Na eerdere reizen naar Wales en 2x Schotland heb ik ditmaal voor Zuid-Engeland gekozen, de flegmatieke Britten hebben met hun mooie oude dorpjes, abdijen, landhuizen en kastelen een schat aan culturele pareltjes, gooi daarbij nog wat prachtige tuinen, een soms spectaculaire kust, enkele mooie nationale parken en de vooroordelen over de slechte gastronomie en de niet steeds zo schitterende weersverwachtingen zijn snel aan de kant geschoven. Genoeg pubs en restaurants van andere culturen te vinden om de smaakpapillen niet teveel geweld aan te doen en elke dag mooi weer is meegenomen en voor de rest is de regenjas uitgevonden.
Vrijdagavond 30 augustus
Vorig weekend werd de camper in orde gezet en geladen zodat ik vanavond na het werk nog kan aanzetten naar Duinkerken, mijn ferry vertrekt om 8u00 zaterdagmorgen en dan moet ik niet onmenselijk vroeg opstaan om op tijd in de haven te geraken. De Brussels ring die al de ganse dag dicht zit door enkele ongevallen mijd ik door via Willebroek naar St-Niklaas te rijden, doch een omleiding zorgt ook hier voor file, eens op de A 12 gaat het gelukkig wat vlotter. Verder dan richting Gent en vervolgens Oostende, het wordt stilaan wat drukker, maar het valt al bij al nog mee. Even voor de grens dan nog even tanken, want zowel in Frankrijk als Engeland is dat sowieso duurder, en dan terwijl de schemering invalt verder naar Duinkerken. Als overnachtingplaats heb ik voor Parking des Miaules in Gravelinnes gekozen, een motorhomeparking aan de jachthaven op 10 minuten rijden van de ferryterminal. Voor 6€ parkeer ik mijn camper tussen de tientallen andere die hier reeds staan. Klaar voor de eerste overnachting in de camper van deze reis.
Zaterdag 31 augustus
Vanmorgen om 6u00 op om tegen 7u00 aan te schuiven aan de terminal, een uurtje later schuift de ferry weg van de kade en zien we Frankrijk stilaan uit het zicht verdwijnen, het is bewolkt maar er zijn toch wat stukjes blauw hemel te zien, de stevige wind vraagt wel om een winddicht jas. Ik heb met het ontbijt gewacht tot op de boot en als ik weer aan dek kom heeft de zon nog wat aan kracht gewonnen. In de verte duiken reeds de witte kliffen van de Engelse kust op. Het duurt nog wel even tot ze meer zijn dan een witte glinstering aan de horizon, maar uiteindelijk reizen ze hoog naast ons op als we de kust volgen naar Dover. Het ontschepen verloopt even vlot als het inschepen, ondanks de Engelsman met een platte band die helemaal vooraan naast mijn camper staat.
Eenmaal aan land zet ik meteen koers naar The White Cliffs, waar een bezoekerscentrum en enkele wandelpaden de kans bieden om de beroemde kliffen van wat dichterbij te bekijken. Hier kan ik tevens mijn voucher van de National Trust inwisselen voor de officiële kaart en bijbehorende boekje, deze kaart zal me samen met de kaart van English Heritage heel wat geld besparen bij het bezoeken van de talrijke sites.
Op de parking kleef ik ook nog de stikkers op de lichten van mijn auto zodat ik, wanneer ik die gebruik, de tegenliggers niet verblind, dit heb ik bij vorige reizen naar Groot-Brittannië nooit gedaan, maar is eigenlijk wel verplicht. Vervolgens trek ik er op uit voor een 40 minuten durende wandeling langs de kliffen, het weer is zoveel verbeterd dat ik de jas uitlaat en met een dunne fleece de wandeling aanvat, met als voorzorg tegen wind en eventueel enkele druppels een kw op de rug. Dat blijkt echter niet nodig want naarmate de tijd verstrijkt wordt het weer alleen maar beter. Ik kies op de heenweg voor de klifroute die vlak langs de afgrond loopt, met beneden eerst de haven van Dover en vervolgens de Noordzee. Ook Dover Castle komt mooi in het zicht. De in de kalkrotsen uitgehakte trap, die helemaal naar beneden loopt tot aan de voet van de kliffen, is helaas afgesloten wegens een recente instorting van een deel van de wand. Maar ook van hierboven zijn de uitzichten zonder meer de moeite waard. Omdat er vandaag nog heel wat op het programma staat, wandeling ik niet verder naar de vuurtoren die nog een eind verderop bovenop de kliffen staat. Dat houdt ik voor binnen 2 weken op de terugweg, samen met het kasteel en de enkele andere bezienswaardigheden hier.
Nu gaat het met de camper door Dover richting Folkestone, de krijtwanden maken er plaats voor een uitgestrekt keienstrand, onder een atypische blauwe hemel, hopelijk volgen er nog veel van deze dagen.
Ik rijd naar Port Lympne Wild Animal Park Mansion & Gardens, waar ik het safaripark met een bezoek vereer. Ondank de aanwezigheid van enkele neushoorns, olifanten, een enkele struisvogel en wat antilopen en twee jonge giraffen, is de 1uur durende rit in de safarivrachtwagen toch maar wat magertjes. Ook in de kooien op het wandelparkoer valt, op enkel grote katachtige en enkele primaten, vooral de leegte op. Alleen aan de eetgelegenheden is het wel druk, zo druk zelf dat ik er maar van af zie om iets te bestellen. 2 uur later ben ik terug aan de camper, met jammer genoeg een barstende hoofdpijn. Ik trek verder naar het dorpje Rye, met zijn oude middeleeuwse stadskern met houten werkmanshuizen, de Church of St. Mary the Virgin en de Ypres Tower (veel mooier dan het Belgische gedrocht) en de Land Gate stadspoort. Ik wandel terug naar de camper en zet mijn weg voort richting Bodiam Castle, een stukje het golvende binnenland in. Daar aangekomen blijkt het kasteel zelf al gesloten voor bezoek, maar het park is nog wel open. Ik wandel dan ook op mijn gemak naar de ruïne die aan de buitenzijde nog bijna volledig intact is en omgeven wordt door een zeer brede slotgracht, en zo het archetype van een middeleeuwse burcht vormt. Engelsen weten als geen ander hun vervallen gebouwen om te toveren in sprookjesachtige mythische belevenissen.
