Pagina 1 van 1

West-Australia 2013

Geplaatst: do 07 nov, 2013 15:35
door Yohani
Vrijdagavond zet ik aan voor een maandje reizen door West-Australia.

Na een ritje met de Thalys naar Schiphol en een nachtje op hotel aldaar, gaat het zaterdag dan via Singapore verder naar Australië, waar ik zondagmiddag in Perth aankom.

Maandagmorgen staat dan normaal deze klaar:

Afbeelding

En dit is in het algemeen de route:

Afbeelding

Tot later !

Yohani :P

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: do 07 nov, 2013 15:51
door Henk
Maak je weer een verslag voor ons clubblad ? bvd

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: do 07 nov, 2013 16:41
door Yohani
Met foto's van de Toyota? :mrgreen:

Een reisverhaal maak ik in elk geval.

Yohani :P

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: do 07 nov, 2013 17:53
door Beerke
Waarschijnlijk staat je planning als vast?

Ik zou van Ravensthorpe naar Kalgoorlie rijden en dan de Holland Track naar Wave Rock (Hyden)
Ben je wel een 2 dikke dagen langer onderweg denk ik!
Eventueel een bezoekje aan de goudmijn in Kalgoorlie, maar dit is niet echt heel speciaal.



grtz

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: do 07 nov, 2013 18:11
door De Rob
Yohani schreef:Met foto's van de Toyota? :mrgreen:

Een reisverhaal maak ik in elk geval.

Yohani :P

Sticker van LR er op en altijd dieje woonwagen langs de achterkant bij op de foto. 8)
Rob

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: do 07 nov, 2013 18:46
door Wolf
alléé hop, het water stroomt al uit ijne mond!
't amusement.

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: vr 08 nov, 2013 13:45
door SALLHAMv8
Ben zelf aan het Ningaloo reef, noord van Learmonth: zalig weer, en extra zalig na al de regen die we de laatste dagen hebben gehad in Belgie.

Goed verlof!

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: vr 08 nov, 2013 16:09
door Wolf
Wolf schreef:alléé hop, het water stroomt al uit mijne mond!
't amusement.

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: vr 08 nov, 2013 17:29
door jokerdefender
Enjoy!

Australië staat nog hoog op mijn verlanglijst. Het is er 1 keer bijna van gekomen maar uiteindelijk niet gelukt wegens professionele bezigheden.

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: vr 08 nov, 2013 21:17
door eL Tee
In Perth (Fremantle ofte Freo in de volksmond) ligt er nog iets van me: m'n hartje. Daar verloren… Ga 't er maar niet zoeken, 't ligt er goed. Ooit ga ik er terug...

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: di 12 nov, 2013 22:52
door Landy Bean
eL Tee schreef:In Perth (Fremantle ofte Freo in de volksmond) ligt er nog iets van me: m'n hartje. Daar verloren… Ga 't er maar niet zoeken, 't ligt er goed. Ooit ga ik er terug...
Ooit :thumbup:

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: do 14 nov, 2013 01:38
door Kris
Zelf al Australische bodem bewandeld dank zij de professionele vrijgevigheid van m n werkgever (Perth, Barrier rif, Hamilton Island; ...) doch t staat ook supergroot op t verlanglijstje om terug te keren maar t wordt Florida in april 2014.

K
k Wil ook facteur worden om nog meer te kunnen reizen :thumbup:

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: do 14 nov, 2013 09:29
door Henk
Kris schreef:k Wil ook facteur worden om nog meer te kunnen reizen :thumbup:
Als Bpost de verhalen van onze Yohani zou publiceren, denk niet dat ze dan nog personeel moeten zoeken, dan staan ze aan te schuiven !!!

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: do 14 nov, 2013 16:09
door De Rob
Henk schreef:
Kris schreef:k Wil ook facteur worden om nog meer te kunnen reizen :thumbup:
Als Bpost de verhalen van onze Yohani zou publiceren, denk niet dat ze dan nog personeel moeten zoeken, dan staan ze aan te schuiven !!!

Dees is zijn laatste reis van de overuren...De volgende is van tijdskrediet en onbetaald verlof heeft em gezeit. :lol:
Rob

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: do 14 nov, 2013 23:07
door Wolf
Hij kan ons zo nog jaaaaren jaloers maken. :mrgreen:

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: zo 17 nov, 2013 14:07
door Yohani
Langs de kusten van West Australië

Het is vrijdagavond 8 november en het regent pijpenstelen als ik de rugzak in de autokoffer zet. Gelukkig is de grootste drukte van de avondspits voorbij, als we naar Mechelen rijden, bovendien is de trein ook nog redelijk op tijd. Dat kan een uurtje later in Antwerpen niet gezegd worden van de Thalys naar Schiphol. Die komt uiteindelijk met een ½ uur vertraging aan en blijkt goed vol te zitten, de rit zelf verloopt gelukkig verder vlot. Nog even wachten op de shuttle bus die me naar het Park Inn by Radisson hotel brengt.

Zaterdag 9 & zondag 10 november

Na een goede nachtrust en een verfrissende douche gaat het met dezelfde bus van gisterenavond terug naar Schiphol, waar ik na het inchecken van de bagage de tijd neem voor ontbijt. Het begin van een erg lange dag, om 10u30 gaat de Boeiing 733-200 van Singapore Airlines van grond voor een 12u durende vlucht naar Singapore. Ondanks deze periode tussen schoolvakanties in, zit het vliegtuig vol, ik probeer zo snel mogelijk het ritme van mijn bestemming aan te nemen. En ondanks dat ik niet gemakkelijk slaap in een vliegtuig, lukt dat aardig. Met het grote tijdsverschil verlies je elk gevoel van tijd, de maaltijden zijn zoethoudertjes om de tijd wat sneller te laten verlopen, ook het entertainment programma met films en feuilletons draagt daar toe bij.
Rond 5u00 zondagmorgen landen we in Singapore, waar het zwaar bewolkt is en hard regent. Nu is het 2 uur wachten op de vervolgvlucht, daarvoor mogen alle passagiers nog een keertje extra langs de bagagescanner.
Deze vlucht blijkt bijlange na niet vol te zitten, en dus heb ik 3 zetels om languit op te liggen. Even na de middag, stap ik de hitte van West-Australië in, met 34°C en een stralende zon. Ik neem een Taxi naar het Best Western Plus hotel, ik twijfel nog even of ik de namiddag nog wandelend in Perth ga doorbrengen, maar voel me te vermoeid na de lange reis. Dus wandel ik even het blokje om aan het hotel, en laat me bijna omver rijden door naar de verkeerde kant te kijken bij het oversteken. Daarna nog even een douche en een snelle hap in de nabijgelegen Mc Donalds en het is ondertussen weeral donker. Morgen de camper gaan ophalen en vanavond vroeg in bed om wat slaap in te halen en helemaal in het goede ritme te zitten.

Maandag 11 november

Na een rustige nacht met enkele keren wakker worden tussendoor, vanmorgen het ontbijtpakket dat in de kamer klaar stond verorberd en vervolgens uitgecheckt en een taxi laten bellen om mij naar het camperverhuurbedrijf te brengen. Rond 9u ben ik daar, maar het is er erg druk met mensen die campers komen ophalen en/of terugbrengen. In de kleine lettertjes van het huurcontract was me al opgevallen dat banden en ruiten niet in de all-in verzekering inbegrepen waren, maar dat kan uiteraard geregeld worden mits bijbetaling, en zo geschied dan ook, nog even een snelle controle van de camper, wat gezien zijn wel heel summiere uitrusting snel gedaan is (2 kastjes, 2 banken, een kookfornuis op spiritus (binnen !) en eentje op gas voor buiten (!), had ik wel zo graag omgekeerd gehad, en een Engel koelkist. Voorts nog het pop-up dak, met het bed en 2 lampjes en even veel stopcontacten, die bovendien mijn vrees dat ik de verkeerde verloopstekkers bij heb bevestigen. Nog even nakijken of de voorziene spullen zoals slaapzak, laken, kussens, kook- en eetgerei aanwezig zijn en de klaar gezette tafel en stoel nog opbergen en ik ben klaar. Nog even een verrassing als er naast 2 extra jerrycans voor water, er ook nog 2 voor diesel aanwezig zijn, dat naast een long range tank van 127l is al de moeite!
Ik neem ineens de tijd om mijn bagage zo goed mogelijk op te bergen (met 2 bakken valt er niet veel te kiezen) en vertrek dan op aangegeven van de mensen van het verhuurstation ineens naar de dichtstbijzijnde supermarkt. Daar breng ik een ganse winkelkar mee buiten en tikt de rekening over de 300A$ aan, maar veel zal ik onderweg niet meer moeten shoppen, vermoed ik, op wat extra drank misschien na. Ik vond ook een verloopstekker van de Australische stopcontacten naar USB, maar geen naar onze Europese stekkers. Al met al is het al namiddag eer ik alles weg gestouwd heb en eindelijk kan aanzetten.
Ik rij naar de Swan River om een foto van de camper met de skyline van Perth op de achtergrond en trek dan verder naar Fremantle. Het stadje dat vastgegroeid is aan het steeds uitbreidende Perth, en op wiens grondgebied de haven van voorgaande ligt, heeft een mooi historisch centrum met koloniale gebouwen, waartussen ik een wandeling maak. Er gaan veel overdekte winkelgalerijen schuil achter de historische gevels, als ik in één ervan een oudoorshop ontdek, besluit ik de kans te wagen en na te vragen of ze de gewenste verloopstekker hebben. Succes! Het laden van mijn camera’s en laptops is ook verzekerd. De Fremantle Prison, bezoek ik alleen langs de buitenkant, ik heb zo ondertussen al wel genoeg van die plaatsen van binnen bekeken (geen verkeerde gedachten aub; wel degelijk als toerist).
Ik trek verder zuidelijk langs de kust en het Shoalwater Islands Marine Park en de vele stranden tot ik het Yalgorup National Park bereik. Ik maak er een wandeling naar de fameuze Thrombolits, één van de oudste gekende bacteriën, die er voor gezorgd hebben dat er zuurstof op onze planeet ontstaan is, waardoor er ander leven mogelijk werd. Zo spectaculair als hun bestaan voor het leven op de planeet is, zo onooglijk zien ze er uit, niet meer dan wat groepen rotsachtige formaties in het heldere water. Ze worden bedreigd door de opwarming van de aarde, in het bijzonder het zeewater, waardoor er meer algengroei is die de Thrombolits kunnen versmachten. De schildpadden die hier ook moeten voorkomen, zie ik vooralsnog niet.
Door het oponthoud deze morgen, heb ik nog lang de geplande bestemming niet bereikt, maar in Koombana Bay, bij Bunsbury, houd ik het voor gezien voor vandaag. In de schemering, die hier rond 19u invalt, check ik in na het per parlofoon verwittigen van een receptionist, die er even later aankomt. Eerste werk is vervolgens het herorganiseren van de aankopen in de 2 kasten waar ook al het kook- en eetgerei in liggen. De minimalistische inrichting, die in België juist voldoende is om als camper in aanmerking genomen te worden, doet me met heimwee terugdenken aan mijn naar eigen behoefte ingerichte camper in België. Nochtans is dit ding even lang en hoog. Ik heb geen zin om te gaan experimenteren met de spiritusbrander of de gas buiten gaan aan te sluiten en daar te koken en wandel dus op mijn gemak naar Bunsbury om in een restaurant de voeten onder tafel te schuiven. De temperatuur is nog juist goed om op het terras de maaltijd te nuttigen, en genoeg afgekoeld om lekker te slapen.

Dinsdag 12 november

Afgezien van een heel rumoerige ijskast toch goed geslapen, dankzij de matras die, gezien ik alleen op pad ben, dubbel kan gebruikt worden. Mijn eerste stop van vandaag bevindt zich op wandelafstand van de camping. Ik rijd dus maar een 100-tal meter naar de parking en wandel dan naar de boardwalk die door het mangrove moeras loopt. Het pad loopt nog verder langs de verzande delen van het schiereiland, dat door de aanleg van golfbrekers in de loop der jaren een stuk breder is geworden. In zoverre dat de wrakken van enkele aan de grond gelopen zeilschepen van in het begin van de kolonisatie, nu onder het zand bedolven liggen, in plaats van op de bodem van de zee.
Ik keer na de wandeling naar de camper terug en neem eerst nog een kijkje bij het Dolphin Centre aan de overzijde van de straat. Hier kan je pootje baden met (wilde) dolfijnen, als ze tenminste aanwezig zijn. Een eigenaardigheidje dat je hier langs de kust op wel meer plaatsen kan beleven. Het was niet direct de bedoeling om dit nu al te doen, maar als ik aan de ingang ben, zijn er juist 3 dolfijnen naar het stand komen zwemmen, en dus betaal ik snel de inkom en haast me naar het strand. Helaas mis ik de beestjes net en moet me tevreden stellen met een bezoekje aan het Interpretatie Centre. Ik heb geen tijd om te wachten of de dieren nog een keer gaan langskomen en zet mijn weg verder. Dit deel van West-Australië is nog verbazend groen, en voorzien van de nodige bossen zoals het Tuart Forest National Park waar ik onder de Eucalyptusbomen door rijd, en zie mijn eerste kangoeroe van een 1 ½ m groot op deze reis. Helaas is het echter als aangereden wild langs de kant van de weg
In Busselton, waar ik volgens de planning zou ovenacht hebben, is de jetty de grootste bezienswaardigheid. Vele kustplaatsen hebben hier een pier, maar deze zou met zijn 1800m de langste van het zuidelijk halfrond zijn. Het treintje naar het einde van de pier is in onderhoud en dus is het wandelen geblazen, de ergste hitte is weg door wat wolken en veel wind. Het onder water observatorium op het einde van de pier laat ik aan de andere toeristen over en ik keer terug naar het aangename strand. Het is ondertussen weer al middag en dus eet ik snel een warm worstenbroodje en een ijsje als dessert en ga weer verder.
De rest van de dag gaat het door het Leeuwin-Naturaliste National Park, dat zicht uitstekt over meer dan 100km tussen Cape Leeuwin en Cape Naturaliste, beide kapen zijn genoemd naar Nederlandse schepen trouwens. Als eerste neem ik een kijkje bij Cape Naturaliste & Lighthouse, ik doe er 2 wandelingen, eentje naar het walvis uitkijkpunt, zonder enige walvis te zien natuurlijk. En eentje rond de vuurtoren, waarop je verrassend genoeg de vuurtoren amper boven het struikgewas ziet uitpriemen. Mijn route loopt langs de rand van het park, met aan één kant de wijngaarden, met soms protserige kasten van huizen, eentje zelf voorzien van een reusachtige siervijver met een immens verguld standbeeld die van een futuristische springplank duikt. Dure kitsch als je het mij vraagt. Bij andere staat trots aan de ingang in grote letters vermeld hoeveel gouden medailles hun wijnen al vergaard hebben. Een eindje voorbij Margaret River dring ik via de Bonarup drive dieper de Kauri wouden binnen. De zandweg loopt kronkelend tussen de hoog oprijzende grijze stammen door. Onder de bomen is het erg schaduwrijk en is er weinig andere hoge begroeiing, wat een erg mooi effect geeft. De route die ik grotendeels volgde noemt trouwens de Cave road door de vele grotten die er te vinden en bezichtigen zijn.
In Augusta ga ik tanken en kom tot de conclusie dat er in deze wagen alvast geen long range tank zit, maar de standaard tank van 70l, dus maar ineens de beide jerrycans ook gevuld, want op deze reis heb ik meermaals stukken waar een actieradius van 450km een beetje nipt is. Gezien het al weer 18u00 is besluit ik hier ook te overnachten en check alvast in, in het Turner Caravan Park, alvorens de zonsondergang te gaan bewonderen aan het 8km verderop gelegen Cape Leeuwin & Lighthouse. De rotsachtige kust heeft hier enkele prachtige panorama’s in petto, een oude waterwiel is volledig door kalksteen bedekt, wat een prachtig effect geeft en enkele rode rotsformaties lichten rood op in de ondergaande zon, die nog juist door de wolken breekt die zijn komen opzetten. Met de komst van de wolken is ook de temperatuur fors gedaald en duik ik snel een fleece pulletje op. Terug op de camping heb ik geen zin meer in een wandeling van een kilometer naar het dorp voor een warme maaltijd en dus spreek ik na wat aarzelen het brood aan samen met een blikje gemengd fruit, het kookvuur experiment stel ik nog maar even uit.

Woensdag 13 november

Vanmorgen is het nog steeds bewolkt en daarmee ook nog wat frisjes, dus een mouwloze fleece over het t-shirt en het regenjasje uitpakken voor alle zekerheid. Ik verlaat nu voor even de westkust om de zuidkust van Australië te volgen. Het eerste deel van mijn route loopt, nadat de wijngaarden plaats gemaakt hebben, door de bossen van het Karri Forest waarvan meerdere nationale parken deel uitmaken, zoals het D'entrecasteaux National Park en de daarop volgende parken, waaronder een deel die simpelweg aangegeven staan als “Nationaal Park” zonder meer. Alleen in de buurt van Pemberton, een slordige 150 km verderop duiken er nog even wat wijngaarden en vee- en hooiweiden op, waarna het weer overgaat in bos. Als je nu denkt dat deze bossen allen dezelfde zijn heb je het mis, de meest voorkomende bomen hier zijn de Karri, de Jarrah, de Red, Yellow en Rates Eucalyptus (of Tingle Trees) en de rood bloeiende gumtree. En telkens er één van die soorten overheerst krijg je een ander type bos, het ene met veel ondergroei waardoor er bijna geen doorkomen aan is, het andere met ranke bomen zonder veel grote zijtakken maar met kleine takjes met bladeren langs de ganse stam, alsof ze overgenomen zijn door klimplanten, dan weer de grijze statige Karri’s die schorsloos zijn en samen met de Tingle Trees heel erg vuurvast zijn, en zoals de sequoia in Noord-Amerika nu en dan een serieuze bosbrand nodig hebben om te floreren en hun zaadjes uit hun houterige omhulsels vrij te maken. Bijkomend voordeel is dat de vlammenzee alle competitie en schaduwwerpende bladerdaken verslonden heeft waardoor de zaadjes een betere kans hebben om te ontkiemen. Een magere troost voor de bewoners van de Oostkust die momenteel nog steeds met grote branden geconfronteerd worden.
In het Shannon National Park volg ik de onverharde Great Forest Trees Drive die me 22km tussen de woudreuzen door voert, onderweg krijg je via je autoradio op FM 100.0 op bepaalde aangeduide plekken informatie over het park en zijn ontstaan mee. Dit hele park is ooit in de vlammen opgegaan, in de zwaarste vuurzee aan de zuidkust, maar de zwartgeblakerde bomen overleven dit en hebben zich hersteld en voortgeplant. In het bos zijn enkele stenen water reservoirs gebouwd en uit een ander verleden stamt het oorspronkelijke houthakkersdorpje Shannon, waar zich nu de camping bevind. Dat de houtindustrie hier nog altijd vertegenwoordigd is merk ik aan de vrachtwagens met omgezaagde stammen en even later de plantages met bomen voor de kap, allen netjes in rijen en zonder noemenswaardige ondergroei dan wat gras. Ik zie naast de tientallen verschillende vogels die ik al zag en hoorde, nu ook voor het eerst een (levende) kangoeroe en enkele emoes op deze reis. De Kangoeroe was eerst alleen te zien aan zijn ronddraaiende oren, terwijl hij in het gras lag, tot hij me in het oog kreeg en er met enkele krachtige sprongen vandoor ging. De emoe die wat meer op een struisvogel of nog beter op de Zuid-Amerikaanse Nandu lijkt, valt al wat meer op.
In het Walpole-Nornalup National Park ga ik een eindje wandelen tussen de boomtoppen op 40m hoogte langs de Valley of the Giants Tree Top walk. Hier werd er tussen de red Tingles een 600m lange stalen constructie van hangbruggen opgesteld die je tussen de boomtoppen doet wandelen en een keer een ander uitzicht geeft op het bos. Een aparte ervaring die ik ook al in Costa Rica opdeed. Niet voor mensen met hoogtevrees, gezien de gehele constructie zachtjes mee wiegt wanneer je er over wandelt. Aansluitend is er ook nog The Ancient Empire walk, die op via plankieren op bodemhoogte langs de ondiep wortelende woudreuzen loopt. Hier merk je dat bijna al deze bomen hol zijn, tengevolge van vuur, bacteriën en fungi, die de boom uithollen. In enkele kan je gemakkelijk rechtstaan met enkele personen en het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat enkele in lang vervlogen tijden ooit nog als schuilplaatsen hebben gediend. Het is verwonderlijk dat deze taaie bomen echter zo’n kwetsbare wortels hebben, die niet diep ondergronds gaan en geen vast vertrappelde grond verdragen, terwijl ze wel het vagevuur doorstaan… .
Volgens de kaart moet ik stilaan terug de kust naderen, maar met uitzondering van Walpole waar ik even een glimp te zien kreeg van enkele inhammen, als ik over de “Knott” rijd, moet ik wachten tot in Albany alvorens de zee weer in zicht komt. Jammer genoeg is het nog steeds grijs en valt er al een groot deel van de dag regelmatig wat fijne regen, bijna zo fijn als mist. Een replica van het zeilschip dat hier de eerste kolonisten aan land bracht, de Brig Amity, ligt permanent aangemeerd naast het Western Australian Museum. Lang de kliffen gaat het dan naar het Big 4 Middleton Beach Holiday Park, gelegen aan het gelijknamige strand, maar het weer is er niet naar om er een duik te nemen. Dan maar enkele hotdogs klaar maken op de gas-BBQ van de camping en vervolgens het thuisfront een keertje inlichten over mijn wedervaren.

