die maakt geen opmerking als hij ronde half tien vertrekt en dus denk ik dat het wel goed is.
Zaterdag 3 mei
Na een heel rustige nacht kwam vanmorgen de policija even de parkeerplaats checken en reed weer door, na een goede warme douche en ontbijt was ik al om 8u klaar voor vertrek. Toen ik vanmorgen nog even de digitale lp reisgids doornam, merkte ik daarin nog een oorlogsmonument enkele kilometers van hier, het Ovcara Memorial. Dit is de hangaar waar de 200 slachtoffers uit het hospitaal werden heengebracht en gemarteld en geslagen. De hangaar staat er en is vreemd genoeg een onderdeel van een werkend landbouwbedrijf. Maar de enige die me komt begroeten is een lieve, goed verzorgde Duitse herder die er los rondloopt. Op de deur staat vermeld dat het open gaat vanaf 10u, maar of dit ook in het weekend het geval is, is niet duidelijk. Uit de gids weet ik dat er foto’s van de slachtoffers op de muren worden geprojecteerd en er in het midden een enkele brandende kaars staat. Daarvoor hoef ik hier geen 2u te wachten. In plaats daarvan rijd ik nog 1,5km verder naar het korenveld waar de 200 personen uiteindelijk vermoord werden. Hier staat een zwart marmeren gedenksteen, met een gestileerde vogel eruit gekapt met een Kroatische tekst die naar alle waarschijnlijkheid de slachtoffers herdenkt. Aan de steen verschillende rouwkransen, bloemen en potjes met brandende kaarsen. Aan een perkje met struikjes staan nog enkele gedenkstenen met Paternosters, bloemen en kaarsen. Omdat ik er toch opnieuw voorbij moet, sla ik nog een keer af naar het Vucedol museum, om te zien om welk uur dit open gaat, maar begrijp dan waarom in de Lp-reisgids geen gewag wordt gemaakt van het museum: het ding is nog steeds niet af, erger nog het ziet er uit of alle werken zijn stilgelegd, volgens de NG reisgids moest het al eind 2012 open gegaan zijn. Ook een bar-restaurant een beetje lager aan de oevers van de Donau ziet er vrij recent maar verlaten en reeds vervallen uit. Alsof er grootse plannen waren die uiteindelijk niet doorgingen. Met de parking van het Ovcara Memorial en hier aan de oevers van de Donau vind ik trouwens nog 2 geschikte plaatsen voor een overnachting, moest er iemand deze kant op komen, al zijn ze dan niet zo mooi als deze van het oorlogskerkhof.
Nu zeg ik definitief vaarwel aan deze regio en keer ik terug noordwaarts , het wordt een lange dag vandaag waarbij ik zo mogelijk de route van 2 dagen in één keer ga rijden, omdat er onderweg sowieso bijna geen bezienswaardigheden te vinden zijn, erger nog op het Papuk Natuurreservaat na staat er van deze hele regio van midden Slavonië niets in de gidsen vermeld. En dat kan vrij goed kloppen want het grootste deel blijkt landbouwgebied te zijn. Wat ik hiervan vooral zal onthouden zijn overal de nog steeds in puin liggende huizen, in sommige dorpen zelfs één op de twee, met weinig mensen (maar dat kan ook het weer zijn, dat niet zo best is) in deze dorpen. Toch één bezienswaardigheid onderweg, juist voor het Papuk Prirode Park ligt bij het stadje Orahovica Ruzica Grad, een van 11 middeleeuwse ruïnes die blijkbaar hier in de omgeving moeten te vinden zijn. Jammer genoeg is dat alles wat ik er van weet. Een toegangsweg ernaartoe vind ik niet, en de berg opklimmen in deze omstandigheden, waar het wachten op regen is, vind ik ook geen optie, zeker gezien de NG gids waarschuwt voor vallende stenen op die route. Dan maar een kijkje nemen bij het Sv. Nokolaj Klooster, te bereiken via een kilometertje onverharde weg in een verborgen vallei. Zelfs na het bezoek ben ik niet zeker van of dit nu al dan niet nog een actief klooster is, ja dan nee. Ik heb er niemand gezien, maar wel gezang gehoord dus ik vermoed van wel. Het kerkje binnen in het klooster is oud en de fresco’s half vergaan, maar straalt veel charisma uit.