Ook 1066 Battle of Hastings, Abbey & Battlefield in het dorpje Battle zijn al gesloten, maar alleen al de buitenzijde van de Abdij is de moeite reeds waard. Wat betref het “slagveld”, buiten het feit dat er daar ooit een belangrijke veldslag werd gehouden, valt er daar toch weinig aan te zien en heb je al een heel sterk ontwikkelde fantasie nodig om daar meer van te maken, of om het anders te zeggen, in West-Vlaanderen worden die omgeploegd en bewerkt en die zijn nog een stuk recenter. Normaal heb ik volgens de planning nog een 60km te gaan, maar de sites die er nog op het programma staan zijn nu toch reeds allemaal gesloten en bovendien heeft mijn hoofdpijn nu zo’n omvang aangenomen, dat ik die echt niet meer kan negeren, en dus besluit ik een camping op te zoeken in Hastings. Het Shearbarn Holiday Park ligt niet, zoals je zou verwachten, aan de kust, maar boven het stadje in de heuvels. De smalle wegeltjes die er naartoe leiden doen helemaal niet vermoeden welke grootse moderne camping er achter de heggen ligt. Ik installeer de camper op de ruime plaats en slik een pilletje om de hoofdpijn wat in te tomen. Een half uurtje later voel ik me terug heel wat beter, maar is het eigenlijk al vrij laat om nog naar het restaurant te gaan en dus besluit ik om maar rustig in de camper een maaltijd te nemen.
Zondag 1 september
Rond 9u00 sta ik vanmorgen klaar voor vertrek, ontbijt en douche zijn al achter de rug, het weer is nog goed al heeft de blauwe hemel nu plaats gemaakt voor een lichte sluierbewolking. De eerste stop is in Hastings zelf, het vissershaventje met typische zwartgeschilderde houten gebouwen waarin de vissers of hun vrouwen de vroege vangst van deze morgen of nacht verkopen. Tegen de hoge rotswand loopt de Cliff Railway omhoog naar het eindstation dat wel een kasteel lijkt zo hoog boven op de rotsen. Ik wandel tussen de gebouwen door langs de viskraampjes en een miniatuurspoorweg, die echter nog niet actief is zo vroeg op de morgen. Ook het scheepswrak museum is nog niet open, maar het vissersmuseum wel. Naast het zeilschip Enterprise, één van de laatste visserszeilboten, zijn er vooral veel foto’s te zien van vissers en hun familie. Een eigenaardigheid hier is dat men de vissersboten hier expres laat stranden, ze worden vervolgens met bulldozers het keienstrand verder op getrokken tot ze helemaal op het droge liggen. Dat gebeurde vroeger zo, maar ook nu nog, blijkt even later als ik naar de waterkant wandel. Tussen de vissersboten liggen allerlei vissersparafernalia opgestapeld zoals netten, boeien, kreeftenfuiken en heel wat andere rommel die het meer op een stort dan een “visserhaven” doen lijken. Overal ertussen staan ook de oude roestige tractoren die gebruikt worden om de schepen uit het water te trekken. Ik heb er eigenlijk mijn twijfels bij of die dingen het nog wel doen, met hun door houten platen vervangen ruiten en roestige rupsbanden, maar even later komt er dan toch een van die roestmonsters tot leven.
Ik keer terug naar de camper en rijd wat verder door het stadje op weg naar de pier, doch die blijkt volledig door een brand verwoest te zijn zodat er alleen nog een half ingestort en kromgetrokken ijzeren geraamte van overblijft.
Ik verlaat het stadje en rijd naar Pevensey Castle waar ik mijn voucher van English Heritage inwissel voor een kaartje en het bijbehorende handboek, duidelijk van een hogere kwaliteit dan dit van de National Trust trouwens. Langs een indrukwekkende poort wandel ik door de van oorsprong Romeinse muur naar de ruïne van het kasteel. Behalve de buitenmuren en de eerste twee verdiepingen van de torens blijft er niet veel meer over van het kasteel. Ook van de Keep met zijn 7 torens blijft alleen, een weliswaar hoge, fundering over. In deze Keep woonden de eigenaar van het kasteel met zijn familie en het was tevens de laatste toevluchtsoord indien de belegeraars er in zouden slagen na de Romeinse omwalling ook de dikke kasteelmuren binnen te dringen. Een versterkte burcht in het kasteel dus. In de kelders van de torens liggen nog de grote ronde stenen ballen die met een reuzenkatapult naar eventuele belegeraars konden geschoten worden. Het kanon dat er in later instantie kwam staat ook op het binnenplein, in plaats van op de hoge zandberm voor het kasteel waar het origineel stond. Dit kanon werd gebruikt om aanvallende schepen te bestoken, in een tijd dat de zee nog tot aan de muren van het kasteel reikten, door drooglegging, inpoldering en verzandingen ligt de kust nu toch al enkele kilometers verderop. Bij het zoeken naar een parkeerplaats bij aankomst werd ik tot mijn ergernis weer met het veelvuldig gebruik van hoogtebarrières geconfronteerd. Niet alleen de parkings langs de kust, maar ook deze van veel bezienswaardigheden zijn hiervan voorzien om campers te weren. Met als gevolg dat je, je suf zoekt achter een geschikte parkeerplaats. Bovendien zijn er dan nog vele speciale zones voor de bewoners die de mogelijkheden beperken en moet er meestal betaald worden met muntstukken.
