5 weekjes toeren in Peru

Hier kun je je eens goed laten gaan
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1089
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Yohani »

Het is weer die tijd van het jaar dat de reiskriebels de overhand krijgen en dus wacht ik hier in Madrid op mijn aansluitende nachtvlucht naar Lima, Peru. De komende dagen en weken zien jullie naar goede gewoonte met enige (on)regelmaat wel wat berichtjes verschijnen over de reis.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Henk
Berichten: 3564
Lid geworden op: vr 25 jul, 2003 23:43
lrocb_lidnr: 30
Woonplaats: De Pinte

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Henk »

Is dat niet wat weinig, maar 5 weekjes?
Bekijk het van de zonnige kant: hoe oud u ook bent, u bent jonger dan u ooit zult zijn. LROCB-lid (30)

LROCB Afbeelding
ZwarteDef
Berichten: 7
Lid geworden op: ma 26 sep, 2016 13:29
lrocb_lidnr: 1062
Woonplaats: Antwerpse Kempen

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door ZwarteDef »

Have fun :thumbup:
Benieuwd naar je ervaringen :lol:
110 Td5 StaWa
Gebruikersavatar
Penguin
LROCB-Member
Berichten: 3098
Lid geworden op: vr 25 jul, 2003 13:32
lrocb_lidnr: 1396
Woonplaats: Hoele
Contacteer:

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Penguin »

Geniet ervan, en keep us updated ;)
28/02 - Loss of a good friend...
​__m__( ͡° ͜ʖ ͡°)__m__
Afbeelding
In a time of chimpanzees, I was a penguin.
Gebruikersavatar
Vogler
LROCB-Member
Berichten: 1147
Lid geworden op: di 01 sep, 2015 18:41
lrocb_lidnr: 1395
Woonplaats: Brussel
Contacteer:

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Vogler »

Vaya con dios!

J
Antares Treadwell, een Chawton White 110 Td5 Hardtop MY06 van 2005.
Voglers Land Rover foto's: https://airness.zenfolio.com/land_rover
Luie instagram: @antares_treadwell
Gebruikersavatar
Wolf
LROCB-Member
Berichten: 2342
Lid geworden op: do 31 jul, 2003 20:39
lrocb_lidnr: 316
Woonplaats: Bij Father Damien
Contacteer:

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Wolf »

goede reis!
avatar = Hammerite-user.
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1089
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Yohani »