Donderdag 14 november

Vanmorgen nog steeds grijs, maar droog en met de wind is een dunne fleece toch wel aan te raden. Niet echt het weer dat ik hier verwacht had, maar ik ben er zeker van dat ik op deze reis nog met weemoed ga terugdenken aan deze beter verdraagbare, zij het ietwat, frisse temperaturen. Ik wil allereerst het Torndirrup National Park, op het schiereiland dat Albany van de oceaan afschermt, gaan verkennen. Daarvoor moet ik eerst een stukje terug op mijn route van gisteren, maar eerst nog een keer tanken en enkele CD’s gekocht, want de radiostation vallen snel weg en als er al eentje is, is er veel gezever op. Eens op het schiereiland rijd ik naar het Cable Beach, tenminste naar de parking ervan, en dan verder te voet langs enkele steile rotsen naar een chaos van grote bolders langs welke je naar het strand kan mits enig klauterwerk. Het klauterwerk werk ik af, maar het laatste stukje naar het strand hoeft niet zo nodig voor mij, het uitzicht van hieruit is veel mooier, alleen een azuurblauwe lucht en het zonnetje ontbreken. Ik klim weer naar de parking en zet mijn weg voort.
Op het einde van deze route ligt Gap Point, een rechthoekige inham met steil oprijzende rotswanden, te midden van weer een prachtige chaos van rotsen, waar de golven met geweld in slaan. Als je een beetje van het gemarkeerde pad afwijkt, wat allerhande waarschuwingsborden afraden ten andere, en verder op de kliffen wandelt zie je ook nog een indrukwekkende natuurlijke brug, die al even onnatuurlijk rechthoekig is als the gap. Diegene die beweren dat er in de natuur geen rechthoeken of vierkanten te vinden zijn, moeten maar een keer een kijkje komen nemen op deze plaats. In dezelfde chaos van bolders en rotsen, bevindt er zich nog een andere natuurlijke brug, die wel aangegeven staat en ook een mooie doorkijk naar de oceaan biedt. Ook hier weer borden die waarschuwen voor “freak waves” (gekke golven), die zelf bij kalme zee plots kunnen toeslaan, en mensen van de kliffen sleuren. De aankomst van een bestelbusje met Japanse toeristen betekent het einde van de rust en het sein om mijn weg verder te zetten.
Een eind verder het schiereiland op, kom ik via een 800m lang wandelpad en 78 trappen aan een rotsstrand met blowholes, ik zie echter niet onmiddellijk de traditionele gaten in de rotsen die via ondergrondse verbindingen of natuurlijke bruggen met de oceaan in verbinding staan. Wel bordjes die verwittigen niet voorbij de blowholes te gaan, maar zelf op de klifrand vind ik die niet … . Tot er plotseling een luide “Woessshh” klinkt en ik in de gaten krijg waar dit vandaan komt. Tussen de rotsen zijn er hier talloze spleten, die op het eerste zicht doodlopen, maar waar er langs onder lucht (en naargelang de kracht van de golven ook water) wordt doorgeperst. Eens je weet waar je moet zijn kan je de kracht van de luchtstroom voelen bij elke golfslag. Wanneer de zee echt woest is, is het oppassen geblazen voor stenen en gruis dat als projectielen met het water worden weggeslingerd.
Op het einde van het bereidbare deel van het peninsula, ligt de Isthmus baai met de zogenaamde Salmon Holes, dit zijn rustige baaien waarin de zalmen kunnen uitrusten van de zware stroming. Een laatste bezoek brengt me in Whale World. Dit is het laatste walvisstation dat eind jaren ’70 sloot in Australië toen er wetten kwamen ter bescherming van deze grootste aller zoogdieren. Naast een walvisboot met harpoenkanon die je kan bezoeken zijn er ook de fileer- en snijdekken te bezichtigen waar de walvissen werden versneden en verwerkt, de tanks waarin de walvisolie werd opgeslagen, met de nodige pompkamers met reusachtige pompen en andere bijgebouwen die nu allerhande exhibities over de walvisjacht, het leven en de bescherming van de walvissen bevatten. Ik rond af met een lekkere kom dikke bloemkool-wortel soep, die zo heet is dat je er je gehemelte aan verbrand. Al met al is het weer 14u00 tegen ik Albany verlaat op weg naar het binnenland, in een weide zie ik nog enkele tientallen kangoeroes.
Naarmate ik de kust verlaat wordt het weer beter en de temperatuur hoger, in het Porongurup National Park moet ik enkele langere wandelingen helaas links laten liggen wegens tijdsgebrek, maar ik volg er wel de scenische route die een mooi panorama biedt op enkele suikerbroodachtige bergtoppen, die telkens wel uit één massief rotsblok lijken te bestaan. Een minder spectaculaire bezienswaardigheid op een korte wandeling, is de “boom op rots”, niet meer of minder dan wat de naam zegt dus… . Net zoals bij het Porongurup National Park het geval was ligt het bergmassief van het Stirling Range National Park in het verder vlakke land, doch hier is dat te midden van de graanvelden en weides en niet in de bossen zoals bij het vorige. Waardoor ze al van 50km op voorhand afsteken tegen de horizon. Vanaf ik het binnenland ingereden ben, wordt ik ook geconfronteerd met een ander Australisch fenomeen: de roadtrains die voorbij denderen. Geen echte treinen, maar super lange vrachtwagens, voorzien van 3 aanhangwagens tot 3x de lengte van onze langste vrachtwagens, die met snelheden van + 100km/u op je afkomen en een wolk van gruis, stof en steentjes in hun zog meevoeren, die even later op je carrosserie en ruiten kletteren. 90% van de tegenliggers die ik ontmoet zijn van die mastodonten, met container-, vee- en tankwagens. Eens het Stirling Range National Park bereikt sla ik een onverharde toeristische route in om die een eindje te volgen, voor wat knappe vergezichten met bergen. De bloemenweelde waarvoor het park ook gekend staat, valt me vooralsnog niet op, wel heel wat vogels waaronder groene parkieten en grijs met roze kaketoes, waarmee we op onze reis in ’96 een keertje in aanraking kwamen met een hoop rondvliegende pluimen als gevolg. Ook kraaien en een soort wit/zwarte spreeuwen zie ik veel. Mijn eerste reptiel is een platgereden slang op het asfalt.
Van hieruit gaat het dan nog een laatste keer naar de Zuidkust van Australië, waar ik rond 18u30 aankom bij een eerste caravanpark, waar ik voor een gesloten poort sta. Bovendien geen instructies voor late arrivals en niemand om wat te vragen en dus gaat het 5km verder naar het Bremer Bay Caravan Park, waar de receptie ook al gesloten is, doch hier wel een telefoonnummer, dat ik echter niet kan bereiken om één of andere mysterieuze reden. Gelukkig zijn er enkel werkmannen bezig in één van de sanitaire blokken, die me naar een huis naast de camping verwijzen. Even later is de eigenaresse opgetrommeld, die me gauw nog even voorrijd naar een plaatselijk restaurant om de weg te wijzen en me dan een plek toewijst op de camping. Ik keer dan gewapend met een toegangscode, terug naar het restaurant voor een (te grote) pizza, en ben rond 9u00 dan weer op mijn plek.

Vrijdag 15 november

Opgestaan met een zonnetje vandaag, na de ochtendrituelen en het ontbijt de camping gaan afrekenen en vervolgens ga ik op zoek naar de toegang tot het Fitzgerald River National Park. Doch in het dorp is daar geen spoor van te vinden. Dan maar in mijn sporen van gisteren terugkeren, en ziedaar even later een afslag naar het park. Tegen alle verwachtingen in is de weg zelfs geasfalteerd, en dat blijft ook een hele tijd in het park zo. Net als het Stirling Range National Park, is ook dit park gekend voor zijn wildflowers. En in eerste instantie krijg ik dezelfde indruk als gisteren, maar als ik stop en van wat dichterbij ga kijken vallen er ineens tientallen soorten bloemetjes op, klein, maar fijn. Verder langs de route, die dan toch onverhard wordt, neemt het bloementapijt exponentieel toe. Mijn GPS heeft ondertussen alle moeite met het vinden van de weg waarop ik rijd en zit er constant enkele meters naast, waardoor ik telkens de melding krijg om even verder links of rechts af te slaan, tot de weg weer een keertje samen valt met de berekende route. Als aankomsttijd geeft hij trouwens 19u30 op! Blijkbaar denkt die dat er op het onverhard aan een slangengangetje of stapvoets wordt gereden. Gelukkig was er de onbemande registratiekiosk waar ik een plannetje van het park kon meenemen, met de te rijden route op. Tweemaal kruis ik een grotere hagedis die zich snel uit de voeten maakt, maar behalve de wilde konijnen deze morgen en de altijd luidruchtige vogels, geen andere dieren te bespeuren tot dusver. Of toch, de immer en overal aanwezige vliegen die je op den duur gek maken, die zijn er ook steeds. Het mag niet deren, ik geniet van het vrij vlakke park dat als begroeiing quasi alleen de bloemen, lage planten en struikjes heeft.
Eens terug op het asfalt gaat het dan richting Ravensthorpe, ik heb echter vanmorgen niet getankt en moet dus onderweg even stoppen om één van de jerrycans in de tank over te hevelen. Daarmee geraak ik moeiteloos in het dorpje waar ik tank en tevens de jerrycan opnieuw vul. Aan de overzijde van het tankstation is er een picknick plaats voor campers en caravans en daar maar ik gebruik van om te middagmalen. Het gaat nu echt het binnenland in, naarmate ik verder van de kust wegrijd, verdwijnen ook de laatste witte wolkjes en wordt de hemel strakblauw zonder onderbreking. Ook het landschap verandert, eindeloze graanvelden met tarwe of rogge of iets dergelijks, alleen opgedeeld door dunne rijen bomen, maar verder immens groot. Af en toe geeft een brievenbus aan dat er een boerderij in de buurt is, maar de oprijlaan is dan meestal zo lang, dat je de gebouwen zelfs niet ziet. Wel af en toe enorme graansilo’s, zowel gesloten metalen gebouwen als open opslagplaatsen die met een soort zeildoek afgedekt worden. Van hieruit rijden roadtrains af en aan om het graan af te voeren. Op de landkaart wordt er regelmatig melding gemaakt van meren, doch als deze in het zicht verschijnen zijn het stralend witte zoutvlaktes met soms een melkblauwe oase erin waar er nog een beetje water is overgebleven.
Op een gegeven moment staat er als opwekkend moment een vrachtwagen op een zandhelling met zijn vooras hangend over een afgrond, daar wordt je wel wakker van. Even verderop steekt er het wrak van auto in de berm, met in grote fluorescerende letters “Found” op gespoten. En we zijn nog niet verder dan een goede 200km in de outback, moet je niet vragen. Het alarmbaken dat ik bij de huurcamper heb gekregen lijkt ineens een geruststellende zaak en wordt blijkbaar sowieso bij elke 4x4 huurcamper meegegeven. In egval van nood, wanneer je echt in het midden van Never never strand, volstaat het om het noodbaken te activeren, en het signaal wordt opgepikt door elk overvliegend vliegtuig en de coördinaten doorgegeven, geen speeltje dus, alleen te gebruiken in gevaarlijke situaties.
Ik ben een keertje vroeg op mijn bestemming, Hyden, en daarmee weer helemaal op planning en trek eerst naar de befaamde Wave Rock, een door wind en water geërodeerde granietrots die er uitziet als een enorme versteende golf. Tegen de achterkant van de granieten berg is er een dam gebouwd die in de watervoorraad van het dorpje voorziet. Daartoe is er ook een lelijk stenen muurtje bovenop de rots gebouwd om al het naar beneden stromende water op te vangen en naar de dam te geleiden. Eerst maak ik een kleine wandelingen naar de Breakers en vervolgens klauter ik op de Wave Rock waar ik een zicht heb op het reservoir en vele hagedissen met geringde staarten. Ik vind er nog een kleinere versie van Wave Rock en een verzameling grote ronde granietbollen, die me aan Devils Marbels in het noorden van Australië doen denken. In enkele valleitje op de rots hebben er zich kleine oases ontwikkeld waar zand en water zich verzameld hebben. Vervolgens volg ik een pad met de curieuze naam Hippo Yaw. Deze loopt in het verlengde van Wave Rock langs de granieten wand. In het struikgewas en de bomen kwetteren de vogels dat het een lieve lust is, maar zien doe je ze slechts als ze in een schicht voorbijvliegen en je een zweem van groen en geel of grijs en roze waarneemt. Eens ze stilzitten in de bomen zijn ze bijna niet te zien. Bovendien heb ik nu ook een hoednet over mijn kop getrokken om zodoende toch een beetje beschermd te zijn tegen de lastige vliegen, dat is één van die dingen die je nadien op de foto’s natuurlijk niet ziet, de vliegen dan. Op het einde van de rotswand is er inderdaad een rotsblok die met wat fantasie op een gapende nijlpaard gelijkt.
Ik heb ondertussen besloten van niet verder te rijden, een gedachte die door mijn hoofd speelde, met het vroege aankomen, en kies er in de plaats voor naar de Mulka’s Cave te rijden, 18km verderop. Het is niet echt een grot, maar eigenlijk een groot granieten blok waar je onder kan en waar door de Aboriginals op de zoldering tekeningen en afdrukken van handen geplaatst zijn, een beetje zoals ik zag in de Cueva de los manos in Argentinië. En eigenaardig genoeg was ook dat trouwens geen grot. Een klein nadeeltje, onder de rots is het een broeihaard van muggen die blijkbaar in lang niet meer gegeten hebben en woest tot de aanval overgaan. Ik blijf dapper in de weer met de aanpassingen van de instellingen van mijn camera aan de donkere omgeving en kom iets later een beetje gehavend uit de strijd. Ik maak nog een korte wandeling naar The Humps, enkele verzamelingen van opeengestapelde reuzenkeien, of zo lijkt het toch, maar die eigenlijk het werk zijn van erosie. De ozn begint snel naar de horizon af te dalen en dus keer ik op mijn stappen terug. De camping bij Wave Rock had ik veiligheidshalve al voor mijn vertrek naar Mulk’s Cave geboekt.
Vanavond maak ik de eerste keer gebruik van de buitenkeuken aan de camper en haal ik stoel en tafel buiten. Gelukkig zijn samen met de zon ook de vervelende vliegen verdwenen, zodat ik rustig mijn potje kan koken en eten. Voor het aanvullen van het reisverslag zet ik mij aan de overdekte campkeuken tussen de andere kampeerders. Door het licht van de lampen boven de tafels worden we wel af en toe gebombardeerd door nachtvlinders. Een fris windje zorgt ervoor dat de meeste toch weer even een jasje of fleece gaan aantrekken.
Hiermee zit de eerste week van het verlof er al weer op, van nu af aan gaat het steeds naar het noorden, en in tegenstelling tot op het noordelijk halfrond, wil dat hier zeggen: warmer tot zelfs heet!

Zaterdag 16 november

Vanmorgen is het vooral de afstand tussen Hyden en de kust overbruggen, meer bepaald een 300km terug naar Perth. Over het landschap kan ik alleen maar zeggen dat het grotendeels meer van hetzelfde is van gisteren, dus licht golvend landschap met eindeloze graan-, hooi- en grasvelden. Vandaag zie ik wel heel veel grijs-roze kaketoes, in kleine en grote groepen. En ondanks dat ze gemakkelijk opschrikken en wegvliegen, slaag ik er deze keer wel in enkele foto’s te maken. In de buurt van het dorpje Corrigin merk ik een gifgroen meer op, het lijkt me niet dat dit drinkbaar is, het lijkt eerder op één of ander zuur, dan op water. Het geeft wel mooie foto’s. Naarmate ik verder rijd duiken er meer en meer schapen in de weides op, allen reeds in zomertenue, geschoren dus. Eens voorbij Brookton wordt het landschap van licht glooiend, veel heuvelachtiger en ook wat groener, wat wel wat leuker is om tegen aan te kijken, dan de uitgestrekte goudkleurige zeeën. Nog wat verder maken de velden dan weer plaats voor bossen. Voor ik de stad binnen rijd, maak ik eerst nog even tijd voor een picknick met de camper in de schaduw onder wat bomen, want de temperatuur is een stuk hoger nu.
Het binnenrijden van Perth valt gelukkig mee, nu het zaterdag is. Het is druk, maar er is geen echte fille. De GPS leidt me foutloos naar het centrum waar ik even te voet een ommetje maak naar de Bell Tower, een hypermoderne toren in glas en staal die de Royal bells of London’s St Martin’s–in-the Fields bevatten, de enige die ooit buiten de Uk zijn gebracht blijkbaar. Via de restaurants en boardwalks aan de kade van de brede Swan River gaat het dan vervolgens naar de Supreme Court gardens en de Stirling Gardens. Hier zie ik pas de eerste keer sinds mijn aankomst in Australië, Aboriginals, vreemd genoeg. De eerste is een zwerver die op een parkbank ligt te slapen, daarna een familie waarvan de kinderen samen met enkel andere kinderen van de warmte bekomen in en rond een fontein. Overal in het gras liggen mensen te genieten van hun vrije zaterdag, met een boek of gewoon pratend of luierend. Na enkele foto’s van de moderne wolkenkrabbers, het Supreme Court en St. George Cathedral, waar juist een huwelijk is afgelopen, en die in schril contrast staan met de moderne Concert Hall keer ik terug naar de auto voor een ritje naar Kings Park ook al aan de boorden van de Swan River. Bedoeling is hier de Lotterywest Federation Walkway te wandelen, maar blijkbaar is er deze avond een muziekconcert in het park, en dus een groot deel afgesloten. Na wat zoeken vind ik toch de Botanische tuin met heel wat mooie bloeiende struiken en bloemen uit de verschillende klimaatzones van het land. Er bovenop krijg ik nog enkele mooie panorama’s over de Swan River die hier al bijna een meer is. Ook het huwelijkspaar komt hier aan voor enkele mooie foto’s voor het huwelijksboek. Ik vertrek dan weer richting noorden naar Yanchep, waar ik alvorens de camping op te zoeken nog naar het gelijknamige Yanchep National Park trek. De meeste bezoekers zijn al weg en ook de j
Kiosken met drank en eten zijn al gesloten, maar het is er heerlijk rustig en schaduwrijk. Nu de grootste hitte weg is en de kalmte terugekeerd, komen ook de grijze kangoeroes tevoorschijn om zich te goed te doen aan het groene gras van de gazons. Ze zijn helemaal niet schuw en laten zich tot op enkele meters benaderen. Even verderop is er nog een metalen boardwalk naar een Koala enclosure, de diertjes zitten niet in kooien, maar rond hun perk staat een betonnen rand van een ½ meter hoog, waardoor ze er niet uit kunnen. Eigenaardig als je ziet hoe goed ze in de bomen kunnen klimmen … . Ik loop over de metalen bruggen en krijg al gauw het eerste “beertje” in de gaten, het doet waar Koala’s zowat het best in zijn, stil zitten op een tak, zich goed vasthoudend aan de boomstam en de eucalyptusblaadjes verteren. Al gauw krijg ik er meerdere in het oog, sommige ineengedoken en bijna onzichtbaar, andere nieuwsgierig kijkend naar die vreemde wezens die hen komen bezoeken.
Zo rustig als de koalabeertjes zijn, zoveel kabaal maken enkele van de groene parkieten met gele nekband die elkaar achterna zitten in de bomen. Als ik ze eindelijk voor de cameralens krijg lijken het me eerder een kleine soort papegaaien te zijn. Ik ontdek ook nog een kangoeroe met een joey in haar buidel, die naar buiten komt piepen terwijl mama graast. Ook op de terugweg nog vele grijze kangoeroes die verschrikt uit elkaar stuiven als plotseling het sprinklersysteem van het park in gang schiet. Ook wij, de weinige bezoekers in het park, schrikken er van op. Bovendien beginnen ze niet allemaal te gelijk te sproeien en is het raden waar er nu weer eentje een douche gaat krijgen. Even later duikt er een werkman op die zich lachend verontschuldigd, er werd een nieuwe pomp geïnstalleerd en het system moet even worden uitgeprobeerd. Een familie eendjes met kroostrijk gezin, trekt zich er niets van aan en gaat op zoek naar nog meer water, pa en ma zetten een grote mond op als je te dicht bij hun kroost komt.
De Club Capricorn waar ik vannacht overnacht is nier ver meer, bij aankomst blijkt wel het restaurant voor de ganse avond volzet (’t is weekend…) en dus wordt het vanavond opnieuw zelf een potje koken. Maar eerst nog een wandelingetje door de duinen en de zonsondergang bewonderen aan het strand.

Zondag 17 november

Ondanks de mooie zonsondergang gisterenavond is het vanmorgen grijs, maar warm genoeg om in short en t-shirt verder te gaan. Ik hoop wel dat het wat beter wordt, waant ik wil vandaag toch een keer in de Indische oceaan plonsen. Eerste verrassing, de kustroute die op de kaart zowat naast zee loopt, zit er in werkelijkheid toch wel een kilometer of meer af, tot in Guilderton is ze dan ook nog redelijk bebouwd met villawijken, allen zo goed als nieuw en soms nog in aanbouw, voor de welgestelde gepensioneerde Australiërs. Maar gelukkig wordt het dan wat rustiger. De woonwijken maken plaats voor laag struikgewas, met af en toe witte duinenrijen. Ik had het hier ook al een stuk droger verwacht, doch dat valt nog heel goed mee, alles ziet er nog fris groen uit. Het is zelf heel fleurig als je wat dichter bijkomt, overal tussen de donkergroene struiken opnieuw wildflowers, klein maar fijn en hevig gekleurd. Ook hevig gekleurd, maar helemaal niet zo onopvallend dicht bij de grond, zijn de bomen met de hevige oranje bloesems, die wel lijken te stralen, zo helder zijn de kleuren. Om de Nederlands groen te doen uitslaan van jaloezie. Het moet zijn dat ze niet gedijen in Nederland of het land stond er vol mee! Het Nilgen National Park is sinds het doortrekken van de Indian Ocean Drive (die in mijn roadbook van 2005 nog niet bestond) blijkbaar gedegradeerd tot Nature Reserve. Eigenlijk is het ook niet meer of minder dan wat ik al de ganse tijd langs de weg zag van natuur. Hetzelfde geldt trouwens voor het Wanagarren Nature Reserve. Het is ondertussen stilaan opgeklaard en de zon geeft als vanouds weer veel warmt af als ik het volgende park bereik.
Het Nambung National Park is echter een ander pak mouwen, de plantengroei is nog steeds hetzelfde, maar er is hier een natuurfenomeen dat het wel heel speciaal en zelfs een beetje bizar maakt: de Pinnacles Dessert. In het midden van al dat groen is er hier een mini zandwoestijn met allerhande rotsachtige uitsteeksels uit kalksteen. Sommige lijken een beetje op de termietenheuvels van Litchfield National Park, maar andere zijn massieve stronken die dan weer lijken op een versteend woud. Een 4km lange piste laveert tussen de pinnacles door het mulle zand. Werkelijk een onaards beeld dat waarschijnlijk ook heel mysterieus moet zijn bij het licht van de volle maan. Na elke bocht is er weer een ander panorama vol natuurlijke beeldhouwwerken. Soms zo klein dat je er kan over struikelen, soms zo hoog dat ze boven de camper uitsteken. Op één van de rotsen zit een koppel grijs-roze Galahs (eindelijk heb ik de naam gevonden van deze kaketoes,), die zich voor één keertje goed laten benaderen. Ik rijd nu naar het dorpje Cervantes waar ik tank en een kleinigheidje eet.
Het laatste National Park voor vandaag noemt Badgingarra en ligt een 60-tal km van de kust weg, ik had het kunnen weten, maar ook hier gewoon een voortzetting van de natuur zoals ik die al de ganse dag zag. Eigenlijk dus een omweg voor niets gemaakt, erg is dat niet want tijdens de planning moet er ergens een fout ingeslopen zijn, want ik heb vandaag bij lange na niet de 300km gereden die voorzien was, ondanks dat ik de route heb gevolgd. Ik vermoed dat het ontbrekende stuk Indian Ocean Driver daar voor iets tussen zit. Ik twijfel even of ik in Jurien Bay ga overnachten zoals voorzien of nog een stuk doorrijd. Ik besluit eerst even een kijkje te nemen op het strand en als dat er uitnodigend genoeg uitziet en de camping dichtbij lig, vroeg te stoppen en nog een uurtje te snorkelen. Zo geschiet ook, ik check in, en breng de camper in orde en trek vervolgens naar zee. Door de onstuimige golven valt er niet erg ver te zien onder water, bovendien is het allemaal zand zodat er ook niet veel leven te ontdekken is, bovendien ben ik natuurlijk een beetje verwend tijdens mijn reis naar Frans Polynesië vorig jaar en de snorkelparadijzen daar. Naarmate de zon lager komt te staan wordt het stilaan frisser en loopt het strand leeg (niet dat het een drukke bedoening was) en blijven alleen de vissers over. Ik keer ook terug naar de camper, ruil de snorkelspullen op en werk wat aan mijn reisverhaal. Voor het avondeten ga ik straks even in het café aan de ingang kijken wat de menukaart biedt.

