Langs de kusten van West Australië
Het is vrijdagavond 8 november en het regent pijpenstelen als ik de rugzak in de autokoffer zet. Gelukkig is de grootste drukte van de avondspits voorbij, als we naar Mechelen rijden, bovendien is de trein ook nog redelijk op tijd. Dat kan een uurtje later in Antwerpen niet gezegd worden van de Thalys naar Schiphol. Die komt uiteindelijk met een ½ uur vertraging aan en blijkt goed vol te zitten, de rit zelf verloopt gelukkig verder vlot. Nog even wachten op de shuttle bus die me naar het Park Inn by Radisson hotel brengt.
Zaterdag 9 & zondag 10 november
Na een goede nachtrust en een verfrissende douche gaat het met dezelfde bus van gisterenavond terug naar Schiphol, waar ik na het inchecken van de bagage de tijd neem voor ontbijt. Het begin van een erg lange dag, om 10u30 gaat de Boeiing 733-200 van Singapore Airlines van grond voor een 12u durende vlucht naar Singapore. Ondanks deze periode tussen schoolvakanties in, zit het vliegtuig vol, ik probeer zo snel mogelijk het ritme van mijn bestemming aan te nemen. En ondanks dat ik niet gemakkelijk slaap in een vliegtuig, lukt dat aardig. Met het grote tijdsverschil verlies je elk gevoel van tijd, de maaltijden zijn zoethoudertjes om de tijd wat sneller te laten verlopen, ook het entertainment programma met films en feuilletons draagt daar toe bij.
Rond 5u00 zondagmorgen landen we in Singapore, waar het zwaar bewolkt is en hard regent. Nu is het 2 uur wachten op de vervolgvlucht, daarvoor mogen alle passagiers nog een keertje extra langs de bagagescanner.
Deze vlucht blijkt bijlange na niet vol te zitten, en dus heb ik 3 zetels om languit op te liggen. Even na de middag, stap ik de hitte van West-Australië in, met 34°C en een stralende zon. Ik neem een Taxi naar het Best Western Plus hotel, ik twijfel nog even of ik de namiddag nog wandelend in Perth ga doorbrengen, maar voel me te vermoeid na de lange reis. Dus wandel ik even het blokje om aan het hotel, en laat me bijna omver rijden door naar de verkeerde kant te kijken bij het oversteken. Daarna nog even een douche en een snelle hap in de nabijgelegen Mc Donalds en het is ondertussen weeral donker. Morgen de camper gaan ophalen en vanavond vroeg in bed om wat slaap in te halen en helemaal in het goede ritme te zitten.
Maandag 11 november
Na een rustige nacht met enkele keren wakker worden tussendoor, vanmorgen het ontbijtpakket dat in de kamer klaar stond verorberd en vervolgens uitgecheckt en een taxi laten bellen om mij naar het camperverhuurbedrijf te brengen. Rond 9u ben ik daar, maar het is er erg druk met mensen die campers komen ophalen en/of terugbrengen. In de kleine lettertjes van het huurcontract was me al opgevallen dat banden en ruiten niet in de all-in verzekering inbegrepen waren, maar dat kan uiteraard geregeld worden mits bijbetaling, en zo geschied dan ook, nog even een snelle controle van de camper, wat gezien zijn wel heel summiere uitrusting snel gedaan is (2 kastjes, 2 banken, een kookfornuis op spiritus (binnen !) en eentje op gas voor buiten (!), had ik wel zo graag omgekeerd gehad, en een Engel koelkist. Voorts nog het pop-up dak, met het bed en 2 lampjes en even veel stopcontacten, die bovendien mijn vrees dat ik de verkeerde verloopstekkers bij heb bevestigen. Nog even nakijken of de voorziene spullen zoals slaapzak, laken, kussens, kook- en eetgerei aanwezig zijn en de klaar gezette tafel en stoel nog opbergen en ik ben klaar. Nog even een verrassing als er naast 2 extra jerrycans voor water, er ook nog 2 voor diesel aanwezig zijn, dat naast een long range tank van 127l is al de moeite!
Ik neem ineens de tijd om mijn bagage zo goed mogelijk op te bergen (met 2 bakken valt er niet veel te kiezen) en vertrek dan op aangegeven van de mensen van het verhuurstation ineens naar de dichtstbijzijnde supermarkt. Daar breng ik een ganse winkelkar mee buiten en tikt de rekening over de 300A$ aan, maar veel zal ik onderweg niet meer moeten shoppen, vermoed ik, op wat extra drank misschien na. Ik vond ook een verloopstekker van de Australische stopcontacten naar USB, maar geen naar onze Europese stekkers. Al met al is het al namiddag eer ik alles weg gestouwd heb en eindelijk kan aanzetten.
Ik rij naar de Swan River om een foto van de camper met de skyline van Perth op de achtergrond en trek dan verder naar Fremantle. Het stadje dat vastgegroeid is aan het steeds uitbreidende Perth, en op wiens grondgebied de haven van voorgaande ligt, heeft een mooi historisch centrum met koloniale gebouwen, waartussen ik een wandeling maak. Er gaan veel overdekte winkelgalerijen schuil achter de historische gevels, als ik in één ervan een oudoorshop ontdek, besluit ik de kans te wagen en na te vragen of ze de gewenste verloopstekker hebben. Succes! Het laden van mijn camera’s en laptops is ook verzekerd. De Fremantle Prison, bezoek ik alleen langs de buitenkant, ik heb zo ondertussen al wel genoeg van die plaatsen van binnen bekeken (geen verkeerde gedachten aub; wel degelijk als toerist).