Ik volg nu de kust naar Beachy Head in het Seven Sisters Country Park, de glooiende heuvels van de South Downs komen hier abrupt tot stilstand tegen de kust met witte kalksteenkliffen die nog een stuk mooier en indrukwekkender zijn dan deze van Dover. Zelfs witter dan die wat grijze exemplaren van gisteren. Op Beachy Head staat er voor de krijtrotswand een roodwit gestreepte vuurtoren in zee, ik merkt hier tijdens de wandeling langs de klifranden trouwen ook weer op hoe graag Engelsen wel wandelen. Op deze laatste zondag van het schoolverlof is het hier behoorlijk druk. Ik keer terug naar de camper en eet een boterhammetje alvorens mijn weg verder te zetten. Enkele kilometers verder prijkt er nog een vuurtoren boven op de kliffen, dit wordt mijn volgende stop en een stevige klim naar de Belle Tour. Zelfs hier in het midden van nergens staan er trouwens betaalautomaten voor de parking, die niet meer is dan een brede grintstrook naast de weg.
Ik verlaat de kust en rijd de South Down’s in op weg naar Alfriston met zijn mooie kerk en Clergy House, dit laatste is het eerste gebouw dat de National Trust trouwens ooit aankomt en lijkt een beetje een samenraapsel van verschillende bouwstijlen. Zo zijn er de houten kaders opgevuld met witte leem, maar ook muren van vuistgrote keien, baksteen en zelfs gebakken tegels gebruikt. Na een bezoekje aan het kleine huisje is de tuin aan de beurt, met naast de siertuin ook een kruiden- en groentetuin op verschillende terrassen en zelf een boomgaard met enkele appelbomen en mispelbomen. Van hieruit gaat het dan naar Brighton aan de kust, één van de meest vermaarde Engelse badsteden en dat merk je eraan, al bij het binnenrijden van de stad is het een drukte van jewelste. Ik ben wel een ½ uur op zoek naar een parkeerplaats en vind er dan uiteindelijk eentje nabij de Brighton Pier. Eerst even klein geld wisselen, want dat gaat snel hier met die parkeermeters en dan op stap. De Brighton Pier is één groot amusementspark met op de oever een groot aquarium en een heus pretpark op de pier zelf. Hier krioelt het dan ook van de mensen. Ik ga wat verder de stad in op zoek naar The Royal Pavilion. Dit Oosters aandoend paleis is op en top het voorbeeld van de grootheidswaanzin van de machthebbers van toen. Alleen de buitenkant al is verbluffend aan kitcherige torentjes, beeldhouwwerk en pompeuze bouwwerken, aan de binnenkant komt ik zelfs niet toe, want het is sluitingstijd.
Het gaat dan weer de South Downs in op weg naar het Petworth House & Park, maar dat domein is zo uitgestrekt dat ik maar naar de camper terugkeer en verder rijdt naar het kasteel van Arundel. Ook dat blijkt natuurlijk reeds gesloten en ik speel nog even met het gedacht van hier een camping op te zoeken en morgen alsnog het imposante kasteel te bezoeken. Maar als ik even later op een tweede ingangspoort de openingsuren zie blijkt dat het kasteel maandag gesloten is. Ik gebruik dan maar het dak van mijn camper om over de hoge begroeide wallen te kunnen kijken en toch enkele foto’s van het mooie Arundel Castle te kunnen maken.
Gezien een bezoek er morgen niet meer inzit besluit ik om al naar Chichester verder te rijden, al is dat wel een risico omdat de campings hier vrij vroeg sluiten. En inderdaad rond 8u00 sta ik voor een gesloten camping, een telefoontje naar de eigenaars helpt niet, dan maar een mijl of 7 verder gereden, terwijl stilaan de duisternis in valt om weer aan een gesloten camping aan te komen, hier geen slagboom en dus rijd ik de camping op, doch er is nergens iemand te bekennen en om nu zomaar een plekje in te nemen, daar voel ik ook niet voor, temeer dat het niet erg duidelijk is welk de plekken zijn en het er nogal chaotisch en dichtbevolkt is. Dan kan ik evengoed een gewone parkeerplaats zoeken en dus rijd ik de camping weer af. Dan zie ik pas dat de camping waar ik eigenlijk naar op zoek was juist naast de vorige ligt en er een auto voor de slagboom staat. Wanneer ik informeer of zij van de camping zijn, komen de eigenaars er juist aan en het vriendelijke ouder koppel laat me ondanks het late uur (het is ondertussen al 9u00) binnen. Ook vandaag dus geen restaurant, ik maak me zelf nog vlug een maaltje klaar, het reisverhaal nog wat aanvullen en de reisroute aanpassen aan de realiteit en dan is het weer hoog tijd om in bed te kruipen.
Maandag 2 september
Vanmorgen weer prachtig weer, na de douche en het ontbijt nog even aan de receptie gaan zien of er nog iets van administratie moet gedaan worden na mijn late aankomst gisterenavond, maar dat blijkt niet nodig. Wel legt de dame aan de receptie mij uit dat ik me beter tijdelijk lid kan maken van de Camping & Caravanning Club, dat kost me 21£ maar telkens ik op een camping kom die tot de vereniging behoord, spaar ik 7£ uit. Na 3 campings ben ik dus al uit de kost en verder is het dan pure korting. Ik besluit dat dan ook te doen en heb nu ondertussen dus 3 kaartjes op zak die me geld besparen.
Mijn eerste stop vandaag is het Roman Palace (of het Paleis van Cogidubnus) in Fishbourne (bij Portsmouth). Ik moet er nog 10 minuutjes wachten voor het open gaat en bekijk vervolgens een 12 minuten durende video die een beeld geeft van hoe het paleis er moet hebben uitgezien en hoe de funderingen en mozaïeken ervan ontdekt werden. Vervolgens wandel ik door het museum en loop dan door naar de opgravingen. Nu zag ik verleden jaar in Sicilië en het jaar in Griekenland al heel wat mozaïeken en dus verwacht ik in deze uithoek van het Romeinse rijk niet spectaculairs, maar ik moet al gauw mijn vooroordeel opzijzetten, want de weliswaar beschadigde mozaïeken van het Oostelijke deel van het paleis zijn zeker de moeite waard. Ook een deel van de tuin heeft men gereconstrueerd. Van de andere gebouwen van het paleis werd er weinig of niets teruggevonden, gedeeltelijk omdat ze onder de huizen en dorpsstraat van het dorpje Fishbourne bedolven liggen.