Yohani :P

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: zo 17 nov, 2013 15:11
door Wolf
naar Australie vliegen om dan in een McDonald te gaan eten = heel erg! :lol:

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: ma 18 nov, 2013 16:14
door Yohani
Nog een keertje wifi, dus het vervolg van vandaag:

PS der was geen Roeburger in de buurt :mrgreen:

Maandag 18 november

Gisterenavond wat laks geweest met de tijd met als gevolg dat alles in de buurt reeds gesloten was en dus in de camper gegeten en nadien eindelijk aan één van de e-books begonnen. Vanmorgen is het weer zwaar bewolkt, het wordt een gewoonte, maar het is aangenaam van temperatuur dus daar zijn we blij mee. Ik keer vanmorgen eerst een stukje terug op de route van gisteren om de onverharde afslag naar het Lesueur National Park te nemen, zoals vele namen hier aan de westkust is ook deze van het Frans afkomstig, het waren zij namelijk die deze kusten, die James Cook niet in kaart had gebracht, hebben verkend en benoemd. Al zijn er ook een paar plaatsen naar Nederlanders genoemd die hier ook langs kwamen. Het eigenaardige bij het Lesueur National Park is dat de toegangswegen naar het park onverhard zijn, maar de 18km lange rondrit in het park wel geasfalteerd is, een beetje de omgekeerde wereld. Doch dat heeft zijn redenen. Men strijd in de regio tegen een schimmelbacterie die in het zand zit en de lokale plantengroei doet afsterven. Autobanden en wandelschoenen zijn natuurlijk de ideale manier om dit te verspreiden, vandaar het asfalt, de verharde wandelpaden (of vaste borstels om de schoenen aan af te kuisen voor je het zandpad op gaat) of zoals in ander parken meer naar het zuiden, waar je de auto moet afspuiten… .
Het park focust opnieuw op de wilde bloemen van de regio, en vrees ik alweer met dezelfde planten geconfronteerd te worden, doch er wacht me een aangename verrassing, want vele van de bloemen zijn weer helemaal anders. Sommige lijken wel van katoen gemaakt, andere zijn piepkleine orchideeën die nauwelijks opvallen tussen de andere bloemen. Ik maak kennis met de “Kangoeroepoot” een geel bloemetje in de vorm van … jawel een kangoeroepoot. Telkens weer stop ik om weer een nieuwe soort te gaan bekijken en eens uit de auto vallen er dan weer andere op. Soms heeft een soort een hele omgeving ingepalmd waardoor hun kleur overheerst tussen het groen. Ook verschillende palmen staan hier met korte stronken en een bijna bolvormige kruin van lange smalle bladeren, zoals je ze bij ons voor veel geld in de tuincentra kan kopen, of het gras waaruit één houterige steel omhoog steekt met bovenaan een worstachtige verdikking die wiegt in de wind. Of de varens met hun grote groene bladeren.
Na het rondje Lesueur National Park gaat het dan weer onverhard verder. Ik rem nog een keer voor een hagedis en besluit deze keer te stoppen en van wat dichterbij een kijkje te nemen. Het is een eigenaardig beestje met een stompe staart en een vrij breed lichaam en dito kop. Ik denk dat wij het ook “Gila monster” noemen. Na een stuk geasfalteerde weg, draai ik opnieuw een piste op, naar het Stockyard Gully National Park. Deze piste staat aangegeven als alleen toegankelijk met 4x4’s en in goede omstandigheden (geen regen). Het eerste stuk waarop ik getrakteerd wordt op een overvliegende Wedged Tail Eagle met een slang in zijn bek, valt nog mee, alleen even opletten voor de grader die de piste aan het effenen is. Doch het venijn zit hem in het vervolg, de piste verandert in een pad zo breed als de auto en af en toe zelfs een beetje smaller aan de geluiden te horen en wordt een stuk zanderiger. Af en toe zijn er stukjes met venijnig scherpe kalksteen brokken er in. Het is hier een kwestie van het momentum te behouden en de wagen zelf een beetje zijn weg te laten zoeken, maar in te grijpen als die uit het spoor tracht te springen. Heel geconcentreerd rijden dus, op een gegeven moment kom ik dan een zelfde soort camper van dezelfde huurmaatschappij tegen, één van ons beiden moet een stuk achteruit want het stuk is hier te smal en de kant te zanderig om elkaar te kruisen, het worden zij dus.
Enkele honderden meters verder heb ik mijn bestemming bereikt. Ik neem een zaklamp uit de camper en een wandelpad brengt me door een “gully” (een kleine gorge) naar een 300m lange grot die je op je eentje verkent. Ik heb al gauw het vliegennet over mijn hoed getrokken want die beestjes zijn weer aller vervelendst. Gevaarlijk zijn ze echter niet, die eer komt toe aan de grote hordes bijen die in enorme nesten aan de rotswand boven de grotingang hangen. Best niet kwaad maken die beestjes, want zo’n zwerm die aanvalt, dat overleef je niet, het blijken dan ook nog eens een erg agressieve soort te zijn. Dus niet getalmd en de grot in, het pad blijft zanderig en ondanks mijn zaklampje zie ik met moeite een ½ meter voor me. Wel spookachtig zo, hopen dat er geen flauwe plezante van de andere kant komt en een grapje wil uithalen, of je besterft het of hebt in elk geval verschoning nodig. Ik ontmoet echter niemand en na heel wat gekronkel komt er weer daglicht in zicht. Ook hier weer vele bijennesten hoog tegen de rotsen gekleefd. Ik volg de gorge die nog verder loopt nog een stukje tot aan een tweede grot, die heel wat korter is, je ziet de uitgang enkel meters verder, keer dan een stukje terug en volg een trap de gorge uit. Bijna helemaal boven aan de gorge staat een bordje dat de waterstand van 1991 aangeeft, een zogenaamde “lash flood” na hevige regens, dat wil zeggen dat de grot dan tot bovenaan de zoldering onder water stond, nog een reden om uit het park weg te blijven bij regen, als je er trouwens al zou geraken.
Ik heb nu een wandeling van 1,3km voor de boeg, terug naar de auto, een ander optie is terugkeren via dezelfde weg natuurlijk, maar ik opteer toch voor de wandeling, in het gezelschap van enkele honderden vliegen vermoed ik zo. Terug bij de auto heb ik ook 2 opties, terugkeren langs dezelfde piste, waar ik weet wat ik mag verwachten of de piste die het park aan de andere kant verlaat nemen, en dus nog onbekend terrein is. Terugkeren zou een enorme omweg betekenen en dus waag ik het erop, erop vertrouwend dat mijn tegenligger van daarnet waarschijnlijk (zeker is dat natuurlijk niet) langs daar binnen gekomen is. Al gauw begin ik spijt te krijgen van die beslissing, want het pad is zo mogelijk nog zanderiger dan het vorige, in kleine veldversnelling gaat het in 3e slippend en glijdend door het zand, af en toe de auto opzij gooiend als ik weer eens in het struikgewas dreig terecht te komen. Op het ganse stuk, dat een eeuwigheid lijkt te duren, zijn er maar enkele plaatsen breed genoeg om te draaien en daar is het zo zanderig dat ik er nog niet aan denk van dat uit te voeren. Met horten en stoten en veel gekrijs van takken tegen de camperwanden zet ik mijn weg voort, het zweet in de handen. Een mooie slanke felgroene hagedis kruis mijn pad, maar ook hier is het zand zo diep en los dat ik het niet waag om te stoppen.
Eindelijk bereik ik dan opnieuw het asfalt en ga even naast de baan staan om te bekomen. Een tegenligger stopt even om te vragen of alles in orde is en rijdt dan weer verder. Ik ben op de route naar Three Springs terechtgekomen, die ik wil nemen om de Yara Yara Lakes te gaan bekijken. Die liggen op zo’n 80km van hier, dus draai ik de wagen en merk dat die heel stroef gaat, natuurlijk sta ik nog in de veldversnelling en stat de diflock dus op, dus even het pookje verzetten en ik ben weer weg. Het landschap blijft nog steeds een mix van graan- en grasvelden afgewisseld door gebieden met laag struikgewas, gewoonlijk in de vorm van natuurreservaten. Één keer passeer ik een windfarm waar moderne windmolen staan te draaien, er wordt volop gewerkt om hoogspanningskabels bij te trekken aan enorme pilaren die in de verte in het landschap verdwijnen. Vooruitgang heeft zo zijn nadelen, ook als het milieuvriendelijk is… . De Yara Yara lakes blijken niet veel soeps, ik had machtige zoutpannen verwacht, doch wat zichtbaar is van de weg, is niet echt indrukwekkend. Terugkeren naar Three Springs dan maar, maar niet zonder een klein oponthoud in de vorm van een politiewagen die me kruist, zijn kermisverlichting omzet en omkeert, ik ben de enige hier momenteel, dus die moet mij hebben denk ik zo. Of hij kreeg een dringend oproep en moet de andere richting uit, in elk geval zet ik me opzij, en we zien dan wel wat er gebeurd, of hij gaat voorbij of hij stopt. En ja hoor, ik ben wel degelijk zijn doelwit, of ik even mijn rijbewijs wil tonen en vervolgens even wil in het pijpje blazen. Dat verloopt allemaal erg vriendelijk en efficiënt en nog geen 5 minuten later ben ik weer op weg, een Bobsleutelhanger hebben ze hier niet vrees ik.
In Three Springs stop ik bij een cafeetje waar ze pasteitjes te koop hebben, en koop er eentje met pepper en steak en een worstenbroodje als (laat) middagmaal. Hier gelukkig weinig vliegen, dus ik kan het rustig opeten op de picknick plaats aan de parking. Alleen de boel even afschermen als er een roadtrain komt voorbij gestoven met een hele deel stof in zijn zog. Aan de andere kant van de parking staat trouwens een enorme goederentrein te wachten, deze streek is bekend om zijn wheat (graan) en mijnen, dus heel wat van beide soorten treinen hier. Die op de weg zijn volgens de plaatselijke borden trouwens “beperkt” tot 36,5m. Zo koml ik er onderweg naar de kust trouwens heel wat tegen, waar onder twee die tezamen een huis vervoeren, elk een deel ervan, en in dit geval voorzien van een begeleider met zwaailichten, niet zozeer wegens lengte of gewicht alswel voor de breedte. Voorts gebeurt er niet veel op de 180km die me van de kust scheiden. Als ik in Greenough aankom blijkt het Greenough Historical Settlement reeds gesloten, alhoewel de sluitingstijd pas om 17u00 is en ik dus nog een uurtje vroeger ben. Vanop afstand neem ik enkel foto’s van de gebouwen, ik vermoed dat ik niet erg veel gemist heb trouwens. Dan weer verder naar Geraldton, de grootste stad tussen Perth en Broome aan de westkust volgens mijn gegevens, en de belangrijkste haven waar alle producten van de streek heen worden gebracht voor verder transport per schip. Vandaar al het vrachtvervoer over spoor en weg dus. Een bord wijst er nog op om als je naar het noorden gaat, je goed te voorzien van water … .
In Geraldton stop ik om te tanken en slaag er maar niet om meer dan 25l in de tank te krijgen, dan maar verder naar de Old Goal, de oude gevangenis, om daar wat foto’s te maken en tot de slotsom te komen dat het mooie gebouw waar ik de plaatjes van trek, niet de ex-gevangenis is, doch dat dit een onooglijk en lelijk gebouw achteraan de parking is. Niet getreurd, het informatiecentrum is de moeite waard en van hieruit rijdik nog even de heuvel op naar het HMAS Sydney II Memorial, een gedenkteken voor de bemanning van een Australische oorlogsbodem die hier voor de kust door een Duitse oorlogsbodem tot zinken werd gebracht met 645 slachtoffers tot gevolg. Ook het Duitse schip ging trouwens ten onder. Ten tijde van de oprichting van het memoriaal in 2001 was het schip trouwens nog steeds niet gelokaliseerd, dat duurde nog tot 2008. Mijn bestemming voor vandaag is het Sunset Beach Holiday Park, van de oceaan gescheiden door een smalle duinenrij. Iets voor 18u00 kom ik bij de receptie aan, juist op tijd om nog in te checken. Geen restaurant in de onmiddellijke omgeving, vanavond doe ik het met een soepje.

Yohani :P

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: wo 20 nov, 2013 16:14
door Yohani
Dinsdag 19 november

Voor vandaag staat er naast de af te leggen kilometers eigenlijk maar één ding op het programma: het Kalbarri National Park. Dat komt er op neer van eerst 160km te overbruggen tot aan het park. Met de kilometer die ik nu noordelijker rijd, wordt de omgeving droger, het uitbundige struikgewas wordt vervangen door varianten met kleine blaadjes die minder water verdampen en beter tegen de droogte kunnen, de wildflowers worden veelal vervangen door droog bruin gras. Ook wordt het opnieuw heuvelachtiger. Even voorbij Port Gregory wordt ik verrast door een paars meer met rose stranden, en neen ik heb niets gedronken of andere substanties genomen. Ik zie werkelijk een broos tot bijna paars meer voor mijn ogen. Dat wil ik natuurlijk van een beetje dichterbij gaan bezien en zodra er een zandweg wat dichter naar het meer toeloopt draai ik er in. Op het einde van de zandweg staat een barrière met een plak dat niet veel goeds voorspeld, “verboden toegang “BASF The Chemical Company” ik vermoed dat het gewoon de ontginning van het zout of andere mineralen uit het water betreft, doch nog nooit zag ik een meer in die kleur!
Als ik het stadje Kalbarri nader, wordt het opnieuw groener, of eigenlijk zeg ik het verkeerd, er verschijnt opnieuw meer plantengroei. Het zijn echter vooral vrij taai uitziende struiken met veel bruin van de houterige takken en een weinig donkergroen. Ook de bodem wordt stilaan een beetje roder in plaats van het bruingele. Bijna de ganse westkust van Australië bestaat uit kalksteen, doch hier in Kalbarri bestaat die uit zandsteen, wat meteen de reden is van de spectaculaire kliffen en gorges van het gelijknamige park. Jammer genoeg bevindt het ranger station waar ze de kaartjes van het park hebben zich aan de andere kant van het park, langs waar ik het verlaat en dus al de helft van het park gedaan zal hebben. Gelukkig heb ik gisteren via internet een kaartje kunnen downloaden van de website van het park naar mijn tablet zodat ik dat kan gebruiken.
Het eerste deel van het natuurreservaat bevindt zich langs de kustlijk en mijn eerste stop brengt me bij de Natural Bridge, een rots in de oceaan die nog met het vasteland verbonden is maar waarin door de woeste werking van de golven een opening is geslagen, deze zal zo verder eroderen tot de “brug” uiteindelijk instort en er alleen een “stack” overblijft, een kleine rotspunt voor de kust, tot ook die in de golven zal verdwijnen. Naar zo’n stack wandel ik vervolgens via de “cove”, een kleine baai, om bij Island Rock te komen. Dan gaat het met de camper een eindeje verder naar Grandstand en Shellhouse, waarbij ik er het raden naar heb waarvoor die namen staan. Wel zijn er hier opnieuw prachtige kliffen te zien die lijken te bestaan uit dikke horizontal lagen rode lijsteen. Nog wat verder stop ik bij Eagle Gorge waar ik via een rotsachtig pad naar het strand wandel om de kliffen een keer van uit een ander perspectief te zien. Van beneden namelijk. Daarbij stoor ik ongewild een koppeltje dat in monokini van de zon ligt te genieten, tja het strand is van iedereen, nietwaar. De gorge waarnaar de plaats vernoemd is, stelt op zich eigenlijk niet veel voor. De hitte doet zich ondertussen wel goed voelen, het zijn telkens maar korte wandelingen die ik maak variërend van 300 tot 700 meter, maar allen opgeteld begin ik die toch al goed in de benen te voelen, zeker als het bergop gaat. Ik zorg er in elk geval voor genoeg te drinken en een hoed op mijn hoofd te houden. Pot Alley is weer zo’n plek waarvan ik niet direct een link tussen de naam en de plaats kan leggen, klauteren kan je er alvast wel goed. Red Bluff is dan weer een grote rots, die dienst deed als baken voor de scheepvaart. Voor een Nederlands schip, de Zuytdorp, die hier schipbreuk leed, blijkbaar toch niet hoog en rood genoeg om niet op de kliffen te lopen… . Mijn laatste bezoekje aan de kust vandaag, brengt me bij de Blue Holes, twee aan elkaar geregen, ringvormige baaien, die dienstdoen als zwemwater en jacht- en vissershaven.
De rest van het park ligt verder het binnenland in langs de gorge gevormd door de Murchison River. Om er te geraken moet ik eerst een 25km lange gravelpiste nemen, die ondertussen gelukkig reeds voor de helft geasfalteerd blijkt, en dan een afslag van 6km naar het beginpunt van de wandeling naar Nature’s Window. In feite een rots met een gat erin die een doorkijkje geeft naar de gorge. Hetb grootste gedeelte van de 800m lange wandeling is verhard, alleen om bij het “venster” te komen vergt het een beetje klauterwerk. Een ander uitkijkpunt ligt aan de parkeerplaats zelf en biedt een panorama over een andere bocht van de riviervallei. 11km de andere kant uit ligt Z Bend, een zigzag bocht in de canyon dus. Ik moet echter nog een stuk verder en doe dus maar een kort stukje van deze wandeling. Ik keer terug over de gravelroad, die er redelijk bij ligt afgezien van wat verborgen zonken, wat wasbord en wat los zand, maar die breed genoeg is en snel. En laatste bezoekje brengt me 24km verder over de hoofdweg naar Hawks Head met een prachtig zicht over de rivier die zich een weg baant door de canyon en Ross Graham die enkele kilometers verder hetzelfde biedt.
Tot zover het Kalbarri National Park, als ik mijn eindbestemming inbreng merk ik dat ik nog 140 km voor de boeg heb. Daar komt dan nog een 19 km bij naar een camping die ik gisterenavond toevallig gevonden heb via de Wikicamps Australiaz App op mijn tablet, en die wat meer comfort (douche, restaurant) biedt dan de Nerren Nerren rustplaats die eerst voorzien was. En gelukkig maar want eens in Nerren Nerren, blijkt er niets maar dan ook niets te zijn, zelfs geen parkeerplaats. De vorige plaats voorzien voor een 24u overnachting, die ik tegen kwam, is zeker 50km terug. Veel stelt de camping niet voor, maar de sanitaire containers zijn netjes, er is elektriciteit en zelfs wifi in het restaurant waar ik kennis maak met een koppel Australiërs die hun 50 jarige verjaardagen gaan vieren hebben tijdens een weekje strandvakantie (daarbij moet je strandvakantie wel een tikkeltje avontuurlijker bezien dan de Europese variant, volledig zelfvoorzienend met de tent tot het vangen van de vis toe, op een strand kilometers van de bewoonde wereld). En zetten we ons samen aan tafel om te lunchen. Zo wordt het toch nog een heel gezellige avond, zo gezellig dat ik nog niet aan de wifi toe kom.

Woensdag 20 november

De route van vandaag is door de wijziging van gisteren een flink stuk ingekort. Dus kan ik het op mijn gemak doen. Doch tot ik bijna op mijn bestemming van deze avond kom staat er niets op het programma, gewoon omdat er niets is. Met moeite een roadhouse waar je kan tanken, eten en slapen, voor de rest alleen uitgestrekte landschappen waar geen einde aan lijkt te komen en die nu nog droger zijn geworden. De begroeiing is gereduceerd tot struikjes van nog geen ½ meter hoog, en bestaat meer uit takjes dan bladeren, het gras en de andere bodembedekkers zien grijs als de neergevallen naalden in een dennenbos. Langs de kant van de weg af en toe het karkas van een aangereden kangoeroe. En geregeld een roadtrain die van de andere kant komt aangedenderd.
Ik vorder dus snel en sta binnen de kortste keren aan Hamelin Pool, in de schitterende baai ga ik de Stromatolites bewonderen, die ik ook al eerder op deze reis zag, het water heeft een erg hoog zoutgehalte, door verdamping van het zeewater dat in mindere mate wordt aangevoerd dan het verdampt en de warme temperatuur van het water is dit één van de weinige gekende plaatsen op onze aarde waar deze bacteriële vormen nog goed gedijen en nog steeds zuurstof aanmaken. Er zijn hier twee levensvormen van de soort te bewonderen, een sponsachtige in ondiep water en een koraalachtige in het diepere water, waar ze lagen op elkaar vormen en als een stomp naar de oppervlak groeien. Ik keer terug via het nabij gelegen Old Telegraph Station maar dat boeit me niet erg. Volgende afspraak is Shell Beach, zoals de naam het al aangeeft een strand van schelpen, zo groot als vingernagels, en dat volgens de plaatselijke info wel 100km lang is. De schelpen worden door de eeuwen heen compacter en compacter samengeperst, en er vindt een chemische reactie plaats die ze tot één grote massa aan elkaar cementeert. De kolonisten zijn die dan gaan opgraven en als bouwblokken gaan gebruiken bij de bouw van hun huizen. Samen met de Stromatolites, dit schelpenstrand en het zeegras dat ik kan bewonderen op mijn volgende stoppunt, zijn dit de redenen dat dit tot een Unesco World Heritage Site uitgeroepen is.
Het Eagle Bluff Lookout is mijn volgende bestemming, maar niet voor ik nog enkele pittoreske baaien met witte (schelp)stranden en turkooizen waterpartijen te zien krijg. De Eagle Bluff Lookout, ligt wat op een hoogte boven een baai met in die baai, zoals gezegd in het dieper water het zeegras dat heel wat zeedieren aantrekt, met als zeldzaamste de Dugongs, zeekoeien die hier in grote getallen in de Shark Bay leven. Ik zie echter vooral de lemon haaien rondzwemmen, een hernieuwde kennismaking sinds ik er vorig jaar tussen zwon in de pacific. Één donkere schaduw zou een Dugong kunnen zijn, maar het is te ver af om zelfs met de verrekijker tot een onweerlegbaar besluit te komen. Voorbij het dorpje Denham rijd ik langs het Francois Peron National Park dat vooral bestaat uit dezelfde plantengroei, dezelfde uitgedroogde meertjes en dezelfde prachtige kusten waar ik al de hele dag doorrijd. Als er dan nog gewaarschuwd wordt van de bandendruk van de banden te verlaten, laat ik het maar zo en trek verder naar Monkey Mia.
Ik had reeds van bij de planning in mijn gedachten dat dit wel eens een echte onvervalste toeristentrap zou kunnen zijn, en ik wordt dan ook niet teleurgesteld. Alles draait hier rond de betalende excursies, ronde de dolfijnen, die hier bijna niet (meer) op natuurlijke wijze naar het strand komen, maar voor voedersessies. Je beperkt die dan tot de vroege voormiddag en voila, je hebt dan een hele boel toeristen die moeten bezig gehouden worden met boottrips, verhuur van trapbootjes, kajaks, scenische rondvluchten en kamelenritjes, tot de volgende dag. Best wel lucratief dus, zeker als dit “Nationaal Park” zonderling genoeg niet opgenomen is in de National Park passen van West-Australië. Maar niet getreurd, aan mij verdienen ze niet meer dan de 8,5 A$ inkom. Ik ben dan ook snel weer weg zonder dolfijnen gezien te hebben, maar wel een schildpad en enkele gekke pelikanen.
Ik besluit in Denham nog even te gaan snorkelen in de little lagoon, maar veel leven is er niet te vinden en dus besluit ik maar van een dagje voorsprong te nemen en verder te rijden naar Carnarvon, een goede 350km verderop en normaal mijn bestemming van morgenavond. Ook op die route was er niets gepland dan kilometers vreten, dat moet nu eenmaal soms als je zo’n reis maakt, en biedt meteen het voordeel dat ik dan een extra dag heb in het noorden. Behalve dat het landschap nu bijna een halfwoestijn wordt, en er opvallend veel geiten en in mindere maten schapen rondlopen die in de taai begroeiing toch nog wat te eten vinden. Steven en zijn vrouw, de Australiërs die ik gisterenavond leerde kennen, verwonderden zich ook al over de grote aantallen die ze onderweg zagen, zij komen hier nochtans geregeld. Zo komt het dat ik vandaag voor de 2e keer ga tanken en in het totaal meer dan 540km afleg alvorens in Carnarvon aan te komen. Maar al bij al ben ik tevreden, de World Heritage Drive was de moeite waard en die Monkey Mia, ach dat weten we dan ook weer. Ondanks de vele kilometers toch een keertje op tijd op de camping, nog een simpel potje koken en dan zit het er weer op voor vandaag.