Ik trek verder zuidelijk langs de kust en het Shoalwater Islands Marine Park en de vele stranden tot ik het Yalgorup National Park bereik. Ik maak er een wandeling naar de fameuze Thrombolits, één van de oudste gekende bacteriën, die er voor gezorgd hebben dat er zuurstof op onze planeet ontstaan is, waardoor er ander leven mogelijk werd. Zo spectaculair als hun bestaan voor het leven op de planeet is, zo onooglijk zien ze er uit, niet meer dan wat groepen rotsachtige formaties in het heldere water. Ze worden bedreigd door de opwarming van de aarde, in het bijzonder het zeewater, waardoor er meer algengroei is die de Thrombolits kunnen versmachten. De schildpadden die hier ook moeten voorkomen, zie ik vooralsnog niet.
Door het oponthoud deze morgen, heb ik nog lang de geplande bestemming niet bereikt, maar in Koombana Bay, bij Bunsbury, houd ik het voor gezien voor vandaag. In de schemering, die hier rond 19u invalt, check ik in na het per parlofoon verwittigen van een receptionist, die er even later aankomt. Eerste werk is vervolgens het herorganiseren van de aankopen in de 2 kasten waar ook al het kook- en eetgerei in liggen. De minimalistische inrichting, die in België juist voldoende is om als camper in aanmerking genomen te worden, doet me met heimwee terugdenken aan mijn naar eigen behoefte ingerichte camper in België. Nochtans is dit ding even lang en hoog. Ik heb geen zin om te gaan experimenteren met de spiritusbrander of de gas buiten gaan aan te sluiten en daar te koken en wandel dus op mijn gemak naar Bunsbury om in een restaurant de voeten onder tafel te schuiven. De temperatuur is nog juist goed om op het terras de maaltijd te nuttigen, en genoeg afgekoeld om lekker te slapen.
Dinsdag 12 november
Afgezien van een heel rumoerige ijskast toch goed geslapen, dankzij de matras die, gezien ik alleen op pad ben, dubbel kan gebruikt worden. Mijn eerste stop van vandaag bevindt zich op wandelafstand van de camping. Ik rijd dus maar een 100-tal meter naar de parking en wandel dan naar de boardwalk die door het mangrove moeras loopt. Het pad loopt nog verder langs de verzande delen van het schiereiland, dat door de aanleg van golfbrekers in de loop der jaren een stuk breder is geworden. In zoverre dat de wrakken van enkele aan de grond gelopen zeilschepen van in het begin van de kolonisatie, nu onder het zand bedolven liggen, in plaats van op de bodem van de zee.
Ik keer na de wandeling naar de camper terug en neem eerst nog een kijkje bij het Dolphin Centre aan de overzijde van de straat. Hier kan je pootje baden met (wilde) dolfijnen, als ze tenminste aanwezig zijn. Een eigenaardigheidje dat je hier langs de kust op wel meer plaatsen kan beleven. Het was niet direct de bedoeling om dit nu al te doen, maar als ik aan de ingang ben, zijn er juist 3 dolfijnen naar het stand komen zwemmen, en dus betaal ik snel de inkom en haast me naar het strand. Helaas mis ik de beestjes net en moet me tevreden stellen met een bezoekje aan het Interpretatie Centre. Ik heb geen tijd om te wachten of de dieren nog een keer gaan langskomen en zet mijn weg verder. Dit deel van West-Australië is nog verbazend groen, en voorzien van de nodige bossen zoals het Tuart Forest National Park waar ik onder de Eucalyptusbomen door rijd, en zie mijn eerste kangoeroe van een 1 ½ m groot op deze reis. Helaas is het echter als aangereden wild langs de kant van de weg
In Busselton, waar ik volgens de planning zou ovenacht hebben, is de jetty de grootste bezienswaardigheid. Vele kustplaatsen hebben hier een pier, maar deze zou met zijn 1800m de langste van het zuidelijk halfrond zijn. Het treintje naar het einde van de pier is in onderhoud en dus is het wandelen geblazen, de ergste hitte is weg door wat wolken en veel wind. Het onder water observatorium op het einde van de pier laat ik aan de andere toeristen over en ik keer terug naar het aangename strand. Het is ondertussen weer al middag en dus eet ik snel een warm worstenbroodje en een ijsje als dessert en ga weer verder.
De rest van de dag gaat het door het Leeuwin-Naturaliste National Park, dat zicht uitstekt over meer dan 100km tussen Cape Leeuwin en Cape Naturaliste, beide kapen zijn genoemd naar Nederlandse schepen trouwens. Als eerste neem ik een kijkje bij Cape Naturaliste & Lighthouse, ik doe er 2 wandelingen, eentje naar het walvis uitkijkpunt, zonder enige walvis te zien natuurlijk. En eentje rond de vuurtoren, waarop je verrassend genoeg de vuurtoren amper boven het struikgewas ziet uitpriemen. Mijn route loopt langs de rand van het park, met aan één kant de wijngaarden, met soms protserige kasten van huizen, eentje zelf voorzien van een reusachtige siervijver met een immens verguld standbeeld die van een futuristische springplank duikt. Dure kitsch als je het mij vraagt. Bij andere staat trots aan de ingang in grote letters vermeld hoeveel gouden medailles hun wijnen al vergaard hebben. Een eindje voorbij Margaret River dring ik via de Bonarup drive dieper de Kauri wouden binnen. De zandweg loopt kronkelend tussen de hoog oprijzende grijze stammen door. Onder de bomen is het erg schaduwrijk en is er weinig andere hoge begroeiing, wat een erg mooi effect geeft. De route die ik grotendeels volgde noemt trouwens de Cave road door de vele grotten die er te vinden en bezichtigen zijn.