Al met al is het alweer na 11u00 wanneer ik de site verlaat en een stukje terug rijd naar Chichester om daar de oude stadsmuren en poorten te bezichtigen. Ook de kathedraal en de apart staande klokkentoren zijn de moeite waard. Naaste de parking waar ik de camper kon stallen is er een sandwichbar waar ik een broodje tonijn bestel en verorber alvorens naar Portsmouth te trekken. Ik vrees een beetje voor de drukte van de stad, maar dat blijkt redelijk vlot te verlopen en al gauw sta ik aan de oude haven met zicht op de HMS Victory, het vlaggeschip van Admiraal Nelson, waarop deze omkwam tijdens de slag van Trafalgar tegen de Fransen. Het beschadigde schip sukkelde na de overwinning op de Franse schepen terug de haven in, met de dode Admiraal aan boord, en werd later gerestaureerd. Omdat het schip nog steeds officieel onder de zeemacht valt is fotograferen aan boord verboden, bovendien staat het Isle of White nog op het programma vandaag, en dus houd ik het op een bezichtiging van buitenaf. Ook de andere bezienswaardigheden van The Naval Heritage Area laat ik aan me voorbijgaan, vooreerst moet er voor elk schip apart betaald worden (de HMS Victory, de resten van de Marie Rose die in ’82 na 437 jaar onder water werden bovengehaald en de HMS Warrior een stalen stoomschip van de Navy), en is sinds kort de National Trust of English Heritage niet meer geldig en bovendien kost dit een hele dag aan wachttijden. Dus maar verder weer, naar enkele poorten van de oude stadsmuur en vervolgens naar de ferryhaven om in te schepen naar het Isle of White. Omdat de ferry van 15u al vol zit verlies ik nog een ½ uur met wachten op de volgende maar even later ben ik dan toch op weg. Van op de ferry zie ik nog het Southsea
Castle aan me voorbij schuiven, een eerder bescheiden kasteel.
Ik zal een deel van de bezienswaardigheden op het Isle of White van de planning moeten schrappen en besluit de 2 belangrijkste te behouden. Eenmaal aan land gaat het dan ook resoluut richting Osbourne House, het “bescheiden” zomeroptrekje van de Royal Family, zoals ik er op mijn reizen naar Groot Brittannië al meerdere bezocht. Het huis zelf is al gesloten maar de tuinen en architectuur van het prachtige gebouw zijn het bezoek meer dan waard en sowieso de reden van mijn bezoek. Hier geen barstje in de hoog oprijzende muren, geen vochtige plek of onrespectvolle meeuwendroppings. Prachtige zandkleurige muren, schitterende kleurige bloemenperken, die niet durven te verwelken, en fonteinen die klateren. Wil je het ganse domein rondwandelen ben je ook gemakkelijk een halve dag kwijt trouwens.
Mijn volgende bestemming op het eiland is het Carisbrooke Castle, maar helaas moet ik ook hier genoegen nemen met enkele foto’s van buiten de omwalling gezien ik juist op het sluitingsuur aankom. De meeste bezienswaardigheden openen hier rond 10u en zijn om 18u weer al gesloten. Ik zet dan maar aan om de rondweg langs de kusten van het eiland te volgen, maar kom al gauw tot de ontdekking, dat ik nooit op tijd de ferry kan halen als ik dat doe en dus gaat het door het midden van het eiland richting Yarmouth. Last van stof zal ik in elk geval niet hebben op de buitenkant van de camper, want de straatjes zijn soms zo smal dat de bladeren van de struiken waar ik als in een tunnel doorheen rijd alles afborstelen! 10 minuten voor vertrek kom ik in Yarmouth aan, het laden van de ferry is al in volle gang en ik kan nog juist mee. Van op de boot heb ik vervolgens zicht op een mooie zonsondergang, terwijl ik daarvan geniet, besef ik dat ik ofwel de planning wat meer moet laten varen ofwel het aantal te bezoeken bezienswaardigheden drastisch moet aanpakken en waarschijnlijk allebei. Maar dat zie ik later dan wel weer. In Lymington aangekomen heb ik nog een mijl of 8 te doen om een camping te vinden, vandaag geen probleem om in te checken, de receptie van de Hollands Wood Caravan & Camping Site is nog bemand, er is echter geen elektriciteit voorhanden voor de camper, maar daar tegenover staat dat ze prachtig gelegen is in een oud eikenbos, het is wel een beetje zoeken naar een geschikt plaatsje in het donker, er zijn hier ook een afgebakende plaatsen, alleen een regel dat je minstens 6 m van je naaste buur moet wegblijven. Ik slaag er deze reis maar niet in om ’s avonds een keertje rustig te gaan eten, ook vanavond kook ik wegens geen alternatief mijn eigen potje
Dinsdag 3 september
Na een goede nachtrust en de normale ochtendrituelen ben ik klaar voor vertrek. Ik kom nu ook de loslopende paarden tegen waarvoor men me gisterenavond reeds waarschuwde. Dit is niet eigen aan de camping alleen, maar aan de hele regio van het New Forest, naast paarden kom ik ook nog een koe en ezels tegen onderweg. Deze laatste natuurlijk onverwacht achter een bocht… . Het New Forest is niet alleen een bos, delen ervan zijn ook heide en het is prachtig om er door te rijden. Ik ben op weg naar Beaulieu waar ik enkele dingen wil bezichtigen, op de parking aangekomen komt er even later een 2e Land Rover camper naast me staan, één van de mooiere exemplaren die ik ooit al gezien heb. Ik maak even kennis met de Engelse eigenaren en dan is het tijd om mij naar de ingang van het Beaulieu Estate te begeven. Naast het Palace House, bevindt er zich op de gronden ook nog de ruïne van een abdij en een automuseum met ook tijdelijke tentoonstellingen.