Yohani :P

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: di 26 nov, 2013 13:58
door Yohani
Donderdag 21 november

Vanmorgen eest enkele winkels aangedaan op zoek naar een 12V spaarlamp voor in de camper, want er heeft er één van de 2 aanwezige de geest gegeven. Dat is trouwens het enige niet dat al gesneuveld is. Een houdertje om de deur open te houden bij felle wind heb ik stuk getrokken, toen ik de deur wilde toe trekken en dat ding vergat. Één van de scharnieren van het deksel van de Engel koelkist stond van in het begin los en heb ik opnieuw vast gezet, hetzelfde voor het slotje van de vliegendeur, en dan zijn er nog 2 buitencompartimenten die niet meer vast kunnen, ook reeds sinds het begin en dus niet gebruikt kunnen worden. De zoektocht wordt geen succes, het enige lampje dat ik vind (en mag proberen van de verkoper) werkt niet. Morgen nog eens opnieuw proberen dus.
Ik rijd nu door de stad Carnarvon naar de Heritage Precinct, daar zijn er naast het oude station, een schaapscheerderstal ingericht als treinmuseum, met binnen en buiten allerlei spoorrelikwieën tentoongesteld, zoals oude tractoren, locomotiefjes en wagons, en een heuse watertoren voor het bijvullen van de stoomlocomotieven. Hier is ook de jetty, een gammele houten steiger waar ik de Coffee Pot trein, een mini dieseltreintje, neem en hobbelend en schuddend de 1,6kml lange jetty opgebracht wordt tot in de zee. Vroeger werd dit gebruikt om de wolbalen naar schepen te vervoeren. Bij het achterwaarts terugkeren merk ik dat de rails waarover we rijden, wel een spoor uit een stripverhaal lijkt, nooit geweten dat rails zo kunnen kronkelen, het is een wonder dat dit ding niet ontspoord! Nog even een bezoekje aan het Lighthouse Keepers Cottage, het huisje waarin de vuurtorenwachter en zijn gezin woonden, toen deze nog niet geautomatiseerd was. Hier staat naast de vuurtoren dan ook nog een waterton op een hoge stellage, ik veronderstel om waterdruk te creëren, maar hoe ze dat water dan boven kregen?
Het is tijd om de reis verder te zetten, een goede 240km door het steeds drogere en rodere landschap met steeds minder plantengroei en af en toe de typische zandhozen die in de verte voorbijdraaien en ik nog ken van in de outback en van andere woestijnstreken. Enige onderbreking is opnieuw een tankbeurt, want de litertjes gaan er hier wel goed door. Er duiken ook weer andere vogels op, in dit geval witte kaketoes die grijs-roze galahs kommen vervoegen. Dit is ook Rode kangoeroe land, een grotere versie dan zijn grijze tegenhanger, doch momenteel zie ik jammer genoeg alleen de aangerden exemplaren langs de kant van de weg. Ook nog steeds heel veel schapen en geiten in opmerkelijk goede conditie, taaie beestjes die hier toch nog genoeg voedsel vinden. Ondanks dat ze hier met massa’s vlak langs de weg zitten, zie je van deze dieren bijna geen kadavers liggen in tegenstelling tot de kangoeroe’s.
Even na de middag kom ik aan in Coral Bay, mijn eerste plaats aan het Ningaloo Coral Reef in het gelijknamige Ningaloo Marine Park. Dit is de eigenlijke reden waarom ik mijn snorkelmateriaal heb meegezeuld, dus ik hoop dat he de moeite waard is, want de 2 vorige pogingen meer naar het zuiden, waren niet echt een succes. Na een snelle picknick kleed ik me om en wat later lig ik rond te spartelen in het aangenaam warme water. Al gauw vind ik de “patatten” zoals ze dat in Frans Polynesië noemen, hier “bommies” genoemd. Dit zijn koraalformaties gevormd op een zanderige bodem, dus alleenstaande brokken in plaats van een aaneengesloten rif. Waar je deze bommies vind, vind je ook de kleurige vissen en al gauw krijg ik enkele bekende soorten van vorig jaar opnieuw in het gezichtsveld. De uitschieters daarbij zijn zeker de papegaaivis en de keizersvis, maar ook de vele blauwe, gele en gestreepte visjes zijn het bekijken waard. Het is bij het snorkelen nog wat wennen aan de oranje opblaasbare drijfboei die ik me heb aangeschaft, het ding dat aan me is vast gemaakt dient als waarschuwing voor boten, surfers en dies meer, om te verwittigen dat er een snorkelaar onder het wateroppervlak is. Bovendien kan je het ook gebruiken om even aan te hangen om uit te rusten. Ik merk al gauw dat ik een langer touwtje nodig heb voor de boei, want ze trekt hinderlijk als ik wat dieper wil duiken.
Na een uurtje keer ik terug naar het strand en rijd na het omkleden verder richting Exmouth. In het landschap duiken nu meer en meer termietenheuvels op, ik zag er eerder deze reis al enkele kleintjes, maar hier zijn er stevige rakkers bij van 2m hoog. Eerst verschijnt er hier en daar eentje, maar al gauw lijkt het wel een bos van menhirachtige rotsen. Obelix zou hier in zijn nopjes geweest zijn. Als je weet dat één kolonie verschillende tienduizenden termieten bevat, moet je niet vragen hoeveel er hier zoal onder de grond zitten. De geiten blijven ondertussen goed opzij langs de weg, maar de domme schapenkoppen blijven midden op we weg staan of lopen over juist als je er aan komt, het blijft dus oppassen geblazen. Met de regelmaat van de klok kom ik steeds de roadtrains tegen, al zijn de meeste beperkt tot 2 aanhangers in plaats van 3. Bij het naderen van elk dorpje vind je trouwens Roadtrain Assembly Points, waar de vracht van de roadtrains, die in veel gevallen de dorpjes niet in mogen of kunnen, wordt samengesteld of overgeladen op kleinere vrachtwagens. Even voor zessen check ik in, in het Big 4 Exmouth Cape Holiday Park. Het zwemgerief wat uitspoelen, een maaltijd warm maken en de dag is weer ver om, nog wat aan het reisverhaal schrijven en nog wat lezen. Morgen nog een dagje aan het Ningaloo Coral Reef, maar dan gaat het naar het binnenland en een verlaten stuk kust tussen Portn Hedland en Broome waar wifi en andere geneugten minder vanzelfsprekend zullen zijn voor enkele dagen. De wifi aanbieder op de Big 4 camping van vandaag is een andere dan deze waarvoor ik credits heb aangekocht op de vorige Big 4 camping en dus ook vanavond geen internet.

Vrijdag 22 november

Vanmorgen een nieuwe poging om het juiste lampje te vinden, en deze keer met meer succes. Ook de ijskast voorraad met frisdrank aangevuld net als de portefeuille. Vervolgens rijd ik verder het schiereiland op richting VLF Antenna Array. Dit is een Ameikaans-Australisch relict uit de koude oorlog, en gezien alle afluisterschandalen van tegenwoordig misschien nog steeds, dat er voor moest zorgen dat de USA ook hier overal radiocontact kon maken met zijn duikboten. Veel is er niet aan te zien, juist een aantal in een vierkant opgestelde antennemasten, die in die tijd wel de hoogste door mens gemaakte structuur waren op het zuidelijk halfrond. Blijkbaar werken ze nog, want borden waarschuwen van met geen radiogestuurde detonators op zak rond te lopen… toch maar even nazien?
Eens daar veilig voorbij ga ik op weg naar de Mildura Wreck site, een beetje ramptoerist spelen bij het wrak van een schip dat diende om vee te vervoeren en hier in 1907 op de klippen liep. Het gestrande schip was nog in vrij goed staat toen de bemanning de luiken open zette zodat het vee kon proberen al zwemmend de kust te bereiken, waarna zij zelf per reddingsboot de wijk namen. Van het schip blijft heden ten dage zowat alleen nog de kiel over en enkele enorme boilers, maar genoeg om er de vorm van een schip in te herkennen, de rest is ten prooi gevallen aan de woeste kracht van de oceaan en de niet aflatende inwerking van het zoute water.
Ik keer terug en sla vervolgens af naar het Vlaemingh Head Lighthouse. Een vuurtoren die er is gekomen als rechtstreeks gevolg van de ramp met de SS Mildura. Het is evens een uitkijkpost en luchtafweergeschut nest geweest tijdens de 2e Wereldoorlog en is in actie gekomen tegen de Japanse luchtmacht toen die het Amerikaanse brandstof depot in Exmouth probeerden aan te vallen.
Ik trek verder langs de westelijke kust van het schiereiland, langswaar het Ningaloo Marine Park zich uitstrekt. Aan landzijde rijd ik het Cape Range National Park binnen, mijn plan is om helemaal ten einde de weg te rijden, zo’n 70km, en van daaruit terug te keren en te bezoeken wat er te bezoeken valt. Eerst stop ik echter nog even bij het Milyering Visitor Centre, dat zowel informatie heeft over het snorkelen in het Ningaloo Marine Park als de wandelingen in het Cape Range National Park. Ik schrik er trouwens even van een andere mededeling die er ophangt: een nota over de sluiting van het Karijini National Park, waar ik normaal overmorgen aankom, wegens bosbranden. Ik haast me om verder te lezen en stel opgelucht vast dat de branden voorbij zijn en het park vanaf 18 november opnieuw open is. Ik rijd vervolgens helemaal naar het zuiden tot aan Yardie Creek waar ik 2 wandelingen heb uitgekozen die ik wil gaan doen. Het is ondertussen wel al 12u30 als ik daar aankom.
De Yardie nature Walk brengt me eerst van de natuurlijke zandbank die de kreek provisoir van de oceaan afsluit langs de Yardie Creek naar het begin van de gorge. De oceaan en andere natuurverschijnselen zoals stormen en cyclonen zorgen er voor dat de zandbank soms verdwijnt waardoor het (zoet)water uit de creek de oceaan instroomt en niet verzilt in de creek. Het openen van de zandbank kan een kwestie van uren, maar ook van dagen en in uitzonderlijke gevallen zelfs van jaren zijn. Op het eindpunt van deze wandeling ga ik verder op de Yardie Gorge Trail die een beetje uitdagender is met wat licht klauterwerk langs de rotsen naast de gorge. Volgens de beschrijving leven er op de rotswanden aan de overzijde van de canyon zwartvoet-rock wallabies, maar ik weet uit ervaring in Tasmanië hoe moeilijk die te vinden zijn. Doch plots krijg ik er eentje in het oog in een kleine grot in de rotswand en even later nog eentje achter een struikje naast een grote uitstekende rots. Een derde zit met zijn rug naar me toe en is in zijn helder grijze kleurtje bijna niet zichtbaar. Ik wijs een paar Duitse toeristen die vruchtloos op zoek zijn naar de beestjes waar ze zitten. Ik klauter nog wat verder voor enkel mooie panorama’s van de kloof en keer dan op mijn stappen terug. Deze keer wordt ik door een stel ander wandelaars op een wallabie gewezen, aan onze kant van de kloof nog wel, op nog geen 10m afstand. Aangekomen bij het eindpunt van de Yardie nature Walk, springen 2 grijze kangoeroes verschrikt uit de schaduw van een struikje als ik naar beneden kom geklauterd. Alhoewel ik nog geen 5m van hen af was, had ik ze nog niet gezien. Het Duitse echtpaar van daar even, staat parmantig de andere kant op te turen door hun verrekijkers, tot ik hun aandacht trek op de exemplaren voor hun neus.
Ik wandel terug naar de auto en rijd tot aan de Mandu Mandu gorge, niet dat ik deze 3km lange wandeling ook wil doen, maar ik wou toch even zien of ik met een paar 100m misschien ook al een mooie blik op de gorge zou kunnen werpen. Helaas, minstens de eerste kilometer gaat door vlak landschap met lage struikjes. Het wordt dan stilaan tijd om aan het middageten te denken, en ik wil dan ook gaan picknicken aan Turquoise bay en vervolgens gaan snorkelen. Maar eens daar aangekomen en een kijkje gaan nemen op het strand, ben ik niet meer te houden en wil meteen gaan snorkelen. Zo gebeurt het ook en ik krijg weer fantastische taferelen te zien van hard koraal waartussen de meest prachtige vissen zwemmen in allerlei kleuren. Van kleine helblauwe visjes ter grote van een sardientje tot papegaaivissen, groter dan 2 handen. In de brochure die ik in het visitorcenter kreeg staat uitgelegd waar je best in het water gaat, maar vooral ook waar er zeker weer uit te komen om niet mee met de stroming buiten het rif getrokken te worden. Je kan je dus makkelijk laten meedrijven en ik herhaal dan ook die procedure een tweede keer nadat ik via het strand terug gewandeld ben. Naast de felgekleurde tropische aquariumvissen duiken er plots ook enkele haaien op van ongeveer mijn eigen lengte en met een zwarte tip op de vin. Van vorig jaar weet ik nog dat je jezelf niet al te veel zorgen moet maken bij deze soort haaien. Terwijl ik steeds weer andere vissen zie opduiken, sommige wel een halve meter groot, drijf ik steeds verder. De batterijen van mijn duikmaskercamera zijn leeg en ik had nog zo graag enkele van die prachtexemplaren in alle kleuren van de regenboog vastgelegd op foto en film. Stilaan begeef ik mij weer naar het strand als er plotseling een reuzenschildpad onder mij doorweeft, het beest is zeker zo groot als mijn romp, zijn hoofd zo groot als 2 vuisten. Sierlijk glijdt het dier door het water terwijl ik bijna mijn tuba opvreet van frustratie omdat mijn batterijen op zijn. Ik probeer de schildpad nog even te volgen maar kan zijn snelheid niet aan, zeker als het nog een keer tegen de stroming in gaat. Met een voldaan gevoel keer ik dan naar het strand terug, om bij uit het water te stappen op mijn knieën in het zand, of eerder het fijn gemalen koraal, te vallen. Ik houdt er een goed geschaafde knie aan over, die ik na het afdrogen eerst maar een keer goed ontsmet. De natte zwemkleding is zo goed als droog tegen dat ik een boterhammetje met een stuk chocolade op heb.
Ik pak weer in en stel vast mijn stopplaats voor vanavond in op de GPS. Ik heb nog juist de tijd voor een bezoekje aan Mangrove Bay alvorens ik weer richting Exmouth rijd. Daar opnieuw tanken, een korte pitstop en we verlaten het schiereiland. Als overnachtingplaats heb ik deze keer voor een overnachting op een schapenfarm gekozen, Giralia Station, basic maar in orde en 2 lieve honden die vriendelijk goeiedag komen zeggen. Ik wandel even rond op de nog actieve boerderij, alhoewel er van actie momenteel niet veel te merken valt. Ik zie er de originele coroboree, de schaapscheerderhut, de holding pens waarin de schapen bijeengedreven worden en de sorting pens waar ze in gesorteerd worden. Aan een dode boom zijn allerlei potten, pannen en oude olielampen bevestigd die klingelen in de wind, aan een andere is dan weer allerhande schoeisel bevestigd. In de bomen boven mij maken de corellas (witte kaketoes) een hels kabaal. Ik ben enige gast op de camping en in de cabins en heb dus alles voor mij alleen Ik neem gauw nog een douche om het zout wat af te spoelen en maak mijn avond maaltje klaar. Tegen 9u00 wordt de generator afgezet waarschuwde men, maar uiteindelijk gaat die pas om 10u00 uit. Voor het eerst is het dan ook volledig donker om me heen en kan ik een keer genieten van de prachtige zuiderse sterrenhemel.

Zaterdag 23 november

Vandaag is een dag kilometer vreten, bedoeling is om Tom Price, de toegangspoort van het Karijini National Park te bereiken op zo’n 450km van hier. Vanmorgen om 5u de zonsopkomst gezien, met dank aan de corellas die vanaf het eerst spiertje licht een hels kabaal opzetten. Me nog een keer omgedraaid en ondanks het kabaal toch nog wat geslapen. Om 7u dan opgestaan gedoucht, ontbeten en hop de baan op. Het landschap is voorlopig maar saai en heel erg droog, zelfs de schapen en geiten zijn nergens meer te bekennen. En toch is dit allemaal farmland, daar wijzen de wildroosters in de baan regelmatig op als je er met een dramatische”dzoing” over rijd. Die scheiden de verschillende “weides” van elkaar. Als er opeens een paar granieten rotspartijen opduiken langs de weg zijn die een streling voor het oog, eindelijk iets waaraan je ziet dat je vordert anders dan je kilometerteller, vervolgens kom ik in de heuvels en waarlijk even later kan men zelfs van bescheiden bergen spreken. Je laaft je ogen er aan alsof ze van goud zijn en zou van ze allemaal wel een foto willen nemen. Op een gegeven moment staat er een waarschuwingsbord dat meldt dat het volgende stuk weg gedeeld wordt als Emergency Airstrip voor de RFDS, een noodlandingsbaan voor de Royal Flying Dokters Services dus.
Mijn brandstoftank is nog halfvol als ik het Nanutarra roadhouse bereik, maar toch tank ik vol, ik ben nu in gebied waar je geen kans voorbij laat gaan om af te tanken. De service stations zijn er zeldzaam en het volstaat dat er eentje zonder diesel zit om in te problemen te geraken. Het valt me op dat ik geen karkassen van kangoeroes meer zie naast de weg liggen, wel twee uitgemergelde koeien, maar die lagen wat verder van de weg en lijken me eerder omgekomen door ziekte, een gebroken poot of uitputting. Één opgezwollen exemplaar vlak naast de weg, die wel op ontploffen lijkt te staan, wat waarschijnlijk ook het geval is door de gassen die ontstaan door de ontbinding in de koe, ligt met gestrekt poten op haar zij en lijkt me eerder het slachtoffer van een auto- of vrachtwagenongeval. Als je zo’n beest met je personenwagen raakt kom je er trouwens zelf ook niet al te best vanaf vrees ik. Even later staan er dan toch wat levende exemplaren in de schaduw van wat bomen. Het lijkt hier trouwens ook wat groener, maar dat komt vooral omdat de schaarsere planten hier van een wat lichtere kleur groen zijn dan tevoren. Wat ik wel omperk dat telkens je een rivier kruist, die wel allen droog staan, er een plotse toename van onder andere gombomen te zien is. Veel van het water hier stroomt dan ook doorgaans ondergronds… . Af en toe wijst een bordje naar een onverharde piste als de toegang tot één of ander mijn of een afgelegen homestead zoals waar ik vannacht sliep.
De laatste 80km van mijn route zijn onverhard, maar goede gravelpistes die toch een snelheid van 80km/u toelaten, in het midden daarvan kom ik plots op een nieuw stuk asfalt en rijd ik zowat midden door een mijnoperatie. Maar even gauw houdt dat weer op, en zit ik weer op de gravel. Doch korter dan verwacht want ook de laatste 10km naar Tom Price zijn ondertussen geasfalteerd blijkbaar. Het is nog maar 15u00 en het stadje mag dan wel de toegangspoort naar het Karijini National Park, veel valt er niet te beleven, het is vooral een bevoorradingsstad voor de mijnen er rond. Ik besluit dan maar verder te rijden naar het Karijini Eco Resort, een camping in het park zelf. Dat geeft me weer een voordeel voor morgen. Bovendien is er daar een restaurant, zodat ik een keer niet zelf hoef te koken. Ik vul opnieuw de halflege tank en zet weer aan voor nog een laatste 80km waarvan 1/3 onverhard in het park. Maakte ik me eerder op de dag nog zorgen over enkel grote zwarte rookpluimen aan de horizon, nu lijken die toch niet van hier afkomstig te zijn, enkel mooie bergzichten die me een paar keer doen stoppen voor een foto. Eens het park binnen zie ik dan toch heel in de verte enkele grote rookzuilen opstijgen, geen idee echter of dit nog binnen de parkgrenzen is, langs de weg zie ik wel het resultaat van de recente branden die in het Cape Range NP aangekondigd stonden. Zwartgeblakerde stammen van bomen, afgeknapte verbrande takken en tot as gereduceerd gras. Eigenaardig is wel dat het vuur met sprongen lijkt toegeslagen te hebben, soms zijn er hele stukken onaangeroerd en dan is alles weer verkoold…, zonder aanwijsbare reden.
Als ik het Karijini Eco Resort bereik zijn er daar echter geen sporen meer van, als ik uit de auto stap om naar de receptie te gaan is het bloedheet. Ik check in en reserveer ineens voor de maaltijd waar ik om 17u verwacht wordt. Ik heb dus nog een uurtje de tijd en rijd op aanraden van de receptionist naar de Oxer Lookout een 10km verderop. Een wandeling van een goede 300m brengt me bij een spectaculair uitzichtpunt waar 3 canyons 130m dieper in elkaar overlopen. Wat een prachtige manier om de dag af te sluiten! Ik keer terug naar de camping, gooi het pop up dak open, dat niet echt meewil, omwille van het wasbord op de piste daarnet misschien? En trek naar het restaurant waar ik pompoensoep, BBQ kip met dito aardappeltjes en salade geserveerd krijg. Een Emu biertje erbij en een ijsje als dessert. De wandeling terug naar de camper nadien is dwars door de vliegenhel, de camper binnenin is nog erg warm ondanks de open geritste, van muggengaas voorzien ramen in het pop up dak, hopelijk koelt dat vanavond nog wat af, want ik heb hier geen elektriciteit en dus geen airco die ik voordien in de camper nog niet gebruikte, al wel in de cabine trouwens. Nog even naar buiten om een blik te werpen op de heldere sterrenhemel, hoe langer je in het donker staat, en je ogen meer gewend worden aan de duisternis, hoe meer sterren er aan het firmament verschijnen.

Zondag 24 november

Nu eens niet veel kilometers, maar een ganse dag in het Karijini National Park, omdat er hier maar bedroevend weinig douches zijn de wekker een uurtje vroeger gezet en dus om 6u op. Niet dat dat klokje echt nodig is want de natuur hier zorgt er vanzelf voor dat je tijdig wakker wordt. Voordeel van het vroege opstaan is ook dat het dan nog wat aangenamer van temperatuur is, alleen die smerige vliegen zijn er dan ook al weer bij.
Dus ook lekker vroeg op weg, opnieuw naar de Oxer Lookout want daar vertrekken ook nog enkele wandelingen. Ik begin met die van de Hancock Gorge, eerst de Rim walk, gevolgd door de Gorge Acces en tenslotte de Kermit’s Pool walk, in totaal een 1,2km variërend van gemakkelijk tot alleen voor de gevorderde bushwalker. Na de aanloop daal ik de Hancock Gorge in tot op de bodem en wordt al onmiddellijk beloond met prachtige uitzichten. De vuurrode wanden van de canyon rijzen boven me uit, een machtig zicht. Het laatste deel van de afdaling gebeurt via een stalen trap. Omdat het nog steeds vroeg is, is het hier rustig, en nog niet te warm. Ik volg de bedding van de kloof die smaller en smaller wordt tot ik zicht krijg op het amfitheater, een cirkelvormige verbreding van de canyon. De laatste 100m moet je door het water en dus keer ik langzaam op mijn stappen terug. Het klauterwerk in de kloof zelf valt goed mee, maar het uit de canyon klimmen is een andere zaak, ik ben blij als ik terug boven ben.
Ondertussen is ook de hitte er weer en voor de volgende wandeling neem ik dan ook extra drank mee. Dat wordt de Lower Weano Gorge die overgaat in de Handrail Pool, totaal 1150m lang. Met weer wat klim en klauterwerk natuurlijk. Ik twijfel even of ik mijn zwemgerief meeneem, voor een duik in de pool maar doe dat dan toch niet, ik heb zo al genoeg bij met extra water, zonnecrème, de camera een vliegennet, verrekijker en extra batterij en een hoed en vliegennet. Deze wandeling staat gecatalogiseerd als voor gevorderde en zeer gevorderde bushwalkers. Eens aan de canyon gaat het steil naar beneden met onregelmatige natuurlijke treden terwijl de canyonwanden weer boven me optornen krijg ik gelukkig wat schaduw, ongelooflijk hoeveel verschil dat kan maken in deze hitte! In de kloof zelf zijn er een paar hachelijke stukjes waar je door wat behendig klauterwerk lang waterplassen moet en het is steeds opletten waar je de voeten neerzet met de vele (losse) stenen. Een vader met zijn 2 zoons komen achterop en vervolgens komen er ook nog enkele andere andere wandelaars aan. De meeste hebben hun zwemspullen mee en ik begin spijt te hebben dat ik dat ook niet gedaan heb. De kloof wordt nu zo smal dat je met gespreide benen tegen beide wanden aan over het stroompje verder moet. Dan kom ik uit bij de Hanrail Pool, en zoals zijn naam al zegt is er daar een handrail in de rotsen bevestigd langs waar je kan afdalen in het cirqueachtige meertje. Een heel idyllische plaats en bovendien een heilige plaats voor de Aboriginals, het is dan ook ten strengste verboden verder de canyon in te gaan dan dit punt, op straffe van hoge boetes. Terwijl de andere wandelaars in het frisse water plonsen, keer ik na een rustpauze droog terug. De weg is nu gekend en verloopt dus wat sneller dan in het heengaan. Op de klim uit de kloof is het een kwestie van regelmatig rusten en een traag tempo aan te houden.
Ik rijd nu voorbij het Karijini Eco Resort naar Knox Gorge route en zie onderweg nog meer schade van de recente branden. Het is zelfs zo dat ik binnen de grenzen van het park nog zeker 5 zwarte rookpluimen zie opstijgen, dus helemaal voorbij is het nog niet. En de zomer begint hier pas. Op het einde van de weg beperk ik me deze keer tot de 300m lange wandeling naar de Knox lookout met naast spectaculaire zichten op de canyon ook een mooi overzicht over de heuvels van het park die pas op het allerlaatste ogenblik de geheimen van de kloven prijsgeven. Volgende uitzichtpunt is de Joffre waterval, die helaas momenteel gereduceerd is tot een haast onzichtbaar straaltje water. Doch het natuurlijke amfitheater met de poel die door de waterval gevoed wordt is er niet minder knap om. Ook de Kalamina Gorge breng ik een snel bezoekje, volgens de info in het visitorscentre in TomPrice is er blauw asbeststof gevonden in de kloof en is het dus oppassen als er wind is. Verwonderlijk is dat niet want naast het park ligt het spookdorp Wittenoom en zijn oude asbestmijnen. Het dorp is, op uitzondering van enkele koppigaards na, volledig geëvacueerd wegens constant asbestgevaar. Zelfs als je er langs rijdt wordt aangeraden de vensters dicht te houden en de blazer op recirculatie te plaatsen. Dit dorp lag oorspronkelijk op mijn route van morgen, doch daarover later meer.
Nu trek ik naar het Karijini Visitors Centre, dat vooral informatie geeft over de planten en dieren en ook de Aboriginals die hier oorspronkelijk leefden en nu het park ook mee besturen en er werken. Het van airco voorzien gebouw is aangenaam om door te wandelen en de informatie niet te overdadig. Met een ijskoud traktaatje voor onderweg stap ik weer de hitte in. Mijn laatste bezoek in het park is de Dales sector, ook hier zijn er weer talloze wandeling en kies er 3 uit, die me weer in de gorge brengen: de Fortescue Falls viewing area, de wandeling naar de watervallen zelf en de Fern Pool die weer allen op elkaar aansluiten en tezamen weer zo’n 1,2km lang zijn. Deze keer neem ik mijn voorzorgen en heb mijn zwembroek aan en een handdoek mee. Het begint echter met een valse start, want ik ga de verkeerde richting uit en volg een tijdje de 2km lange Gorge Rim walk. Na een tijdje besef ik dat ik niet goed zit, na 2 afslagen die me alleen aan de loodrechte canyonwand brengen en keer ik op mijn stappen terug. Oververhit en balend van de lastige vliegen, sta ik op het punt om er de brui aan te geven en te vertrekken als ik enkele personen uit de nadere richting zie komen, waar de juiste route blijkt te liggen. Ik twijfel nog even maar laat me door hun enthousiasme overhalen om toch naar beneden te gaan.
De kloof is diep en de afdaling lang en ik vrees al het moment dat ik terug naar boven moet. Dan krijg ik van wat dichterbij zicht op de Fortescue Falls en is alle moeheid verdwenen en ga ik weer monter verder. Ik kruis nog enkel wandelaars die op de terugweg zijn en kom dan bij de waterval aan, de enige in het park die ook permanent water heeft. De poel onder de waterval ziet er verleidelijk verkoelend uit, maar ik besluit toch eerst de laatste 300m naar de Fern pool af te werken. Onder de weldadige schaduw van de bomen in de vrij dicht begroeide kloof, gaat het dus verder tot ik het geluid hoor van mensen die zich amuseren in het water en om de bocht eindelijk zicht krijg op de uitnodigende poel. Snel de kleren uit en de poel in met water dat perfect op temperatuur is om af te koelen, maar niet te koud om er snel weer uit te moeten. Ook hier een kleine waterval waar door middel van borden wordt gevraagd om er niet af te springen, omdat het hier ook een heilige plaats van de Aboriginals is en er wat respect gevraagd wordt. Een groepje jonge twintigers van Australische origine veegt daar echter dapper zijn voeten aan. Ik vermoed dat het van dezelfde groepjes zijn die het park vandaag bezoeken met de typische pick-ups van de mijnsites, die hun zondag hier nogal luidruchtig komen doorbrengen. Ik laat me er het plezier niet door vergallen en na lang genoeg rond geplonsd te hebben, wandel ik terug naar de Fortescue Falls om daar als afkoeling voor de klim nog even te genieten.
De rotsen die hier in de volle zon liggen zijn te heet om met blote voeten op te blijven staan, laat staan om op te gaan zitten in je zwembroek, ondervind ik al gauw. Wanneer ik aanstalte maak om uit het water te komen schrikt een Duits koppel dat wat hogerop in de schaduw zit op, en verwijdert zich enkele meters van hun bagage. Mijn eerste vermoeden is een slang, maar algauw zie ik een 50cm lange varaan over de rotsen wandelen in zijn typische waggelende gang. Het is een pracht exemplaar dat rusteloos zijn weg zoekt naar het water, langs een plekje waar hij niet op mensen stoot. Dat heeft nogal wat voeten in de aarde, poten op de rotsen, zou hier toepasselijker zijn, zodat alle bezoekers ruim de tijd hebben om hem of haar vast te leggen met het fotoapparaat. Ook ik doe dat en wordt ondertussen enkele keren venijnig gestoken door een soort grote daas, dus gauw verder afdrogen en aankleden, wippend van de ene voet op de nader op de hete rotsen. Er is nu geen ontkomen meer aan en er moet dus geklommen worden, de twee baden hebben me echter goed opgefrist en de terugweg verloopt al bij al vrij gemakkelijk. Door de warmte en het vele drinken ben ik zelfs helemaal vergeten vanmiddag iets te eten, maar dat haal ik vanavond wel in. Nu is het toch te laat want het is ondertussen al half vier en stilaan tijd om te vertrekken.
Ik verlaat het park via de oostelijke uitgang en wordt even later nog getrakteerd op enkele mooie canyons waar de Great Northern Highway doorloopt. Tal van zij-canyons komen er op uit en bieden weer inkijken op het achterland. Ook hier hebben de branden echter lelijk huisgehouden op sommige plaatsen. Dan volgen nog een prachtige bergketen alvorens alles weer vlak wordt, juist wanneer ik het Munjina Roadhouse bereik. Dit is mijn geplande stop voor vannacht, een camping met elektriciteit, douches en volgens mijn info zelfs wifi. Volgens het meisje die zowel de afrekening van het benzinestation, het restaurant als de camping en cabins regelt, zou dat laatste niet meer het geval zijn. Groot is dan ook mijn verwondering als ik even later toch verbinding kan maken. Straks even een update van het reisverhaal trachten te versturen! Bij het opstellen van de camper merk ik nog dat ik weer een onderdeeltje van de camper kwijt ben, één van de klemmen waarmee het dak wordt vastgezet. Vanmorgen zat het er nog aan, nu is het echter weg. Vandaag en gisteren trouwens nog maar een keer een scharnier van de kast vastgezet, die er nu bijna met deur en al aflag na al de wasbordpistes. Aan het tankstation stoppen de grootste roadtrains die ik deze reis al zag. Mijnvrachtwagens met maar liefst 4 aanhangers, duidelijk bedoeld om erts in te storten. Veel manoeuvreren is er bij die mastodonten niet bij, dus hebben zij aparte dieselpompen, die trouwens ook een veel groter debiet hebben dan deze voor personenwagens, die zo geplaatst zijn dat ze gemakkelijk van de weg naar de pomp en weer terug kunnen. Het restaurant waar ik deze avond de Sunday roast eet is trouwens een typisch truckersroadhouse met grote flatscreen en truckers en mijnwerkers in smerige overals. Wanneer ik in het donker terugkeer naar de camper is de wind nog altijd warm, voor de eerste keer laat ik de raampjes dicht en zet de airco aan in de camper. Ik zou trouwens nog vergeten dat ik vandaag over de helft van mijn verlof ben!