In Augusta ga ik tanken en kom tot de conclusie dat er in deze wagen alvast geen long range tank zit, maar de standaard tank van 70l, dus maar ineens de beide jerrycans ook gevuld, want op deze reis heb ik meermaals stukken waar een actieradius van 450km een beetje nipt is. Gezien het al weer 18u00 is besluit ik hier ook te overnachten en check alvast in, in het Turner Caravan Park, alvorens de zonsondergang te gaan bewonderen aan het 8km verderop gelegen Cape Leeuwin & Lighthouse. De rotsachtige kust heeft hier enkele prachtige panorama’s in petto, een oude waterwiel is volledig door kalksteen bedekt, wat een prachtig effect geeft en enkele rode rotsformaties lichten rood op in de ondergaande zon, die nog juist door de wolken breekt die zijn komen opzetten. Met de komst van de wolken is ook de temperatuur fors gedaald en duik ik snel een fleece pulletje op. Terug op de camping heb ik geen zin meer in een wandeling van een kilometer naar het dorp voor een warme maaltijd en dus spreek ik na wat aarzelen het brood aan samen met een blikje gemengd fruit, het kookvuur experiment stel ik nog maar even uit.
Woensdag 13 november
Vanmorgen is het nog steeds bewolkt en daarmee ook nog wat frisjes, dus een mouwloze fleece over het t-shirt en het regenjasje uitpakken voor alle zekerheid. Ik verlaat nu voor even de westkust om de zuidkust van Australië te volgen. Het eerste deel van mijn route loopt, nadat de wijngaarden plaats gemaakt hebben, door de bossen van het Karri Forest waarvan meerdere nationale parken deel uitmaken, zoals het D'entrecasteaux National Park en de daarop volgende parken, waaronder een deel die simpelweg aangegeven staan als “Nationaal Park” zonder meer. Alleen in de buurt van Pemberton, een slordige 150 km verderop duiken er nog even wat wijngaarden en vee- en hooiweiden op, waarna het weer overgaat in bos. Als je nu denkt dat deze bossen allen dezelfde zijn heb je het mis, de meest voorkomende bomen hier zijn de Karri, de Jarrah, de Red, Yellow en Rates Eucalyptus (of Tingle Trees) en de rood bloeiende gumtree. En telkens er één van die soorten overheerst krijg je een ander type bos, het ene met veel ondergroei waardoor er bijna geen doorkomen aan is, het andere met ranke bomen zonder veel grote zijtakken maar met kleine takjes met bladeren langs de ganse stam, alsof ze overgenomen zijn door klimplanten, dan weer de grijze statige Karri’s die schorsloos zijn en samen met de Tingle Trees heel erg vuurvast zijn, en zoals de sequoia in Noord-Amerika nu en dan een serieuze bosbrand nodig hebben om te floreren en hun zaadjes uit hun houterige omhulsels vrij te maken. Bijkomend voordeel is dat de vlammenzee alle competitie en schaduwwerpende bladerdaken verslonden heeft waardoor de zaadjes een betere kans hebben om te ontkiemen. Een magere troost voor de bewoners van de Oostkust die momenteel nog steeds met grote branden geconfronteerd worden.
In het Shannon National Park volg ik de onverharde Great Forest Trees Drive die me 22km tussen de woudreuzen door voert, onderweg krijg je via je autoradio op FM 100.0 op bepaalde aangeduide plekken informatie over het park en zijn ontstaan mee. Dit hele park is ooit in de vlammen opgegaan, in de zwaarste vuurzee aan de zuidkust, maar de zwartgeblakerde bomen overleven dit en hebben zich hersteld en voortgeplant. In het bos zijn enkele stenen water reservoirs gebouwd en uit een ander verleden stamt het oorspronkelijke houthakkersdorpje Shannon, waar zich nu de camping bevind. Dat de houtindustrie hier nog altijd vertegenwoordigd is merk ik aan de vrachtwagens met omgezaagde stammen en even later de plantages met bomen voor de kap, allen netjes in rijen en zonder noemenswaardige ondergroei dan wat gras. Ik zie naast de tientallen verschillende vogels die ik al zag en hoorde, nu ook voor het eerst een (levende) kangoeroe en enkele emoes op deze reis. De Kangoeroe was eerst alleen te zien aan zijn ronddraaiende oren, terwijl hij in het gras lag, tot hij me in het oog kreeg en er met enkele krachtige sprongen vandoor ging. De emoe die wat meer op een struisvogel of nog beter op de Zuid-Amerikaanse Nandu lijkt, valt al wat meer op.
In het Walpole-Nornalup National Park ga ik een eindje wandelen tussen de boomtoppen op 40m hoogte langs de Valley of the Giants Tree Top walk. Hier werd er tussen de red Tingles een 600m lange stalen constructie van hangbruggen opgesteld die je tussen de boomtoppen doet wandelen en een keer een ander uitzicht geeft op het bos. Een aparte ervaring die ik ook al in Costa Rica opdeed. Niet voor mensen met hoogtevrees, gezien de gehele constructie zachtjes mee wiegt wanneer je er over wandelt. Aansluitend is er ook nog The Ancient Empire walk, die op via plankieren op bodemhoogte langs de ondiep wortelende woudreuzen loopt. Hier merk je dat bijna al deze bomen hol zijn, tengevolge van vuur, bacteriën en fungi, die de boom uithollen. In enkele kan je gemakkelijk rechtstaan met enkele personen en het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat enkele in lang vervlogen tijden ooit nog als schuilplaatsen hebben gediend. Het is verwonderlijk dat deze taaie bomen echter zo’n kwetsbare wortels hebben, die niet diep ondergronds gaan en geen vast vertrappelde grond verdragen, terwijl ze wel het vagevuur doorstaan… .