Op verkenning in het land van de Inca’s

Zaterdag 8 oktober
Het is maandag namiddag een korte treinrit van Mechelen naar Brussels Airport, ondertussen kan je ook weer van het treinstation onmiddellijk het luchthavengebouw binnen zonder een omweg langs de garages te moeten passeren. Wel is er nu een extra controle met scanner voor de bagage en de personen. Ik ben vroeg genoeg om nog eerst een stukje te eten alvorens in te schepen, de vlucht van Brussel naar Madrid heeft geen maaltijd inbegrepen, en als ik er dan toch voor moet betalen, kan ik maar beter voor iets beter gaan dan het vliegtuigprakje. Ook geen entertainmentsysteem op deze vlucht en dus lees ik nog maar een beetje bij over mijn reisbestemming, Peru.
Voor ik thuis vertrok, nog snel een toegangsticket voor Machu Picchu besteld, want daar zijn “maar” 2500 personen per dag toegelaten. Huyanu Picchu blijkt zelfs al niet meer te boeken (dit punt boven de bekende site mag nog door minder bezoekers per dag bezocht worden in 2 x 2 groepen). Na wat printerperikelen, kregen we het document dan toch nog juit op tijd afgedrukt. Voor de andere toeristische trekpleisters is reserveren niet echt nodig omdat er daar geen beperkingen opgelegd worden (al is op natuurlijk wel op).
Zondag 9 oktober
In Madrid is het dan wachten van 21u00 tot na 1u00, omdat het vertrekuur van de nachtvlucht werd verzet, zoals ik online al had gezien. Omdat deze vlucht al de Peruaanse uren volgt is het nog 6uur vroeger en krijgen we onverwacht nog een avondmaal aangeboden, die ik echter aan mij laat voorbijgaan. Ik kijk nog 2 films en dommel dan in en slaap beter dan ik gewoon ben op een vliegtuig. Rond 4u00 lokale tijd wordt ik dan weer wakker en een uurtje later brengt men dan het ontbijt. Even later zetten we de daling in en duiken door het wolkendek naar Zuid-Amerikaanse bodem.
Mijn gehuurde Daihatsu Terios/Bego wordt gratis upgegrate naar een Suzuki Grand Vitara/Nomade, die in tegendeel tot deze van vorig jaar in Ecuador, wel 4x4 blijkt te hebben. Na wat sukkelen met mijn Garmin GPS en de bereidwillige hulp van een Alamo medewerker waar ik de auto huurde, stuurt deze mij zonder veel problemen naar Lima, en meer in het bijzonder naar de wijk Miraflores waar ik mijn intrek neem in het op voorhand geboekte hotel. Deze voormiddag houdt ik me vooral bezig met nog wat hotelletjes uit te zoeken voor de volgende dagen en doe het voor de rest rustig aan.
Na de middag trek ik dan naar de kust, 2 blokken verderop, om te genieten van de kliffen met daaronder de Costa Verde of Panamericana die tussen de kliffen en de oceaan als een grijs lint een sierlijke lijn langs het strand trekt. Bovenaan de klippen strekt er zich over de ganse lengte een park uit, waarvan de Limanese bevolking op deze zondag gewillig gebruik maakt. Er wordt gevliegerd, geskeelerd, gerolschaatst, geskateboard, met ballen gespeeld en met Bmx-en, en allerlei ander fietsafwijkingen, rondgehost op de paden en het uitgelegde parkoers dat is aangelegd in combinatie met een skatepark. Anderen picknicken of lezen boeken of kijken naar de anderen, ijscomannen verkopen hun ijsjes op hun bakkersfietsen, mobiele popcornkraampjes wedijveren met standjes met allerlei nootjes. En heel af en toe loopt er een bedelaar te schooien, die als ze te opdringerig worden, gemoedelijk door de toeristenpolitie worden weggeleid naar wat verderop, zodat niet steeds dezelfde mensen worden lastig gevallen.
Ik nuttig als laat middagmaal een gezouten pannenkoek met hartige vulling, in mijn geval ham en kaas, en wandel verder tot aan een de in de kliffen ingebouwd winkelcentrum. Van op deze plaats heb je een mooi overzicht op de lange kustlijn, met heel wat surfers die de golven trotseren en parapenters die al dan niet in duo kunsten uithalen of toeristen een vliegdoop geven, alleen geëvenaard door de eerste condors die ik dus vandaag al te zien krijg. Naast enkele golfbrekers is er ook een pier die volgebouwd is met koloniaal getinte bouwsels, alleen doet de stijl me meer aan Engeland dan aan Spanje denken. Om terug te keren naar mijn hotel kies ik ervoor om wat dieper de wijk in te trekken, weg van de oceaan, maar wel langs nog redelijk boomrijke lanen. Veel bezienswaardigheden zijn er hier niet en een mooie indrukwekkende kerkgevel staat half verscholen achter grote bouwzijlen. In het parkje er tegenover wordt er in een verzonken cirkel gedanst door jong en oud op muziek uit een krachtige installatie, en omringd door vele kijklustigen.
In het hotel krijg ik de verrassende boodschap dat het restaurant gesloten is en dus zal ik er weer op uit moeten. De schemering is ondertussen al ingevallen, maar ondanks de door hekken afgeschermde autoparkings, tralies voor de ramen en nachtwinkels waar je door een traliedeur je bestelling doorgeeft en ontvangt, of appartementsblokken en firma’s met nachtwakers, geeft de wijk toch helemaal geen onveilig gevoel. Geen ongure types of ruziemakers, het is hier zelfs erg kalm. Na wat zoeken kom ik toch enkele restaurants tegen, en kies tenslotte voor een restaurant waar vooral kippengerechten worden klaargemaakt (Pollo de Brasas). Ook mijn terugkeer naar het hotel verloopt rustig en zo loopt mijn eerste dag in Peru op zijn einde.
Maandag 10 oktober
Ik had mijn klokje op 7u gezet voor vanmorgen, maar doordat mijn inwendige klok nog een beetje ingesteld is op 6u later, ben ik een stuk vroeger wakker. Ik draai me nog een keertje om en slaap nog wat verder, om 6u30 komt de stad dan tot leven en is het gedaan met de rust. De enkelvoudige ramen houden de straatgeluiden niet echt buiten en de claxon en autoalarmen tieren welig. Gelukkig was het deze nacht wel rustig. Na een verfrissende douche maak ik mijn koffer alvast in orde zodat ik na het ontbijt ineens kan vertrekken, richting zuiden.
Ik had een beetje gevreesd voor de drukte op deze maandagmorgen, maar dat valt nog best mee, het is druk, maar (nog) niet chaotisch. Alleen de GPS heeft er niet veel zin in, het ziet er naar uit dat deze niet vele straten kent om te navigeren (ze verschijnen nochtans met naam op het scherm), en dus herberekend de Garmin steeds de route zonder ze aan te geven. Zolang ik naar het zuiden rijd, kan het echter niet hard mis gaan, want uiteindelijk blijft er dan maar een grote route die verder loopt, de PanAmericana of S1, die hier autosnelweg is (één van de weinige in het land) en bovendien betalend. Als ik de afslag naar Lurin nader zet ik me even opzij om de kaarten een keer te raadplegen, de GPS die nu nog steeds vreemd doet, lijkt me te ver gestuurd te hebben, waardoor ik de afslag naar de Ruïnas de Pachamac gemist heb.
Gelukkig kan ik via deze afslag daar heen, maar eens van de autosnelweg wordt het echt wel een chaos, wegwijzers zijn er bijna niet te vinden en alles raast hier door elkaar, waarbij het niet zozeer de vrachtwagens,als wel de tot op de draad versleten minibusjes, taxi’s en gemotoriseerde driewielers (mototaxi’s) zijn die alle regels aan hun laars lappen en je links en rechts voorbijsteken, waarbij het enige dat wel werkt en gebruikt wordt aan hun vehikels de claxon lijkt te zijn. Met liefst een zo irritant mogelijk geluid dat de eigenaar onderscheid van de andere, met een hele kakofonie tot gevolg. Natuurlijk rij ik dan nog een stuk verkeerd, zelfs na de aanwijzingen van een agent, zodat ik me nog een tweede keer door het centrum van het gelijknamige stadje Pachamac mag een weg banen. Bovendien blijkt de site dan nog gesloten te zijn (maandag is ook hier de sluitingsdag van de meeste museums en bijgevolg de bijbehorende archeologische sites). Ik vreesde er al voor, maar de reisgidsen spraken elkaar tegen en het meisje aan het onthaal van mijn hotel, was er rotsvast van overtuigd dat het toch open zou zijn. Niet dus. Ik kan van achter de hoge muren echter genoeg van de site zien om te weten dat het wellicht de moeite zal zijn om op het einde van het verlof nog even langs hier langs te komen.
Daar komt dan nog bij dat ik bij het opnieuw oprijden van de Panamericana nog eens de 5 soles tolgeld mag betalen. Gelukkig komt dat maar op 1,5 Euro. Ook de prijzen die bij de benzinestation geafficheerd worden baren me wat zorgen, als die juist zijn, dan kost een liter benzine hier zo maar eventjes 3€! Wanneer ik bij één van de tankstations stop voor een sanitaire stop en wat versnaperingen en drankjes, vraag ik het na en is de opluchting groot als blijkt dat de prijs hier per gallon wordt weergegeven (3,6 l). Ik vreesde even dat mijn reisbudget verdrievoudigd zou moeten worden! De woestijn waar ik hier doorheen rijdt is eerst nog vlak, maar naarmate ik zuidelijker kom, duiken er hogere bergen op. Vele kilometers lang is er hier alleen zand, zand en nog eens zand, en toch leven er hier mensen, in huisjes die nauwelijks die naam waardig zijn en geen van allen ooit af lijken te raken, alvorens dat gebeurt zijn ze al terug stevig in verval. In fel contrast daarmee zijn op regelmatig afstand de stranden die als oases uitgebouwd zijn tot kleine ressorts voor de welgestelde Peruanen, maar die er momenteel nogal verlaten bij liggen, in afwachting van de zomervakantie (het is hier nu lente). Aan de landzijde van de weg zie ik in de verte steeds het donkere silhouet van het Andes gebergte, dat ik binnen enkele dagen van zuid naar noord zal doorkruisen. Het is hier nu weer lekker rustig op de baan, afgezien van de optionele motortaxi die als spookrijder een stukje over de snelweg afsnijd als ik weer eens een grauw en armoedig dorpje kruis. Ook een steeds wederkerend feit, de vuilnis langs de weg telkens je een dorpje tegenkomt, echte nestbevuilers zijn wij mensen toch.
Er duiken af en toe ook wat wegenwerken op en nog een peaje waar ik deze keer 13 soles moet betalen. In Cerro Azul ga ik op zoek naar de Huarco ruïne van een Inca zeeford. De zee vind ik zonder moeite en de kliffen aan het einde van de baai krijg ik er gratis bij, maar van de ruïne blijft er nog maar weinig over, zodanig dat ik er al even naast sta zonder het te beseffen. Doch het uitzicht op de baai met de surfers, twee op de golven dansende vissersboten en de houten steiger maken het de moeite waard. Een eind verderop is het dan gedaan met de autosnelweg en wordt het ineens een pak drukker. De GPS heeft er blijkbaar een ander idee over waar Chincha Alta wel ligt en straten vind hij ook hier niet, zodat het vinden van mijn hotel weer reuze spannend maakt. Na wat verkeerd rijden en navraag bij een benzinestation kom ik dan toch op het goede spoor, al rijd ik nog even nietsvermoedend voorbij mijn logies. De wijk ziet er hier nogal verloederd uit, maar eerlijk gezegd zag de rest van het stadje er eigenlijk niet beter uit, het Apart Hotel El Cañaveral blijkt echter een oase van rust in de overdrukke stad.
De gevel vooraan met grote poort gaf al aan dat dit gebouw van een andere kwaliteit was dan de huizen er rondom, maar het is pas wanneer ik de poort door ben dat het schrille contrast helemaal tot uiting komt. De parking op de binnenplaats is beter geplafeid dan de straten in het stadje, de kamers liggen op 4 verdiepingen rond het zwembad dat op zijn beurt omringd wordt met palmbomen. De stadsgeluiden zijn zo ver weg dat de zachtjes spelende muziek er niet eens door gehinderd wordt. Enige nadeel is dat er ook hier geen restaurant is en ik dus op zoek moet voor het avondeten. Door de GPS perikelen,wil ik wel even zien of de navigatie apps op mijn tablet soelaas bieden, doch google maps heeft een wifi verbinding nodig, al is het hier wel nuttig om de restaurants in de buurt te vinden, het andere systeem is hopeloos ingewikkeld, al sla ik er uiteindelijk in om mijn positie op de kaart van Peru te krijgen. Ik besluit de raad van de man van Alamo (van de huurauto) te volgen en Maps.me te downloaden op zowel de tablet als de smartphone, deze zou ook off-line moeten werken en kan dan als back-up dienen, vooral bij het zoeken naar mijnhotels in de stadjes en steden.
Ik vraag bij het onthaal nog even na of de buurt hier veilig genoeg is om in het donker in rond te dwalen, maar dat blijkt geen probleem en dus wandel ik naar de Plaza de Armas die een 6 blokken verderop ligt en waar er keuze is uit een aantal restaurants. En inderdaad het gevaarlijkste onderweg blijken de talrijke gaten in het voetpad, waarvoor je moet oppassen. Het Plaza de Armas is zoals gewoonlijk in Zuid-Amerika de plaats waar de lokale mensen samenkomen, zich vermaken, naar muziek of toespraken komen luisteren of de kinderen laten ravotten. Snoep- en ballonnenverkopers pikken graag een graantje mee van dit gebeuren. De kerkdeuren staan wagenwijd open, zoadt je tot buiten de mis kan volgen. Pas als die gedaan is haalt een fanfare zijn instrumenten boven en verandert het plein in één grote muziekkiosk. Ik krijg dit mee als achtergrondgeluid in het parilla restaurant waar ik een mixed grill eet. Vervolgens keer ik terug naar het hotel en scoor onderweg nog een ijsje als wandelend dessert.
Dinsdag 11 oktober
Vanmorgen op het 4e verdiep een uitgebreid ontbijt gekregen, dat alvast voor een goede start van de dag zorgt. Gisterenavond gemerkt dat ik in de planning de Chincha ruïnes niet opgenomen heb, deze pré-inca ruïnes krijgen in de meeste reisgidsen geen eigen hoofdstuk, maar zijn in Peru blijkbaar wel de best bewaarde in hun soort en dus nog een stuk ouder dan de Inca bouwwerken. Dank zijn de nieuwe Maps.me applicatie vind ik dan nog snel waar ze zich bevinden en zelfs mijn Garmin doet zijn best en zet me op weg in de goede richting. Als dan ook nog een keer de bewegwijzering voor een keertje aanwezig is, duurt het niet lang voor ik aan het La Centinela museumpje sta. Ik gebruik met opzet het verkleinwoord omdat het ding nauwelijks twee kamers groot is en gewoon deel uit maakt van een hostel anex restaurant. De ruïnes aan de overkant van de onverharde weg zijn best imposant, al is het soms moeilijk uit te maken wat gebouwen zijn en wat natuurlijk reliëf, dit vooral omdat alles uit hetzelfde plaatselijke materiaal opgebouwd is. Het komt er dus vooral op aan om de onnatuurlijke vormen te herkennen en dan zie je binnen de wel duidelijke omtrekmuren al gauw een drietal piramidevormen. Naarmate ik over het terrein wandel komen ook de restanten van andere gebouwen tevoorschijn, als ik weer een heuveltop overschrijd. De site is trouwens verbazend groot, en zou blijkbaar de hoofdstad van de Chincha cultuur geweest zijn, met op de hoogste piramide het paleis van de machthebbers. Het is verbazingwekkend dat dit zo lang is blijven bestaan en alle veroveringen, aardbevingen en andere natuurfenomenen heeft doorstaan. Het ziet er allemaal heel erg fragiel uit, en zelfs als je hier wandelt laat je onmiddellijk een spoor achter, dat echter een half uurtje later door de wind weggevaagd is. Misschien dat dit zand wel zijn redding geweest is in de loop der tijden. Via een smal onverhard pad kom ik vervolgens bij de Tambo de Mora, door dezelfde cultuur gebouwd en dus gelijkaardig, maar enigszins kleiner in afmetingen. Omdat er behalve de piramide niet veel over blijft, verken ik hier niet het hele terrein.
Ik verlaat nu voorgoed Chincha en trek een stuk het binnenland in op zoek naar nog een andere ruïne, van de inca’s deze keer. De duinen beginnen hier een stuk het binnenland in en gaan dan over in bergen, die een eerste voorbereiding op de Andes vormen. Na een 40 tal kilometers kom ik dan bij Tambo Colorado aan, tegen de berghelling aangekleefd is hier nog heel herkenbaar een voormalig paleis aanwezig, met voor het gebouw een immens grote ommuurde binnenplaats met ook daar rond nog gebouwen. Het mini-museum, tevens ticket office heeft een digitale rendering van het oorspronkelijke gebouw, in de toenmalige kleuren en het lijkt er inderdaad als twee druppels water op. Wat in het verleden bij Griekse en Romeinse ruïnes nogal een keer te wensen overliet. Maar hier heb je echt niet veel verbeelding nodig om de inca’s in hun kleurige kleding zien rond te lopen. Ik verdwaal met plezier in de chaos van kamertjes en gangen die een echte doolhof vormen, maar me enkele keren prachtige panorama’s van het complex bezorgen. Ook de ligging op een hoogte boven het groene dal, met daarbovenuit dan weer de kale bergen die uit niets dan zand en stenen bestaan, is perfect. Verheven boven hun onderdanen met een overzicht over wat het dal voor hun produceerde. Op enkele van de muren en in de nissen zijn de originele rode, gele en witte kleuren soms nog erg goed zichtbaar. Jammer dat vele generaties bezoekers het nodig vonden van er hun namen in te krassen, wat trouwens erg gemakkelijk gaat in de bezetting die ze toentertijd gebruikten. Ik besteed hier heel wat meer tijd dan verwacht en kan mijn plannen voor de middagboot naar de Ballestas eilanden meteen opbergen. Maar geen nood, planningen zijn er nu eenmaal om aan te passen.
Via dezelfde route gaat het opnieuw naar de kust, meer bepaald het stadje Pisco, naar het gelijknamige drankje dat hier overal erg populair is. Dit stadje heeft, net als Chincha en de stad Ica trouwens, veel te lijden gehad van de zware aardbeving in 2007 met honderden doden en veel materiële schade, met op sommige plaatsen tot 80% van de gebouwen die ingestort waren. Veel merk ik daarvan echter niet meer, alleen zijn er hier nog erg weinig koloniale gebouwen meer over (die weerstaan aardbevingen dus een stuk slechter dan de bouwstijlen van de oorspronkelijke bewoners!). Op het Plaza de Armas werd de kerk gedeeltelijk gerestaureerd met uitzondering van de koepel, die op zijn eentje honderden mensen de dood injoeg tijdens een mis ten tijde van de aardbeving. Je ziet nu duidelijk een half ingestorte koepel die een blijvende herinnering vormt aan het drama. Ik zou zeggen laat het beven maar achterwege, dat is een ervaring die ik liever niet meemaak. Even verderop kom ik aan in El Chaco, dat door iedereen echter Paracas wordt genoemd en ook op borden en kaarten zo wordt vermeld, naar het gelijknamige Nationale Park er juist naast. Waarom de oorspronkelijke naam dan niet wordt gewijzigd is me dus een raadsel. Ik ga er in elk geval op zoek naar het Hostal Mare Azul en vind dat op nog geen 50m van het strand. Ik hoor hier of er per ongeluk ook in de namiddag geen afvaarten zijn naar de Islas Ballestas, maar vang zoals reeds verwacht bot. Ik boek dan maar voor de eerste afvaart morgen om 8u00, dus dat wordt vroeg opstaan.
Na het inchecken en de bagage naar de kamer te hebben gebracht, ga ik dan op weg naar het Reserva Nacional Paracas. Naast de gekleurde bergen, kliffen en fauna is het gebied ook gekend voor de Paracas cultuur, waarbij opgravingen in een necropolis honderden pakmummies opleverden. In het bijbehorende museum wordt alles letterlijk uit de doeken gedaan. Deze mensen mummificeerden hun overledenen niet in de stijl zoals mummies gewoonlijk gevonden worden, maar zetten ze gehurkt in manden, die op hun beurt werden omwonden met speciaal hiervoor geweefd textiel in bonte kleuren. Zo vormden ze dikbuikige kegelvormen die dan in ondergrondse grafkelders in de vorm van buikflessen werden geplaatst. De meeste van deze lugubere begrafenispaketten zijn met de grafvondsten naar musea in Lima verhuisd, maar het musuem slaagt er wel in van het heel aanschouwelijk te maken. Wat ook bijzonder was in de Paracas cultuur was het uitvoeren van schedelvervormingen waarbij de schedels van kleins af aan door strak te omwinden werden vervormd en zo langwerpige vormen aannam. Nog specialer zijn de vondsten die er op wijzen dat deze pre-inca cultuur reeds schedelboringen uitvoerde bij levende mensen om hen het leven te redden. Bovendien hebben botdeskundigen kunnen vaststellen dat ze daarin nog slaagden ook en de patiënten dit overleefden. Voor de rest is het park een aaneenschakeling van golvende heuvels in soms mooie kleurschakeringen, zijn er veel roze flamingo’s te spotten aan de lagune bij het museum, maar zijn enkel uitkijkpunten en een opmerkelijke rots, de kathedraal genoemd, ook ten onder gegaan aan de aardbeving van 2007. Wanneer ik morgen de boottrip maak zou er langs de kust ook nog een in de zandrots gegraveerde tekening moeten te zien zijn, die volgens sommige te linken is aan de Nasca lijnen. Maar vandaag gaat het dwars over het schiereiland nog even naar het minuscule vissersdorpje Lagunillas, dat eigenlijk vooral uit een 5 tal restaurantjes bestaat en een vloot vissersbootjes die voor anker liggen. De route verder naar een uitzichtspunt met zeeleeuwen blijkt verspert en dus geniet ik hier maar van het uitzicht en de zonsondergang alvorens terug te keren naar het hotel.
Ook in dit hotel geen restaurant (anders dan voor het ontbijt dat is), en dus ga ik langs de strandboulevard op zoek naar een etensplekje. Ik ga dit keer voor een visrestaurant en neem als aperitief een Pisco Sour, gevolgd door Aroz con Mariscos (Paella zonder kip) en een brownie met ijs als dessert. Een straatmuzikant speelt El condor passa op een soort mini gitaartje en panfluit. Het leven is goed.
Woensdag 12oktober
Vanmorgen extra vroeg op om de boot van 8u naar Islas de ballestas te nemen. Het is hier nog erg grijs en niet echt warm (een hardnekkige mist is deze tijd van het jaar normaal hier) dus toch maar een truitje onder de regenkledij tegen opspattend water. Ik wordt samen met nog wat ander hotelgasten opgehaald om dan … te voet naar het haventje te vertrekken. Ver is dat niet en de enige zijn we zeker ook niet, want het pleintje voor de aanlegpier staat al goed vol. Met drie recente motorboten die zo’n 20 personen per stuk vervoeren stevenen we op de kust van het Paracas reservaat af waar we een geoglief van een kandelaarscactus op de zandhelling kunnen bewonderen. Het is alleen te danken aan het uitzonderlijke klimaat hier (één van de droogste woestijnen in de wereld), dat deze verwezenlijking van de Pré-inca Paracascultuur nu nog altijd te bewonderen valt. Ook de moeite waard is de kust zelf met talrijke inhammen en grotten en veelkleurige zandsteen. Maar al gauw wenden we ons van het schiereiland af en kiezen voor de open oceaan.
De gevreesde ruwe zee blijft gelukkig uit en na een half uurtje bereiken we de rotspieken van de Ballestaseilanden. De zwarte rotsen zijn bovenaan gans wit, alsof ze met poedersuiker bestrooid zijn. Doch de zware ammoniakgeur maakt duidelijk dat het geen poedersuiker is maar guano, uitwerpsels van de ontelbare aantallen vogels die deze eilanden bevolken en voor de hele regio (Chili, Peru en Bolivië) aanleiding was tot een grote oorlog, toen dit vogelproduct nog erg in was als meststof over de ganse wereld, alvorens kunstmest bde handel over nam. Naast de honderdduizenden vogels staan er op de eilanden ook nog enkele voormalige fabrieksgebouwen waar de guano indertijd verzameld, verwerkt en verscheept werd. Één gebouw is nog in gebruik door de parkwachters van het natuurreservaat, maar verder mag niemand de eilanden betreden. Naast pelikanen, aalscholvers Peruaanse boobies en nog een heel resem andere vogels zitten er hier ook Humbold pinguins, die ook al op vroegere reizen in de regio tegen kwam. Ook altijd goed voor een mooi schouwspel zijn de talrijke zeehonden en zeeleeuwen, die vooral bij de kleintjes aan boord veel opwinding veroorzaken. De aan de golven blootgestelde eilanden bevatten enorme grotten, spleten en natuurlijke bruggen. Sommige hellingen zitten zo vol met vogels dat de berg de kleur van de vogels aanneemt. En de lucht zou niet misstaan in de Birds film van Hitchkock, zo vol is die met vogels die alle kanten op vliegen, dat je niet begrijpt dat ze elkaar niet raken. We komen meermaals op slechts een meter van de dieren en kliffen, doordat we traag varen schommelt de boot nu veel harder dan op de route hierheen. Dat en de lucht van de benzinemotoren één bank achter mij, maken dat ik het stilaan moeilijk begin te krijgen. Doch voordat ik mijn ontbijt aan Neptunus kan geven, keren we terug en stabiliseert de boot zich en blijven de dampen in ons kielzog achter.
Ik raak nog aan de praat met het Frans meisje die naast me zit en uit Bretagne komt, samen met 2 vrienden was ze hier voor 2 en een halve week in Peru en vandaag keren ze terug huiswaarts. Ik op mijn beurt verzamel in mijn hotelkamer de bagage, breng die naar de auto en check uit. In het winkeltje naast het hotel haal ik nog wat flesjes frisdrank en water vooronderweg en zet dan aan. De temperatuur is ondertussen al fors opgelopen en het raampje van de auto staat dan ook open. Tot ik de Nazca regio bereik, zijn er niet echt veel bezienswaardigheden, al levert de woestijn echt wel regelmatig mooie panorama’s op. Nabij Ica wordt het dan groener (volledig door ondergrondse irrigatie trouwens, waardoor hier onder andere asperges, druiven (voor de Pisco) en fruit wordt gekweekt. Een ander ding dat ik hier vandaag en de vorige dagen ook veel zag, waren de enorme kippenkwekerijen. Doch hun levenskwaliteit lijkt me niet echt beter dan de oude situatie bij ons in Europa, opeengepakt als ze zitten.
Ica is weer een door uitlaatgassen en stof ingepalmde stad met een file van de ene kant van de stad naar de andere. Ik doe nog een halfslachtige poging om het plaatselijke museumpje te vinden, maar laat dat plan al gauw varen, gezien ik zelfs geen adres heb en er op mheel mijn doortocht door de stad zelfs niet één fatsoenlijk parkeerplekje vond. Telkens weer in de steden zijn er de irritante en agressieve tuktuks en miniautootjes die met niets of niemand rekening houden, overal tussendoor wringen en zich alleen door de grootste mastodonten van trucks laten wegdringen. Mij moet je niet vragen om met zo’n idioten mee te rijden, want vroeg of laat loopt dat fataal af, getuige de vele kruisjes en herdenkingskapelletjes die hier weer langs de wegen opduiken. Eens het groen/grijze Ica achter mij en terug de woestijn in, wordt het pas echt de moeite waard, ik rijd tussen de zandbergen door die veel kleurschakeringen vertonen van chocoladebruin tot lichtpaars. Jammer dat zovele bezoekers van de regio dit alleen van uit de lucht zien bij een rondvlucht over de vermaarde Nazca lijnen, waarvoor ze hierheen vliegen of met de nachtbus aankomen. Des te beter voor mij, want daardoor blijft de drukte achterwegen en deel ik de weg hoofdzakelijk met truckchauffeurs.
In Santa Cruz neem ik een onverharde afslag naar de Ciuda perdido de Huayuri. Vier kilometer later over een vlot bereidbare piste rijd ik een canyon binnen (Quebrada) en stop bij een eenzaam stenen gebouwtje. Een oude man komt naar buiten om mij mijn boleto te overhandigen tegen 3 soles en geeft wat uitleg in het Spaans, waar ik uit op kan maken dat de ruïnes zich slecht enkele minuutjes verderop in de kloof bevinden, maar dat verder wandelen enkele mooie uitzichten op de droogliggende quebrada kan opleveren. En gelijk heeft hij, de ruïne zelf is niet echt indrukwekkend, gezien het vooral lage funderingen zijn, in dezelfde steensoort die hier overal verspreid liggen en waaruit deze bergen opgetrokken zijn, en dus nauwelijks herkenbaar, maar wat een ligging! De naam “verloren stad” die nogal eens ten onrechte wordt gebruikt, dekt hier echt wel volledig de lading. Je kan je zo voorstellen dat die hier eeuwen verborgen heeft gelegen, alleen gekend door de plaatselijke mensen, mogelijks zelf nazaten van de oorspronkelijke bewoners. Bij de terugkeer aan het stenen gebouwtje vraagt de man me of ik iets in het gasten boek wil schrijven, het valt me op dat de laatste bezoeker in september was en op de 2 zichtbare bladzijden staan alle Peruanen vermeld.
Ik keer langs dezelfde route terug naar de Panamericana en kan nu vooral beginnen uitkijken naar de petroglifos waarvoor de regio wereldwijd bekend is. Wat de meeste echter niet weten, is dat de Nazca lijnen en afbeeldingen lang niet de enige in de regio zijn. Zo stop ik even voor Palpa bij een uitkijktoren om enkele afbeeldingen die tegen een helling aangebracht zijn te gaan bekijken. Hier is het een oud dametje dat blij is van me te zien. In het obligate gebouwtje is een minimuseumpje ingericht met uitleg over de figuren en hoe ze in ere hersteld werden, na jaren van misbruik, vandalisme en verwaarlozing. Ironisch hierbij is dat in de buurt van vele van deze archeologisch waardevolle plekken stortplaatsen waren opgericht. Voor ik het stadje Palpa bereik, krijg ik echter nog een prachtstukje natuur toebedeeld, waarbij de weg zich door de bergen slingert en het ene na het andere prachtige panorama zich voor mij openbaart. Langs alle kanten rijzen de bergwanden naast me op, en het kan me voor een keertje echt niet schelen dat de vrachtwagens er hier een kruippas op nahouden, des te langer kan ik genieten van het uitzicht waar zelfs de grote opleggers bij in het niets verdwijnen. Elke u-bocht levert weer een inkijkje op in een quebrada die verder het gebergte in kronkelt. Eens beneden in de vallei waar weer water en leven is, slingert de weg zich weer omhoog aan de andere zijde van het dal over een minder spectaculaire, maar zeker ook mooie weg. De Geogliefen van Palpa (een soort zonnewijzer) zie ik alleen van uit de verte, maar ik bereik nu het grondgebied van Nazca en stop bij een uitkijktoren van waarop enkele van de gekende en beschermde figuren te zien zijn.
In dit geval de “handen” (of “pad” zoals je wil), de “boom” en de “hagedis”, welke laatste door de Panamericana in tweeën is gesneden. Enkele honderden meters verder is er een natuurlijk uitkijkpunt op een heuvel waarvan je enkele van de kilometers lange kaarsrechte lijnen kan zien. Lijkt eenvoudig maar je moet het maar eens proberen zonder gebruik te maken van alle moderne theorieën. Diegene die al eens een survival programma volgen op tv zullen al wel eens gehoord hebben hoe moeilijk het is om in een rechte lijn te lopen, laat staan om deze permanent op de grond aan te brengen. Ik bereik nu het stadje Nazca zelf en ga op zoek naar mijn hotelletje dat volgens mijn info langs de PanAm zelf ligt, hopelijk geen aanslag op de nachtrust, zoals vannacht in de Mar Azul. De zoveelste keer op rij is er ook hier geen restaurant, maar hebben ze wel een leveringsdienst die de maaltijd naar het hotel brengt, na telefonische bestelling. Gelukkig, want ik had geen zin om nog rond te lopen op zoek naar een restaurant. Ik boek mezelf voor morgen ook nog een verjaardagscadeau in de vorm van een vlucht over de Nazca lijnen, uit voorzorg en aanraden van de hoteleigenaar, voor ik ontbijt.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Penguin
LROCB-Member
Berichten: 3098
Lid geworden op: vr 25 jul, 2003 13:32
lrocb_lidnr: 1396
Woonplaats: Hoele
Contacteer:

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Penguin »

ff diagonaal gelezen.... geeft weerom goesting om eens naar ginder te trekken.
28/02 - Loss of a good friend...
​__m__( ͡° ͜ʖ ͡°)__m__
Afbeelding
In a time of chimpanzees, I was a penguin.
Gebruikersavatar
De Rob
LROCB-Member
Berichten: 2387
Lid geworden op: wo 24 sep, 2003 11:57
lrocb_lidnr: 183
Woonplaats: Herentals
Contacteer:

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door De Rob »

Yohani schreef:Het is weer die tijd van het jaar dat de reiskriebels de overhand krijgen en dus wacht ik hier in Madrid op mijn aansluitende nachtvlucht naar Lima, Peru. De komende dagen en weken zien jullie naar goede gewoonte met enige (on)regelmaat wel wat berichtjes verschijnen over de reis.

Yohani :P
Als ge de Inca trail neemt naar boven vertrekkend van aan de ruines van Matchu Pitchu...Ik heb daar ergens een Amulet weggefoefeld om de goden mij goedgezind te zijn.Daar zaten wel meerdere relikwieen verstopt.
Een zeer goede tip van onze gids toen;Matchu pitchu bezoeken moet ge s''morgens om hrs 07,00 doen....of vroeger, dan is er nog geen kat en kunt ge de mooiste foto's maken...anders waant ge u in Scherpenheuvel...koppenlopen.Dus al onze foto's van die locatie staan wij met ons groepje van zeven alleen er op....en dan nog verspreid.
Nasca lijnen ...de moeite van het bezoeken niet waard.De natuur rondom is overal meer waard...tiki taka meer bvb.
Rob
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1089
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Yohani »

Een Land Rover badge Rob :mrgreen: ?

Nazca is al gepasseerd (kan je hier verderop lezen). Nu in Arequipa en Titicaca is voor binnen enkele dagen.
Maar inderdaad prachtige woestijnlandschappen hier!