Deze keer is dat onder andere World of Top Gear, een overzicht van een groot deel van de wagens waarmee het 3-tal van de bekende BBC-reeks allerlei halsbrekende toeren uithalen of absurde wijzigingen aanbrengen. Zo zijn er de wagens die omgebouwd zijn als vaartuigen, zelf gefabriceerde limousines, dubbeldekkerauto’s waarbij op de auto’s een andere gemonteerd werd, een geëxplodeerde auto voor bejaarden, de volledig in de prak gereden Toyota Pick-up die maar bleef werken, tot zelfs een minispaceshuttle met een Reliant Robin en een hovercraft busje. Ik wandel naar de andere zijde van het landgoed, waar de bezoekers nog niet zijn toegestroomd, en geniet in alle stilte van de prachtige tuin en parklandschap met daarin weer een juweel van een landhuis. Op het randje af geen kasteel maar bijna even indrukwekkend. Aan een bezoekje binnen heb ik geen nood, voor een keertje ben ik trouwens te vroeg, want het landhuis zelf wordt pas om 11u open gestel voor bezoekers. Van de abdij blijft zoals van de meeste niet veel meer over na de verwoestende doorkomst van Hendrik de VIII, die de macht van de kerk wou inperken en alle religieuze machtsbastions liet vernielen. Op terugweg naar het motormuseum zie ik dat alles in orde wordt gebracht voor een oldtimer beurs voor het volgende weekend, er staan reeds een aantal oude knarren te wachten, pioniers van de autogeschiedenis en enkele dure pronkstukken, maar de meeste moeten nog aankomen in de loop van de week. Ik laat me verleiden om toch ook nog een kijkje te nemen in het automuseum, ondanks de tijdsdruk. Ook hier een heel scala van de autowereld van de 2 PK en de kever tot de modernste Formule 1 wagens. Ook hier binnen nog een tijdelijke tentoonstelling over de voertuigen uit de (James) Bond films, die lijken me wel te achtervolgen, want reeds op mijn reis door Noord-Engeland in het Lake District stoote ik op een Bond Museum.
Ondertussen is het dus opnieuw 11u en moet ik echt verder, opnieuw door het New Forest met zijn beboste heuvels afgewisseld met paarse Brem begroeide heide, en af en toe een pittoresk Engels dorpje. Vervolgens gaat het dan over de Salisbury Plains, die in tegenstelling wat de naam doet vermoeden, geen platte velden zijn, maar eveneens een rollend en glooiend landschap waar grasvelden en landbouwgrond nu de overhand hebben op de bomen. Ook weer een heel mooi landschap om door te rijden. Op één van deze heuvels liggen de Old Sarum Ruïnes, de fundamenten van een kasteel die eigenlijk meer de aandacht trekken door hun ligging dan door wat er nog van over blijft. Het voordeel ervan is dat je dan ook geen uren nodig heb om het te verkennen. Op de parking neem ik vervolgens de tijd om een stukje te eten, alvorens ik verder rijd richting Shaftesbury.
Op een gegevn moment zie enkele keren een bordje met de vermelding “Fovant Badges”, het duurt een hele tijd voor ik plotseling in het oog krijg waarover het gaat. In de zijkant van een heuvel zijn, naar analogie met de menselijke en dierlijke figuren in de regio, enkele vormen gemaakt in de krijtlaag, zodat ze sterk wit contrasteren met de groene heuvel. Ik vermoed dat het de wapenschilden van de dorpjes of de kasteelheren uit de regio zijn. In elk geval een aangename en mooie maar onverwachte verrassing. Mijn eigenlijke bestemming is echter het Wilton House, waarvan ik vanmorgen nog twijfelde of ik het niet zou overslaan. Na nog eens de reisgids geraadpleegd te hebben, wordt het aangeprezen als één van de mooiste landhuizen van Engeland en dus besluit ik toch maar een kijkje te gaan nemen. En ook nu wordt ik weer niet teleurgesteld, alleen de majesteitelijke toegangspoort kondigt alweer een groots bouwwerk aan, alleen door de gronden en delen van het gebouw open te stellen voor het publiek (tegen betaling natuurlijk) is men in staat deze mastodonten van gebouwen te onderhouden en verwarmen en de magnifieke tuinen te behouden. En de Engelsen houden van hun historische gebouwen en gronden. Ook hier weer zitten en wandelen er tientallen over de gazons en paden, spelen er kinderen met de fonteinen of spelen er ongegeneerd met hun bal of zitten met deken en frigobox uitgebreid te picknicken. De meer formele en/of ommuurde tuinen met compartimenten met stenen muurtjes en heggen nodigen dan weer uit voor rustige wandelingen met bankjes om stil te genieten, met een boek of een krant. Ik heb echte geen tijd om luilekker in het gras te gaan liggen en rij verder naar het Old Wardour Castle. Mijn GPS heeft weer enkele verrassingen in petto in de vorm van enkele single lanes waar de camper maar juist tussen de boven de wagen uitstekende heggen en stuiken past. Gelukkig is de snelheid van eventuele tegenliggers die van achter de blinde bochten en verborgen kruispuntjes tevoorschijn komen aangepast. Dat kan niet gezegd worden van de baantjes die juist zo breed zijn als 2 kruisende auto’s, enkele vrachtwagens, waarvan één autotransporteur, jagen me bijna letterlijk de bomen in. Maar we raken uiteindelijk heelhuids op de bestemming. Ook het Old Wardour Castle is een ruïne, maar hier staat er toch nog heel wat meer recht dan de funderingen. Via enkele trappen kan je zelfs nog naar de hogere verdiepingen en vele hoekjes en nissen verkennen. Het kasteel werd verwoest door een vroegtijdige explosie van mijnen die voorbereid werden bij de belegering van het kasteel ten tijde van de burgeroorlog tussen Royalisten en Parlementariërs. Niet de verwarren met de parlementairen van heden ten dage bij ons, of toch een beetje met de moderne “adel” die nog steeds aanwezig is in de Engelse “kamer”. De Parlementariërs waren rijke edelen die van de afwezigheid van de koning, wegens oorlogvoering, gebruik wilden maken om de macht over te nemen. Na deze burgeroorlog werd het oude kasteel niet meer opgebouwd, maar als ornament opgenomen in de tuinen van het nieuwe kasteel of de manor. Deze gewoonte was trouwen wijdverbreid in Groot-Brittanië en is één van de redenen dat er nog zo vele “romantische” ruïnes te vinden zijn over het ganse land.