Volgens de kaart moet ik stilaan terug de kust naderen, maar met uitzondering van Walpole waar ik even een glimp te zien kreeg van enkele inhammen, als ik over de “Knott” rijd, moet ik wachten tot in Albany alvorens de zee weer in zicht komt. Jammer genoeg is het nog steeds grijs en valt er al een groot deel van de dag regelmatig wat fijne regen, bijna zo fijn als mist. Een replica van het zeilschip dat hier de eerste kolonisten aan land bracht, de Brig Amity, ligt permanent aangemeerd naast het Western Australian Museum. Lang de kliffen gaat het dan naar het Big 4 Middleton Beach Holiday Park, gelegen aan het gelijknamige strand, maar het weer is er niet naar om er een duik te nemen. Dan maar enkele hotdogs klaar maken op de gas-BBQ van de camping en vervolgens het thuisfront een keertje inlichten over mijn wedervaren.
Donderdag 14 november
Vanmorgen nog steeds grijs, maar droog en met de wind is een dunne fleece toch wel aan te raden. Niet echt het weer dat ik hier verwacht had, maar ik ben er zeker van dat ik op deze reis nog met weemoed ga terugdenken aan deze beter verdraagbare, zij het ietwat, frisse temperaturen. Ik wil allereerst het Torndirrup National Park, op het schiereiland dat Albany van de oceaan afschermt, gaan verkennen. Daarvoor moet ik eerst een stukje terug op mijn route van gisteren, maar eerst nog een keer tanken en enkele CD’s gekocht, want de radiostation vallen snel weg en als er al eentje is, is er veel gezever op. Eens op het schiereiland rijd ik naar het Cable Beach, tenminste naar de parking ervan, en dan verder te voet langs enkele steile rotsen naar een chaos van grote bolders langs welke je naar het strand kan mits enig klauterwerk. Het klauterwerk werk ik af, maar het laatste stukje naar het strand hoeft niet zo nodig voor mij, het uitzicht van hieruit is veel mooier, alleen een azuurblauwe lucht en het zonnetje ontbreken. Ik klim weer naar de parking en zet mijn weg voort.
Op het einde van deze route ligt Gap Point, een rechthoekige inham met steil oprijzende rotswanden, te midden van weer een prachtige chaos van rotsen, waar de golven met geweld in slaan. Als je een beetje van het gemarkeerde pad afwijkt, wat allerhande waarschuwingsborden afraden ten andere, en verder op de kliffen wandelt zie je ook nog een indrukwekkende natuurlijke brug, die al even onnatuurlijk rechthoekig is als the gap. Diegene die beweren dat er in de natuur geen rechthoeken of vierkanten te vinden zijn, moeten maar een keer een kijkje komen nemen op deze plaats. In dezelfde chaos van bolders en rotsen, bevindt er zich nog een andere natuurlijke brug, die wel aangegeven staat en ook een mooie doorkijk naar de oceaan biedt. Ook hier weer borden die waarschuwen voor “freak waves” (gekke golven), die zelf bij kalme zee plots kunnen toeslaan, en mensen van de kliffen sleuren. De aankomst van een bestelbusje met Japanse toeristen betekent het einde van de rust en het sein om mijn weg verder te zetten.
Een eind verder het schiereiland op, kom ik via een 800m lang wandelpad en 78 trappen aan een rotsstrand met blowholes, ik zie echter niet onmiddellijk de traditionele gaten in de rotsen die via ondergrondse verbindingen of natuurlijke bruggen met de oceaan in verbinding staan. Wel bordjes die verwittigen niet voorbij de blowholes te gaan, maar zelf op de klifrand vind ik die niet … . Tot er plotseling een luide “Woessshh” klinkt en ik in de gaten krijg waar dit vandaan komt. Tussen de rotsen zijn er hier talloze spleten, die op het eerste zicht doodlopen, maar waar er langs onder lucht (en naargelang de kracht van de golven ook water) wordt doorgeperst. Eens je weet waar je moet zijn kan je de kracht van de luchtstroom voelen bij elke golfslag. Wanneer de zee echt woest is, is het oppassen geblazen voor stenen en gruis dat als projectielen met het water worden weggeslingerd.
Op het einde van het bereidbare deel van het peninsula, ligt de Isthmus baai met de zogenaamde Salmon Holes, dit zijn rustige baaien waarin de zalmen kunnen uitrusten van de zware stroming. Een laatste bezoek brengt me in Whale World. Dit is het laatste walvisstation dat eind jaren ’70 sloot in Australië toen er wetten kwamen ter bescherming van deze grootste aller zoogdieren. Naast een walvisboot met harpoenkanon die je kan bezoeken zijn er ook de fileer- en snijdekken te bezichtigen waar de walvissen werden versneden en verwerkt, de tanks waarin de walvisolie werd opgeslagen, met de nodige pompkamers met reusachtige pompen en andere bijgebouwen die nu allerhande exhibities over de walvisjacht, het leven en de bescherming van de walvissen bevatten. Ik rond af met een lekkere kom dikke bloemkool-wortel soep, die zo heet is dat je er je gehemelte aan verbrand. Al met al is het weer 14u00 tegen ik Albany verlaat op weg naar het binnenland, in een weide zie ik nog enkele tientallen kangoeroes.