Maandag 25 november

De route die ik voor vandaag ingepland had, was voorzichtig gezegd nogal optimistisch, 540km, waarvan een goed 300km onverhard en een bezoek aan het Millstream-Chichester National Park is een beetje veel van het goede. Bovendien is er verder op de route niets bijzonders of het moet het spookstadje Wittenoom zijn, dat met zijn asbest reputatie nu ook niet precies een hit is. Bovendien wacht me morgen nog een lange verbindingsrit naar Broome van 650km. Dus heb ik besloten van mijn planning wat aan te passen. Ik neem de rechtstreekse route naar Port Hedland over de geasfalteerde Great Northern Highway die zo’n 251km lang is, en ga dan ineens verder richting Broome en zie wel waar ik uit kom. Op de ganse route zijn er geen bezienswaardigheden te verwachten en evenmin zijn er veel overnachtingplaatsen afgezien van enkele roadhouses en gratis 24u parkings met toiletten. Dus slapen kan ik sowieso wel ergens, geraak ik onverhoopt in Broome, dan win ik nog een dag op de planning voor het top end.
Het landschap biedt onderweg ook al niet veel soelaas, plat, droog en dor. Zelfs de homesteads en weides ontbreken. Af en toe een mijnsite en onderweg tientallen roadtrains die met ertswagen voorbij knallen als bezigheidstherapie begin ik ze te tellen, maar er is geen bijhouden aan. Ook hier weer hele delen die zijn afgebrand, geen enkel dier te bekennen afgezien van de roofvogels in de lucht. Port Hedland is nog erger, dit is roadtrain hel! Deze havenstad bestaat alleen bij gratie van d m ijnen, een echte industriestad waar er overal aan de wegen gewerkt wordt en de enorme vrachtwagens van alle kanten op je afkomen. Brrr… snel weg hier, en zeggen dat dit mijn oorspronkelijke overnachtingplaats was, neen dank je. Snel weg is dan wel de wens, maar de realiteit is anders door de wegenwerken zijn er heel wat files en de onophoudelijke rij roadtrains, die je maar moeilijk voorbij kan houdt maar op eens ik voorbij de Pardoo mijn ben.
Vanaf hier wordt het plots wel heel erg rustig, ik zie nog amper een tegenligger. Ik tank aan één van de zeldzame bevoorradingsposten, het Pardoo Roadhouse waar men kan tanken, eten en slapen, en rij verder. Kilometers lang weer verschroeide aarde tot ik plots dikke wolken over de weg zie hangen, aan de linkerkant van de weg woedt er op enige honderden meters een vuurzee. Veel lijkt er niet aan gedaan te worden, doch er valt ook niet veel te beschermen hier in het grote niets… .De begroeiing wordt trouwens schaarster en schaarster tot er alleen wat gras overblijft. Even na de middag heb ik de keuze, of ik neem een onverharde weg richting 80 mile beach om daar te picknicken of ik stop een eindje verderop aan het Sandfire Roadhouse voor een hapje. Het wordt het laatste.
Van hieraf aan treed er een verandering op in zowel het weer als de natuur, de temperatuur wordt langzaam zwoeler, heet en vochtiger tegen heet en droog, de plantengroei wordt stilaan terug groener en zelfs uitbundig tegen dat ik Broome nader. Het tropische noorden komt er aan, weiden met koeien wisselen af met fris groene bossen. Als ze tenminste niet afgefikt zijn, want ook hier zie ik daar nog altijd sporen van. Doch onder de zwartgeblakerde stammen met dode bruine bladeren, duikt het eerst herstel al op, in de vorm van fris jong groen gras. Om kwart voor 6 sta ik aan de poort van het Roebuck Bay Caravan Park in het centrum van Broome, met een dikke 900km op de teller. 2 lange dagen werden gereduceerd tot één extra zware dag, maar de beloning die volgt nu in de volgende dagen wel. Ik,parkeer de camper op het mij toegewezen plekje met zicht op de Indische oceaan, voor de laatste keer, want de volgende keer dat ik aan zee kom zal dat de Timor zee in Darwin zijn. Morgen verlaat ik de westkust.

Yohani :P

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: do 28 nov, 2013 16:25
door Yohani
Dinsdag 26 november

Wie zij er ooit, plannen zijn er gemaakt om te worden verandert? Vanmorgen na het ochtendritueel even te voet naar het Pioneer Cemetery, een minuscuul kerkhofje van een tiental graven, dat net naast de camping ligt. Naast enkele graven uit de vroege 20e eeuw zijn er ook wat recentere, wat die met pioniers te maken hebben is me niet duidelijk. De wrakken van de tot zinken gebrachte vliegboten hier pal voor de kust blijven vooralsnog een groot geheim, want vinden doe ik ze niet. Waarschijnlijk is het tij te hoog. Dan maak ik me op om te vertrekken. In principe moet ik vandaag telefonisch contact nemen met de Apollo verhuurmaatschappij voor autorisatie tot de Gibb River Road en de Lenard Gorge, Windjana Gorge en Tunnel Gorge National Parken en voor eerdaags ook Purnululu (of de Bungle Bungles zo je wil). Maar omdat ik enkele reparaties heb aan de camper besluit ik naar de lokale afdeling van de verhuurmaatschappij te rijden en daar naast de onderdelen ook de nodige autorisaties te krijgen. De onderdelen lukt zonder problemen, enige probleem is dat ik er een koude douche bij krijg.
Het blijkt namelijk dat zowel de Windjana Gorge en Tunnel Gorge National Parken gesloten zijn voor het seizoen. Nog erger: ook Purnululu is gesloten, deze laatste omdat een grote brand de infrastructuur ter plaatse van het Nationaal Park verwoest heeft? Ik wist altijd dat er een risico was dat deze parken niet meer bereikbaar zouden zijn, indien het regenseizoen vroeg zou beginnen, maar ik ging er steeds van uit dat dit zou zijn omdat de Gibb River Road of de toegangsweg afgesloten zou zijn. De ironie wil nu dat het deel van die onverharde weg die ik zou nemen nog wel open is, doch de parken niet meer. Ik krijg de indruk dat dit geen sluitingen zijn wegens omstandigheden, maar doodgewoon einde seizoenssluitingen, nochtans heb ik daar tijdens mijn voorbereidingen nergens een datum van gevonden en was er alleen een melding dat tijdens het regenseizoen de parken konden onbereikbaar en dus gesloten worden. Ik mag hopen dat verderop in het Top End, het Northern Territory, de parken nog wel open zijn, of ik sta straks een week te vroeg in Darwin. Maar ook daar loert er nog slecht nieuws om de hoek. Blijkbaar is de eerste cycloon (=orkaan) waarschuwing al uitgegeven geweest voor de Top End, een stuk vroeger dan verwacht. Blijkbaar heeft die Australië op een haar na gemist, maar zou wel heel wat regen kunnen aanvoeren. Dat wordt dus afwachten.
Dus maar weer de planning overhoop gegooid, eerst rustig de andere bezienswaardigheden in Broome gaan bekijken en dus rijd ik naar de haven en vandaar een stuk onverhard naar Gantheaume Point. De vuurtoren die hier staat is maar erg rudimentair, een metalen stellage met daarop de phare. Hij is zo lelijk dat ie weer mooi wordt. Op deze punt liggen ook één van de grootste gekende verzamelingen van dinosaurus pootafdrukken. Enig nadeel, ze zijn alleen te vinden bij zeer laag tij, en je mag 3x raden wat het nu is, hoog tij natuurlijk. Ter ere van de dino-speurders werd blijkbaar een afgietsel van enkel dinosaurussporen gemaakt en in beton gegoten zodat je toch een idee krijgt van wat je mist. Het is mijn dagje niet vandaag. Gelukkig maken de Pindan cliffs heel wat goed. De zee beukt hier onophoudelijk op deze landtong en heeft zo waarlijk fantastische beeldhouwwerken gesculpteerd. Bovendien in de prachtigste kleuren. Hier kan je wel een uurtje in ronddwalen tussen een chaos van rotsen en kuilen, torentjes, trappen en perfect rond uitgesleten gaten. Ik klim op en onder, tussen en over allerlei formaties tot ik het zowat van alle kanten gezien heb. Gelukkig staat er hier een verkoelende zeebries want die vochtige hitte hier is heel wat zwaarder om te ondergaan dan de droge hitte van de vorige weken. Langs het Minyirr Park gaat het dan naar het Japanese-, Chinese-, & Muslim cemetery. Waarbij vooral het eerste met vele graven van de parelduikers van weleer interessant zijn. Ik rond mijn rondje Broome af met een bezoek aan Cable Beach en tracht de plaats te herkennen waar ik met mijn broer en kameraad Jan ooit ging spelevaren met jetski’s. Doch 13 jaar en vele andere reiservaringen later, zit dat wat te ver weg in het geheugen blijkbaar, bovendien worden er hier naarstig nieuwe wijken met zich op zee of op zijn minst op de duinen neergepoot.
Mijn route naar Derby blijft ongewijzigd, ik stop in Willare Bridge Roadhouse voor de lunch en zet dan weer aan voor Derby. Eerste stop daar de Boab Prison tree, ook nog zo’n herinnering aan ’96, nu echter herkenbaarder, al lijkt hij wel groter dan toen, en staat er nu een draadafspanning rond en is hij als heilige plek verklaard van de Aboriginals. Evengoed is het een teken van hoe slecht de mens zich kan gedragen, want de boom deed vooral dienst om Aboriginals in op te sluiten die men “gevangen” had om in de lucratieve maar levensgevaarlijke parelduik industrie in te zetten. In het stadje stop ik toch maar even bij het Toerist Information Centre om nog een keer een van de verhuurder onafhankelijke status van de parken te krijgen. Je weet maar nooit waar het goed voor is. Maar helaas, ook hier de bevestiging dat sinds zondag de parken dicht zijn. Net als in zoveel stadjes en dorpen langs deze kusten heeft ook Derby zijn jetty, een pier die zover de zee in loopt dat er boten kunnen aan aanmeren. Het speciale aan deze is wel dat die in een boog terugloopt naar het land. Ik praat nog even met enkele Aboriginalvrouwen over de betekenis van het mozaïek in de kiosk aan de pier, en krijg wat meer info over wat er allemaal te zien is. Een nooit ontbrekende afbeelding is alvast die van de regenboog slang, die de kern vormt van hun evolutieverhaal. Voorts alledaagse dingen uit het leven, met de dieren waarmee en waarvan ze leven en de kleuren die ook hun betekenis hebben.
De Old Derby Gaol is een “modernere” versie van de Boab Prison tree, en lijkt nog het meest op een kooi zoals die nu in dierentuinen verboden zijn voor het welzijn van de dieren (sic). Vele van de gevangenen werden veroordeeld voor het stelen en of eten van het vee dat de kolonisten op hun (Aboriginal-)land hielden. Als je alle verhalen hoort is de manier waarop de Australiërs tot zeer recent de Aboriginals behandelden, even erg en soms nog erger dan de manier waarop de Amerikanen de Indiaanse bevolking behandelden. Hen er over aanspreken kan je niet, want dan krijg je (net als in de USA trouwens), steeds het antwoord, maar kijk eens welke rechten ze nu hebben en wat ze allemaal gratis krijgen voor niets. Steevast gevolgd door de opmerking hoe weinig ze er mee doen, want nog altijd is de norm die van de blanken, niet die van de oorspronkelijke bewoners. Na nog een korte stop bij de Norval Gallery gaat het dan richting Fitzroy Crossing , niet via de Derby Gibb River Road, want dat heeft geen zin nu en is een stuk langer en langzamer, maar gewoon via het asfalt. Onderweg veel groen maar ook weer de grote vernielde stukken die ten prooi zijn gevallen aan de vlammen. Het lijkt wel of de helft van Australië brand of is verbrand. Ik rijd nog een enorme rookwolk voorbij die ergens op een 100-tal meter van de weg de bush in de as legt. Doordat ik vergat te tanken in Derby, moet ik dan onderweg ook nog even één van de reserve jerrycans in de tank overgieten, en daarmee raak ik zonder problemen aan de Fitzroy River Lodge & Campground. Een verrassend moderne en comfortabele overnachtingplaats blijkt even later, zo midden in de outback.

Woensdag 27 november

Door de pech met de 2 Nationale Parken heb ik nu 3 dagen voorsprong op de planning. Die plan ik voorlopig in voor Katherine Gorge, Kakadu en een dagje Darwin. We zien wel hoe het loopt. Vanmorgen bij de receptie even navragen hoe het zit met Geikie Gorge National Park, hier 20km vandaan en aan dezelfde rivier (de Fitzroy) dan Windjara- en Tunnelgorge. Deze keer meer geluk, het park is nog open, het valt nog te bezien of de boten die door de gorge varen nog wel operationeel zijn, maar dat speelt niet veel rol, want je kan dezelfde route ook wandelend doen. Al een paar dagen krijg ik als weerbericht 40°C voorspeld en dat voel je toch wel. Zeker als je je een beetje inspant. In het Geikie Gorge National Park is er geen mens te bekennen, erger nog zelfs geen plannetje of bordje dat de wandelpaden aangeeft. Gelukkig heeft de receptionist van de Fitzroy River Lodge 2 A4tjes met de info over de wandelingen in het park voor me uitgeprint. Daar stond onder andere in dat alle drie de wandelingen vertrekken aan de gasebo (de kiosk). En die staat er gelukkig nog wel, wat op zich al een wonder is als ik op de houten palen ervan de waterstanden van de laatste 20 jaar aflees. Het gaat van 20cm tot aan de nok van het dak. Misschien daarom dat het park er een beetje uitziet alsof het aan zijn lot is overgelaten. Verwonderlijk is het nu ook niet direct want de gorge mag hier dan breed zijn, in principe ligt het park in de rivierbedding en tijdens het hoogtepunt van het regenseizoen kan die zich dus volledig met water vullen. Het zijn trouwens die uitzonderlijke krachten van het water die de canyon gevormd hebben.
Bij gebrek aan bewegwijzering volg ik op gevoel de richting die ik uit moet tot ik uiteindelijk op een pad uitkom en dat volg langs de linker canyonwand, de droge wand, zal ik het maar noemen. Want de Fitzroy River bevindt zich nu aan de andere kant. De rotspartijen die de wand van de kloof vormen zijn door water en wind omgevormd tot een enorme chaos van indrukwekkende proporties. Ook aan de andere kant van de schaars begroeide zandvlakte zie ik af en toe al prachtige wanden oprijzen boven de rivier, ik zoek langs daar terug te komen maar kan het niet laten al af en toe een foto te nemen. Wat trouwens best een goed idee is, want van dichterbij krijg je altijd een andere indruk dan van wat verder af. Het is heet sloffen door het mulle zand dat de bodem van de canyon vormt. Stilaan komen de wanden dichter bij elkaar tot ik bij het gedeelte kom waar “mijn” wand de rivier vervoegd en ik niet meer verder kan. Dat is meteen ook het keerpunt van de wandeling. Zoals gezegd volg ik nu de waterkant, weliswaar op veilige afstand, gezien het bruine troebele water de beruchte Salty’s herbergt, de zoutwaterkrokodillen, die zich ondanks hun bijnaam ook graag in zoet water ophouden. Bovendien wordt het zand zo gauw je wat te dicht bij het water komt een bijzonder kleverige modder die ervoor zorgt dat je schoenen binnen de kortste keer 3x zoveel wegen. Op zo’n 5m van de oever is het best om te wandelen, daar heeft er zich een dun korstje over het losse zand gevormd zodat je beter voorruit gaat, tot je door het korstje breekt natuurlijk. Maar alleszins beter dan de stukken waar het opnieuw door het mulle zand te doen is. Er is hier minder schaduw dan naast de rotswand waar er meer begroeiing was, maar hier staat er een zuchtje wind dat het wat draaglijker maakt. De wanden van de gorge zijn hier wat hoger en bijna loodrecht zonder de erosie van de andere kant. Plotseling hoor ik het gejank van een buitenboordmotor en komt er een bootje aanvaren over de rivier, de eerste mensen die ik in het park tegenkom. Ik vermoed dat het lokale mensen zijn die gaan vissen. Bij de camper aangekomen neem ik een koud blikje frisdrank om het lege flesje water van onderweg te vervangen en ga in de cabine wat zitten bijkomen onder het genot van de airco.
Van hieruit rijd ik naar Halls Creek, op dit deel van de route zijn er geen extra bezienswaardigheden meer met uitzondering van de Mimbi Caves, maar die moeten op voorhand geboekt worden en de tour duurt maar liefst 3u. Maar daarvoor krijg je naast het grotbezoek en de rotstekeningen ook nog de hele geschiedenis van de Aboriginal stammen van deze regio en een introductie in bush tucker (het voedsel uit de natuur). Oorspronkelijk was het de bedoeling om van uit Halls Creek Purnululu National Park te bezoeken. Ik had daarbij de keuze tussen een caravan park 1km op de onverharde piste naar het park of één van de basic campsite in het park zelf. Nu het park gesloten is, moet ik kiezen hier in Halls Creek te blijven, zien of de camping op weg naar het park nog open is, wat ik betwijfel, of doorrijden tot het Warmun Roadhouse & Caravan Park. Omdat het nog vroeg is kies ik voor het laatste, dan kan ik altijd nog voor optie 2 gaan als die beschikbaar is. Was de route tot nu vrij uniform, rode aarde met schaarse maar groene begroeiing, vanaf hier wordt ze wat interessanter, er duiken enkele bergketens op en op een gegeven moment lijkt het zelfs of ik door een canyon rijd. Een nieuwigheidje sinds gisteren zijn de éénbaans bruggetjes waar de wet van de eerste geld. Wie eerst komt, eerst maalt. Maar ik heb al gauw in de gaten dat de roadtrains, die hier tot 53,5 meter lang kunnen zijn, volgens andere spelregels spelen. Hun regel is simpel, ik heb de dikste…, dus gaan met die banaan! Bij de afslag naar Bungles Bungles kan ik het niet laten om toch even de weg in te draaien, maar sta enkele meters verder voor het gesloten hek en bordjes met Closed en Road Closed erop. Dan maar verder naar het Warmun Roadhouse & Caravan Park, dat volgens mijn info zelfs een zwembad(je) heeft. Ik vergeet nog even te melden dat ik me hier duidelijk in de runveehouderij streek bevind. Sierlijke borden geven de namen van de farms weer zoals Alice Downs, Springvale, Mabel Downs en zo verder. Allemaal enorm uitgestrekt veeboerderijen waarvan de dieren vrij grazen en soms gevaarlijke manoeuvres uithalen vlak voor de wagen. Oppassen geblazen dus. De runderen zijn trouwens de “Indische koeien” met een bochel op de rug en een lange keelzak en heel lange en grote oren. Hier in het noorden wordt het een stuk sneller donker dan zuidelijker, rond 18u treed hier al de schemering in, terwijl dat in het zuiden pas om 19u is. Waarschijnlijk daarom dat het Northern Territory 1 ½ uur voorloopt op West-Australië. Dus overmorgen de klok verzetten en vroeger opstaan. Het Warmun Roadhouse & Caravan Park heeft niet de uitstraling van het Fitzroy River Lodge & Campground al is de prijs dezelfde, maar er blijkt inderdaad een klein zwembad te zijn, juist goed om lekker wat in af te koelen na deze hete dag.