Ik nader nu stilaan opnieuw de kust en stop nog even bij de Bradbury Rings, geen stenen cirkel, maar een heuvel die verschillende ringen van zandbermen vertoont waarop vroeger houten palissades stonden van een versterkt dorp. Hoewel ik weet dat het al gesloten zal zijn, rijd ik toch nog langs het Kingston Lacy House en kan zelfs nog via de oprijlaan en de parking enkel glimpsen opvangen van het huis. Gezien de poorten binnen 10 minuutjes sluiten is te voet verder verkennen echter geen optie. En dus gaat het verder richting Corf Castle, niet voor de burcht (waarvan ik toch wel al enkele foto’s maak) of het dorpje, maar voor de gelijknamige camping die ik vanmorgen als nieuw doel voor de overnachting had vastgelegd. Ondanks de vele bezoekjes toch 190km afgelegd vandaag, zonder te overhaasten.
Als ik echter had gedacht van vanavond snel gediend te zijn, kom ik bedrogen uit, de camping blijkt volgeboekt en een 2e enkele mijlen verderop al evenzeer … . Gelukkig is er op de Primrose Farm Camping nog een zee van ruimte, de 10 tal plaatsen met elektriciteit zijn echter niet meer vrij, dus opnieuw geen batterijen opladen vannacht. Ook geen restaurant in de onmiddellijke nabijheid en dus maak ik me zelf een spaghetti klaar. Het is hier in elk geval rustig op het fluiten van een trein in de verte na.
Woensdag 4 september
Vanmorgen opnieuw naar Corf Castle waar ik vervolgens een half uur mag wachten voor de site opent, en vervolgens te voet naar het gelijknamige dorpje waar blijkbaar de eigenlijke toegang is. Corf Castle is een ruïne die enkele malen onder belegering heeft gelegen en uiteindelijk door verraad aan haar einde is gekomen. De toegangspoort met de buitenmuren geeft uit op het huidige dorp, maar het eigenlijke kasteel ligt nog wat hoger op een heuvel. Wat onmiddellijk opvalt zijn de schuin weggezakte muren en torens, het werk van de overwinnaars om het schier onneembare kasteel onbruikbaar te maken in de toekomst. Het gerucht gaat zelfs dat er onder een toren, die door de ontploffing is losgescheurd van de rest van het kasteel en enkele meters naar beneden is gegleden, in plaats van om te vallen, nog de lichamen liggen van 2 van de mannen die de explosieven aanbrachten. Naar verluid zou je ze nog kunnen horen kermen als je opgravingen zou doen onder de toren, tot zover de mythe. Destijds werd er regelmatig gecontroleerd of er niet getracht werd het kasteel te herstellen, de realiteit is dat er nu regelmatig onderzoeken worden uitgevoerd om de stabiliteit van het kasteel na te zien, om verdere instortingen te voorkomen. Van op de half verwoeste torens heb je een mooi overzicht op het pittoreske dorpje dat in dezelfde grijze steensoort dan het kasteel werd uitgevoerd, gedeeltelijk met diezelfde stenen waarschijnlijk na de verwoesting. Op enkele ruimtes onder in de torens na zijn er geen kamers meer intact, toch tegen dat ik helemaal rond ben is het weer al 11u gepasseerd. Via een kortere maar steiler pad terug naar beneden, naar de camper, en vervolgens op weg naar West Lulworth. Een enigszins vreemde naam, maar ja… . Daar geraken stelt trouwens nogal een probleem, want de originele weg die de GPS me aangeeft is onderbroken wegens schietoefeningen van het Britse leger en de weg loopt door dat militaire oefenterrein, een situatie die ik tijdens mijn planning nog tegengekomen ben, maar eigenlijk geen problemen van had verwacht. Doorrijden is geen optie gezien ik geen zin hen als bewegende schietschijf dienst te doen. Dus maar op goed geluk een andere weg ingeslagen en na even aarzelen pikt de GPS een nieuwe route op. In West Lulworth ligt er tussen het dorpje en de kust een enorme parking op een weiland, aan betalen ontsnap je hier nergens als het op parkeren aankomt. Ik ben al lang blij dat er geen hoogtebaar geplaatst is. Te voet gaat het dan naar de kliffen van de Jurassic Coast, genoemd naar de grote aanwezigheid van fossielen in de krijt en rotswanden hier. Een blowhole in de rotsen is weg geërodeerd wat overblijft is een “poort” in een rechtopstaande rotswand waar om één of ander bizarre reden wordt verwezen naar een “trap”. De cove even verder is dan weer een perfect ovaalvormige natuurlijk beschermde baai, waarin kleine bootjes een veilige toevluchtshaven vinden en die tevens uiterst geschikt is om te zonnebaden en te badderen, zonder de potentiële gevaarlijke stromingen van de zee. De kleur van het water is hier trouwens heel wat uitnodigender dan aan onze eigen Noordzeekust aan de overkant. Gezien ik er de vorige dagen nooit in geslaagd ben eens te gaan eten, en ik niet weet waar ik vanavond ga eindigen, besluit ik in de Fish & Chips naast de parking een maaltje van scampi’s en frietjes te bestellen en rustig op het terras op te eten.