Naarmate ik de kust verlaat wordt het weer beter en de temperatuur hoger, in het Porongurup National Park moet ik enkele langere wandelingen helaas links laten liggen wegens tijdsgebrek, maar ik volg er wel de scenische route die een mooi panorama biedt op enkele suikerbroodachtige bergtoppen, die telkens wel uit één massief rotsblok lijken te bestaan. Een minder spectaculaire bezienswaardigheid op een korte wandeling, is de “boom op rots”, niet meer of minder dan wat de naam zegt dus… . Net zoals bij het Porongurup National Park het geval was ligt het bergmassief van het Stirling Range National Park in het verder vlakke land, doch hier is dat te midden van de graanvelden en weides en niet in de bossen zoals bij het vorige. Waardoor ze al van 50km op voorhand afsteken tegen de horizon. Vanaf ik het binnenland ingereden ben, wordt ik ook geconfronteerd met een ander Australisch fenomeen: de roadtrains die voorbij denderen. Geen echte treinen, maar super lange vrachtwagens, voorzien van 3 aanhangwagens tot 3x de lengte van onze langste vrachtwagens, die met snelheden van + 100km/u op je afkomen en een wolk van gruis, stof en steentjes in hun zog meevoeren, die even later op je carrosserie en ruiten kletteren. 90% van de tegenliggers die ik ontmoet zijn van die mastodonten, met container-, vee- en tankwagens. Eens het Stirling Range National Park bereikt sla ik een onverharde toeristische route in om die een eindje te volgen, voor wat knappe vergezichten met bergen. De bloemenweelde waarvoor het park ook gekend staat, valt me vooralsnog niet op, wel heel wat vogels waaronder groene parkieten en grijs met roze kaketoes, waarmee we op onze reis in ’96 een keertje in aanraking kwamen met een hoop rondvliegende pluimen als gevolg. Ook kraaien en een soort wit/zwarte spreeuwen zie ik veel. Mijn eerste reptiel is een platgereden slang op het asfalt.
Van hieruit gaat het dan nog een laatste keer naar de Zuidkust van Australië, waar ik rond 18u30 aankom bij een eerste caravanpark, waar ik voor een gesloten poort sta. Bovendien geen instructies voor late arrivals en niemand om wat te vragen en dus gaat het 5km verder naar het Bremer Bay Caravan Park, waar de receptie ook al gesloten is, doch hier wel een telefoonnummer, dat ik echter niet kan bereiken om één of andere mysterieuze reden. Gelukkig zijn er enkel werkmannen bezig in één van de sanitaire blokken, die me naar een huis naast de camping verwijzen. Even later is de eigenaresse opgetrommeld, die me gauw nog even voorrijd naar een plaatselijk restaurant om de weg te wijzen en me dan een plek toewijst op de camping. Ik keer dan gewapend met een toegangscode, terug naar het restaurant voor een (te grote) pizza, en ben rond 9u00 dan weer op mijn plek.
Vrijdag 15 november
Opgestaan met een zonnetje vandaag, na de ochtendrituelen en het ontbijt de camping gaan afrekenen en vervolgens ga ik op zoek naar de toegang tot het Fitzgerald River National Park. Doch in het dorp is daar geen spoor van te vinden. Dan maar in mijn sporen van gisteren terugkeren, en ziedaar even later een afslag naar het park. Tegen alle verwachtingen in is de weg zelfs geasfalteerd, en dat blijft ook een hele tijd in het park zo. Net als het Stirling Range National Park, is ook dit park gekend voor zijn wildflowers. En in eerste instantie krijg ik dezelfde indruk als gisteren, maar als ik stop en van wat dichterbij ga kijken vallen er ineens tientallen soorten bloemetjes op, klein, maar fijn. Verder langs de route, die dan toch onverhard wordt, neemt het bloementapijt exponentieel toe. Mijn GPS heeft ondertussen alle moeite met het vinden van de weg waarop ik rijd en zit er constant enkele meters naast, waardoor ik telkens de melding krijg om even verder links of rechts af te slaan, tot de weg weer een keertje samen valt met de berekende route. Als aankomsttijd geeft hij trouwens 19u30 op! Blijkbaar denkt die dat er op het onverhard aan een slangengangetje of stapvoets wordt gereden. Gelukkig was er de onbemande registratiekiosk waar ik een plannetje van het park kon meenemen, met de te rijden route op. Tweemaal kruis ik een grotere hagedis die zich snel uit de voeten maakt, maar behalve de wilde konijnen deze morgen en de altijd luidruchtige vogels, geen andere dieren te bespeuren tot dusver. Of toch, de immer en overal aanwezige vliegen die je op den duur gek maken, die zijn er ook steeds. Het mag niet deren, ik geniet van het vrij vlakke park dat als begroeiing quasi alleen de bloemen, lage planten en struikjes heeft.