Ik keer op mijn stappen terug en ga op weg naar het Papuk Prirode Park en wordt daar aangenaam verrast, niet zozeer door de weg, die ook onverhard met heel wat wasbordeffect blijkt te zijn, maar door een prachtige route door mooi mysterieuze mistige bossen. Dat laatste heeft natuurlijk alles te maken met het weer van vandaag, maar draagt wel toe aan de sfeer. Op een gegeven moment stop ik om een foto van een vreemd geërodeerde rotswand te trekken en merk aan de voet ervan een wandelpad, dat wat verder naar een knappe sluierwaterval blijkt te leiden. Mooi en volledig onaangekondigd. Als ik even later de afslag naar Jankovac neem, blijkt de wandeling van daaruit te vertrekken en via een lus weer aan te komen. Jankovac zelf blijkt uit slechts enkele gebouwen te bestaan, waarvan er eentje blijkbaar een café en misschien hotel/restaurant is. Doch het ligt er verlaten bij, waarschijnlijk nog gesloten voor het seizoen. Wat wel toegankelijk is, zijn de wandelpaden waarvan er eentje in 8-vorm rond 2 kristalheldere meertjes loopt die klaarblijkelijk ook de bron van de waterval verderop vormen. Ik wandel er rond langs de rietkragen en kom wel 3 hagedissen tegen die volledig zwart zijn met helle gele vlekken. Eens rond gaat het me de camper richting Velika wat me al bij al toch zo’n 20km onverharde weg heeft gekost waarbij je vullingen los komen te zitten, maar echt wel prachtig om te doen. De aankomst in het stadje is dan ook een abrupte overgang van natuurpark naar steengroeve, waar ik tussen twee afgravingen tussen door moet. Ondanks dat het zaterdag is, is de groeve trouwens wel in bedrijf.
Met de wandelingen heb ik de lunch overgeslagen, of eigenlijk omgezet in chocoladekoekjes, en gaat het weer verder door landbouwgebied. Naast de al genoemde ruïnes van huizen, zijn er ook veel waar aan verbouwd of nieuw gezet zijn. Dat lijkt altijd in een 3-tal fases te gebeuren, eerst wordt het huis gebouwd of hersteld met snelbouwsteen (soms is de benedenverdieping al bewoond terwijl er bovenop nog verder gebouwd wordt), vervolgens vermoed ik dat de muren moeten uitdrogen (niet bij dit weer echter!), alvorens ze bezet worden en als dit op zijn beurt uitgedroogd is, worden ze geschilderd, meestal in pastelkleuren en enkele in zeer helle kleuren waar de vrolijkheid van afspringt. Knal oranje, vuurrood, helblauw, citroengeel, avocadogroen, je ziet het allemaal. Het weer wordt van kwaad naar erger, naast de regen komt nu ook de wind zijn duit in het zakje doen, het wordt een kwestie van het stuur goed in handen te houden, of je waait zo van de baan af. Het is hier blijkbaar al een tijdje zo slecht, want de riviertjes stromen buiten hun oevers en enkele keren moet ik zelfs doorwadingen doen van enkele centimeter diep. Het is me ook al snel duidelijk dat deze regio niet bepaald op de prioriteitenlijst van de Kroatische regering staat qua wegennet, want die zijn er erbarmelijk aan toe. Het lijkt een eeuwigheid te duren voor ik de 320km van vandaag afgemaald heb en ik ben dan ook blij van in het stadje Vrbovec aan te komen. Eerst maar even tanken, maar dan begint weer de zoektocht naar een geschikte overnachtingsplek, bij het binnenrijden stopte ik al even aan het kerkhof, en dat is zeker een optie, maar ik wil toch nog enkele andere bekijken. Na 2 rondjes door het centrum, merk ik plots het Restoran Hotel Buncic op en waag mijn kans, ik vraag aan de parkeerwachter of ik mits diner in het restaurant vannacht gebruik mag maken van de parking en dat blijkt helemaal geen probleem. Ik wordt verwezen naar de parking achter het hotel waar ook de bussen staan. De aangeschafte paraplu bewijst nog een keertje goede dienst om droog tot in het restaurant te geraken. Daar kies ik voor Dalmatische prosciutto met meloen gevolgd door steak in groene pepersaus en tiramisu als dessert. Hiermee kom ik de nacht wel door, al is het in een op de wind heen en weer wiegende camper.