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1089
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Yohani »

Donderdag 13 oktober

Vanmorgen dus zonder ontbijt op weg naar de luchthaven, ook zonder auto trouwens want ik wordt afgehaald. Ondanks de ligging aan de Panamericana en tegenover het vliegveldje was het vannacht toch rustig, pas rond een uur of 7 vanmorgen begonnen de eerste vliegtuigjes op te stijgen, het verkeer een stuk vroeger, maar opdat de kamer wat meer naar achter lag, had ik daar geen last van. Eens op de luchthaven wordt ik ingeschreven aan de hand van mijn paspoort, mag ik betalen en wordt ik gewogen (aan de hand daarvan wordt het aantal passagiers per vliegtuig vastgelegd). Dan komt men pas met het mider goede nieuws, door de sterke wind vanmorgen(?), zijn alle vluchten vertraagd, want elk vliegtuigje heeft zijn vaste starttijd en dus schuift alles op en zal ik pas anderhalf uur later vertrekken. Dan maar naar een filmpje kijken over de Nazca lijnen en wachten.
Uiteindelijk om 9u30 wordt ik geroepen en stap met 2 Zweden en een Duitser in het vliegtuigje. Voor ons natuurlijk nog de piloot en co-piloot (deze laatste is sinds enige jaren verplicht na enkele dodelijke ongevallen, om die reden is er ook een minimum prijs ingesteld zodat het onderhoud van de vliegtuigjes gebeurt zoals het hoort). Nog even wachten op de startbaan en dan zijn we weg, met al onmiddellijk een scherpe stijging die onze magen doet tollen in ons lichaam. Dat belooft voor de rest van het half uur. De co-piloot (en gids) vertelt ons dat we telkens als hij dat zegt recht onder de vleugeltip van het vliegtuigje moeten kijken, om één van de beroemde geogliefen te zien. Dat blijkt nog niet zo gemakkelijk, en wij hebben dan nog allemaal een zitplaats aan het venster, wat bij de 11-zitters niet het geval is. Gelukkig zegt ons gids er steeds bij welke figuur we zouden moeten zien, want sommige zijn nogal abstract en voor interpretatie vatbaar. Telkens we aan één of meerdere figuren langskomen, zorgt de piloot ervoor dat zowel links al rechts aan de beurt komt. Het is dan ook snel lokaliseren, want dit is tenslotte geen helikopter die kan blijven hangen en tijd voor een tweede beurt per kant is er niet, want er is een strak schema te volgen (alle andere vliegtuigjes doen natuurlijk dezelfde ronde, het zou anders nogal een chaos worden).
De meeste van de 12 figuren vind ik uiteindelijk, of ze op film of foto staan zal later nog vast te stellen zijn. De hond heb ik in elk geval gemist en van de walvis ben ik niet zeker, maar de kolibri, papegaai, de ruimtevaarder, pad, boom en hagedis (ja deze van gisteren dus) en spiraal, en de andere waarvan ik me de namen niet eens herinner zag ik dan weer wel, naast een deel parallellogrammen, driehoeken en heel wat lijnen. Toch valt het op dat de meeste lang niet zo duidelijk te zien zijn als je op documentaires of foto’s ziet. Maar dat is dan natuurlijk weer in perfecte omstandigheden, met waarschijnlijk veel meer tijd en professioneel materiaal, alhoewel misschien zorgt het foto en film materiaal nog voor verrassingen. We keren dan op het half uur terug naar de luchthaven en ik heb de ganse vlucht mijn maag onder controle kunnen houden, anders dan één van de zweden achter mij, die zijn kotszakje kunnen gebruiken heeft. Ik wordt dan terug gebracht naar het hotel en ga dan voor een laat ontbijt, eerder een brunch eigenlijk, gezien het al bijna middag is.
Hiermee zit ik natuurlijk een stuk achter op schema en dat zal niet verbeteren, want ik heb nog enkele ruïnes in de buurt te bezichtigen. Ik begin echter met het Museo Antonini met heel wat informatie over de in de buurt liggende (pré-)inca ruïnes. Naast heel wat keramiek en gebruiksvoorwerpen die op de sites gevonden werden (en niet naar Lima werden overgebracht), is er ook heel wat informatie over de techniek van de gehurkte mummies, die gehurkt en wel werden ingepakt in daartoe geweven doeken en zo werden begraven met de nodige parafernalia om de overgang naar het volgende leven te begeleiden. Vervolgens gaat het dan naar Los Paredones, een ruïne in adobe die door de aard van het gebruikte materiaal gewoonlijk in niet zo’n goede staat zijn (lemen stenen). Toch valt het hier nog mee en kan je jezelf nog een goed beeld vormen van hoe het geheel er moet uit gezien hebben. Enkele kilometers verder liggen dan de Aquaductes de Cantalloc, grote spiraalvormige putten waarin je kan afdalen om de ondergrondse waterkanalen te onderhouden en/of water te halen. Een spiraalvormig pad lijd je naar beneden tot aan het kanaaltje, dat tot op heden nog gebruikt wordt voor de bevloeiing van de velden in dit woestijnklimaat. Wat een ode aan de oorspronkelijke bouwers, dat dit zovele eeuwen later nog steeds in gebruik is! Ik stop op de terugweg dan ook nog even bij El Telar, een geoglief in de vorm van een reusachtig dambord en Las Agujas een grote spiraal die beide vanaf enkele miradors (uitzichtpunten) op de nabij gelegen heuvels te bezichtigen zijn. Al deze archeologische sites zijn trouwens inbegrepen in één ticket van 11 soles(+/- 3€).
Ik rijd nu opnieuw voorbij de luchthaven en mijn hotel van vannacht op weg naar de Cahuachi ruïnes, waarvoor ik een 25km lange zandweg moet volgen, de 4x4 wordt een eerste keer ingeschakeld. De tocht voert me door een zanderig heuvellandschap waarop de auto soms lekker wegglijd en dat erg mooie uitzichten oplevert. Minder mooi is het cementerio Pacheco, na eerst een oud hedendaags kerkhofje gepasseerd te zijn, kom ik bij het bord en begrijp eerst niet goed van hoe en waar? Maar algauw zie ik overal kuilen die weer dicht geslipt zijn, en daar rond allerlei witte beenderen en halve schedels die blijkbaar door grafrovers achteloos achter gelaten zijn na hun rooftocht. Aan sommige van de schedels hangen zelfs nog plukjes haar. Na deze wat morbide ontdekking gaat het weer verder over het glijdende zand tot ik Cahuachi bereik. Volgens archeologen was dit een belangrijk administratief centrum van de Paracas cultuur, en het moet gezegd, het heeft de allures van een paleis. En dan zie ik hier maar een 3-tal piramides die gerestaureerd zijn van de 30-tal die er in een gebied van 24km² ontdekt zijn. Het geheel moet zowat een middelgrote stad geweest zijn, en als je de archeologen mag geloven, een festijn van kleuren in de woestijn geweest zijn (net als hun kleding, textiel en aardewerk, waren ook hun gebouwen heel erg fel gekleurd). Een eerste niet gerestaureerde piramide geeft aan wat de archeologen in eerste instantie gevonden hebben, en dan verwondert het niet dat dergelijke reusachtige ruïnes niet eerder ontdekt werden. Hier zijn er ook heel wat met stenen afgeboorde putten met ceremonieel bewerkte schedels teruggevonden, waarvan ik er enkele in het Antonini museum gezien heb. Volgens de geschiedschrijving betrof het geen vijanden maar geofferde leden van de eigen bevolking, waarschijnlijk zelfs vooraanstaande personen, die al dan niet vrijwillig als offergave voor hun volk gediend hebben. Vooral de cultus van het water, zal daar een grote rol gespeeld hebben, gezien water hier (zoals overal, maar zeker in een woestijnklimaat) een zeer grote rol gespeeld heeft in het leefbaar maken van deze regio. De gerestaureerde adobe muren van de 3 piramides die werkelijk een paleis met kolossale patio’s vormen, zijn indrukwekkend, maar het geheel moet zeker in die tijd bijna buitenaards geweest zijn. Ongelooflijk maar waar, ik kan hier vrij rondlopen, zonder toegangsticket of opzichter of wat dan ook. Slechts een handvol andere bezoekers zal ik zien tijdens mijn verblijf hier. Pas als ik weer wil vertrekken komt er een vriendelijk stokoud gerimpeld mannetje me vragen of ik het gastenboek wil tekenen, zodat men weet of er veel bezoekers komen.
Met een enorme stofwolk in mijn zog gaat het dan weer richting Panamericana, doch niet ver want even later gaat het weer off-road naar het Cementerio de Chauchillo. Om het volgende te beschrijven, kan je best denken aan een nare droom, waarbij je terecht komt op een kerkhof waar er overal botten verspreid liggen over een oppervlakte van meerder hectare en er meerdere open graven liggen met daarin half ontbonden lijken. Want dat is wat je hier in werkelijkheid te zien krijgt. De plaats moet een enorm precolumbiaanse begraafplaats geweest zijn, die door niets ontziende grafrovers van alle waardevolle voorwerpen beroofd werd (lees: gouden en zilveren voorwerpen), waarbij de stoffelijke resten, ceramiek en textiel achteloos en mensonterend achtergelaten werden. Tot voor enige jaren lagen zelfs complete verpakte mummies hier verspreid over de gronden, mannen, vrouwen en zelfs kinderen waarvan de verpakte mummies geopend werden op zoek naar waardevolle voorwerpen en daarna achteloos aan de elementen over gelaten werden. Sinds enkele jaren werden er een 12-tal graven gerestaureerd en de enigszins complete mummies er opnieuw in geplaatst (in zoverre deze niet naar musea in Peru werden overgebracht). De graven werden niet afgesloten zodat je nu de gehurkte in textiel gewikkelde skeletten (door weer en wind zijn de bijna perfect bewaard gebleven mummies na de grafonteringen bijna volledig ontdaan van hun huid) kan bezoeken en hun oorspronkelijke begraafwijze kan leren kennen. Doch overal tussen deze graven, die enigszins afgeschermd worden door een muurtje en een rieten afdak, liggen nog overal de spierwitte botten verspreid over de ganse antieke begraafplaats. Ik moet zeggen dat dit naast een museum in Ecuador, waar na een opgraving en verwijdering van een kerkhof, de perfect bewaard gebleven mummies rechtop in hun begrafeniskleding bewaard werden in een soort catacombe, dit de meest macabere en beklijvende plaats is die ik al bezocht heb.
Zo komt het dat het uiteindelijk reeds 17u is en ik nog steeds maar op een goede 50 km van mijn vorige overnachtingplaats ben. Dat betekent dat ik nog een slordige 200km af te malen heb om bij mijn gereserveerde hotel aan te komen in Chala. Gelukkig is de Panamericana hier van goede kwaliteit en zijn er weinig verkeer en dorpjes op de route. Tegen 100km/u raas ik door de woestijn, om nog op een menselijk uur aan te komen. Gevaarlijk is dat niet gezien ik hier amper een mens tegenkom en voor overstekend wild moet je hier ook al niet bang zijn. De weg loopt dan weer dicht langs het water en dan weer meer het binnenland in. Pas op de laatste 40 kilometers wordt het wat meer oppassen, de duisternis is ingetreden, en er duiken quebrada’s op waar de vrachtwagens stapvoets omhoog en omlaag kruipen. Deze (meestal droge) canyons vormen overdag een prachtige afwisseling, maar zijn in het donker niet echt mijn favoriet. Rond 19u kom ik dan in Puerto Inka, waar ik nog enkele kilometers via een piste naar mijn hotel mag rijden. Het alomtegenwoordige wasbord doet het zand tussen mijn tanden knarsen. Ik zou nog bijna vergeten dat het mijn verjaardag is, maar een Pisco Sour gevolgd door een kippensoep en cordon bleu op Peruaanse wijze maken dat goed. E-mails checken op gelukwensen is er echter niet bij want het op 10 km van de dichtstbijzijnde stad gelegen hotel beschikt niet over wifi. Deze overvolle dag heeft toch zijn tol geëist, want na het eten ga ik even liggen , met de bedoeling om daarna nog wat aan mijn reisverhaal te schrijven, en wordt rond een uur of 11 wakker. Uitkleden dan maar en onder de wol.