Eens terug op het asfalt gaat het dan richting Ravensthorpe, ik heb echter vanmorgen niet getankt en moet dus onderweg even stoppen om één van de jerrycans in de tank over te hevelen. Daarmee geraak ik moeiteloos in het dorpje waar ik tank en tevens de jerrycan opnieuw vul. Aan de overzijde van het tankstation is er een picknick plaats voor campers en caravans en daar maar ik gebruik van om te middagmalen. Het gaat nu echt het binnenland in, naarmate ik verder van de kust wegrijd, verdwijnen ook de laatste witte wolkjes en wordt de hemel strakblauw zonder onderbreking. Ook het landschap verandert, eindeloze graanvelden met tarwe of rogge of iets dergelijks, alleen opgedeeld door dunne rijen bomen, maar verder immens groot. Af en toe geeft een brievenbus aan dat er een boerderij in de buurt is, maar de oprijlaan is dan meestal zo lang, dat je de gebouwen zelfs niet ziet. Wel af en toe enorme graansilo’s, zowel gesloten metalen gebouwen als open opslagplaatsen die met een soort zeildoek afgedekt worden. Van hieruit rijden roadtrains af en aan om het graan af te voeren. Op de landkaart wordt er regelmatig melding gemaakt van meren, doch als deze in het zicht verschijnen zijn het stralend witte zoutvlaktes met soms een melkblauwe oase erin waar er nog een beetje water is overgebleven.
Op een gegeven moment staat er als opwekkend moment een vrachtwagen op een zandhelling met zijn vooras hangend over een afgrond, daar wordt je wel wakker van. Even verderop steekt er het wrak van auto in de berm, met in grote fluorescerende letters “Found” op gespoten. En we zijn nog niet verder dan een goede 200km in de outback, moet je niet vragen. Het alarmbaken dat ik bij de huurcamper heb gekregen lijkt ineens een geruststellende zaak en wordt blijkbaar sowieso bij elke 4x4 huurcamper meegegeven. In egval van nood, wanneer je echt in het midden van Never never strand, volstaat het om het noodbaken te activeren, en het signaal wordt opgepikt door elk overvliegend vliegtuig en de coördinaten doorgegeven, geen speeltje dus, alleen te gebruiken in gevaarlijke situaties.
Ik ben een keertje vroeg op mijn bestemming, Hyden, en daarmee weer helemaal op planning en trek eerst naar de befaamde Wave Rock, een door wind en water geërodeerde granietrots die er uitziet als een enorme versteende golf. Tegen de achterkant van de granieten berg is er een dam gebouwd die in de watervoorraad van het dorpje voorziet. Daartoe is er ook een lelijk stenen muurtje bovenop de rots gebouwd om al het naar beneden stromende water op te vangen en naar de dam te geleiden. Eerst maak ik een kleine wandelingen naar de Breakers en vervolgens klauter ik op de Wave Rock waar ik een zicht heb op het reservoir en vele hagedissen met geringde staarten. Ik vind er nog een kleinere versie van Wave Rock en een verzameling grote ronde granietbollen, die me aan Devils Marbels in het noorden van Australië doen denken. In enkele valleitje op de rots hebben er zich kleine oases ontwikkeld waar zand en water zich verzameld hebben. Vervolgens volg ik een pad met de curieuze naam Hippo Yaw. Deze loopt in het verlengde van Wave Rock langs de granieten wand. In het struikgewas en de bomen kwetteren de vogels dat het een lieve lust is, maar zien doe je ze slechts als ze in een schicht voorbijvliegen en je een zweem van groen en geel of grijs en roze waarneemt. Eens ze stilzitten in de bomen zijn ze bijna niet te zien. Bovendien heb ik nu ook een hoednet over mijn kop getrokken om zodoende toch een beetje beschermd te zijn tegen de lastige vliegen, dat is één van die dingen die je nadien op de foto’s natuurlijk niet ziet, de vliegen dan. Op het einde van de rotswand is er inderdaad een rotsblok die met wat fantasie op een gapende nijlpaard gelijkt.
Ik heb ondertussen besloten van niet verder te rijden, een gedachte die door mijn hoofd speelde, met het vroege aankomen, en kies er in de plaats voor naar de Mulka’s Cave te rijden, 18km verderop. Het is niet echt een grot, maar eigenlijk een groot granieten blok waar je onder kan en waar door de Aboriginals op de zoldering tekeningen en afdrukken van handen geplaatst zijn, een beetje zoals ik zag in de Cueva de los manos in Argentinië. En eigenaardig genoeg was ook dat trouwens geen grot. Een klein nadeeltje, onder de rots is het een broeihaard van muggen die blijkbaar in lang niet meer gegeten hebben en woest tot de aanval overgaan. Ik blijf dapper in de weer met de aanpassingen van de instellingen van mijn camera aan de donkere omgeving en kom iets later een beetje gehavend uit de strijd. Ik maak nog een korte wandeling naar The Humps, enkele verzamelingen van opeengestapelde reuzenkeien, of zo lijkt het toch, maar die eigenlijk het werk zijn van erosie. De ozn begint snel naar de horizon af te dalen en dus keer ik op mijn stappen terug. De camping bij Wave Rock had ik veiligheidshalve al voor mijn vertrek naar Mulk’s Cave geboekt.
Vanavond maak ik de eerste keer gebruik van de buitenkeuken aan de camper en haal ik stoel en tafel buiten. Gelukkig zijn samen met de zon ook de vervelende vliegen verdwenen, zodat ik rustig mijn potje kan koken en eten. Voor het aanvullen van het reisverslag zet ik mij aan de overdekte campkeuken tussen de andere kampeerders. Door het licht van de lampen boven de tafels worden we wel af en toe gebombardeerd door nachtvlinders. Een fris windje zorgt ervoor dat de meeste toch weer even een jasje of fleece gaan aantrekken.