Donderdag 28 november

Vanmorgen naar het boekingskantoor van de senic flights over Purnululu, maar ik zie al van ver dat het dicht is. Toch nog even kijken of er meer informatie te vinden is, en ja hoor op deur hangt er een papier dat dit kantoor gesloten is gedurende het natte seizoen, doch vanuit Kununurra zou er nog wel gevlogen worden. Dus vanavond daar maar eens horen. Nu gaat het eerst richting Wyndham, en de eerste 200km valt er niet veel te beleven. Of toch want het landschap, hier op de grens met de Kimberleys, is wel de moeite waard. Ik passeer enkele bergketens zoals de O’Donnel Range en de Carr Boyd Range met prachtige berglandschappen, dus vervelen is er niet bij. Nog steeds is het hier erg groen, maar een andere begroeiing dan eerder op de reis. Hier vooral boompjes en fris groen gras er tussen en bijna geen struiken zodat je ver kan kijken. Behalve vee, paarden deze keer, zie ik echter alleen maar vogels overvliegen of op takken zitten. Veel roofvogels die rondcirkelen op zoek naar een hapje. Eentje zie ik in een flits in een boompje naast de weg zitten, een grote roofvogel, bruin van kleur en met de typische gekromde bek. Ik vermoed een soort arend.
Even voor ik in Wyndham aankom stop ik bij de Grotto, die ik in mijn planning vergeten was, maar terug vond toen ik gisterenavond een stukje terug las van mijn reisverhaal van ’96. Zoals we toen ook al opmerkten betreft het hier geen grot maar eigenlijk een doodlopende canyon waarin er zich een poel heeft gevormd. Via een steile trap gaat het langs de ruwe canyonwand naar beneden tot aan het water. Het pad op zichzelf is al de moeite waard om te doen. Ik ben hier helemaal alleen en kan de uitnodigende poel niet weerstaan bij deze hitte, dus speel ik gauw mijn kleren uit en ga voor een korte zwempartij, toch niemand die me hier ziet. Na een kwartiertje, wat laten opdrogen en terug de kleren aan, juist op tijd want ik hoor een familie langs de trappen naar beneden komen, bijna betrapt. Ik keer terug naar de camper en zet mijn weg voort. Het is ondertussen weer boven de 40°C en telkens je uit de auto komt valt de hitte loodzwaar op je neer.
In het Parry Lagoons Nature Reserve neem ik een onverharde afslag naar Telegraph Hill, de site van een oud telegraafkantoor waarvan alleen de schoorstenen en enkele betonnen funderingen van watertanks en antennemasten te vinden zijn. Van op de heuvel heb ik echter ook een mooi uitzicht op de vlakte van Parry Lagoon. Ik rijd verder naar de Marigu Billabong waar een boardwalk naar een birdhide leid vanwaar ik watervogels kan observeren. Enkele grote steltvogels waden er door de ondiepe vijver, die volgens de info ter plaatse ook krokodillen herbergt. Voorts nog enkele eendensoorten en kleinere waadvogels. Ik wil weer verder en volg het bordkje dat me naar Wyndham wijst. Al gauw merk ik waarom vele parken in het natte seizoen sluiten want de onverharde piste wordt al gauw heel vettig en ik schuif op mijn baanbandjes heen en weer, tot het noodlot toeslaat en ik vast kom te zitten. Nu sta ik hier schoon, wie weet wanneer komt er hier nog een keer iemand voorbij? Bij de huurwagen werd er een vouwschop bijgeleverd en die komt nu van pas, door telkens de banden vrijbaan te geven kom ik langzaam maar zeker een stukje vooruit, maar helemaal uit de blubber ben ik nog niet.
Mijn bergschoenen wegen ondertussen 5x zo zwaar en ik transpireer als gek door het scheppen in deze hitte. Als ik de wielen voor de zoveelste keer weer vrij heb komt er juist een Toyota Land Cruiser aangereden, de inzittenden, één man en 3 vrouwen aarzelen geen moment en komen helpen duwen. Zo geraak ik terug op een harder stukje en de Land Cruiser rijd nu voor me uit terug naar het asfalt. Even verder stoppen we op een parking om de ergste modder af te spoelen, de camper ziet er nog al uit, maar in deze hitte droogt dat nogal snel en dan valt er wel een deel af. Ik wissel mijn wandelschoenen voor een ander paar en probeer de cabine van de camper zo proper mogelijk te houden, wat niet echt lukt. Ik bedank nogmaals de familie en we gaan ieder zijn weg. In mijn geval is dat de Five Rivers Lookout boven Wyndham, vanwaar je dus 5 rivieren kan zien samenkomen. Voorts heb je er zicht op de haven en het stadje. Naar die haven rijd ik vervolgens toe. Er staan enkele oude treintjes uitgestald die zoal op zoveel plaatsen hier de goederen over de jetty naar de schepen brachten. De Crocodile farm voorbij de haven heeft zijn deuren gesloten voor dit seizoen en dus keer ik maar om. Even tanken en dan op weg naar Kununurra, daarvoor rijd ik een stuk terug op de route van vanmorgen, het geasfalteerde stuk wel te verstaan.
In Kununurra went ik me eerst tot het plaatselijke vliegveld, waar ik inderdaad het bedrijfje vindt, dat de scenic flights organiseert. Met de helikopters wordt niet gevlogen buiten seizoen, alleen nog met de “fixed wings”, kleine vliegtuigjes dus. Bovendien moet er een minimum van 4 personen zijn. Ik geef de naam van mijn overnachtingplaats door, maar veel hoop heb ik er niet op. Het Hidden Valley Tourist Park waar ik even later toekom ligt pal tegen het Mirima National Park aan dat ook wel de mini Bungle Bungles wordt genoemd. En inderdaad de rotsen hebben wel dezelfde kleur en zelfde samenstelling, doch helemaal hetzelfde is het niet. Zo ontbreekt de bijenkorf vorm van Purnululu. Maar het blijft een mooi park en ik kan van op de camping het park in wandelen, wat ik ook doe en ik dwaal er rond tot de schemering invalt. Dan nog even genieten van het zwembad, met water dat eigenlijk te warm is om lekker af te koelen en vervolgens een spaghetti klaarmaken als avondeten.

Yohani :P

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: za 30 nov, 2013 13:24
door Yohani
Vrijdag 29 november

Voor de tweede nacht op rij regent het eventjes, en er komt stilaan ook wat meer bewolking op. Van de scenic flights heb ik niets meer gehoord en dus ga ik voor alle zekerheid toch maar even ter plaatse horen. Doch er zijn geen andere gegadigden meer komen opdagen, zoals ik het wel verwacht had. Dus maar verder weer, al enkele dagen zit ik ongeveer 100km voor op de planning en dat had perfect uitgekomen met een vlucht van 1 of 2 uur. Nu dat dit niet doorgaat heb ik dus wat tijd over en ik besluit de afslag naar het 34km verderop gelegen Lake Argyl te nemen. Volgens mijn reisgids is het stuwmeer, gevormd door de Ord dam, wel een omweg waard. En inderdaad, het blauwe meer dat ingebed ligt tussen de rode oprijzende bergwanden is prachtig. Ook de kloof waardoor de afgedamde rivier voort kabbelt mag er best zijn. Onder aan de dam, in de canyon ligt er trouwens een heerlijke picknick plaats met veel groen en schaduw. Het stuwmeer kwam er trouwens voor de irrigatie van de landbouwgronden van Kununurra en als watervoorziening voor de stad zelf.
Terug naar de hoofdroute, en al snel verlaat ik de staat West-Australië en ruil die in voor het Northern Territory. Al gauw na de staatsgrens en het quarantaine checkpoint (er mogen geen vers fruit of groenten de staatsgrens over om de verspreiding van de fruitvlieg tegen te gaan) duikt het eerste park op, het Keep River National Park. Ik rijd eerst naar het Ranger station dat momenteel onbemand is, maar waar ik wel de nodige informatie vindt over de mogelijke wandelingen in het park. Dat zijn er 2 korte en 3 wat langere. De eerste wandeling brengt me 200m achter het rangerstation naar Cockatoo Lagoon. Dat er hier kaketoes zitten is al van ver duidelijk door het lawaai dat ze produceren. Ze in het oog krijgen is nog een ander paar mouwen, ze zitten in een boom die je niet kan benaderen op 100m afstand en als je met de verrekijker kijkt, zie je zowel de witte Corellas als de zwarte roodstaart kaketoes zitten. Ze maken meer kabaal dan een ganse kleuterschool die op de speeltuin losgelaten wordt. De lagoon bevat momenteel maar weinig water, dat dan nog gedeeltelijk vuurrood gekleurd is en er zijn niet veel watervogels te bespeuren. Dat zal ongetwijfeld wel met de hitte te maken hebben, die echt wel zwaar begint door te wegen.
De volgende wandelingen bevinden zich verder het park in en ik besluit ineens de ganse onverharde weg af te rijden en zo naar voor terug te werken. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat ik onderweg niet stop om al mooie panorama’s op foto vast te leggen. Net zoals in het Mirima National Park is de structuur en de aard van de rotsen hier dezelfde als deze van de Bungle Bungles, al lijken deze er ook wat meer op. 21km verderop aan het einde van de onverharde weg, maak ik mij op voor de langste wandeling van 5,5km naar een rotsgalerij met oude tekeningen van Aboriginals, de befaamde röntgentekeningen. Verder dan een paar 100m kom ik echter niet, de hitte in de blakke zon is er echt te veel aan, ondanks mijn hoed en voldoende drinkwater is dit niet houdbaar en dus keer ik naar de camper terug. Als ik naar de Jinumum walk rijd hoor ik op de radio dat het hier momenteel 43°C is! 8km verder wil ik een nieuwe poging doen op een wandeling van 3km die wat meer beschutting biedt van bomen en een canyonwand langs een droge rivierbedding, bovendien is er nu wat bewolking en al is het nog heet, het scheelt toch een beetje. Ik ben amper in de canyon aangekomen en nog niet halfweg als het zachtjes begint te regenen even later gevolg door een rollende donder. Een rivierbedding is dan niet echt de interessantste plaats om te vertoeven en dus maak ik een 2e maal rechtsomkeer. Eens terug in de auto barst het onweer pas goed los en begint het harder te regenen, ik moet nu ook rekening houden met de toestand van de onverharde weg en merk al gauw hoe een klein beetje regen de weg al glad en glibberig maakt. De toestand is nog lang niet zo slecht als gisteren in het Parry Lagoons Nature Reserve, maar teveel treuzelen moet ik toch ook niet doen.
Gelukkig is het onweer erg plaatselijk en 10km verderop is de piste nog droog. Ik waag het er dan op de afslag naar Gurrandalng te nemen die maar 3km ver is om daar, de tot nu mooiste rotsformaties in Purnululustijl te bewonderen. Voor diegene die het zich afvragen, Purnululu en Bungle Bungles zijn de aborigin en blank Australische naam voor hetzelfde park trouwens. Nu de first nations van Australië meer zeggenschap krijgen wat betreft de parken (waarin veel van hun heilige plaatsen liggen), wordt ook de oorspronkelijk naam meer en meer gebruikt. Zo wordt Ayers Rock nu ook vaker Uluru genoemd. Ik zet mijn weg voort en stop nog één keer voor een korte wandeling Ginger’ s Hill op. Naast het uitzicht bevindt er zich hier een replica van een minuscuul stenen constructie, waarvan, het lange tijd een raadsel was waarvoor ze dienden, gezien ze te klein waren om in te liggen. Nu blijkt dat het roofvogelvallen zijn, Het stenen bouwsel werd bedekt met takken, er werd een vuurtje naast gebouwd waarvan de rook blijkbaar roofvogels aantrekt en vervolgens een stok met daaraan veren bevestigd door de takken gestoken. Wanneer de roofvogel deze aanklampt, wordt die met stok en al naar beneden getrokken.
Het wordt nu tijd om verder te rijden want door het overschrijden van de staatsgrens ben ik zomaar 90 minuten kwijt gespeeld en dus wordt het nog aanpoten om op tijd aan mijn overnachtingplaats te komen, want die zijn hier niet dik gezaaid. Boven mij wordt de hemel donkerder en dreigender, er steken stevige rukwinden op die ervoor zorgen dat je best je stuur goed vasthoud. Wanneer ik voor wegenwerken langs een tijdelijke wegomlegging rijd, merk ik twee grote vogels op, met lange poten, bijna zo groot al een emoe, maar veel slanker en grijs van kleur met een rode vlek aan de keel. Het koppeltje voert in de hevige rukwinden blijkbaar een soort paringsdans op. Lang kan ik er niet van genieten want het onweer barst nu in alle hevigheid los, met bliksem, donder, harde rukwinden en veel regen. In een mum van tijd staat er overal langs de weg water en zijn alle kreekjes gevuld. Na een half uurtje ben ik de storm voorbij en keert de rust terug. Even voor Timber Creek moet ik mijn reservevoorraad diesel nog een keer aanspreken, door de bijkomende kilometers naar Lake Argyl en in het park. Als ik incheck op de camping is het opnieuw erg warm en dus ga ik na het tanken, inkopen van extra frisdrank, water en melk nog even afkoelen in het zwembad. Eten doe ik in het restaurant van de camping 100m verder, waar ik een Seafood platter bestel. Eens terug op weg naar de camper weerlicht het langs alle kanten en later op de avond trekt er weer een onweer over.

Zaterdag 30 november

Met het veranderen van het uur komt ook weer de aanpassing voor jezelf natuurlijk. 1 ½ uur vroeger opstaan dat voel je ’s morgens. Voordeel is dan wel dat het “later” donker is, want de laatste dagen was dat al rond 18u00 in plaats om 19u00. Na ontbijt en de douche, onder toezicht van een nieuwsgierige kikker, eerst een stukje terugrijden naar het National Park Head Office, om naar de toestand van de 4x4 pistes in het Gregory (Judbarra) National Park te vragen, alhoewel ik het antwoord eigenlijk wel al weet na het onweer van gisteren. En inderdaad, eigenlijk is alles wat geen asfalt is gesloten, een uitzondering hier en daar van enkele 100m gravelpiste daar gelaten. Mijn eerste bezoek is zo’n stukje naar Gregory’s Tree, een Boabab waar één van de medereizigers van ontdekkingsreiziger A.C. Gregory hun aankomstdatum en vertrekdatum heeft ingekerfd. De man was ingehuurd met zijn medewerkers om specifiek na te zien of het land hier geschikt was als graasland voor vee, in opdracht van de meestal nog aan de oostkust verblijvende kolonisten. Noord-west Australië was dan ook nog zo goed als helemaal onbekend. Ze voeren met enkele kleine boten de Victoria River op en eentje daarvan raakte enkele rotsen waar nu het stadje Timber Creek ligt. De plaats waar men het hout zocht en vond om het schip te herstellen. Er werd voor enkele maanden een kamp opgericht aan de oever van de rivier van waaruit de omgeving overland verkend werd en als zeer goed “pastoraal” land werd bevonden. Dit zou het ontstaan van de grote veeboerderijen hier inluiden. De boom was ook bekend bij de Aboriginals voor inwijdingsrituelen omdat er dichtbij een permanente zoetwaterbron aanwezig was.
Een tweede afslag brengt me bij een ramp waar boten te water kunnen gelaten worden en een paar vissers op deze zaterdagmorgen me fier hun vangst van enkele forse Barramundi vissen laten zien. Even verder is er dan nog een brug over de rivier die een mooi zicht op de rivier geeft en vervolgens een smalle asfaltweg die naar boven op het “escarpment” leidt, de rotsige kliffen die als een band tegen de helling van de bergen hier aankleven. Van hierboven heb je natuurlijk nog een beter overzicht. Er bevindt zich ook een monument voor een speciale afdeling van het Australische leger die hier tijdens WW II gelegerd waren, en de kusten van Noord-west Australië moesten beschermen tegen Japanse invasies. Een gedicht van een onbekende militair geeft aan hoe ze eigenlijk fulltime bezig waren om te proberen te overleven in dit natte, hete tropische klimaat, laat staan een invasie zouden kunnen tegenhouden. Één troost, moesten de Japanners die invasie uitgevoerd hebben, zouden ze voor dezelfde problemen gestaan hebben. Bovendien had het leger de hulp van Aboriginal gidsen die er eigenlijk verantwoordelijk voor waren dat de mannen hier konden overleven, met de kennis van het land en de natuur en hoe aan bijkomend voedsel te geraken om de schromelijk tekort schietende ratsoenen aan te vullen.
Het Old Police Station Museum, heeft helaas zijn deuren voor het seizoen gesloten (zoals zoveel dingen hier eind oktober) en dus moet ik me tevreden stellen met de buiten uitgestalde artefacten. Achteraan in de tuin zijn er nog 2 graven van voormalige bewoners van het gebouw. De eigenaars van het museum zijn blijkbaar volop bezig met het ombouwen van een oude schoolbus tot motorhome. Iets wat ik hier wel al meer zag trouwens. Verderop is er een afslag die dieper in het Nationaal Park loopt, maar zoals al werd gezegd in het park office, staan alle pistes daarop aangegeven als gesloten. Wat dat betreft kan ik de hoop, opgeven deze laatste week ook nog maar in 1 park terecht te kunnen waar het met gravel of zandwegen te doen is. Gelukkig zijn er vanop de asfaltweg hier ook nog enkele mooie plaatjes te vinden, maar eens het park uit, wordt het een lange en hete rit. Ik weet niet of het de 3 weken reizen zijn of de vochtige hitte, maar het rijden valt me zwaar vandaag. De airco staat volle bak, maar elke keer als je stopt overvalt de hitte je als een loodzware deken. Om er toch een beetje op voorbereid te zijn zet ik regelmatig de raam van de auto wat open omdat het verschil niet te groot zou worden, bovendien heb ik airco nooit goed verdragen, maar hier kan je echt niet zonder in deze periode.
Rond 15u00 kom ik in Katherine aan, bedoeling was om eerst nog naar het Cutta Cutta Caves Nature Park te gaan om de grotten te bezoeken, doch in mijn Lonely Planet e-reisgids, merk ik dat het park dan wel open is tot 16u30, maar de laatste rondleiding door de grotten om 15u00 is. Gezien het park nog een goede 25km is haal ik dat niet meer vandaag. Dus houd ik het maar gezien voor vandaag en trek naar de camping. Ik vraag er ineens informatie over een boottocht in Katherine Gorge en relax een beetje met een korte wandeling die me doorweekt vanwege de klamme hitte, maar in het Lower Level Park enkele mooie beelden van vogels oplevert, naast een soort valkjes, hangen er aan de overkant van de rivier honderden vleerhonden aan de takken van de bomen te kwetteren in afwachting van het invallen van de schemer, wanneer ze in actie zullen komen. Op de camping zelf lopen er nog een ibissen met de fijne, lange typische zwarte snavel rond en zitten er in de bomen groene parkieten met rode vleugels allerlei kunstjes uit te halen. Regelmatig draaien ze ondersteboven aan een tak of slingeren ze rond. Ik breng nog en uurtje door in het zwembad waarvan het water zo warm is dat je het niet eens voelt als je er in gaat. Rondom mij geven de cicades, zoals de vorige dagen trouwens, weer een oorverdovend concert, dat pas zal eindigen als de nacht valt. Ik heb nog heel wat eten in de camper staan, tijd dus om daar stilaan wat van op te maken en dus kook ik snel een stoofpotje terwijl om me heen bliksem en donder beginnen naderen. Ik houd het droog tot na het eten, maar dan barst er weer een zwaar onweer los. Het regent pijpenstelen en bliksemt en dondert onophoudelijk gedurende de volgende paar uur. Tijd om me wat met het reisverslag bezig te houden en nog wat te lezen.

Yohani :P

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: zo 01 dec, 2013 12:59
door Yohani
Zondag 1 december

Vroeg op vandaag want de boottocht door Katherine Gorge vertrekt al om 9u00 en het is toch wel een ½ uur rijden. Gisterenavond gemerkt dat er toch een lek is in de plastik pop-up wand van de camper want één hoek van de matras was doornat. Het heeft toch nog tot een stuk in de nacht lelijk gedaan, één keer was er een onderbreking van de stroom voor een seconde, voor de rest geen schade. In het visitor centre van het Nitmiluk (Katherine Gorge) National Park blijkt dat alleen de 2u durende tochten naar de eerste 2 gorges nog doorgaan, de 4u durende met zwempartij die tot de derde gorge gaat is gestopt voor het seizoen, het water is met de laatste storm ongeveer 1,5m gestegen waardoor de salty’s mogelijk de verschillende gorges kunnen bereiken omdat de rotsbarrières nu overstroomd zijn. Kayak/ kanoën en zwemmen zijn daarom niet meer toegelaten. Na het natte seizoen zal er nagegaan worden of eventuele zoutwaterkrokodillen in de aparte gorges (gescheiden door de rotsbarriers) achter zijn gebleven en worden ze gevangen en verwijderd naar krokodilfarms. Zo is er 99% kans dat de dan aparte poelen krokodilvrij zijn, die laatste 1%, tja die gok moet je dan maar nemen zeker? Maar zoals gezegd, nu geen zwemmen.Wel gemakkelijk zo’n boot met overkapping om een beetje uit de zon te zitten en een beetje wind om de temperatuur menselijk te houden, veel interessanter dan in deze hitte rond te banjeren tussen de warmte weerkaatsende rotsen. Bovendien krijgen we er van onze kapitein/gids nog wat geologische, culturele en biologische informatie bovenop. De kloof is zo’n 20m breed en er zijn enkele smallere hoger gelegen zijkloofjes die erop uitkomen. Aan de zwarte kleur van de rotsen is te zien hoe hoog het water gewoonlijk komt in het regenseizoen en dat is toch behoorlijk wat hoger dan nu. Op dat moment worden alle boten uit het water gehaald en er een andere krachtigere boot met minder plaatsen te water gelaten om op te tornen tegen de dan veel krachtigere stroming. Om de paar jaren hebben ze een keer een extra zwaar regenseizoen met extra hoge waterstanden en de stad Katherine die gedeeltelijk onderloopt, de laatste was in 2006, en de markers daarvan zijn toch bijna dubbel zo hoog als de gemiddelde hoogwaterstand! We glijden majestueus langs de 70m hoge canyonwanden en genieten van het uitzicht, op het einde van de eerste gorge, moeten we uit de boot en te voet langs een stroomversnelling, waar er langs de andere kant een andere boot licht te wachten die ons verder de kloof in brengt. In totaal zijn er zo’n 13 opéénvolgende kloven, die allen weer onderbroken zijn door rotsbruggen.
Zoals gezegd zijn alleen de eerste 3 bevaarbaar, of toch met de gemotoriseerde boten. Op de wand van de kloof aan de overkant van het water staat een Aboriginal tekening van een Mimi-geest, de bewaker van de canyon. De canyonwanden lijken nu nog hoger te worden en we bereiken het langste rechte stuk van de canyon. De kloof kronkelt namelijk redelijk veel waarbij ze hoeken van wel 90° maakt. De wanden bestaan volledig uit een harde zandsteensoort. Een soort zwaluw, die geen zwaluw is, maakt flesvormige nesten van klei tegen het plafond van een grot die half onder water staat, indien het regenseizoen vroeg begint zullen ze met eieren of jongen en al weggespoeld worden, anders ook, maar als het goed is zijn de jongen dan al uitgevlogen. We zien eindelijk ook een zoetwaterkrokodil, die met de lange snuit (neen het verhaaltje is nog niet uit) en de “fijnere” tanden, die de mens niet als prooi aanziet, dit in tegendeel tot de zoutwaterkrokodil met de wijde, brede en stompere snuit, die een lekkere hap mensenvlees wel op prijs stelt. Veel is er niet van te zien, gezien alleen zijn neusgaten en ogen boven het water uitpriemen. Op de terugweg zien we dan nog een jonkie van zo’n 20cmlang, dat zo alleen in het open water niet veel kans op overleven heeft, als prooi van roofvogels, grotere vissen of andere krokodillen. In tegenstelling tot de salty’s laten de moeders de kleintjes volledig aan hun lot over eens ze deze heeft helpen uit de eieren te komen. Tenslotte zien we nog één volwassen exemplaar op enkele meter van de boot waarvan zijn gepantserde rug wat beter zichtbaar is. Tegen 11u00 zijn we terug aan de aanlegsteiger en begeef ik me enkele kilometers verder naar de landingsplaats voor de helikopters want ik heb vanmorgen ook een helikoptervlucht geboekt, die maar een 20-tal minuten duurt maar de 8 eerste gorges volgt. Kwestie van een ander zicht op de canyon te krijgen. Samen met Denise, een Australische gepensioneerde dame die ook alleen rondreist met haar camper wordt ik door de piloot naar een kleine blauwe helikopter gebracht met plaats voor 3+ piloot. Al gauw vliegen we boven de kloof waar ik daareven nog door voer, nu zie je heel goed hoe de kloof haakse bochten maakt, dit is toch weer een heel andere ervaring en zeker de moeite waard, je krijgt bovendien ook een zicht op het uitgestrekte Nationale park waar doorheen ook enkele lange afstand trekkings lopen. Eentje daarvan loopt langs enkele watervallen die we op de terugweg van de kloven aandoen. Het geeft ook een goed idee van hoe desolaat en wijds het land hier is. De vlucht is al weer veel te gauw voorbij en ik neem hartelijk afscheid van Denise en keer terug naar het visitors centre voor de lunch in de vorm van een cesar salade met kaas, spekjes, ansjovis, stukjes geroosterd brood en scampi’s. Ik ben geen salade fan, maar deze is echt wel heel lekker. Een wandeling naar het uitkijkpunt over de canyon heeft niet veel zin meer, gezien ik mij geen betere panorama’s kan indenken dan deze die ik zojuist ondergaan heb op beide excursies. Bovendien moet ik me haasten of ik mis opnieuw de laatste toer van de Cuva Cuva caves, zo’n 50km verderop van hier en bovendien moet ik nog tanken.
Precies om 15u00 stop ik op de parking van het Cutta Cutta Caves Nature Park, als ik naar de receptie wandel komt er juist een gids aan met enkele zaklantaarns in de hand die me toeroept mee te gaan en de betaling achteraf te regelen. Zo gezegd zo gedaan en 350m meter verder sta ik samen met 2 Duitse meisjes, 2 Chinese meisjes en een oder Australisch koppek aan de ingang van de grot die zo’n 750m lang is, waarvan er 250 toegankelijk zijn voor de toeristen. Binnen is het warm, maar verbazingwekkend droog, en 35°C is hier trouwens een lekkere temperatuur vergeleken met bovengronds. In de grot een gemakkelijk te volgen gangpad en de gekende stalactieten en stalagmieten en hun vergelijkbare formaties. In een deel van de grot is de elektriciteit uitgevallen en gezien het nu zondag is, is er geen elektricien voorhanden, vandaar de meegebrachte zaklampen. Na 250m is duidelijk de voortgang van de tunnel zichtbaar, doch daarachter wordt het meer werk voor amateur speleologen. De grot zelf is ditmaal geen heilige plaats voor de Aboriginals, zij hebben wel de naam aan de grot gegeven, blijkbaar vernoemd naar de cicades. Het is een mooie, gemakkelijk toegankelijke grot en de Aboriginal gids is een vriendelijke kerel, niets spectaculairs maar zeker een bezoekje waard. We keren op onze stappen terug, en ik reken nog even af, mijn laatste bezoek van de dag is de Springvale Homestead, naar verluid oudste overgebleven van het Northern Territoy, maar bij de ingang hangen er bordjes die niet mis te verstaan aangeven dat het gesloten is. Als je de bordjes zo bekijkt zou je zelf denken dat het nooit meer opengaat, en men maar al te blij is dat het seizoen voorbij is? De camping, dezelfde als gisterenavond is hier maar enkele 100m vandaan, ik zet me in de schaduw om het reisverhaal weer wat aan te vullen en zweet weer peentjes van de hitte. Hoe men dit, al werkend, hier kan doorstaan is mij een raadsel. Geef mij maar de meer gematigde gebieden om in te leven. De schemering valt stilaan in en er komt opnieuw bewolking opzetten, onweren doet het vooralsnog niet, maar wat niet is kan nog komen. Gauw nog even van het laatste licht profiteren met een duik in het zwembad met de ijdele hoop op enige verkoeling…

