Tien dagen voor ons vertrek heb ik de Defender 130 naar Rotterdam gebracht om hem te laten verschepen naar daar. Het is een beetje een vreemd gebeuren bij Samskip: "Geeft u de sleutels maar aan de jongens. Goede reis." Je geeft de sleutel aan een bonk met een vuil fluo-hesje en hoopt dat alles goed komt.

Zelf vlogen we dan met Icelandair vanuit Schiphol naar Keflavik.

Meteen bij aankomst werden we getest op COVID. Alleen mijn zoon van 13 ontsprong de dans. Dat ging erg vlot, en het resultaat kwam erg vlug binnen (rond 16 uur getest, 's nachts kregen we al de SMS dat we niet besmet waren).
Na één nacht in Reykjavik mochten we de wagen gaan halen. Ook dat was een vreemd gebeuren:
-Ik kom mijn wagen ophalen.
-Hebt u hem al zien staan?
-Ja, hij staat daar achter het hek.
-Goed, neem hem maar mee.
Geen controle van identiteit, geen papierwerk, niets. Gewoon de sleutel van de zetel pakken, starten en rijden. We doen boodschappen en dan rijden we uit Reykjavik weg naar het noorden. Het is zonnig, maar er staat een harde wind. Stoppen voor de picknick aan de kant van het Hvalfjördur:

Die dag zien we ook Hraunfossar en Barnafoss watervallen. Waar we ook passeren: er is door het corona-virus erg weinig toerisme op IJsland dit jaar. Er zijn parkings aangelegd bij de toeristische trekpleisters, maar die zijn bijna leeg. Which is nice.


Ook in de hotels onderweg merken we dat de bezetting niet is wat ze in andere jaren is.
We hebben noodrantsoenen mee uit het vaderland, maar snel leren we dat de IJslanders zelf ook lekker bier brouwen:

Dan draaien we zuidwaarts op de F550, de Kaldidalur: dit is onze eerste kennismaking met de onverharde wegen op IJsland. Het is vooral wasbordpiste met hier en daar gaten, maar hier kom je nog gewone personenwagens tegen.

Bezoek aan Thingvellir. Deze kloof is ontstaan doordat de Amerikaanse en Euraziatische plaat uit elkaar drijven. Meer dan duizend jaar geleden vaardigden de IJslanders hier wetten uit en werd er recht gesproken. We hebben hier ook een flinke wandeling gemaakt. Geen foto.
Verder langs Geysir, een warmwaterbron die jammer genoeg niet meer werkt als geiser. Vlakbij ligt de Strokkur, en die spuit wel nog regelmatig:

Onze weg leidt dan naar Gullfoss, een van de bekendste watervallen in IJsland. We staan daar zo goed als alleen.

Van bij Gullfoss nemen we de F35 naar het noorden: de Kjalvegur. Ter hoogte van het Hvitarvatn-meer nemen we een zijweg die dichter naar het meer loopt.Om terug op de F35 te komen moeten we voor het eerst door water. Mijn vrouw en dochter hebben niet meteen door dat dat gewoon de bedoeling is en denken dat we moeten omkeren. Niet dus.

De noordkust van IJsland is ook erg mooi. We passeren er langs kleine vissersdorpjes, en in Siglufjordur worden we staande gehouden door een jonge Belgische vrouw die daar woont en bij de vuilkar werkt.


We rijden tot helemaal in het noordoostelijke puntje: Thorshöfn. Van daar rijden we in de richting van het meer Myvatn, één van IJslands toeristische trekpleisters. Daar rijden we te paard, en dat is voor mij reden om nooit nog op een knol te stappen. Wandelen in Dimmuborgir en Hverfjall. Prachtige omgeving.


Van Reykjahlid bij Myvatn rijden we langs de ringweg terug naar Godafoss.

Daar gaan we zuidwaarts om het hoogland door te steken via de F26, Sprengisandleith, de ruigste van de drie belangrijke F-wegen die van noord naar zuid lopen.

Het weer is wisselvallig: veelal grijs, maar klim je door de wolken. Hier waaide het zo hard dat ik bijna de deur van de wagen kwijt was.

Haifoss, niet ver van Hraunajar:



Bij Hraunajarr nemen we de F208 richting Landmannalaugar.


De F208 van Hraunajar naar de ringweg vond ik het mooiste onverharde stuk. Veel doorwadingen, die door de regen die dag hoger werden. Je ziet veel kleinere 4x4's rondrijden, die het duidelijk moeilijker hadden dan wij. Op een bepaald moment bleef een Vitara achter ons hangen om te zien hoe diep het water was. Ook het enige technische mankement van de reis kwam die dag: de ruitenwisser rechts kwam los. De rest van de reis had ik nog één ruitenwisser. Niet leuk.
Langs de zuidkust zagen we dan nog het gletsjermeer Jökulsarlon.

We gingen ook nog wandelen bij Skaftafell, aan de Svartifoss waterval.

Van daar zijn we terug naar Reykjavik gereden waar we de auto weer op de boot gezet hebben. We hebben een rondreis gemaakt van 14 dagen, wat waarschijnlijk de kost van het verschepen niet verantwoordt, maar ik vind het wel geestig om met de eigen wagen te kunnen gaan.