Hiermee zit de eerste week van het verlof er al weer op, van nu af aan gaat het steeds naar het noorden, en in tegenstelling tot op het noordelijk halfrond, wil dat hier zeggen: warmer tot zelfs heet!
Zaterdag 16 november
Vanmorgen is het vooral de afstand tussen Hyden en de kust overbruggen, meer bepaald een 300km terug naar Perth. Over het landschap kan ik alleen maar zeggen dat het grotendeels meer van hetzelfde is van gisteren, dus licht golvend landschap met eindeloze graan-, hooi- en grasvelden. Vandaag zie ik wel heel veel grijs-roze kaketoes, in kleine en grote groepen. En ondanks dat ze gemakkelijk opschrikken en wegvliegen, slaag ik er deze keer wel in enkele foto’s te maken. In de buurt van het dorpje Corrigin merk ik een gifgroen meer op, het lijkt me niet dat dit drinkbaar is, het lijkt eerder op één of ander zuur, dan op water. Het geeft wel mooie foto’s. Naarmate ik verder rijd duiken er meer en meer schapen in de weides op, allen reeds in zomertenue, geschoren dus. Eens voorbij Brookton wordt het landschap van licht glooiend, veel heuvelachtiger en ook wat groener, wat wel wat leuker is om tegen aan te kijken, dan de uitgestrekte goudkleurige zeeën. Nog wat verder maken de velden dan weer plaats voor bossen. Voor ik de stad binnen rijd, maak ik eerst nog even tijd voor een picknick met de camper in de schaduw onder wat bomen, want de temperatuur is een stuk hoger nu.
Het binnenrijden van Perth valt gelukkig mee, nu het zaterdag is. Het is druk, maar er is geen echte fille. De GPS leidt me foutloos naar het centrum waar ik even te voet een ommetje maak naar de Bell Tower, een hypermoderne toren in glas en staal die de Royal bells of London’s St Martin’s–in-the Fields bevatten, de enige die ooit buiten de Uk zijn gebracht blijkbaar. Via de restaurants en boardwalks aan de kade van de brede Swan River gaat het dan vervolgens naar de Supreme Court gardens en de Stirling Gardens. Hier zie ik pas de eerste keer sinds mijn aankomst in Australië, Aboriginals, vreemd genoeg. De eerste is een zwerver die op een parkbank ligt te slapen, daarna een familie waarvan de kinderen samen met enkel andere kinderen van de warmte bekomen in en rond een fontein. Overal in het gras liggen mensen te genieten van hun vrije zaterdag, met een boek of gewoon pratend of luierend. Na enkele foto’s van de moderne wolkenkrabbers, het Supreme Court en St. George Cathedral, waar juist een huwelijk is afgelopen, en die in schril contrast staan met de moderne Concert Hall keer ik terug naar de auto voor een ritje naar Kings Park ook al aan de boorden van de Swan River. Bedoeling is hier de Lotterywest Federation Walkway te wandelen, maar blijkbaar is er deze avond een muziekconcert in het park, en dus een groot deel afgesloten. Na wat zoeken vind ik toch de Botanische tuin met heel wat mooie bloeiende struiken en bloemen uit de verschillende klimaatzones van het land. Er bovenop krijg ik nog enkele mooie panorama’s over de Swan River die hier al bijna een meer is. Ook het huwelijkspaar komt hier aan voor enkele mooie foto’s voor het huwelijksboek. Ik vertrek dan weer richting noorden naar Yanchep, waar ik alvorens de camping op te zoeken nog naar het gelijknamige Yanchep National Park trek. De meeste bezoekers zijn al weg en ook de j
Kiosken met drank en eten zijn al gesloten, maar het is er heerlijk rustig en schaduwrijk. Nu de grootste hitte weg is en de kalmte terugekeerd, komen ook de grijze kangoeroes tevoorschijn om zich te goed te doen aan het groene gras van de gazons. Ze zijn helemaal niet schuw en laten zich tot op enkele meters benaderen. Even verderop is er nog een metalen boardwalk naar een Koala enclosure, de diertjes zitten niet in kooien, maar rond hun perk staat een betonnen rand van een ½ meter hoog, waardoor ze er niet uit kunnen. Eigenaardig als je ziet hoe goed ze in de bomen kunnen klimmen … . Ik loop over de metalen bruggen en krijg al gauw het eerste “beertje” in de gaten, het doet waar Koala’s zowat het best in zijn, stil zitten op een tak, zich goed vasthoudend aan de boomstam en de eucalyptusblaadjes verteren. Al gauw krijg ik er meerdere in het oog, sommige ineengedoken en bijna onzichtbaar, andere nieuwsgierig kijkend naar die vreemde wezens die hen komen bezoeken.
Zo rustig als de koalabeertjes zijn, zoveel kabaal maken enkele van de groene parkieten met gele nekband die elkaar achterna zitten in de bomen. Als ik ze eindelijk voor de cameralens krijg lijken het me eerder een kleine soort papegaaien te zijn. Ik ontdek ook nog een kangoeroe met een joey in haar buidel, die naar buiten komt piepen terwijl mama graast. Ook op de terugweg nog vele grijze kangoeroes die verschrikt uit elkaar stuiven als plotseling het sprinklersysteem van het park in gang schiet. Ook wij, de weinige bezoekers in het park, schrikken er van op. Bovendien beginnen ze niet allemaal te gelijk te sproeien en is het raden waar er nu weer eentje een douche gaat krijgen. Even later duikt er een werkman op die zich lachend verontschuldigd, er werd een nieuwe pomp geïnstalleerd en het system moet even worden uitgeprobeerd. Een familie eendjes met kroostrijk gezin, trekt zich er niets van aan en gaat op zoek naar nog meer water, pa en ma zetten een grote mond op als je te dicht bij hun kroost komt.