Yohani :P

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: wo 04 dec, 2013 13:26
door Yohani
Maandag 2 december

Het onweer, of toch de regen heeft zich vannacht dan toch doorgezet, en ook vanmorgen ziet het er vrij grijs uit en voelt alles klammig aan. Het regenseizoen is nu wel echt ingezet, op de radio hoor ik trouwens dat deze maand november in en rond Darwin de natste was op één na sinds het begin van de metingen. Ik heb de indruk dat ik het oog vandaag niet droog ga houden. Ik verlaat Katherine richting het noorden, en krijg de 2e politiecontrole op deze reis, waarbij ik weer mag blazen. Vervolgens breng ik nog één bezoekje aan een deel van het Nitmiluk National Park, met name Leliyn of Edith Falls. In het visitor center van Katherine Gorge wist men gisteren al te vertellen dat volgens de ene zowel de camping als het zwemmen als de walks gesloten waren terwijl een andere beweerde dat camping en walks open waren, maar het zwemmen (krokodillen…) niet meer mocht. Bij de ingang van het park staat een elektronisch bord dat aangeeft dat zwemmen in de lower pool niet meer kan, maar in de upper pool wel en dat de camping open is. Doch eens aan de camping, staat er dat die gesloten is, maar er wordt wel gekampeerd, de lower pools blijven ontoegankelijk, maar volgens de informatie hier zijn ook de upper pools gesloten wegens te sterke stroming. Ook zijn een deel van de walks inderdaad gesloten. Begrijpen wie nog begrijpen kan. Ik hou het in elk geval bij de korte wandeling naar de lower pools met de Leliyn waterval. Heel idyllisch met een waterval die van over een rotsrichel in een pittoreske poel valt die omgeven wordt door palmachtige pandanus planten. Enige dat dit romantische beeld verstoord zijn de vliegen die met de dag agressiever lijken te worden en in je oren, ogen, mond en neus trachten te kruipen. Het muggennetje voor over mijn hoed heeft hier al meer dienst gedaan dan op al mijn reizen in Groot Brittannië samen, wat een pest. Gelukkig blijkt het aantal bijtende en stekende insecten veel minder in aantal en heb ik voor in de camper een reukloos maar heel effectieve spuitbus gekocht in het begin van de reis.
Zoals ik al verwachte blijft het vandaag niet droog, wanneer ik naar de auto terugkeer begint het te regenen en terwijl ik het park uit rijd zet het goed door. Ik volg nu de bekende Stuart Highway naar Pine Creek waar ik even een omweg maak om een oude goudmijn die midden jaren negentig werd opgedoekt, te bekijken. De open mijnput werd sindsdien in dienst genomen als waterreservoir, dus heel veel valt er niet meer van te zien. Aan het oude in onbruik geraakte station is er het treinmuseum met een oude diesellocomotief en een nog oudere stoomtrein, alles lijkt er potdicht te zitten, maar als ik stop wordt er speciaal voor mij open gedaan tegen een bescheiden donatie van 3A$. Nu valt er buiten de locomotieven en de bijhorende wagon, een watertoren en de oude gebouwen in geribbelde golfplaten eerlijk gezegd ook niet veel te zien. Interessanter is het verhaal van de mevrouw die de deuren voor me van het slot haalt. Ze verteld hoe het stadje na de het eind van de plaatselijke goldrush eigenlijk op sterven na dood was, na Cycloon Tracy en de bouw van de Stuart Highway die het stadje links liet liggen, besloot men ook de spoorlijn van Darwin naar Alice Springs recht te trekken, en het stadje te passeren op afstand, waardoor het geen enkele rol van betekenis meer speelde. De nog aanwezige spoorlijn werd dan ook bekend als de spoorweg naar nergens… . Vlak naast het museum ligt er dan nog het mijnwerkers “veld”, anders kan ik het niet noemen, een parkje met wat mijnparafernalia dat blijkbaar meestal als favoriete drinkgelegenheid gebruikt wordt door de lokale bevolking aan de lege bierflesjes bij het infobord te zien. Er zijn enkele delen en onderdelen van machines te zien, met als pronkstuk de mijntoren met de bijhorende stoommachine en lier die allen vrolijk staan te roesten.
Ik keer terug naar de Stuart Highway, maar niet voor lang want ik neem vervolgens de Kakadu Highway die me naar het gelijknamige park brengt. Naast deze weg en de Arnhem Highway meer naar het noorden, zijn er ook heel wat onverharde wegen in het park die nu natuurlijk afgesloten zijn. Voor één van de bestemmingen is dat extra jammer, namelijk de weg naar Jim Jim & Twin Falls, omdat die toch wel één van de hoogtepunten van het park vormen. Het is duidelijk dat dit verre van de ideale periode is om het Top End te bezoeken, moest ik al de parken die ik nu niet kunnen doen heb, niet alreeds in ’96 gedaan hebben, het zou een serieuze domper op de reis geweest zijn. Ook het klimaat is nu verre van gunstig en overal merk je dat het seizoen echt wel helemaal op zijn einde loopt, parken gesloten, campings onderbezet, tours beperkt beschikbaar, musea gesloten,… enige pluspunt zou moeten zijn dat de prijzen lager zouden moeten zijn, maar eerlijk gezegd heb ik daarvan nog niets gemerkt, het zal een dure reis geweest zijn.
Over prijzen gesproken, de toegang tot het Kakadu National Park kost me 25 A$ en blijft 14 dagen geldig. Ik koop deze aan in het Marie River Roadhouse juist buiten het park en schaf er mij ook een vleespasteitje aan als lunch.
Volgende stop in het park is het onbemande Ranger Station waar ik op een bord de toestand van de onverharde wegen bekijk en de vrees dat die afgesloten zijn bewaarheid wordt. Soms echter is er nog een deel van de piste open, zo ook deze naar de Yurmikmik wandelingen. Dat wordt dan ook mijn eerste bestemming. Ondanks de zware bewolking blijft het nog drukkend warm, maar brand de zon niet zo fel, tijdens het wandelen transpireer je echter nog evenveel. De Wandeling brengt me over een smalle kabelbrug door het half tropische landschap naar Boulder Creek, waar zoals uit de naam al op valt te maken, grote stenen in liggen. De verrassing is de mooie waterval, die allen in de natte tijd stroomt, er mag ook al een keer een voordeel zijn, nietwaar. Terug op de onverharde piste rijd ik bijna over een hagedis met een opgezette kraag die in het midden van de weg zit. Tegen dat ik stil sta is die natuurlijk al weer uit het zicht verdwenen. Ik kruis verschillende kreken met mooie uitzichten en prachtige strandjes waar jammer genoeg geen krokodillen op liggen te zonnen. Wat me als grootste verschil opvalt met 13 jaar geleden, moet toch wel het aantal waarschuwing- en verbodsborden zijn die ik nu overal in Australië tegen kom. Vroeger stond er één bord met een krokodil met opengesperde bek erop, en moest je zelf maar zo slim zijn om daar dan niet te zwemmen, nu staat het vol met dergelijke borden en borden die er nog eens op wijzen dat je er niet mag zwemmen, of dat er gevaarlijke kliffen zijn waar je kan afvallen, die wijzen op het gevaar van vuur of van gifprooien die er liggen, het houdt niet op.
Bij het Bukbukluk viewpoint heb ik een mooi uitzicht over een deel van het park, maar bij het Gungurul uitzichtpunt is er onenigheid tussen wat er op het gekregen kaartje staat en wat er op het plaatselijke bordje staat als afstand van de wandeling naar het viewpoint. 800m of een wandeling van 3u is toch geen klein verschil … . Ik sla deze dan maar over, want ik begin stilaan moe te worden, de drukkende warmte en de verandering van het uur spelen me nog wat parten vrees ik. In Mardugal blijkt de wandeling naar de billabong afgesloten te zijn (nat seizoen) en dus is mijn volgende bestemming de Gagudju Lodge & Caravan Park waar ik tank, de camping betaal en nog wat aankopen doe. Bovendien boek ik er voor morgen een boottocht over het Yellow Water of Ngurrungurrudjba in Aboriginal taal. Zoals ik eerder al schreef heb ik nog wel wat etenswaar op overschot, maar ik heb helemaal geen zin om nog te koken vanavond en dus besluit ik om eerst te genieten van het zwembad en daarna een frisse salade te eten met een lekker Australisch biertje erbij. Op het terras van het restaurant is het een gevecht met een deel van de miljoenen insecten die aangetrokken worden door het licht, je moet hier snel eten of je krijgt er extra vlees bij, en de ober roepen omdat er een beest in je bord zit, gaat hier niet pakken vrees ik… . Aan een tafel met Franstalige toeristen klinkt nu en dan een gil als er weer een insect wat ongelukkig land. Ik zou er om lachen, maar ben zelf te druk bezig om mijn Griekse salade vegetarisch te houden!

Dinsdag 3 december

Ik had gisteren de keuze uit 3 vertrektijden voor de boottrip op Yellow Waters, om 6u45, om 11u30 of om 14u00, de eerste was me toch wat vroeg, en dus boekte ik voor deze van 11u30, in het besef dat het best mogelijk is dat je dan heel wat minder kans hebt om krokodillen te zien, dan wanneer je
voor de vroege gaat. Dat betekent ook dat ik vanmorgen niet ver weg kan en dus heb ik uitgeslapen tot 7u30, me op mijn gemak klaargemaakt en rijd dan tegen 9u00 naar het Warradjan Aboriginal Cultural Centre, een goede kilometer verderop. Dit centrum gaat dus, zoals de naam al zegt, over het leven en de cultuur van de Aboriginal stammen die hier op het grondgebied van het Nationaal Park leefden. Zowel over hun geschiedenis, de omgang met de natuur, de Dreamtime verhalen en songs die hun geschiedenisboeken, maar evengoed hun bijbel als hun leerboeken zijn. Er wordt ook uitgelegd hoe door een ingewikkelde systeem gebaseerd op raskleur (niet alle Aboriginals zijn pikzwart van huid) voorkomen werd dat je een relatie zou beginnen met een te dicht familielid, en er dus risico op inteelt zou komen. In één stam waren er dus verschillende raskleuren, zelfs in één familie, waardoor er regels waren, naargelang de samenstelling van de raskleuren van ouders en naasten, met welke raskleuren je dus je leven kon delen. Dit is maar één voorbeeld dat de mythe weerlegt van de domme wilden, zoals de blanke Australische kolonisten hen zagen.
Ook over hun jaagmethodes, verzamelen van bush tucker (voedsel) en vissen wordt omstandig uitleg gegeven. Waaruit weer maar eens blijkt hoe stereotiep mensen soms afgebeeld worden, want zeg nu zelf, als er over het voedsel dat de Aboriginals verzamelen gesproken wordt in onze media, gaat het steevast over dikke witte larven, sprinkhanen en dergelijke. Terwijl nooit de meer gewone dingen aan bot komen zoals vis, vruchten en planten. Ook bijkomend uitleg over de wereldbekende rotsschilderingen en dan vooral deze met “röntgentechniek” wordt uit de doeken gedaan en daarbij ook hun geloof, waarin voorvaderen en mimi geesten een grote rol spelen,evenals een hele resem van dieren en planten.
Ik heb nog een ½ uur speling voor de boottocht en besluit daarom een kijkje te gaan nemen bij de Jim Jim Billabong, doch kom van een kale reis terug, want de beide toegangen naar de poel zijn afgesloten. Mocht ik nog twijfelen of die blokkades van de wegen echt wel nodig zijn, even later als ik met een Zweeds/Engels koppel onderweg ben met een busje naar de aanlegsteiger van de rondvaartboot, zien we het resultaat van de regens: hier staat zelfs de asfaltweg een 20cm onder water. Onze chauffeuse verteld ons dat ze er vanmorgen bovendien nog een freshwater crocodile tegenkwam midden op de overstroomde weg! Het wat hoger op zijn wielen staande busje heeft er geen probleem mee en we worden veilig en wel afgeleverd aan een verhoogde boardwalk, afgeschermd door 2 m hoge hekken, ook al een gevolg van een ervaring met een krokodil die zich wat dichtbij waagde vorige week en tot ontzetting van de gids niet door hem, maar een toerist opgemerkt werd. Gezien het al dan niet opzettelijk voeren van de dieren niet toegelaten is, besloten ze dan toch maar de hekken te plaatsen.
Zoals gezegd zijn we slechts met drieën zodat we op de boot, die gemakkelijk 50 personen kan vervoeren, plaats zat hebben. We hebben zelfs een gids per persoon! Naast onze chauffeuse en een andere gids is er ook een Aboriginal gids met ons mee. Zoals ik wel al dacht, verwittigt men ons dat de kans op krokodillen zien, zo rond het middaguur kleiner is gezien ze op de warmste momenten van de dag al wat meer onder water durven verblijven. Maar nog geen 5 minuten later wordt dat al gelogenstraft als we ons eerste exemplaar in zicht krijgen, of toch een deel van de kop althans. Daar blijft het niet bij, er zijn naast de krokodillen nog veel meer dingen te zien, zoals het verdronken landschap om ons heen. Een mengeling van moerasland met hoog groen gras, onder water staande struiken en bomen, velden met waterlelies en tal van watervogels zoals spoonbils, met een snavel die een lepelvorm heeft, reigers, pelikanen, aalscholvers en nog enkele andere onbekende soorten. Een klein opmerkelijk vogeltje dat een rood hoedje lijkt op te hebben en dat wel op het water lijkt te lopen heeft enkele kuikens bij zich, niet groter dan een duim. Met hun pootjes met lange tenen lopen ze over de juist onder de oppervlakte drijvende plantengroei.
Dit hele waterparadijs is eigenlijk maar vrij recent in ere hersteld, nadat men bijna alle wilde buffels afgeschoten heeft. Deze buffels zijn een zoveelste voorbeeld van uitheemse diersoorten die om één of ander reden ingevoerd werden (commercieel in dit geval) en vervolgens het hele habitat en de inheemse diersoorten uitroeien. Australië kampt zo naast de buffels ook met plagen van wilde paarden, ezels en kamelen om nog maar te zwijgen van riet padden, verwilderde katten en nog een hele reeks andere. Tussen de mooie panorama’s door krijgen we afwisselend van onze 3 gidsen nog wat uitleg en
Regelmatig zien we opnieuw een krokodil opduiken, soms alleen de kop, soms bijna het ganse lijf en eentje zelf die half gecamoufleerd tussen de struiken op land logt te soezen. Gezien we maar met zo weinig zijn gaat het er gemoedelijk aan toe en is er alle tijd om dingen te vragen, wat extra uit(leg te geven of ervaringen uit te wisselen. Het is een aangenaam 1 ½ uurtje die veel te snel voorbij zijn.
Ik eet snel een hapje in de auto en ga dan weer verder, richting Nourlangie Rock. Onderweg wordt ik overvallen door een enorme stortbui die me dwingt om stapvoets te rijden omdat ik gewoon de baan niet meer zie. Er zijn op het ganse grondgebied van Kakadu wel 5000 plaatsen met rock art bekend, doch de meeste daarvan zijn of onbereikbaar of taboe als heilige plaats van de Aboriginals. Toch zijn er 2 plaatsen die wel toegankelijk zijn en ik kom nu aan de eerste er van: Nourlangie Rock. Of tenminste bij de Anbang-bang shelter en gallery, zoals de plaats officieel noemt bij de lokale bevolking. De 1,5km lange wandeling voert me langs schuilplaatsen onder overhangende rotsen waarin men tijdens het regenseizoen beschermd werd tegen de regen en tijdens het droge seizoen tegen de zon. Door archeologisch onderzoek van de bodemlagen heeft men zelfs kunnen uitmaken hoeveel deze shelters gebruikt werden, en van 50.000 jaar geleden tot 6000 jaar geleden, toen de zee nog een heel eind verderop lag, het hier veel droger was en er dus ook minder voedsel beschikbaar was, gebeurde dit slechts sporadisch, van 6000 jaar geleden tot 2000 jaar geleden, met een vergelijkbaar klimaat en liggen vanaf de kust zoal nu, werd deze plaats heel regelmatig bezocht en daarna zelfs intensief. Naast de shelters zijn er dan natuurlijk de rotsschilderingen, de archieven van de Aboriginals met fragmenten die de jacht, de dieren en de religie afbeelden. Soms heel kinderlijk, maar soms ook heel gesofisticeerd, zoals met de röntgenafbeeldingen. Ik weet niet wat ik gedaan heb om de Aboriginal voorvaderen te ergeren, maar als ik de laatste galerij met de mimigeesten en de bliksemgod heb bezocht, breekt er een onweer los. Ik spoed me terug naar een overhangend gedeelte van de rotsen en wacht tot het weer wat bedaard. Ondertussen twijfel ik of ik de wandeling naar Gunwarddehwarde Lookout er nog bij zal doen of niet. Als het stopt met regenen besluit ik toch maar even verder te gaan en wordt beloond met prachtige uitzichten over Nourlangie Rock en in de verte aan de horizon, drie ronde uitstulpsels van een rotswand die volgens de Aboriginal religie zeer belangrijk zijn en absoluut niet mogen verstoord worden of grote rampen zullen het land overspoelen.
Ik wil nog even een kijkje gaan nemen bij de Anbang-bang Billabong, maar ook deze zijn niet bereikbaar wegens overstromingsgevaar en mogelijke aanwezigheid van Saltwater crocodiles. Dan maar verder richting Jabiru een stadje midden in het park, dat zijn ontstaan alleen aan de nabijgelegen Ranger Uranium Mijn te danken heeft. De mijnsite zelf wordt volledig omgeven door het park zelf, en in het park zelf liggen nog minstens 2 sites waar er geprospecteerd werd en enorme voorraden uranium ontdekt en zelfs gemijnd werden. Één van die sites was zelfs aanleiding tot grote protesten onder de Aboriginal bevolking en was de aanleiding tot het teruggeven van een deel van het land aan de Aboriginals die het land nu leasen aan National Parks en samen met hen beheren. Doch blijven de mijnen voor veel consternatie zorgen en zijn de ontginningsrechten nog in handen van grote mijncompagnieën die echte momenteel geen stap kunnen zetten zonder toelating van de Aboriginal owners. Wat in economisch onzekere tijden toch steeds een tikkende tijdbom blijft.
Voor nu is Jabiru echter alleen maar een naamplaats voor mij, gezien ik verder wil naar Ubirr, gelegen aan de East Alligator River (eveneens een naamsverwisseling, gezien hier alleen krokodillen zitten, geen alligators) die bovendien de grens tussen het park en Arnhem Land vormt. Arnhem Land is Aboriginal Territory en alleen toegankelijk met een speciale permit. Ik kom echter voor de 2e bekende galerij van Rock Art, en als is het al laat (18u00), toch wil ik deze graag vanavond nog doen, want deze zijn in het regenseizoen alleen toegankelijk van 14u00 tot zonsondergang om één of ander mysterieuze reden. Net als bij de Anbang-bang shelter en gallery lijk ik hier alleen te zijn, al stonden er deze keer enkele auto’s op de parking. Als ik bij de Main Gallery aankom staat er een Aboriginal Ranger van het park me op te wachten, hij vraagt me om ten laatste tegen kwart voor 7 terug te keren, want met de onweders zal het wat vroeger donker zijn. We spreken dus zo af en ik wandel verder, een zwarte Walleroo komt uit de bosjes tevoorschijn, het is een soort mini kangoeroe, nog kleiner dan de Wallaby’s. Het dier heeft me opgemerkt, maar zolang ik niet bruusk beweeg blijft het rustig zitten zodat ik het mooi kan vastleggen op foto en film. Eens dat gebeurt is ga ik voorzichtig verder zodat ik het beestje niet stoor. Ik klauter langs enkele rotsen omhoog en sta onder een enorme overhangende rotswand met verschillende rotstekeningen in okerkleur en geel. Ook hier weer duidelijk verschillende stijlen die duiden op een andere ouderdom van de gravures. Een ander gegeven dat soms de ouderdom kan bepalen zijn de afbeelding zelf, zo zijn afbeelding van geweren en boten een teken dat ze gemaakt zijn na de eerste contacten met blanken. Een ook steeds weerkerend gegeven zijn de “handtekeningen”, de afdrukken van handen, die ik ook in Argentinië en op ander plaatsen op de wereld al zag bij rots- of grotschilderingen.
Naast de rotstekenngen zijn ook de dramatische rotspartijen hier de moeite van het bekijken waard. Na het bosland en het waterland ben ik nu in een derde landschapstype van het Kakadu Nationaal Park aanbeland, het rotsland. Ik wandel verder langs enkele kleinere gallerijen en dan naar een uitkijkpunt met een prachtig panorama over Arnhem Land, een uitgestrekt gebied van moerassen met plukjes bomen en glinsterende waterplassen. Jammer van de zware bewolking, want dit had een prachtige zonsondergang opgeleverd. Nu is het echter een donderslag die me uit mijn overpeinzing haalt en tot me doet doordringen dat bovenop een rots staan in een onweer misschien niet echt een goed idee is. Tegen dat ik goed en wel beneden ben begint het te druppelen en als ik de laatste galerij met een afbeelding van de regenboogslang bezocht heb begint het opnieuw te stortregenen zodat ik ondanks mijn regenjasje doornat ben tegen dat ik opnieuw bij de camper ben, waar de gids me bezorgt staat op te wachten. Ik zwaai even om aan te geven dat alles in orde is en spring in de auto om terug te keren naar Jabiru, waar ik naar de Kakadu Lodge & Caravan Park rijd en bij de gesloten receptie een doorverwijzing naar de bar en restaurant vind voor late arrivals. Ik ga daar dan ook inchecken en keer er vervolgens na het stellen van de camper terug om een stew met aardappelpuree te eten. Het is ondertussen opgehouden met regenen en de cicades wisselen met de kikkers af bij het geven van hun concert.