Na het eten gaat het dan naar de andere kant van het dorp richting Durdle Door, ongeveer dezelfde situatie als voorheen, een grote parking, achter de camping deze keer en vervolgens een steile afdaling naar de spectaculaire kliffen. Ik ga maar tot de hoogte van de kliffen zelf, afdalen naar het (keien)strand laat ik aan de zonnebaders over. De terugweg is nog gemeen steil, maar rond 14u10 rijd ik dan weer verder. Ik blijf de kust van dichtbij volgen via smalle wegels, die trouwens ook verrassend steil zijn, ik moet zelfs enkele keren in eerste versnellingen verder naar boven! Behalve in de dorpjes heb ik bijna constant uitzicht op het lange afstand wandelpad Dorset Coast Path, met dezelfde panorama’s maar minder vermoeiend, alhoewel het toch werken is met de talrijke bochten, nauwe wegen en het op en afrijden van de hellingen. In Weymouth rijd ik via een smalle strook beter bekend als Chesil Beach naar Portland, waar ik naar het kasteel op zoek ga. Ik kijk er letterlijk en figuurlijk bijna over. Ik verwachte opnieuw een imponerend gebouw op een heuveltop, doch ditmaal blijkt het een wat meer bescheiden gebouw met twee verdiepingen dat eigenlijk meer een fort is dan een kasteel. Maar als je er eentje zou willen kopen om er te gaan wonen, perfect van afmetingen. Bovendien is het ook nog in goede staat. Het werd gebouwd ter bescherming van de haven van Weymouth en was door zijn ligging aan het einde van het overzichtelijke keienstrand bijna onaantastbaar. Het bezoek kost me dan ook “maar” een ½ uurtje, op de terugweg stop ik bij Chesil Beach en constateer uit eerste hand hoe moeilijk het vorderen is als je te voet over de kleine ronde keitjes wil wandelen. Het is trouwens verboden van keitjes mee te nemen omdat het strand onder Unesco bescherming valt. Wanneer ik weer vertrek komt er plotseling uit het niets een hevige mist opzetten uit zee die de ganse omgeving in een grijs waas hult en de temperatuur gevoelig doet dalen. Hopelijk geen voorbode van slechter weer, het is tot nu toe prachtig geweest. Tijdens het vervolg van mijn route wordt ik nog meermaals met zon en dan weer met mistwolken geconfronteerd. In Abbotsbury neem ik genoegen met het bekijken uit de verte van het Abbey house, in plaats van opnieuw een heuvel te beklimmen, ik voel elke avond de wandelingen al in de benen. De Swannery is al gesloten, maar aan de Tide Barn is er een vijver met eenden te bekijken. Ik volg opnieuw de kust om te stranden even buiten Sidmouth, waar ik besluit vandaag maar een keer op tijd een camping op te zoeken.
Het wordt het Ladram Bay Holiday Park, een groot vakantiecomplex met een modern uitgeruste camping, bungalows en alle entertainment die je maar kan wensen. Waar ik trouwens, met uitzondering van een opspelende dure Wifi van 6£, geen gebruik van maak. Wel elektriciteit dus tijd om alle batterijen bij te laden van de camera en laptop, bovendien water en riolering op elke staanplaats voorhanden, dus maar ineens alle watertanks geledigd en bijgevuld. Nog even het restje spaghetti van gisteren opwarmen en onder het genot van wat muziek de reisroute aanpassen en het reisverhaal up tot date brengen. Na wat geworstel met de Wifi ontvangst geef ik het maar op, het ding heeft lang genoeg redelijk geweest om een aantal e-mails op te halen, maar verder geraak ik niet.
Donderdag 5 september
Vanmorgen nog een keer zonder succes de wifi geprobeerd, maar algauw opgegeven en vertrokken. In de nabijheid van Exmouth ligt het A la Ronde huis, een creatie van 2 zussen die na een reis over het vasteland van Europa in de 18e eeuw, hun indrukken van een kerk in Ravenna omzetten in een 16 hoekig huis, en dus niet rond zoals de naam misleidend aangeeft, Het eerder kleine cottage is wel mooi geworden, maar jammer genoeg staan er vanwege herstellingen aan het dak een deel stellingen in de weg om het echt in al zijn glorie te kunnen appreciëren. Bovendien kan ik ook het bizarre interieur niet op zijn waarde keuren, gezien het gebouw pas open gaat om 11u. Enkele extravaganties in de tuin geven echter al wel aan welke richting het uit gaat.
Dus dan maar weer verder tot in Exeter waar ik weer heel wat tijd verlies met het vinden van een geschikte parkeerplaats. Als dat uiteindelijk gelukt is gaat het al wandelend naar het centrum onder een nog steeds stralend zonnetje. Via een ruiterstandbeeld en een decoratieve klokkentoren kom ik langs het Royal Albert Memorial Museum & Art Gallerie, waarvan de gevel op zich al een kunstwerkje is. Een pittoresk steegje met een typische Inn lijdt dan naar het centrale plein waarop de indrukwekkende Kathedraal prijkt. Nog heel wat grootser dan de Kerk van St. David, waar ik mijn camper achter liet, en die ik al even voor de Kathedraal aanzag. Met een inkomprijs van 6£ opteer ik er maar voor om buiten te blijven en de omgeving te verkennen. Kerkinterieuren heb ik al genoeg gezien op mijn reizen. Tussen de huizen die rond het plein staan, zijn er trouwens ook enkele pareltjes terug te vinden in de vorm van Georgian huizen met veel tierlantijntjes en vakwerkuizen met donkere balkenrond de witgeplaasterde vlakken. Voor de sokkel van een standbeeld zitten twee Engelse meisjes die het vooroordeel dat er geen mooie Engelse vrouwen bestaan weerleggen, maar die al even hard poseren als het standbeeld. Op weg terug naar de auto stap ik nog even een supermarkt binnen om de drankvoorraad wat aan te vullen.