De Club Capricorn waar ik vannacht overnacht is nier ver meer, bij aankomst blijkt wel het restaurant voor de ganse avond volzet (’t is weekend…) en dus wordt het vanavond opnieuw zelf een potje koken. Maar eerst nog een wandelingetje door de duinen en de zonsondergang bewonderen aan het strand.
Zondag 17 november
Ondanks de mooie zonsondergang gisterenavond is het vanmorgen grijs, maar warm genoeg om in short en t-shirt verder te gaan. Ik hoop wel dat het wat beter wordt, waant ik wil vandaag toch een keer in de Indische oceaan plonsen. Eerste verrassing, de kustroute die op de kaart zowat naast zee loopt, zit er in werkelijkheid toch wel een kilometer of meer af, tot in Guilderton is ze dan ook nog redelijk bebouwd met villawijken, allen zo goed als nieuw en soms nog in aanbouw, voor de welgestelde gepensioneerde Australiërs. Maar gelukkig wordt het dan wat rustiger. De woonwijken maken plaats voor laag struikgewas, met af en toe witte duinenrijen. Ik had het hier ook al een stuk droger verwacht, doch dat valt nog heel goed mee, alles ziet er nog fris groen uit. Het is zelf heel fleurig als je wat dichter bijkomt, overal tussen de donkergroene struiken opnieuw wildflowers, klein maar fijn en hevig gekleurd. Ook hevig gekleurd, maar helemaal niet zo onopvallend dicht bij de grond, zijn de bomen met de hevige oranje bloesems, die wel lijken te stralen, zo helder zijn de kleuren. Om de Nederlands groen te doen uitslaan van jaloezie. Het moet zijn dat ze niet gedijen in Nederland of het land stond er vol mee! Het Nilgen National Park is sinds het doortrekken van de Indian Ocean Drive (die in mijn roadbook van 2005 nog niet bestond) blijkbaar gedegradeerd tot Nature Reserve. Eigenlijk is het ook niet meer of minder dan wat ik al de ganse tijd langs de weg zag van natuur. Hetzelfde geldt trouwens voor het Wanagarren Nature Reserve. Het is ondertussen stilaan opgeklaard en de zon geeft als vanouds weer veel warmt af als ik het volgende park bereik.
Het Nambung National Park is echter een ander pak mouwen, de plantengroei is nog steeds hetzelfde, maar er is hier een natuurfenomeen dat het wel heel speciaal en zelfs een beetje bizar maakt: de Pinnacles Dessert. In het midden van al dat groen is er hier een mini zandwoestijn met allerhande rotsachtige uitsteeksels uit kalksteen. Sommige lijken een beetje op de termietenheuvels van Litchfield National Park, maar andere zijn massieve stronken die dan weer lijken op een versteend woud. Een 4km lange piste laveert tussen de pinnacles door het mulle zand. Werkelijk een onaards beeld dat waarschijnlijk ook heel mysterieus moet zijn bij het licht van de volle maan. Na elke bocht is er weer een ander panorama vol natuurlijke beeldhouwwerken. Soms zo klein dat je er kan over struikelen, soms zo hoog dat ze boven de camper uitsteken. Op één van de rotsen zit een koppel grijs-roze Galahs (eindelijk heb ik de naam gevonden van deze kaketoes,), die zich voor één keertje goed laten benaderen. Ik rijd nu naar het dorpje Cervantes waar ik tank en een kleinigheidje eet.
Het laatste National Park voor vandaag noemt Badgingarra en ligt een 60-tal km van de kust weg, ik had het kunnen weten, maar ook hier gewoon een voortzetting van de natuur zoals ik die al de ganse dag zag. Eigenlijk dus een omweg voor niets gemaakt, erg is dat niet want tijdens de planning moet er ergens een fout ingeslopen zijn, want ik heb vandaag bij lange na niet de 300km gereden die voorzien was, ondanks dat ik de route heb gevolgd. Ik vermoed dat het ontbrekende stuk Indian Ocean Driver daar voor iets tussen zit. Ik twijfel even of ik in Jurien Bay ga overnachten zoals voorzien of nog een stuk doorrijd. Ik besluit eerst even een kijkje te nemen op het strand en als dat er uitnodigend genoeg uitziet en de camping dichtbij lig, vroeg te stoppen en nog een uurtje te snorkelen. Zo geschiet ook, ik check in, en breng de camper in orde en trek vervolgens naar zee. Door de onstuimige golven valt er niet erg ver te zien onder water, bovendien is het allemaal zand zodat er ook niet veel leven te ontdekken is, bovendien ben ik natuurlijk een beetje verwend tijdens mijn reis naar Frans Polynesië vorig jaar en de snorkelparadijzen daar. Naarmate de zon lager komt te staan wordt het stilaan frisser en loopt het strand leeg (niet dat het een drukke bedoening was) en blijven alleen de vissers over. Ik keer ook terug naar de camper, ruil de snorkelspullen op en werk wat aan mijn reisverhaal. Voor het avondeten ga ik straks even in het café aan de ingang kijken wat de menukaart biedt.
Yohani