Woensdag 4 december

Rond 7u00 op en alles in orde gemaakt voor het vertrek, ik keer eerst nog een stukje terug richting Ubir om de escarpment onderweg te filmen, daar was het gisterenavond te donker en te nat voor. Het zijn mooie verticale rotswanden bovenaan de hellingen van de beboste bergen. Daarna gaat het over de Arnhem Highway richting uitgang van het park, net als bij het binnenrijden valt daarbij op dat er onderweg niet veel te beleven valt en dat de actie zich vooral in het centrum van het park afspeelt. Één keer stop ik nog aan de Mamukala Wetlands & birdhide, waar ik een mooi uitzicht heb over het ondergelopen land en enkele watervogels. Als ik de Aurora Kakadu Lodge & caravanpark bereik, krijg ik voor de eerste keer rode kangoeroes in het wild te zien. Ze zitten naast de weg rustig te eten. Pas als ik heel dicht bij ben gaan ze er vandoor. Verderop zijn er , juist buiten de officiële grenzen van het park, nog enkele wetlands en hier zitten er honderden vogels waaronder verschillende eenden, een ooievaar en nog vele andere. Als je er aan komt stijgen ze en masse op met veel lawaai om enkele meters verder weer neer te strijken. En dat herhaalt zich elke keer als er een auto voorbij komt.
De zandwegen van het Mary River National Park en het Djukbini National Park laat ik met de regen van de laatste dagen maar voor wat ze zijn. Alleen bij de Mary River Billabong ga ik nog een kijkje nemen, maar er valt niet veel te beleven. In de buurt van de Marie River Crossing zijn er verschillende crocodile jump tours die boottochten en krokodilvoederen aanbieden, waarbij het aas aan een stok boven het water wordt gehouden zodat de reptielen uit het water omhoog springen om bij de prooi te komen. Doch de ene blijkt gesloten, en bij de andere is de volgende tocht maar om 15u00. Dan maar weer verder. Dit maakt wel dat ik veel te vroeg bij het stadje Humty Doo ben (wie noemt er in hemelsnaam zijn stad zo?), dat maar enkele kilometers van mijn overnachtingplaats ligt. Mijn tank is bijna leeg en omdat ik de jerrycans ook nog moet leegmaken hevel ik die ineens over in de tank, dan kan ik dat alvast niet meer vergeten want het einde van de reis komt stilaan dichter bij. Ik besluit dan maar wat verder te rijden en het Berry Springs Nature park aan te doen, doch ook hier een bord dat de zwempoelen gesloten zijn wegens het regenseizoen.
Enkele honderden meters verder ligt het Territory Wildlife Park, een soort dierentuin annex natuurpark, doch alleen met hier voorkomende dieren. Ondanks de regen die maar blijft vallen ga ik toch een kijkje nemen. Tegen dat ik een hapje gegeten heb is het gestopt met druppelen en vat ik de wandeling aan. Die brengt me bij het nocturnal house waarin de dieren zitten die vooral ’s nachts actief zijn, interessant want die krijg je zelden of nooit te zien. Er zitten enkele muis- en ratachtigen, maar ook enkele slangen en een rots wallaby. Verderop stap ik de enclosure van de Woodland Walk binnen en wordt daar bijna overvallen door een troep kangoeroes die helemaal niet schuw zijn. In tegendeel ik heb moeite om hun snuit uit mijn broekzakken te houden! Je kan ze zo over hun kop kriebelen. De ganse wandeling in het afgesloten deel blijven ze me van ver volgen, eentje is echter wat hardnekkiger en verdwijnt bijna niet van mijn zijde. Soms duikt hij of zij de bosjes in en komt enkele meters verder opnieuw op me afgesprongen. Ik zie hier ook voor het eerst de euro, niet onze munt, maar een kangoeroesoort met korte oren, die heel wat schuwer is dan zijn andere soortgenoten en zich alleen van ver laat bewonderen, en dan nog alleen als je perfect stil staat. Vanaf je beweegt gaan ze er in ijltempo vandoor.
Ik neem afscheid van mijn nieuwe vriend of vriendin en wandel verder naar de Monsoon Forest walk, een boardwalk met enkele volières waarin ik enkele vogels te zien krijg, die ik maar niet op foto of film kreeg de vorige weken, omdat ze weinig stilzitten en bijna onzichtbaar zijn tussen al het groen van de hoge boomkruinen. Hier in deze beperkte ruimtes lukt dat natuurlijk wel. In de grote Aviary loop je zo binnen en zit je dus tussen de vogels, de boardwalk loopt hier van de boomtoppen naar beneden zodat je op alle niveaus de vogels die er leven kan bewonderen. Als ik de Monsoon Forest Walk afrond gaat er een wallaby die vrij rondloopt op de vlucht als ik dichter bij kom. Via de Wetlands Walk gaat het dan naar het aquarium waar de lokale vissoorten en schildpadden in aquariums rondzwemmen. Ook de zoetwater- en de zoutwaterkrokodil ontbreken niet, al is hier de kleine zoetwaterversie een stuk agressiever dan zijn grote soortgenoot en hapt zowaar naar mijn camera vanachter het glas! Als laatste breng ik een bezoek aan de dingo’s, Australische wilde honden. Mooie dieren die door de haat van de veeboeren bijna uitgestorven zijn. Het is ondertussen 17u00 geworden en het begint opnieuw te druppelen, ik neem het treintje dat me terug naar de ingang brengt en vertrek richting Bachelor, 60km verderop de toegangspoort naar het Litchfield National Park. Ik overnacht hier in het lokale Big 4 Tourist Park en wordt hartelijk ontvangen door de eigenaar die maar wat blij is met de regenrecords van het moment, zoals trouwens veel Australiërs van het noorden, want de watervoorraden moeten dringend aangevuld worden in meren en dammen om de volgende droge winter voldoende water te hebben voor het vee en het gras. Mij begint de regen wat de keel uit te hangen, maar het weerbericht voor mijn laatste 2 dagen lijkt niet veel beterschap te beloven. We zien wel wat het wordt.

Yohani :P

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: vr 06 dec, 2013 12:58
door Yohani
Donderdag 5 december

Vandaag een ganse dag om het Litchfield Nationaal Park te ontdekken, in dien verstande dat ik wel vanavond nog de +/-100km tot in Darwin wil afleggen. Gisteren deed ik al het Territory Wildlife Park omdat ik wel vermoed dat de onverharde weg van uit het Litchfield Nationaal Park naar Berry Springs zal afgesloten zijn, en ik dus via Batchelor zal moeten terugkomen. Als ik het park binnen rijd wordt die informatie bevestigd tezamen met de mededeling dat alle 4wd routes ook gesloten zijn voor het regenseizoen, waaronder deze naar de Lost City. Dat maakt voor mij echter niet veel uit, gezien dit sowieso een verboden route was van de huurder en bovendien deed ik deze stiekem in ’96 al.
Mijn eerste stop in het park zijn de Cathedral- & de Magnetic Termite Mounts. De eerste soort worden zo genoemd wegens hun omvang, ze worden op droge plaatsen geconstrueerd, die zelfs in het natte seizoen (vrijwel) niet overstromen en kunnen verschillende meters hoog worden. Een fantastische prestatie als je beseft dat de “witte” termieten zelf maar enkele millimeter groot zijn. Moest de mens in verhouding een even hoge wolkenkrabber kunnen bouwen… . De “witte” termieten zijn trouwens niet wit maar hebben een zo’n smal lichaam dat ze doorzichtig zijn. In het nattere gedeelte, dat dus regelmatig overstroomt, staan de magnetische termietenheuvels. Zo genoemd omdat het smalle plaatvormige heuvels zijn, die allen Noord- Zuid georiënteerd staan. Natuurlijk heeft dit niets met magnetisme te maken, maar alles met de zon. Omdat de termietenheuvels in de wetlands staan, leven de beestjes dus constant in de heuvel en niet onder de grond, want die gangen zouden onder lopen. Opdat het niet te warm zou worden in het bouwsel, waar ook hun voedsel ligt opgeslagen, bouwen de termieten de heuvels zo dat ze erg smal zijn, in tegenstelling tot de voluptueuze Cathedral mounts, en alleen in de morgen de zon op de brede zijde krijgen, zodat die niet te veel opwarmt. Nergens anders ter wereld doen termieten hen dit na.
Ik rijd verder het park in to bij de Buley Rockholes, een reeks poelen die door klaterende watervalletjes met elkaar verbonden zijn en zo perfecte baden om te verkoelen vormen. En bovendien het ganse jaar krokodil vrij. Gezien de rotspoelen maar op een kleine 100m van de parking liggen, heb ik mijn zwemgerief niet meegenomen. Na het nemen van enkele foto’s en wat filmen, twijfel ik of ik me alsnog zou gaan omkleden om wat te badderen in het koele water. Terug bij de camper besluit ik van eerst verder te rijden naar Florence Falls, ik kan nog altijd op de terugweg hier stoppen indien ik dat wil en volgens mijn reisgids is de poel aan Florence Falls een nog betere optie voor een zwempartij. Eens geparkeerd wandel ik de 120m naar het uitzichtpunt voor het panorama van de dubbele waterval die in een prachtige vijver neerklettert. Ik keer terug naar de camper, kleed mij om en besluit ook mijn snorkelgerief nog een keer boven te halen, dan gaat het via een 480m lang pad, met een trap die 135 treden in de canyon afdaalt, naar de rivierbedding. Het is weer drukkend warm en tegen ik beneden ben kan ik mijn t-shirt zowat uitwringen. Maar de beloning is daar in de vorm van een heerlijk koel zwemparadijs, en het snorkelgerief blijkt een goed idee want ook onder water is het de moeite waard. Na een uurtje snorkelen is het tijd om terug naar boven te gaan, want het wordt grijzer en de eerste donderslagen klinken al boven de kloof. Ik zou bijna zeggen dat ik het droog houdt tot aan de auto, maar dat zou gelogen zijn, want de regen is nog uitgebleven, maar de warme, zwoele temperatuur zorgt er even goed voor, dat ik weer van t-shirt kan veranderen.
Onderweg met de camper naar een moeras wordt ik overvallen door de moessonregens, die zo fel zijn dat ik alleen nog stapvoets kan rijden omdat ik gewoon de weg niet meer zie. Gelukkig is het van korte duur en alhoewel de korte zandweg naar het moeras al gedeeltelijk ondergelopen is, geraak ik er nog goed door. Aan de rand van het mooie moeras wordt ik bedolven onder het geluid van allerhande vogels, maar behalve zo nu en dan een schim die van de ene boomkruin naar de andere zweeft, krijg ik ze niet te zien.Vogelliefhebbers met het juiste materiaal aan telelenzen en verrekijkers kunnen hier hun hart ophalen denk ik. Het vervolg van de route door het park brengt me bij het viewpoint van de Tolmer Falls. Hier mag je de kloof niet in wegens de aanwezigheid van enkele zeldzame vleermuizensoorten. Maar het zicht op de waterval zelf die zich in de kloof stort is fantastisch. Onderaan loopt de poel verder de canyon is en is er een ingang naar een grote grot te zien, waar ik veronderstel de vleermuizen leven. Een laatste stop brengt me bij de Wangi Falls, waar je normaal ook kan zwemmen, in een nog grotere vijver, doch wegens te sterke stroming en de kans op de aanwezigheid van salty’s, is de poel momenteel niet beschikbaar voor zwemmers. Ook de wandeling naar een platvorm boven de watervallen is gedeeltelijk afgesloten door stormschade. Alvorens ik een kijkje ga nemen bestel ik een hot dog als laat diner in het plaatselijke cafeetje. Na dit korte intermezzo wandel ik dan naar de vijver en wordt al direct verrast door een goanna die aan de kant rustig zit rond te kijken. Het diertje is met staart en al toch zo’n halve meter lang en houdt het midden tussen een hagedis en een varaan. Na de nodige foto’s van de ontdubbelde waterval en de knappe rotspartijen ernaast wordt mijn aandacht dan nog getrokken door een bordje dat verwijst naar de Flying foxes, en inderdaad verderop hangen in de bomen weer tientallen vleerhonden rond tussen de takken, af en toe scheert er eentje tussen de bomen door.
Ik besluit nog even verder te rijden richting de onverharde weg en stop nog een keertje bij een plaatsje dat simpelweg de cascades noemt, maar heb geen zin meer in de aangekondigde wandeling van 1,8km. Het wordt trouwens toch at laat en dus tijd om terug te keren. Even later wordt ik echter toch beloond voor het verder rijden als er eerst een rode kangoeroe en vervolgens nog wat later twee prachtige dingo’s de weg oversteken. De kangoeroe was me te snel af, maar van de dingo’s leg ik toch wat beelden vast. Op de terugweg door het park stop ik nog even bij de afslag naar de Lost City en neem een kijkje bij een verschijnsel dat ik deze 4 weken toch regelmatig zag, een achtergelaten auto, ik vermoed gestolen voor een joyride en vervolgens gevandaliseerd, met ingeslagen ruiten en deuken in dak en carrosserie. Op de meeste van die auto’s kleeft er dan wel een stikker die aangeeft dat deze reeds gerapporteerd is, waarom die er nog staan dan, is me wel een raadsel. Op weg naar Darwin wordt ik nog enkele keren overvallen door hevige regenbuien, die ervoor zorgen dat zelfs de airco op volle kracht de ruiten niet meer dampvrij krijgen.
Diezelfde regen zorgt ervoor dat ik een koude maaltijd eet, want ik weiger deze laatste avond nog te experimenteren met het spiritusvuur in de camper. De receptie van de camping was trouwens al gesloten, voor één keer dat ik op tijd ben, een medewerker van de camping laat me binnen, maar wil graag mijn kredietkaart als onderpand tot morgenvroeg. Dat weiger ik natuurlijk en met tegenzin neemt hij dan mijn identiteitskaart aan. Na het avondeten begin ik met het in orde maken van mijn rugzak want morgennamiddag lever ik de camper in, ik heb online nog gauw een hotelkamer geboekt om de enkele uren tussen het afleveren van de camper en het naar de luchthaven vertrekken, wat comfortabel te kunnen doorbrengen (aan het zwembad), en droge en propere kleding te kunnen aantrekken. Mijn vlucht vertrekt namelijk om 2u50 zaterdagmorgen. Door nu alles al klaar te maken heb ik morgen wat meer tijd om Darwin nog wat te verkennen.

Vrijdag 6 december

De laatste dag in Australië, en een beetje uitgeslapen, de laatste kledingstukken opgeborgen en de camping betaald. Mijn eerste bezoekje vandaag wordt het Crocodylus Village, zoals de naam het al zegt een krokodillen park, niet te verwarren met een zoo. Waarom niet? Omdat naast het opvangen van in het wild gevangen krokodillen (uit de zwempoelen van nationale parken zoals Kakadu, Litchfield of Catherine Gorge of krokodillen die het op ander plaatsen mensen lastig maken), en het toeristische deel met het bezoekerspark er ook een kweekprogramma is, doch niet voor het uitzetten van de dieren, maar voor commerciële doeleinden zoals als voedsel en voor de huiden. Ik ben juist op tijd voor de begeleide toer waarbij ik dan toch jumping crocodiles zal zien en enkele ander monsters die eveneens enkele hapjes krijgen. Het begint met de Lagoon billabong waarin enkele middelgrote exemplaren rondzwemmen en waar doormiddel van een katrol een stuk rauw vleesverleidelijk boven de snuiten van de reptielen bungelt. De beesten komen toch al gauw zo’n 2 meter uit het water geschoten, best wel indrukwekkend. Vervolgens gaan we naar 8 holding pens waarin de kweekparen zitten. Hier zitten enkele echt grote jongens van juist onder de 4m tussen, de vrouwtjes worden gewoonlijk maximum een meter of 3 en wegen maar de helft van de mannetjes. De medewerkers van het park hebben de hachelijke taak om de nesten van de krokodillen regelmatig te controleren op eieren, want zo gauw die er zijn worden ze weggehaald, omdat de mannelijke krokodil ze anders zou opeten. Trouwens als de eieren het zouden overleven en de kleintjes uitkomen, mogen ze ook niet te lang bij de ouders blijven, want dan zouden beiden ze verorberen… .
Verderop krijgen we de veel kleinere en minder gevaarlijke zoetwater krokodillen te zien die inderdaad een stuk minder indrukwekkend zijn maar met hun fijne naaldachtige tanden toch ook wel wat pijnlijke schade kunnen aanrichten. Tussendoor krijgen we ook allerhande tips over onze eigen veiligheid aan rivieren, poelen en stranden. Want vergis je niet, tot op een afstand van 5m van de oever ben je in gevaar als een krokodil achter je aan komt en zo’n beest tot 5m lang kan zich perfect verstoppen in kniediep water, zonder dat je ze ook maar opmerkt. Als laatste krijgen een kleine zoutwaterkrokodil in onze handen gestopt van zo’n 14 dagen oud en zo’n 30cm lang. Het beestje voelt onverwacht zacht aan, een beetje rubberachtig, zijn bekje is voor alle veiligheid even dichtgetaped , want het ding heeft wel al scherpe tandjes. Na de toer kan je op je gemak zelf nog wat rondwandelen in het park waar nog enkele inlandse diersoorten zitten zoals wallaby’s, kangoeroes, schildpadden, een emoe (en een koppel Afrikaanse struisvogels, en dan pas zie je hoe klein de emoes eigenlijk zijn) en een koppel dingo’s. De kaketoes krijg je er gratis bij in het wild. Ook enkele grote katachtige waaronder 2 prachtige Bengaalse tijgers en een leeuw en enkele apen en nog enkele reptielen waaronder enkele slangen ronden het voormiddagje dieren kijken af. Gezien het ondertussen middag is neem ik ineens de tijd om een hapje te eten (de krokodillenburgers en konsoorten laat ik aan me voorbijgaan, dat at ik al een keer en vond ik niets speciaal).
Vervolgens rijd ik naar het Charles Darwin National Park, waar naast enkele picknickplaatsen en een zicht op de haven van Darwin vooral enkele bomstockage bunkers uit de WWO II te zien zijn. Enkele andere delen van het park met militaire gebouwen zijn afgegrendeld met waarschuwingsborden voor asbestgevaar.Om dat ik er toch voorbijrijd stop ik even bij het Apollo verhuurbedrijf waar ik later deze middag de camper moet afleveren en vraag even na of ik er mee na de carwash moet. De man kijkt even rond de auto en zegt dat het niet nodig is, wat me weer wat tijd bespaart. Vervolgens nog wat shoppen, een bezoekje aan het waterfront met een gedenksteen voor de Japanse bombardementen op de stad, een bezoekje aan de WW II tunnels dat in het water valt omdat het pad gesloten is, een ritje langs Lyons Cottage en het Bicentennial Park richting Fanny Bay Gaol. Het rare is dat de Australiërs die historische gevangenissen dikwijls nog in gebruik hebben (gemoderniseerd weliswaar veronderstel ik toch) en je dus een werkende gevangenis kan bezoeken, of toch delen er van. Kan je een keer echte beesten achter tralies zien… . Ik bedank er toch maar voor en rijd verder naar het East Point Reserve met enkele mooie uitzichten over de baaien met e lege stranden en nog legere zeeën, niet te verwonderen met al die haaien, krokodillen en nu bovendien het kwallenseizoen met dodelijke kwallen met meterslange tentakels die je een tiental minuten geven om medische hulp te zoeken. Leuke beestjes hebben ze hier wel.
Ondertusse is het tijd om mijn bagage af te zetten aan het best western hotel dat ik eergisteren on-line geboekt heb, vervolgens de camper in te leveren en per taxi terug te keren naar het Best Western hotel. Daar kan ik nog wat tijd besteden aan herschikken van een deel van de bagage, een uurtje in het zwembad vertoeven nog wat werken aan mijn reisverslag en een kijkje op het internet en TV, en even een kijkje nemen in de bistro hiernaast om een hapje te eten alvorens ik tegen een uur of 10 naar de luchthaven vertrek.

Yohani :P

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: vr 06 dec, 2013 18:50
door Wolf
wat is de volgende reis? :lol:

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: za 07 dec, 2013 14:08
door Yohani
Nog even laten bekomen van deze hé! Ik ben nog niet thuis :angel:

Als avondeten kies ik uiteindelijk voor een pizza, gezien ik maar 1 ½ uurtje meer heb voor mijn transfer naar de luchthaven. Eens op de luchthaven blijkt dat de bagage incheck pas rond middernacht open gaat voor mijn vlucht, ik had dus beter nog een uurtje of 2 in alle comfort in het hotel gebleven, voordeel is nu wel dat ik ver vooraan sta bij het inchecken voor de bagage, maar uiteindelijk is het toch maar om daarna nog meer te wachten.

Zaterdag 7 december

Het vliegveld van Darwin is eigenlijk verrassend klein, voor de internationale vertrekken moeten we nog wachten tot 1u00 ’s nachts voor we uiteindelijk door de douane kunnen. Ine tussentijd heb ik nog wat internet tijd, met gratis wifi die ook nog een keer redelijk snel is. Ik lees dan ook nog mijn e-book uit en ga nog wat shoppen om de laatste Australische dollars te spenderen, tot het tijd is om het vliegtuig te boarden. Ik krijg een mevrouw met een haar jonge dochtertje naast me, wat me dus redelijk veel ruimte geeft, maar de kleine wordt bijna hysterisch als ze op haar eigen stoel moet zitten met de gordel om, om op te stijgen. Één van de stewardessen grijpt nogal kordaat in als de moeder blijft treuzelen om het meisje in te gespen. Gelukkig kalmeert het kindje vrij snel daarna en ziet het er naar uit dat het toch een rustige vlucht wordt, die eigenlijk nog verrassend kort is met net geen 5u vliegen naar Singapore.
Het eten waar men mee rond komt op deze nachtvlucht laat ik aan me voorbijgaan, geen persoonlijk entertainment system in deze Airbus A320, en gezien ik toch wel vermoeid ben probeer ik alvast wat bij te slapen. Dat lukt nog vrij goed en het is pas een ½ uurtje voor aankomst dat de kleine meid naast mij opnieuw onrustig wordt en begint te huilen. Om 6u50 plaatselijke tijd sta ik dan in de luchthaven van Singapore, gezien mijn volgende vlucht maar om 23u 55 vanavond is, heb ik dus nog een lange wachttijd voor de boeg. Toen ik boekte heb ik daarom geopteerd voor een transithotel in het internationale gedeelte van de luchthaven zelf, dus geen gedoe met de immigratie, paspoorten en handbagage controle. Het is een beetje zoeken om het hotel te vinden, maar al gauw ben ik ingecheckt en heb een kamer met volledig uitgeruste badkamer tot mijn beschikking voor de volgende 12u. Het is nu rond middernacht in België en als ik nu ga slapen en op sta rond 15-16u plaatselijke tijd, zit ik al terug een beetje in het juiste ritme voor de volgende dagen. Ik heb nog tot 18u30 de kamer om te relaxen, voor een douche en dan op zoek naar een ontbijt en nog enkele uurtjes hier op de luchthaven doorbrengen alvorens de lange 12u durende vlucht aan te vatten, waar ik dankzij het tijdsverschil zondagmorgen zal aankomen in Schiphol. Ik heb alvast in mijn handbagage de warmste kleding die ik bij had, voorzien voor de aankomst daar, want de voorspelde temperaturen van rond het vriespunt zullen een groot verschil zijn met de 30°C hier!

Yohani :P

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: zo 08 dec, 2013 06:58
door Fredd
En photos ?

En misschien een domme vraag, maar ga je ooit nog gewoon worden om terug te werken ? ... ;)

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: zo 08 dec, 2013 16:15
door Wolf
Fredd schreef:En misschien een domme vraag, maar ga je ooit nog gewoon worden om terug te werken ? ... ;)
dat hoeft niet, tegen dan is em gepensioneerd. ;)
En Yohani kennende, zullen de foto's in het LR-clubblad komen.

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: ma 09 dec, 2013 17:16
door Yohani
Ik heb zo'n 2 a 3000 foto's maar moet die nog van de camera halen , sorteren en een selectie maken. Maar eerst een beetje bekomen van de jetlag.

En kwestie van het gewoon worden van te gaan werken: ik kom altijd graag terug op het eeinde van een verlof: je moet nu eenmaal terugomen om opnieuw te kunnen vertrekken zeg ik altijd... :mrgreen:

Yohani :P

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: di 10 dec, 2013 23:05
door Fredd
Wolf schreef:En Yohani kennende, zullen de foto's in het LR-clubblad komen.
Das dan wel pech voor mij ...
Vroeger zette hij toch fotos hier ook ?

Yohani , pleeeze ..... :wave:

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: wo 11 dec, 2013 12:28
door Henk
Ik zou je een pdf versie van het clubblad kunnen sturen ... :?:

Re: West-Australia 2013

Geplaatst: wo 11 dec, 2013 19:49
door Fredd
Henk schreef:Ik zou je een pdf versie van het clubblad kunnen sturen ... :?:
Prachtige oplossing, Thank You Henk ... :thumbup:

Zie PM voor email adres.