Zondag 4 mei
Vandaag is het kastelendag, de wind die me de hele nacht door elkaar heeft geschut is nog steeds niet gaan liggen en neemt soms stormachtige proporties aan. Gelukkig is het wel droog, hopelijk blijft dat ook zo. Het warme douchewater was vanmorgen maar juist voldoende, raar want gewoonlijk kom ik gemakkelijk toe. Door het frisse weer staat de gasaanduiding trouwens al in de helft, omdat ik meestal ’s nachts de verwarming heb op laten staan op een iets lagere stand. En natuurlijk staat die niet de hele nacht te draaien, maar toch. Om 9u ben ik er dan mee weg, een uitstekend plekje die parking van Restoran Hotel Buncic! Ondanks dat er een feest aan de gang was in het hotel, zo goed als geen last gehad van lawaai, alleen toen de ongeduldige buschauffeur de feestvierders om 5u ’s morgens moest afvoeren en enkele keren claxonneerde om ze tot spoed aan te zetten.
Volgens de NG reisgids zou er in of rond het dorpje Križevci een eerste kasteel moeten te vinden zijn, maar ik vind er geen spoor van, geen erg, want er staan er nog genoeg op het programma! Regelmatig zie ik in de dorpen nog steeds ooievaarsnesten op hoge staken met een platvorm erop. De dieren blijven vandaag wijselijk ineengedoken op hun nest zitten, zodat ze amper zichtbaar zijn. Het wordt ondertussen ook weer bergachtiger en op een gegeven moment krijg ik een helling van 18% voorgeschoteld die me naar het dorpje Kalnik leid. Nog wat verder op de helling zie ik reeds de ruïne van het kasteel tegen de bergflank aankleven. Ik parkeer de camper en ga een kijkje nemen, er staan wel borden dat het wegens restauratiewerken in de ruïne niet toegankelijk is momenteel, maar gezien het zondag is en ik hier gans alleen ben, waag ik het er toch maar op. Heel veel is er niet meer over van de burcht, maar genoeg om er een romantische en herkenbare ruïne van te maken. De vesting kleeft echt tegen de rotswand en maakt gebruik van het natuurlijke reliëf voor de verschillend verdiepen. Eens ik het hoogste niveau bereik en dus op de bergkam kom, is het goed vasthouden want de wind blaast hier alles weg.