Vrijdag 14 oktober

Vandaag staat er weinig op de planning, slechts één archeologische site en die ligt naast het hotel en voor de rest de Panamericana volgen tot in Camana. Dat is het zo wat. Maar eerst nog enkele verrassingen, aan de wastafel is er alleen koud water, maar dat is niet erg, onverwacht en niet zo grappig is het feit dat het brak water is. En niet zo’n beetje ook, het lijkt wel of je een slok zeewater binnenkrijgt. Vandaar dus het flesje water in de badkamer… . Voor de douche is er wel warm, maar eveneens brak water. Het ontbijt beperkt zich tot 3 broodjes, jam, boter en … paarse olijven! Daarbij nog aangelengd fruitsap en thee. Wil je nog iets er bij dan is het bijbetalen, 4 soles voor een dubbel spiegelei bijvoorbeeld. Toch allemaal een beetje minnetjes voor een hotel in deze prijsklasse.
Maar ik laat mijn dag er niet door verpesten en trek na het ontbijt naar de site van Puerto Inka, waar de inca’s vis vingen, droogden en vervolgens met lopers naar Cuzco brachten. Ook deze site is weer opgebouwd uit hetzelfde gesteente als wat er lokaal te vinden is en dus wederom niet altijd makkelijk te zien. De site bestaat voornamelijk uit 3 grote delen, één verwerkingsunit, een groot vierkant, ommuurd met aan één zijde lage gebouwen met een kleine opening vooraan. Verder een woongedeelte, met ronde bouwsels per woning, waarschijnlijk opslagplaatsen, net als de in de grond verzonken putten, perfect rond met stenen opgebouwd. Aan de overzijde van de rivier liggen er dan ook nog een paar geroofde graven met enkele botfragmenten, je raakt er aan gewend… . Ik wandel terug naar het hotel, check uit en rijd over de piste terug naar de hoofdbaan. Vandaag geen gejaag, maar lekker genieten van één van die regio’s die in de reisgidsen nauwelijks aan bod komen, wegens geen bezienswaardigheden en nauwelijks infrastructuur, maar waarbij de hele reis één aaneengesloten reeks van uitzonderlijke panorama’s is. Voor mij persoonlijk één van die stukken die een dergelijke reis maken en waarom ik liever enkele duizenden kilometers op de teller zet in plaats van regio naar regio te hoppen per vliegtuig.
Mensen die beweren dat een woestijn eentonig en grauw is, hebben er meer dan waarschijnlijk nog nooit een voet in gezet. Hier ga ik van uitgestrekte vlaktes zonder maar een sprietje gras, naar labyrinten van ruwe rotsen in een onontknoopbare chaos, bergen en duinen in alle kleurschakeringen die je anders alleen bij de beste Italiaanse ijsventers vind. De ene keer dwars je een weidse vlakte waardoor het asfalt als een strak lint is doorgetrokken, dan balanceer je op de hellingen tussen bergwand en oceaan of voel je de stuif van het oceaanwater op zeeniveau als het op de rotsen naast je, uit elkaar spat. Elke quebrada brengt je haarspeldbochten met om elke hoek weer een verrassing voor je onverzadigbare zucht naar nog meer eyecandy (zoals de Engelsen het zo voortreffelijk kunnen uitdrukken) voor je zintuigen. Zien de meeste van deze kloven er uit alsof het laatste water er doorvloeide ten tijde van de Inca’s, een tweetal heeft een levende rivier en is van oever tot oever gecultiveerd als oases in de woestijn, met de huizen tegen de hellingen gebouwd om geen kostbare vruchtbare grond te verspillen. Vermoeiend? Ja, Concentratie vereist? Zeker! Genieten? Als je het maar weet! Om het plezier wat te temperen krijg ik voor de 2e keer op evenveel dagen, opnieuw een politiecontrole, doch ze zijn heel correct tot nu toe en dus heb ik niet te klagen. Het feit dat er af en toe peaje betaald moet worden voor het gebruik van de weg, dat is me op dit stuk geen cent teveel. Zodoende doe ik over de 220km een ganse dag in een gezapig tempo met vele fotostops in plaats van de 2,5 uur van gisterenavond. Het kan verkeren.
Meer dan enkele erg eenvoudige vissersdorpjes en nog minder bevoorradingsdorpjes met toch wat huizen die naam bijna waardig, kwam ik niet tegen. Soms een enkele kluster met schamele krotten of de schuilhutten van de vissers langs de kust. Maar naarmate ik Camana nader is er meer beweging en leven, wordt er rijst, hooi en aardappelen en nog andere groenten verbouwd in een vlakte tussen de bergen en de oceaan. Er blijkt zelf wat industrie (vooral visserijgebonden) te bespeuren en een enkele petroleuminstallatie zelfs (om de vissersvloot van brandstof te voorzien, naar ik vermoed). In Camana ga ik op zoek naar het Casa Hotel Marena en vind dat in het deel van de stad aan de kust. In de Lonely Planet las ik al dat er in 2001 heel wat schade was aangericht aan de hotels en restaurants in dit deel van de stad, maar dit lijkt wel oorlogsgebied. Alles stuk geslagen of met houten platen dichtgetimmerd, nauwelijks een mens op straat en zo verwaarloosd als ik het nog niet veel gezien heb deze reis. Ik vind er in het midden tussen het gezochte hotel, maar het ziet er vrij gesloten uit, al kan dat ook de 4 meter hoge muur rondom zijn. Het ziet er meer uit als een gevangenis dan een hotel. Gelukkig heeft de LP een alternatief, Hotel de Turistas, weliswaar midden in het centrum van Camana, een stuk levendiger dat wel, met eigen bewaakte parking, een grote tuin met (momenteel leeg) zwembad met 2 glijbanen en een restaurant waar ik deze avond het feestmaal krijg dat ik gisteren wou in de vorm van een Pisco Sour (tja), Pompoensoep, lomo al piementa en een frisdrank. De ijscrème was, gelukkig voor mijn overbelaste maag, uitgeput.

Zaterdag 15 oktober

Vanmorgen heeft de wraak van Montezuma toegeslagen, dat is wel een Maya, maar ik veronderstel dat de Inca’s een alter ego hebben En ik heb het goed te pakken, misselijk, buikpuin en diaree. Dan maar de reisapotheek aangesproken in de hoop dat het snel betert. In tegenstelling tot het copieuze avondmaal, is het ontbijt maar magertjes , 3 sneetjes brood, een zakje jam, papajasap en thee. Maar gezien mijn maag die zo overhoop ligt bestel ik deze keer niets bij. Vandaag verlaat ik de kust en zal die pas terug zien op het einde van de reis, maar dan een stuk noordelijker. Bedoeling is dat ik vandaag in Arequipa aankom, een eerste hoogtetest, maar eerst maak ik nog een omweg naar Corire om de Torro Muerto te bezoeken. De route loopt zoals de vorige dagen door de woestijn, wat mij daarbij vooral opvalt, is dat er heel veel bordjes Propiedada Privata staan. Enorme delen van de barre woestijn zijn voor iemand dus waardevol genoeg om aan te kopen. Wanneer ik de afslag naar Corire neem, wordt duidelijk waarom, de woestijn blijkt erg vruchtbaar te zijn, de enige factor die ontbreekt… is water! Waar er geïrrigeerd wordt verandert de dorre woestijn in een groene oase. Tegen welke kost en investering, want het water moet echt wel van heel ver via ondergrondse leidingen aangevoerd worden. Regelmatig zie ik dan ook dat er geulen gegraven worden om de leidingen in te leggen.
De route voert me tenslotte naar een enorme quebrada waar ik van 1100m naar 400m in afdaal. De bodem van de enorme kloof is groen door de rivier die er doorstroomt, het zou me niet verwonderen als het irrigatiewater hier vandaan komt, maar het moet dan wel een roteind omhoog gepompt worden. De weg die tegen de zijwand van de kloof aankleeft, biedt weer prachtige panorama’s en de kleuren van de bergen wedijveren met elkaar op de aandacht. In het stadje Corire ga ik op zoek naar de petrogliefen, en zie in eerste instantie enkele bodjes die erheen verwijzen, doch eens in het centrum is het daarmee gedaan. Ik rijd nog een heel eind verder zonder succes. Ik neem er al mijn reisgidsen bij om uit te vissen waar die vervloekte dingen wel mogen te vinden zijn. Uiteindelijk moet ik helemaal terug naar het begin van het dorp en daar vraag ik het aan een man van het tankstation. Blijkt de weg er recht tegenover te liggen zonder enige aanduiding echter, en veel verder brengt deze me ook niet want hij splitst meerdere keren op. Na nog enkele keren vragen kom ik in de quebrada waar de Toro Muerto petrogliefen moeten te vinden zijn. Een weg kan je het echter niet meer noemen, voor de eerste keer schakel ik de 4x4 met diflock in om me weg te banen door het mulle zand (ja deze Suzuki heeft hoge en lage gearing, inschakelbare 4x4 en difflocks!). Regelmatig word ik ingehaald door de stofwolken die ik zelf opwerp en is het zo erg dat ik moet wachten tot die wolk wegtrekt om het spoor opnieuw te zien. Welke piste ik echter ook probeer, ze lopen allemaal dood, zonder de bestemming te bereiken. Na een uur ben ik het beu en keer terug op mijn stappen. Gelukkig waren er nog de mooie uitzichten anders was deze rit van 100km helemaal voor niets geweest, frustrerend is het echter wel.
Eens op de Panamericana stijg ik gestaag naarmate ik verder het binnenland in rijd, Dit is de belangrijkste route naar Arequipa en dus wordt alles naar die stad via deze weg vervoert, wat betekent dat er veel voorbij moet gestoken worden want op de continue hellingen gaan die vrachtwagens stapvoets. Hier in het binnenland is er ook de mist niet meer die aan de kust al een keer voor wat afkoeling zorgt, hier brand de zon genadeloos. En dat voel je verdomd goed. Toch rijdt het hier nog vrij vlot, maar dat verandert als we Arequipa naderen. Één van de belangrijkste assen om de stad in te rijden, is afgesloten wegens werken en ik kom in een enorme opstopping terecht, waar het maar stapvoets voorruit gaat. In deze hitte is dat een ware uitputtingsslag en wanneer ik op 2200m hoogte in Arequipa aan kom heb ik het wel gehad. Gelukkig vind ik vrij snel mijn hotel, maar de trap naar de 3e verdieping met de bagage is er wat teveel aan. Ik weet niet of het nog de naweeën zijn van vanmorgen of gewoon de hoogte, maar ik moet gewoon even gaan liggen. Komt nog bij dat, ondanks anders vermeld bij de boeking, er hier ook weer geen restaurant is, en ik dus nog op uit zal moeten. Pas na 2 uur soezen voel ik me goed genoeg om er op uit te gaan. Gelukkig blijkt er een restaurant op een 100m van het hotel en ik krijg er de verfijnste maaltijd van de reis tot nu toe. De lamskoteletjes worden vergezeld door een gekruide aardappelpuree in een bootje van knapperig deeg, stukjes appel in een wijnsausje en gebakken mini groentjes, zonder het potje salsa te vergeten. Voor het dessert krijg ik de volledige keuze gepresenteerd op een steen en kies uiteindelijk voor een dessert op basis van Maracuya fruit.
Ik vind het nu al spijtig dat het restaurant morgenavond dicht is, anders kwam ik zeker terug, want morgen wordt er niet gereden, maar de stad te voet bezocht. Een hoognodige rustdag, wat het rijden betreft.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1089
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Yohani »