Nu ga ik op weg naar het Dartmoor National Park, dat nog vele smalle holle single lanes belooft. En ik wordt niet teleurgesteld, op weg naar Drogo Castle zijn de wegels zo smal dat aan beide zijde de bladeren wederom de camper strelen, achter elke bocht is het hopen dat er geen tegenligger aankomt of er juist een passing place is. Als de hagen worden vervangen door rotsachtige bermen of stenen muren wordt het nog meer oppassen, want dat maakt veel diepere krassen als je in de fout gaat! Telkens als er zich een opening in de muren van groen aanbied, krijg je prachtige panorama’s van groene heuvels die golven zover je kan zien bespikkeld met donkergroene bosjes en opgedeeld door stenen muurtjes. Aangekomen bij Kasteel Drogo is het al weer lunchtijd en dus picknick ik eerst in de camper alvorens het kasteel te bezoeken. Dan blijkt dat het vandaag stellingendag is, bij de ingang word ik er al op attent gemaakt door de mensen van de National Trust dat het kasteel momenteel veel weg heeft van een bouwplaats en er erg veel stellingen rond het gebouw staan. Bovendien zijn veel van de kamers binnen leeggemaakt voor de nodige herstellingen aan het dak. De waterdicht laag onder het dak heeft het begeven waardoor de plafonds naar beneden begonnen te komen en ook heel wat vensters vertoonden lekken, waardoor een grondige restauratie zich opdrong, wil het gebouw niet verloren gaan. Toch heeft het gebouw nog altijd zijn charme en zelfs binnen valt er nog veel interessants te beleven. De tuin is als vanouds weer heel mooi, de Engelsen kennen wat van tuinnieren. In tegenstelling tot de Franse adel die zijn tuinen heel strak geregisseerd wilden, gaan de Engelsen meestal voor een mengeling, een deel strak geometrisch, maar evengoed een wilde tuin en ontbreken evenmin de obligate groenten en kruidentuin, veelal als onderdeel van de andere tuinen, waarbij de groenten, het fruit en de kruiden zowel als voedsel dan als een sierplant werden gebruikt. Meestal is er dan trouwens nog een stuk ongerept bos met wandelpaden en/of een parkachtig deel ook met de nodige sculpturen of beeldhouwwerken.
Enkele mijlen verder ligt in de Teig Gorge ook nog de stenen Fingle Bridge te wachten op de gretige fotograaf. Ook dit was nog een deel van het landgoed en tot op vandaag kan je via wandelpaden van het kasteel naar hier wandelen. Ik stap terug in de camper en jaag die de steile smalle wegels richting Okehampton waar mijn eerste stop de Finche Foundry is, een oude smidse met machines aangedreven door waterkracht door middel van waterraderen en overgebracht door tandwielen en brede leren riemen. Ik volg gedurende 25 minuten de aanschouwelijke uitleg van de gids die na de omstandige uitleg het hele raderwerk nog een keer in gang zet en de kracht van de stokoude machine toont door een stuk heet gesmeed ijzer te knippen en plat te slagen met de enorme hamer alles aangedreven door dat water dus. Ook geen blaasbalgen in de werkplaats, maar een ingenieus systeem dat lucht door ondergrondse pijpen naar de smidsen bracht en waarvan de luchtstroom geregeld kon worden met handmatige voorlopers van kleppen. Er bovenop krijgen we nog de hele geschiedenis van het ontstaan, de ondergang en de wedergeboorte en uiteindelijk de overgave aan de National Trust van de smidse.
Even verderop stop ik bij de ruïne van het Okehampton kasteel, dat zoals gewoonlijk weer op een heuvel ligt en een kuitenverkrampende wandeling beloofd, maar ook hier weer een heerlijke beloning geeft in de vorm van een romantische ruïne. En zoals de ticketverkoper terecht opmerkt, zie je juist wegens het feit dat het gebouw in deze staat is, dingen die anders verborgen blijven achter een dikke kalklaag van bezetting. Zo zie ik hier hoe de muren opgebouwd zijn door twee enkelvoudige netjes gestapelde stenen muren die binnenin opgevuld zijn met steenpuin om zo muren van wel een meter dik te vormen. Ook zichtbaar zijn de vierkante gaten waarin houten balken werden gestoken om als een stelling te dienen bij de opbouw van de muren. Als je goed oplet zie je ook hier en daar nog sporen van een glorieuzer verleden, met restjes beplaastering en verf of stockoude graffiti van een Napoleonistische soldaat in dit geval, of de minder glorieuze schacht van de toiletten.
Met dit kasteel denk ik voor vandaag de laatste “bemande” bezichtiging gedaan te hebben, maar groot is mijn verbazing als ook de Lydford Gorge onder de hoede van de National Trust blijkt te zijn en bovendien om 5u gesloten zodat ik me moet tevreden stellen met een kijkje van op een stenen brug in de Devils Cauldron van de gorge. Een beetje vreemd in dit land, waar zelfs privé-eigenaars doorgang moeten geven aan wandelaars die langs de Public Pathway’s over hun land lopen… .
Wil ik niet nog voor een paar gesloten deuren komen staan, dan kan ik best stoppen in Tavistock, verder rijden zou me trouwens in het midden van het Dartmoor park brengen waar de camping niet zo dicht gezaaid zullen zijn. En dus rijd ik naar de Tavistock camping een kilometer of 3 buiten het dorpje. Na even aanbellen aan de receptie kan ik nog worden ingeboekt, maar deze keer kies ik ervoor om vervolgens nog met de camper naar het dorpje te rijden om eindelijk een keertje op restaurant te gaan. Het is 6u gepasseerd en dus is het nu bijna overal gratis parkeren, maar de grootste verrassing is de Abdij van Tavistock, samen met de grootse kerk en een kleinere kapel, allen in grijze steen uitgevoerd en nu dienst doende als het gemeentehuis, maar wat een pracht en praal! Dit is weer typisch weer één van die plaatsen waar je alleen de auto’s en wat straatmeubilair moet verwijderen om je enkele eeuwen terug in de geschiedenis te wanen. Ook enkele van de omliggende huizen stralen het welvaren en de rijkdom van het verleden uit.
Een korte wandeling door enkele achteraf gelegen straatjes brengt me bij het restaurant “The Terras” waar ik aanschuif voor de interessante combinatie van bloemkool- en cheddarkaas soep, gevolgd door in spek gerolde kippenborst met een pepersausje, in de schil gekookte nieuwe aardappelen en groenten en om het mooi af te sluiten een Tiramisu Sundae. Hoeft het gezegd dat dit een wereld van verschil is met de blikmaaltijden en spaghetti van de afgelopen dagen? Even na 9u ben ik weer op de camping en merk bij het dagelijks bijwerken van de reisroute dat ik nu een volledige dag achter loop op de planning. Maar ach, gewoon zorgen dat ik op de juiste dag op het juiste uur aan de ferry in Dover sta, is de zaak. We zien wel hoe het loopt.
Yohani