Ik keer terug naar de camper en zet koers naar Varaždinske Toplice, een badplaats, zoals er in deze regio heel wat zijn aan beide kanten van de grens (Kroatië en Slovenië). Ondanks dat ik geen waarschuwing kreeg van de Tomtom stuurt die me de berg over langs een onverharde weg die op sommige plaatsen meer een rivier dan een weg lijkt. 2x moet ik een kleine doorwading doen en ik kom uiteindelijk weer midden in een steengroeve uit waar graveel wordt gewonnen. Het Stari Grad van Varaždinske Toplice is vrij bescheiden met mooie fresco’s aan de poort, voorts zie ik in het dorp nog enkele oude badhuizen, die nog steeds in gebruik zijn, dit in tegenstelling tot de resten van de oude Romeinse badhuizen waar alleen nog wat fundamenten overblijven. Als ik bij het kerkje kom, is juist de zondagmis uit blijkbaar en stromen de inwoners naar buiten. Verder dan maar weer naar Varaždin een iets groter stadje dat ooit nog de hoofdstad was waardoor er heel wat paleizen te zien zijn. Maar eerst het kasteel, volledig wit bepleisterd met rode dakpannen en omgeven door een dikke aarde wal. Ik neem ook een kijkje op de binnenplaats en enkele gebouwtjes zoals de kapel waarin een aantal beeldhouwwerken, of delen ervan staan. Daarna wandel ik op mijn gemak door het centrum met zijn prachtige gevels met bas-reliëfs. Gezien het zondag is, zijn zowat alleen de cafés en restaurants geopend. Zelfs het insectenmuseum heeft de deuren gesloten. Ik neem dan maar genoegen met de buitenkant van het fraaie gebouw. Natuurlijk kan geen enkel stadje hier zonder een fameus aantal kerken, en ook hier is dat geen uitzondering. Op eentje ervan staat een zonnewijzer geschilderd en er staat een beeld van de Bisschop Grgur Ninski voor, die ik al in een nog groter formaat in Split zag en nog enkel dorpjes zag. Ik vind nog steeds dat die meer op een boze tovenaar lijkt dan op een bisschop. Ik wandel naar het Palaca Patacic-Puttar, voorbij het Nationaal Theater dat momenteel gerenoveerd wordt en er maar zielig bijstaat. Het Paleis is weer dan een en al bombastisch, in zijn zachtgele kleur. Ook enkele banken en de post zitten in prachtige gebouwen. Het kerkhof dat volgens de LP reisgids een knap staaltje van landschapsarchitectuur zou moeten zijn, lijkt me maar gewoontjes, misschien door het bezoek van het oorlogskerkhof in Vukovar?
Over de Drava rivier rijd ik naar Čakovec op zoek naar Kasteel Zrinski, het kasteel zelf is gesloten, en wordt gedeeltelijk gerenoveerd maar is toch wel de moeite waard. Van de vestingmuren blijft nog maar een deeltje over en ik parkeer de camper binnen de muren en neem eerst de tijd om te lunchen. De camper trekt weer heel wat nieuwsgierigen aan. Als ik even later een rondje om het kasteel maak en door het poortgebouw wandel, merk ik dat er buiten een schietwedstrijd met pijl en boog gaande is. 4km verderop is Kasteel Festetic gerecycleerd als school, vooral de toren is indrukwekkend. Ik moet nu weer terug naar Varaždin en er voorbij op weg naar Kasteel Marusevec, in het dorpje vind ik geen aanwijzingen en ik geef het op om er achter te zoeken en volg de zandweg waardoor de GPS me stuurt op naar de volgende bestemming, als ik plots rechts van mij het okergele kasteel zie opduiken. En dit is er eentje dat zo uit de prentenboeken komt. De jongensdroom van een kasteel. Helaas is het privé eigendom en dus niet te bezoeken, maar ik waag me toch in de verwilderde tuinen er rond om wat betere foto’s te kunnen maken. De weg voert me nu door beboste heuvels naar Kasteel Klenovnik, dat de grootste teleurstelling van de dag lijkt te worden. De burcht is in gebruik als een sanatorium, en dat is ook waar het nog het meeste op lijkt. Niet echt de moeite waard. 20 km verder ben ik nog juist op tijd voor een bezoekje aan Kasteel Trakošćan, ik heb nog een ½ uurtje om het interieur te bewonderen met bemeubelde kamers, portretten van generaties eigenaars en een wapencollectie met oude vuurwapens, degens en zwaarden en harnassen, borstplaten en van dies meer. Het wit gekalkte kasteel prikt mooi op een heuvel boven het meer en het prachtige park er om heen.
Het is 18u30 tegen dat ik weer bij de camper ben. Er staan nog een 3-tal kastelen op het programma, maar die stel ik uit tot morgen. Ik wip even de grens over naar Slovenië om te overnachten op Camping Terme Ptuj, een thermaal gebeuren, met camping met alles erop en er aan. In het bijbehorende restaurant bestel ik wat later een feta salade gevolgd door forelfilet met gekookte aardappeltjes en een ijscoupe na.
Yohani