Zondag 16 oktober

Na een lekker ontbijt is het vanmorgen een kleine 10 minuutjes wandelen naar het centrum van Arequipa. Bovendien heb ik een handig brochuurtje van IPeru, dat ik bij de huurauto kreeg, met een duidelijk plannetje met alle bezienswaardigheden er op. Komt nog bij dat ik terug op mijn plooi ben en dus volop kan gaan genieten van de stad die op de Unesco lijst staat. Maar mijn eerste bestemming ligt even buiten het centrum aan deze kant van de Chili rivier, gewoon omdat dit het dichtste bij mijn hotel is. Het is de Recoleta kerk en bijbehorend klooster, dat echter alleen aan de buitenkant kan bezichtigd worden, wegens gesloten op zondag. Vervolgens wandel ik de Grau brug over en ben dan onmiddellijk in het centrum. Onmiddellijk vallen de mooie gebouwen in wit vulkanisch sillar gesteente op. Mijn volgende stop is opnieuw een kerk, De San Francisco kerk, waar er juist een mis bezig is met talrijk aanwezig publiek en dames in de kleurige traditionele kledij van de Andes. Bovendien is dit nu een keer niet voor de toeristen, maar ter ere van een kerkelijk feest waarbij na de mis een Mariabeeld, voorafgegaan door een fanfare en religieuze vaandels, op een draagstel rond het pleintje voor de kerk wordt rondgedragen, gevolgd door een stoet van in kostuum gestoken heren en de kleurrijke dames. Het aanpalend gemeentelijk historisch museum blijkt vandaag ook gesloten (raar want musea zijn gewoonlijk zondag open en maandag dicht…).
Ik wandel verder de straat in en neem een kijkje bij het Santa Teresa klooster en dan naar het Santa Catalina Monastery. Dit laatste is open voor bezoek en ik loop er toch wel een uurtje in rond. Naast de erg summier ingerichte kamertjes (terecht cellen genoemd), is het klooster zowat een stadje op zich met straatjes en pleintjes. Wel is er aan elke “cel” een eigen keukentje met stenen broodoventje en vuurplaats waar in gekookt kan worden, de inrichting van de kamertjes is gewoonlijk beperkt tot een bed, een stoel, tafeltje en soms een icoon of religieuze schilderijtje. De muren van het gebouw zijn voor een deel in een donker rood geschilder en een ander deel in het blauw, eens je in het gedeelte komt waar de novicen terecht kwamen eens ze na 4j het besluit hadden genomen om definitief in te treden, zie je wel dat de kamers groter worden en iets luxueuzer werden. Wat meestal betekende dat er een grotere tafel, meer stoelen, soms al eens een muziekinstrument (piano of harp) en een eigen binnenkoertje bij hoorden. Een moderne toevoeging is de cafetaria waar ik gebruik van maak om een middaghapje te eten. Er naast ligt het moderne gedeelte van het klooster dat nog in gebruik is en dus niet toegankelijk. Een van de kamers heeft op het binnenkoertje een cavia hok, niet als huisdier, maar als proteïne rijk onderdeel van het voedsel. Hier op de menukaart bekend als Cui. Ik neem nog een kijkje in de grote algemene keuken, de vroegere eetzaal (nu museum met religieuze schilderijen en enkele kerkelijke attributen in goud en zilver, zoals kelken, wierrookhouders en een levensgrote monstrans.
Weer buiten volg ik opnieuw de hoofdstraat tot ik rechts af sla voor een kijkje bij de Del Moral Mansion, een herenhuis zouden wij het noemen. Eerlijk gezegd moeten de meeste andere huizen in de straat niet onderdoen voor de mansion. Ze zijn netjes, soms fel gekleurd, soms in de lokale sillar steen, met mooie raamkozijnen, deuromkadering en balkonnetjes met elegant beeldhouwwerk. Via de Iglesia San Augustin kom ik dan op het centrale plein dat, hoe kan het ook anders in Zuid-Amerika, Plaza de Armas noemt. Gezien het zondag is wordt het plein vandaag gedeeld door toeristen en de stadsbewoners, want ook hier is dit plein de verzamelplaats, waar er gepraat, geflirt, gespeeld en geflaneerd wordt. Tal van snoep en speelgoed verkopers bieden er hun waar aan, doch zonder lastig te zijn of aan te dringen. Het plein zelf is aan drie zijden omgeven door prachtige gebouwen in witte sillar met arcades waarboven allemaal restaurants gevestigd zijn. De vierde zijde wordt volledig ingenomen door de reusachtige kathedraal, met zijn twee imposante maar ranke torens. Ook hier weer hetzelfde kenmerkende bouwmateriaal en in perfecte staat, ook vooral te danken aan de keren dat ze reeds herbouwd moest worden na een verwoestende brand en aardbevingschade. Het plein zelf is een groen oase met palmbomen, purper bloeiende jacaranda bomen, vele bloemperken en in het midden een klaterende fontein. Wat met hier ook opvalt is hoe netjes de straten en pleinen er hier bijliggen.
Ik wandel van het plaza weg naar het Tristàn del Pozo herenhuis en verder naar het indrukwekkende stedelijk theater (toch wat de voorgevel betreft). Vervolgens is het even zoeken naar het Andean Sanctuaries Museum (aan bordjes of zelfs opschriften wordt hier niet gedaan blijkbaar) en moet daar prompt de camera inleveren (en krijg de sleutel van het kluisje mee). Dit is zonder twijfel het bekendste museum van de stad en bij uitbreiding van het land, want alles draait hier om de in 1995 ontdekte ijsmummie “Juanita”. Het museum bezoek begint met een 20 minuten durend interessant filmpje over de ontdekking en recreëren van de gebeurtenissen van het 12 tot 14 jonge Inca meisje dat aan de goden werd geofferd. Reeds enkele jaren voordien had een gids van expedities houten resten gevonden die wezen op een offersite, maar pas na de uitbarsting van de Nevado Ampato vulkaan, kreeg de gids de Amerikaan Johan Reich in 1995 zover om een expeditie op te starten omdat de hete as heel wat van het eeuwige ijs had doen smelten. Over het vervolg gaan er twee versies in het ronde, volgens eentje werd ze in intacte staat gevonden op de oorspronkelijke offerplaats, volgens de andere werd ze meegesleurd door het smeltende ijs en kwam Reich op de offerplaats aangekomen waar wel een houten offersculptuur en andere offergaven gevonden werden, maar geen lichaam, het idee om stenen naar beneden te laten rollen om te zien waar het lichaam kon terecht gekomen zijn en werd ze zo gevonden.
Het museum zelf bestaat uit een 5-tal kamers waarin offergaven van verschillende sites tentoon gesteld worden (Juanita is immers niet de enige mummie die hier hoog in de bergen terug gevonden werd, als slachtoffer van een offer aan de Inca goden, en net als zij waren dit steeds kinderen, wegens hun “reinheid”). Voorts zijn er de omslagdoeken en ander textiel waarin de mummie gewikkeld werd (allen in half verduisterde kamers) en als laatste dan de koelcel met daarin Juanita, waar we ook de uitleg kregen dat ze in principe geen mummie is omdat ze niet gemummificeerd werd, doch door de koude in bijna perfecte toestand bewaard bleef (alleen het gezicht dat aan de weersomstandigheden blootgesteld was, had wat meer te lijden, doch is nog zeer herkenbaar), maar zelf het lichaamsvet dat bij mummificatie verdwijnt, was bij haar nog aanwezig. Als je haar in de glazen koelcel ziet, kan je haast niet geloven dat ze een tiener was, zo klein is ze (volgens wetenschappelijk onderzoek 1m40, maar door dehydratatie nog erg gekrompen), je zou eerder denken aan een jaar of 8 (als je het gezicht niet zou zien). Na de doortocht in het donkere en koele museum, weer in het heldere en warme Arequipa stad.
Het is ondertussen 3u gepasseerd en dat betekent dat alle musea in de stad nu de deuren hebben gesloten. Ik wandel dan maar verder door de straten, neem een ijsje om af te koelen, zie nog enkele kerken, herenhuizen en heel veel gewoon mooie gebouwen zonder naam. Ik kuier naar de San Camilo Market, een overdekte markt, waar vooral groenten, fruit, vlees en vis verkocht worden, naast een klein gedeelte met handwerknijverheid. Ik tik er een 5-tal CD-s op de kop om de lange stiltes zonder radiostation in de auto te overbruggen. Vervolgens keer ik terug naar het Plaza de Armas om daar op de treden van de kathedraal samen met vele Arequipianen en toeristen een ½ uurtje mensen te kijken (het is nog wat vroeg om te eten, maar te laat om al terug te keren naar het hotel en dan weer te keren naar een restaurant. Bovendien wil ik op één van de terrassen boven de arcades eten, met zicht op het plein. Rond 18u doe ik dat dan ook en kies bij het genot van een Pisco Sour een (veilige) lokale specialiteit met de naam Ocopa, wat eigenlijk gekookte aardappelen, in een milde chilisaus, met paarse olijven en een salade inhoud. De foto’s van de bereidde cavia’s op de menukaart met hoofd en pootjes er nog aan, deden me daar toch maar van af zien. Een meer onbestemde vorm had me misschien nog kunnen overhalen (een beetje hypocriet, ik weet het). Ondertussen treed de schemering in en worden de gebouwen rond het plein feeëriek verlicht, inclusief de kathedraal. Tijd voor een laatste foto alvorens terug te wandelen naar het hotel, waar ik aan de nachtreceptie vraag of ze mijn boekingsbevestiging van de trein van Olantaytambo naar Machu Picchu, die ik vanmorgen online heb geboekt, kunnen afdrukken, wat ze graag voor me doen. Met 123US $ een serieus duur treinticket, maar de zogenaamde backpakkerstrein was voor die dag blijkbaar al niet meer beschikbaar. Het veel goedkopere toegangsticket voor de site zelf, had ik reeds van thuis uit besteld. Morgen richting Colca canyon.

Maandag 17 oktober

Na het ontbijt de bagage 3 verdiepingen naar beneden gezeuld en in de koffer van de auto gestoken. Even later meng ik me in het opnieuw drukke verkeer van Arequipa. Gelukkig moet ik de stad niet door en zou het dus redelijk vlot moeten verlopen, niet dus! En weer zijn het vooral die vermaledijde minibusjes die voor de grootste chaos zorgen, opdat ze niet zouden moeten invoegen (dan wacht je een eeuwigheid), stoppen ze om het even waar en zorgen zo voor gigantische opstoppingen, ze schrikken er ook niet voor terug om langs rechts in te halen op de onverharde berm en dan voor je in te snijden. Komt daarbij dat op de serieuze hellingen in combinatie met de hoogte de vrachtwagens nu extra traag gaan, als je dan achter zo een colonne van enkele mastodonten terecht komt, zit je helemaal vast, want veel rechte stukken zijn er niet. Door de hoogte stoten de diesels hier ook gigantische rookwolken uit die het ademen moeilijk maken, dus raam dicht en de blazer op recirculatie. Ik stop nog even voor een tankbeurt en laat toch even de ramen rondom proper(der) maken, want door de zijramen zag ik zowat niets meer na de zoektocht naar de Toro Muerto.
Eens wat verder van de stad begint het dan toch vlot te gaan, de woestijn is hier eerst stenig, maar verandert snel in een soort steppe. Ik zit al gauw boven de 3000m dus bomen zie je hier niet. Ook veel bewoning is er niet, soms een kleine bevoorradingsplaats, vooral bedoeld voor de vrachtwagen chauffeurs. Wel moet ik hier nog steeds tol betalen, niet veel maar wel onverwacht, ik dacht dat dit zich tot de Panamericana beperkte. En op het einde van de reis gaat dat wel een mooi sommetjes zijn zo allemaal bij elkaar. Al van bij het vertrek wachtte ik op een mooi moment om de vulkanen die Arequipa omringen, een keer mooi in zicht te krijgen. In het begin waren er te veel gebouwen en dan stonden er andere bergen in de weg, maar eens voor bij het dorpje Yura lukt het dan uiteindelijk wel. Dan wordt het zelfs een luxe probleem, want om de zoveel kilometer lijkt het panorama toch weer iets beter dan het vorig… . Even voor Patahuasi sla ik af richting Colca canyon, rechtdoor gaat het verder Puno en Cuzco. Ik rijd hier nu door het Reserva Nacional Salinas Aguada Blanca, en het landschap wordt er mooier en mooier op. Een kudde gedomesticeerde Alapca’s en lama’s met kleurig linten in de oren, trekken in een mum van tijd hele busladingen toeristen. Het is bijna onmogelijk om meer dan één beest zonder mensen op de foto te zetten. Ik maal er niet om en vindt het wel een zot zicht die gemengde kudde. Ik ben er vrij zeker van dat ik later nog wel lama’s, alpaca’s, vicuña’s en misschien zelf de hier zeldzame guanaco’s te zien zal krijgen. De traditioneel geklede herderin met baby op de rug gebonden is maar al te blij met de belangstelling voor haar en haar kudde, want die zijn daar niet voor niets natuurlijk. Zo’n lading bustoeristen aan enkele soles per persoon telt al gauw op.
Ik vertrek nog voor de bussen en mijn vertrouwen wordt al gauw beloond, want nog geen kilometer verder staan de lama’s al gewoon te grazen langs de berm, zonder oorlinten weliswaar, maar ook in alle kleuren van wit tot bruin en zelfs zwart en mengelingen van dit alles. Nog even verder zie ik dan de eerste vicuña’s opduiken, deze zijn wat moeilijker de spotten omdat ze kleiner en ranker zijn en schuchterder, bovendien is hun licht bruine kleur hier een perfecte schutkleur. Wanneer ik mijn weg vervolg kom ik nog verscheidene kuddes van beide diersoorten tegen, al dan niet dicht bij de weg. Ondanks dat ik de Colca rivier nog niet bereikt heb, bevind ik me wel al volop in canyonland, en wat een prachtige vergezichten levert dat op. Ik ben er zo enthousiast over dat de bussen mij op één van mijn vele fotostops inhalen, ik zal ze niet meer terug zien vandaag. Nog een reden waarom ik liever zelf rijd, ik stop waar en wanneer ik dat zelf wil, zonder iemand tot last te zijn, en zie wat ik wil zien, en dat zijn dus niet de souvenirstandjes, waar die bussen dan weer wel stoppen. Ik rijd van kloof naar kloof en weet nu al, wat de Colca canyon ook mag brengen, deze rit al zeker geslaagd is. In langgerekte lussen daal ik in de canyons af via tal van haarspeldbochten , om er even later weer op eenzelfde manier uit te raken. Doch kom ik daarbij zelden onder de 3000m en dat merk je als je een keer uitstapt en naar een uitzichtpunt stapt, zeker als het pad stijgt!
Het hoogste punt, de Paso de Patopampa zou volgens de reisgidsen op 4910m moeten liggen, wat een nieuw hoogterecord zou zijn voor mij, maar mijn GPS houdt het op 4890m, maar je kan nog altijd een stukje omhoog wandelen natuurlijk. Nog altijd meer dan hoog genoeg trouwens en dat voel je ook aan de temperatuur, dank zij vorige ervaringen was ik daar op voorbereid en had naast een mouwloos vestje ook een fleece pull in de auto klaar liggen. Op dit hoogste punt zie in de heldere lucht trouwens opnieuw een hele reeks vulkanen, zelfs deze rond Arequipa, dat nu toch al meer dan 100km van me af ligt. De interessantste is een stuk dichter bij en er komen vrij veel dikke witte wolken uit, dus vrij actief. Ook op deze hoogte hebben enkele ondernemende dames een souvenirhangeltje opgezet, en het feit dat ze het hier een ganse dag in hun eigen geweven kleding uithouden, is de beste reclame dat hun kleding van Alpaca wol, echt wel warm is. De gekke muts die ik me aanschaf houdt in elk geval mijn hoofd en oren goed warm. Ik trek weer verder en geniet ten volle van de ruige landschappen met veelgekleurde kloven en bergwanden. En dan daal ik af naar Chivay, de toegangspoort tot de Colca canyon. En dat mag je in dit geval wel erg letterlijk nemen, want niet alleen is er een poort, maar ook een slagboom en moet je een Boletto touristico aankopen van 70 soles om door te mogen (wat me wel bekend was), het geld wordt onder andere gebruikt om de toeristische infrastructuur uit te bouwen en gezien de toestand van de wegen hier, lukt dat aardig zou ik zo denken.
In ruil voor mijn 70 soles krijg ik een kaartje met 3 vouchers, waarvan er al snel eentje wordt afgescheurd (geen idee waarvoor de andere zijn) en een grote kaart met alle bezienswaardigheden, de miradors (uitzichtpunten) en dorpjes er op. Ik rijd echter eerst het centrum van Chivay binnen om een kijkje te nemen op de Plaza de Armas, waar je de meeste kans hebt om dames in traditionele kledij te zien (de heren dragen dat al lang niet meer, behalve voor speciale gelegenheden). Je zou denken dat dit ook speciaal voor de toeristen is, doch daar ben ik niet van overtuigd, want ook herderinnen, koopmansvrouwen en landbewerksters dragen dat als je ze onderweg tegen komt. Alleen de jeugd niet meer blijkbaar. Als je er een beetje op let kan je trouwens ook zien van welke cultuur de vrouwen zijn, want kleuren en vormen (van onder ander ook de hoeden) verschillen van naargelang welke afkomst de dames zijn (en dat gaat heel ver in de geschiedenis van voor de inca’s nog). Op het plein staat er ook een standje dat de traditionele voedingsproducten voorstelt, in dit geval vooral noten en zaden, ik koop er als late lunch een stuk cake en eet die al verder wandelend op. De winkel wandelstraat is een aaneengeregen ketting van souvenirwinkels, restaurantjes en handnijverheid marktjes. Om de 20m staat er een kleurig standbeeld die mensen in traditionele feestkledij voorstellen, sommige met eigenaardige maskers, andere in dansposes. Ik wandel tot aan de Colca rivier, die hier eigenlijk in een wat weidsere vallei loopt en nog niet zozeer een canyon.
Weer op weg wordt de kloof al gauw die benaming waard, al zijn de wanden hier nog niet echt loodrecht of nauw, en zijn het vooral de vele terrassen die eeuwen geleden aangelegd werden, en nog steeds in gebruik zijn. Ik nader het dorpje Yanque, waar het kerkje op het Plaza de Armas wel een omwegje waard is. Tot in Maca zijn er geen miradors voorzien volgens het plan, maar dat hoeft ook niet, gezien de hele route sowieso één groot panorama is dat langs de boorden van de kloof loopt. In Maca is de weg verspert met enkele stenen en staat er een bord over steenval, gelukkig is er een kleine alternatieve omweg door het dorpje, waar enkel lama’s stoeien voor het kerkportaal. Na het dorpje is de weg ook plots overhard en een beetje verderop wordt er aan gewerkt en moet ik wachten tot een vrachtwagen met zand geladen wordt door een bulldozer. Ik moet vervolgens door enkele tunnels en de canyon wordt steeds maar dieper en dieper. Regelmatig stop ik en neem foto’s en film, de 56 km die volgens de GPS in een uurtje afgelegd kunnen worden zullen eerder een 3-tal uur in beslag nemen, maar daarvoor ben ik nu net hier… . De bergwanden boven mij staan nu vol cactussen en het aantal terrassen onder me neemt stilaan af terwijl de canyon dieper en smaller wordt. De zon die al een tijdje hinderlijk laag stond begint stilaan achter de bergen te verdwijnen als ik bij de mirador Cruz del Condor stop. ’s Morgens kan je hier met een beetje geluk condors zien rondzweven die hier nestelen, nu is er alleen het panorama, maar wat voor eentje wederom. Dit punt van de smalle kloof is voor de meeste bezoekers het keerpunt, wandelen in het diepste punt van de canyon is niet mogelijk (dit is trouwens de 2e diepste canyon ter wereld en ook de ander ligt hier in Peru, enkele 100-den kilometers verderop en slechts een klein verschil in diepte), in het juiste seizoen kan er wel aan white water rafting gedaan worden, maar als ik het riviertje in het eerste deel van de canyon zag, zal nu niet het juiste seizoen zijn (eerder na het regenseizoen, als de waterstand terug wat gezakt is).
Mijn hoop om nog voor het donker in Cabanaconde aan te komen is ondertussen vervlogen en nog wat extra stops om een groepje wilde paardjes en een vos op de gevoelige plaat te leggen (wat trouwens nog maar juist lukt door het wegkwijnende licht) helpen daar niet bij. Gelukkig is het dorpje niet groot en sta ik al snel voor het Hotel La Posada del Conde. Even inchecken, bagage naar boven brengen (alsof 3316m nog niet genoeg is en dan kan ik aan tafel. Een Creools soepje (met spiegelei erin) gevolgd door een spaghetti Bolognese en een plaatselijk biertje later keer ik terug naar de kamer. Veel last heb ik momenteel niet van de hoogte, anders dan wat algemene vermoeidheid. Verder kan ik ongehinderd aan mijn reisverhaal schrijven, want geen Tv en geen internet hier.

Dinsdag 18 oktober

Ondanks dat dit de dag met de op één na meeste kilometers van de reis is, kan ik er niet aan weerstaan om vanmorgen toch nog een stukje voorbij Cabanaconde te rijden om nog enkele blikken op het vervolg van de canyon te werpen. Maar dan is het meedogenloos de terugweg aanvatten, langs diezelfde canyon weliswaar, maar deze keer zonder alle stops onderweg. Alleen voor de mirador Cruz del Condor maak ik nog even een uitzondering, om te zien of de vogels al uitgeslapen zijn. Geen zwevende extra large gieren te zien echter en dus zet ik mijn weg voort. Het is deze morgen beduidend drukker op deze route, de reisagentschappen vertrekken vroeg uit Arequipa met hun klanten, om nog voor het donker terug te zijn. De busjes hebben de vervelende gewoonte om in het midden van de onverharde weg te gaan rijden, zo kan je niet voorbij en hebben zij geen last van het stof. Doch dan hebben ze zich toch in mij vergist, de Suzuki staat in zijn 4x4 en ik schrik er niet voor terug om een stukje berm mee te nemen, en claxonneren kan ik als de beste Peruaanse taxichauffeur. Eens ze je naast hun ziet opduiken zijn ze trouwens snel terug op hun eigen kant. Ook de dames met handgemaakte spulletjes weten dat dit het spitsuur van de dag is, want aan elke mirador zitten er wel enkele, terwijl ik er gisteren namiddag niet één zag. Wat me ook opvalt vandaag, is hoe groen de omgeving van de canyon hier wel is, doordat ik me gisteren vooral op de kloof zelf concentreerde viel me dat toen niet zo op.
Opnieuw in Chivay ga ik tanken en maak gebruik van de Lavadero om de auto een keer af te spuiten, om wat van dat vervelende stofzand weg te krijgen. Dan gaat het bergop en zit ik snel weer boven de 4000m en dat zal zowat de rest van de dag zo blijven. Het grootse deel van die dag rijd ik door het Reserva Nacional Salinas Aguada Blanca, met weer enkele prachtige uitzichten op de vulkanen rondom. Een groot deel van het park is hoogvlakte waaruit nu en dan enkele bergen komen opgedoken. Dit is graasland en dus ideaal voor de kameelachtigen, die ook graag op grote hoogte zitten. Ik krijg grote kuddes Alpaca’s, Lama’s en Vicuña’s te zien, maar de illustere Guanaco’s krijg ik nog steeds niet in het oog. Ondanks dat deze weg door het park loopt, blijft dit natuurlijk de hoofdweg tussen Arequipa en Puno, en dus komt er heel wat zwaar verkeer door, gelukkig in de tegenovergestelde richting. Het lijkt er op dat het merendeel in konvooi rijdt, met vooraan een pick-up waar het aantal vrachtwagens staat vermeld dat je mag verwachten. Later wordt dat nog bevestigd als even buiten het park op de bevoorradingsplaatsen, de vrachtwagens netjes naast en achter elkaar staan geparkeerd in afwachting van hun vertrek slot. Rode verkeerskegels geven aan dat hun tijd nog niet gekomen is. Waarschijnlijk een maatregel om het leefbaar te houden. Naast de weg loopt er trouwens ook een enkel spoor voor de trein.
Ik geniet van de vlotte rit, met de lichtgele grasvlaktes die nu en dan onderbroken worden door chaotische rotsformaties of door erosie gesculpteerde zandsteen. Kilometers lang is er geen bocht te bespeuren, af en toe een korte sop voor een foto en om de benen te strekken en verder relaxen. Doch mooie liedjes komen uiteindelijk ook tot hun eind en als ik Juliaca nader, is het uit met de pret, het verkeer stropt op in de flessenhals van deze verkeershub en de busjes, minitaxi’s en driewielers doen er weer hun (on)ding. Eens daardoor keert de rust nooit helemaal terug, in de verte zie ik zware wolken en zelfs bliksem, dat belooft niet veel goeds. Het lijkt trouwens of die wolk ontstaat door felle branden aan de horizon, waarvan ik ondanks de afstand zelfs de oranje vlammenzee zie. De schemering valt in als ik Puno binnen rijd, nu is het nog wat in de chaos zoeken naar mijn hotel, dat ik uiteindelijk aan de Plaza de Armas vind. Het motregende het laatste half uurtje en als ik de auto de garage in rijd. Inchecken, boottocht naar de eilanden op het Titcaca meer boeken en gaan eten. De kipfilet met gekruide frietjes, voorafgegaan door mijn favoriete lokale drankje en gevolgd door een ijscoup ronden de dag af. Na het verwerken van de ervaringen van deze dag, proberen vroeg(er) te gaan slapen want morgen heel erg vroeg op.

Woensdag 19 oktober

Om 5u vanmorgen loopt de wekker af, niet dat het nodig was, want van slapen is er niet echt veel in huis gekomen, korte stukjes met rare dromen, een ongelofelijke droge mond, en een verstopte neus, allemaal te wijten aan de 3800m hoogte waarop ik me hier bevind en wat blijkbaar toch nog een verschil maakt met de 500m minder van gisteren. Toch voel ik me niet moe en na het ontbijt ben ik dan ook klaar om opgehaald te worden. Ik was een extra half uur vroeger opgestaan omdat er andere hotelgasten om 6u30 met hun auto uit de garage wilden en ik dan aan het ontbijten zou zijn. Natuurlijk komen die niet opdagen zodat ik, als de bus me eindelijk komt ophalen met 20 minuten vertraging, niet anders kan dan de autosleutels bij de receptie achter te laten. Wat ik in principe niet graag doe, maar het is nu zo. Het busje brengt me naar de haven waar het een hele chaos is, van wie naar welke boot moet (er liggen er gemakkelijk 50 te wachten waar bij er op elk toch zonder probleem een 20 à 30 personen kunnen). Ik wordt ingedeeld bij een internationale groep met Brazilianen, Italianen, Duitsers, Spanjaarden, Argentijnen, Britten, een Noorse en een Nederlandse.
Eens van de kade weg, stelt de gids zich voor en legt in het Spaans en Engels uit wat het progamma voor vandaag juist inhoud. Het eerste op onze route is de Yavari, het eerste varende schip op het Titicaca meer, dat tegenwoordig dienst doet als B&B. Het ding had daarvoor, net als het zusterschip yapura (als lading van een ander schip) de Kaap Hoorn moeten trotseren en werd via Arica in het toenmalige Bolivië (nu Chili) naar Tacna gebracht per trein en verder per muilezels over de Andes zo in onderdelen naar het meer gebracht, waar het opnieuw in elkaar werd gezet. We komen tussen de rietvelden die hier in het ondiepe water groeien en zowat het hele leven uitmaken van de Uros eilanders. Zij oogsten het riet (kappen het), gebruiken het onderste witte gedeelte als versnapering zoals je met rietsuiker zou doen, en gebruiken de rest als bouwmateriaal. Even verderop komen we al bij de Ursos eilanden aan, tussen de eilanden liggen smalle kanaaltjes en het dorp wordt in tweeën gedeeld door een breder kanaal waar ook wij op varen. Een soort Venetië in riet zo je wil. We moeten eerst langs bij de autoriteiten van de eilanden, waar er een toegangsgeld betaald wordt en we een eiland toegewezen krijgen waar we moeten aanleggen. Zo wordt er wat orde in de chaos gecreëerd en ziet men er op toe dat iedereen aan de beurt komt op de eilanden.
We leggen aan op de aan ons toegewezen plaats en worden verwelkomd met het lokale Camisakari (wat zoveel als goeie dag, welkom, hoe gaat het met u betekent). We staan wat wankel op het lichtjes inzakkende riet en worden gevraagd om plaats te nemen op dikke worsten gemaakt van bundels riet. Als je er op let zie je het eiland meedeinen op de golven, we krijgen vervolgens van onze gids het verhaal over het hoe en waarom van het ontstaan van deze eilanden (volgens de reisgidsen vluchten ze voor de Inca’s, volgens de gids voor de Spanjaarden die hen als slaven in de mijnen lieten werken). Vervolgens wordt dan aanschouwelijk uitgelegd hoe een dergelijk eiland tot stand komt (in het miniatuur natuurlijk). Het begint Met stokken van Eucalyptus die in de bodem worden gestoken met een dik touw er rond dat het eerste riet zal dragen. Dan worden er telkens overdwars lagen riet gestapeld totdat er een dikte van zo’n 3m bereikt wordt. Hierop worden dan platvormen gebouwd (eveneens van riet), op dezelfde wijze, waarop dan uiteindelijk hutten bouwt, die rond dan wel vierkant kunnen zijn. Waarom dit verschil wordt me niet duidelijk, gewoon cosmetisch misschien, naar de smaak van de eigenaar? De bouw van een dergelijk eiland duurt ongeveer een jaar en gaat 10 jaar mee voor het opnieuw verhoogd moet worden door nieuwe lagen toe te voegen. Hiervoor worden hutten met een man of vier opgeheven (ze hebben een skelet van houten takken) en het riet er onder geschoven. De reden van die ophoging is dat het riet van onder begint weg te rotten. De eilanden worden tegenwoordig ook verankerd omdat het bij stormen al eens durfde te gebeuren, dat de eilanden over de grens met Bolivië dreven met alle internationale conflicten van diens.
Vervolgens wordt er ook over hun boten gesproken die bij de kenners bekend zijn geworden door de Kon-tiki van Thor Heyerdahl, de Noorse Wetenschapper/avonturier. Ze hebben er in principe twee, een kleine één a tweepersoons, voor dagelijks gebruik en door de eilander die ze toont met veel humor de “Toyota” genoemd naar de kleine Toyota Yarissen en consoorten die hier massaal rondrijden op het vasteland. Het lijkt nog het meest op twee aan elkaar gebonden bananen met de eindpunten een beetje hoger. Verder is er dan de grote boot (vergelijkbaar met de Kon-Tiki die er van werd af gekeken), die een grotere versie is van de eerste, met meer rietbalgen (want daaruit worden ze allemaal gemaakt) en een eveneens uit riet gemaakte schuilhut erop, nu vooral gebruikt om de toeristen tussen de eilanden te vervoeren. En wordt door de eilander de “Mercedes” genoemd.
Ten slotte worden de verschillende handnijverheidwerkjes getoond die de mensen hier maken en verkopen en kunnen we individueel de hutjes bezoeken en een keer op de uitkijktorentjes klimmen om zo een beter overzicht over het dorp te krijgen. Vervolgens worden we met één van de grotere rietboten overgevaren naar het hoofdeiland, waar er een winkeltje met drankjes en versnaperingen is en je het paspoort kan laten afstempelen. Van hier gaat het dan weer verder met onze tourboot naar het eiland Taquile. Dat duurt echter 2,5u en de meeste van ons gebruiken die tijd om even in te dutten, na het vroege opstaan deze morgen.
Deze rustpauze komt echter goed van pas, want als we op Taquile aankomen, moeten we 200m omhoog naar de Plaza Major, en ik kan je verzekeren, als je al op 3800m zit is dat zeker geen lachertje. Het is echt stapje voor stapje en dan nog regelmatig een keer stoppen voor de meeste. De bewoners hier die met zo’n 4000 zijn, hebben in elk geval geen fitness nodig. Hier geen rieten maar stenen huizen, vele terrassen die nog uit de Inca tijd stammen en nog gebruikt worden en volgens de gids een vegetarisch eiland. Er zijn alleen wat schapen voor de wol en de verkoop en koeien voor de melk. De mensen leven hier vooral van de landbouwgewassen die ze telen en verkopen. Op de Plaza Major krijgen we even de tijd om uit te puffen en gaan dan aan tafel. Er zijn twee menu’s, allebei voorafgegaan door een chili en een quinoasoep: een omelet of een forel, ik kies voor de laatse. Na de maaltijd nog een cocathee en dan wat uitleg over de traditionele kledij die hier gedragen wordt met mutsen en taillebanden (door de mannen gebreid) in verschillende kleuren, naargelang de persoon vrijgezel, dan wel verloofd of getrouwd is. Zo iets als scheiden bestaat er hier trouwens niet, eens samen is altijd samen en bovendien trouwen ze alleen met andere eilanders.
Na het eten is het dan tijd om langs de andere kant van het eiland af te dalen via meer dan 500 trappen. Eens op de boot keren we dan terug naar Puno, er worden veel reiservaringen onder elkaar uitgewisseld en daarna wordt het stil op de boot terwijl de lucht betrekt. Als we opnieuw langs Islas Ursos varen is het wel heel erg rustig daar, het is naturlijk wel erg fris geworden, en zitten ze binnen of zou er toch een grond van waarheid zitten in het gerucht dat een derde van de eilanders dit eigenlijk als een dagtaak zien en ’s avonds gewoon naar “huis” gaan op het vasteland. Er zijn in elk geval nog kinderen aan het spelen en we kruisen ook nog een boot met oudere kinderen die van school terugkeren van het vasteland (op de eilanden is er alleen een lagere school). Ook nog vergeten te vermelden: op een bepaald ogenblijk legde ons gids uit dat men om een vuur te stoken op de eilanden, een grote platte steen gebruiken waarop het vuur wordt gestookt, omdat dit anders brandgevaarlijk is door het droge riet, en dat de grote brand die ik gisteren onderweg naar Puno zag, een gevolg van een ongeval was met zo’n vuur.
Het was een mooie en al bij al rustige dag afgezien van de beklimming, maar toch kruipt het niet in de droge kleren, nog even een soepje en een sandwich gevolgd door een ijsje en hopen dat het vannacht wat beter slapen wordt.

Donderdag 20 oktober

Vannacht gelukkig een betere nacht gehad en goed geslapen, maar wel vroeg wakker doordat velen vroeg opstaan om op hun beurt de eilandtrip te maken. Nog wat liggen soezen en om 7u dan opgestaan en gedoucht en me klaar gemaakt. Vervolgens naar het tweede verdiep voor het ontbijt en vervolgens de bagage naar de auto gebracht en uitgecheckt. Ik worstel me door het verkeer van Puno en neem dan de weg naar Juliaca, die momenteel ontdubbelt wordt. Voor ik die stad bereik, neem ik echter nog een afslag naar de Chullpas van Sillustani, die asfaltweg is er één van de minst goede die ik hier in Peru al gehad heb, want daar mag ik zeker niet over klagen hier. In een klein meertje naast de baan zitten heel wat watervogels waaronder eenden en flamingo’s. Ze hebben hier ook een speciale manier van hun huizen te bouwen. De adobe huizen staan in groepjes met meerdere ronde hutten, gewoonlijk op de hoeken en enkele rechthoekige gebouwen, allen met elkaar verbonden met hoge muren, zodat je een soort gesloten erf krijgt. Misschien tegen de niet aflatende wind hier op de hoogvlakte. De site ligt niet in Sillustani zelf, maar er enkele kilometers voorbij. Het moet zijn dat ze goed opbrengt, want er is een heel complex rond gebouwd, alles spiksplinternieuw met een parking, restaurants en een klinkerweg tussen de souvenirstalletjes door.
De Chullpas zijn ronde tombes die een beetje op van die taps toelopende piepschuimen koffiebekers met een brede rand bovenaan lijken. Hier begroeven de lokale pre-inca groepen hun belangrijkste personen, tezamen met voorwerpen in edelmetaal en ceramiek, het zal dan ook niet verwonderen dat de graven leeggeroofd werden teruggevonden. Toch heeft één van de archeologen die de site onderzochten, op een puinhelling meer dan 500 voorwerpen in goud en zilver terug gevonden. Dit is eigenlijk nog een straffere toer dan wat de Inca’s deden met hun stenen muren die haarfijn op elkaar passen, want hier deden ze dat in perfecte ronde vormen. Één toren is gedeeltelijk ingestort, maar omdat er een halve ronde is blijven staan kan men goed zien hoe de toren er van binnen uit zag, want die was niet volledig hol. Zoals bij de piramides in Egypte zat er boven de grafkamer een heel deel vast materiaal. De enige ingang was een klein gat onderaan, dat na het plaatsen van het lichaam van de overledene en de offergaven eveneens werd dichtgemaakt. Er staan nog enkele andere van deze torens, waarvan eentje er nog volledig intact uitziet en daarnaast een aantal die niet volledig (meer) zijn. Sommige zijn ingevallen of vernietigd, maar er is er minstens ook eentje de nooit afgemaakt is geweest. Er tegenaan lag een helling van stenen die de onderzoekers een goed idee gegeven hebben van hoe deze torens tot stand kwamen. Van een aantal kleinere torentjes gemaakt van losse keien en die bijna allen moeten ondersteund worden, wordt het me niet duidelijk waarvoor deze dienden, maar gezien de opzet dezelfde is als van de grotere broers, zijn het misschien graven van minder belangrijke personen. Op dezelfde site bevindt er zich nog een vierkant bouwsel en is er een mooi uitzicht op de lagune die het schiereiland grotendeels omringd.
Ik keer naar de auto terug en zet mijn weg voort, de dubbele weg stopt juist voor het centrum en het verkeer wordt links en rechts door smalle straten gestuurd met alle ellende van dien met opstoppingen en idioten in driewielers en busjes die zich overal tussendoor wurmen. Om horendol van te worden. Het is dan ook met een diepe zucht van opluchting dat ik de stad achter me laat, ook al omdat je terug wat vrijer kan ademen zonder al die opgehoopte uitlaatgassen. Wat me er trouwens aan herinnerd dat ik nog steeds boven de 3000m zit en dat lijkt nog niet gauw te minderen. Eerst is het een weidse steppe met af en toe met gras begroeide bergen die opduiken, maar alras worden het echt wel serieuze bergen met scherpe rotspieken en besneeuwde toppen, al kan je die andere bergen nu ook niet echt dwergjes noemen, gezien ze nog een heel stuk boven het plateau van +3000m steken. In Pucara wil ook een site bezoeken, maar vind bij de eerste poging gene parkeerplaats omdat er enerzijds een konvooi vrachtwagens langs de rijweg geparkeerd staan, in afwachting van hun vertrek en omdat er anderzijds een markt aan de gang is. Bij het buiten rijden van het stadje vind ik dan toch een onverhard weggetje dat de goede richting uit loopt. Het brengt me in de eerste plaats naar de Plaza de Armas, waar er dus geen markt gehouden wordt, maar er wel een mooi kerkje staat, en vervolgens naar de site. Deze lijkt wel uit twee verschillende structuren te bestaan, waarbij de ene met kleine keien geconstrueerd werd en de andere met grote steenblokken. Dit alles op een piramidevormige structuur van terrassen. Ook de locatie spreekt aan zo juist onder een steil oprijzende rotswand.
Toen ik uit de auto stapte voor een rondwandeling over de site, zag ik in de verte zwarte onweerswolken aan komen drijven, en dacht daar nog wel aan te ontsnappen, maar tijdens de wandeling begint het steviger en steviger te waaien en als ik rond ben en naar de auto terugkeer vallen de eerste druppels. Weer op weg begint het echt te gieten, en krijg ik de eerste echte regen sinds het begin van het verlof. Lang duurt dat niet en de lucht lijkt daarna wat helderder, of alle stof er is uitgespoeld. Ik flirt nu constant met de 4000 hoogtemeters en de lucht vertoont nu spectaculaire wolkenpartijen in plaats van het zwarte gordijn dat daareven voorbij schoof. Van hoogvlakte verandert het landschap nu meer in een vallei en ik begin af en toe een dorpje te kruisen. Rond 16u bereik ik Sicuani, mijn overnachtingplaats, maar omdat er voor morgen nogal wat archeologische sites op de planning staan, en ik vrees van die niet allemaal in die ene dag te kunnen persen, wil ik graag vandaag nog de Templo de Viracocha gaan bekijken in Raqchi, dat is zo’n 30km verderop, dus dat moet lukken om nog enigszins op tijd terug te zijn. Het gaat om te beginnen een stuk minder vlot dan verwacht door het drukke verkeer in Sicuani, en wanneer ik Raqchi bereik, vind ik in eerste instantie wel de muren en vroegere esplanade van de site en zels een mooi kerje, maar niet de site zelf.
Juist wanneer ik denk terug te keren vind ik dan de uitgang en ga dan maar langs die kant binnen en dan blijkt de site veel groter dan gedacht. Het begint met een ommuurd gedeelte dat shockvol staat met plompe stenen torens, sommige gerestaureerd, andere half of helemaal vervallen, in elk geval het lijken er wel honderden met elk zo’n 10m doormeter. Daarnaast staan er de hoge restanten van muren die wel wat weg hebben van een aquaduct (door een beschermend dakje dat er bovenop werd bevestigd), dit blijken de restanten van de Templo de Viracocha te zijn, naast de muren zijn nog de funderingen van een meter dikke torens te zien die ooit een van de grootste dakoverspanningen van het Incarijk moeten geweest zijn. Eindelijk vind ik dan ook de ingang en ga toch maar de 15 soles toegang betalen, al had ik zo kunnen wegwandelen, maar dat ligt niet in mijn aard. Op de terugweg is het gelukkig een stuk minder druk dan op de heenweg, toch is de schemering reeds ingevallen als ik Sicuani opnieuw bereik.
Ik had gisteren voor alle zekerheid op Maps.me gecheckt waar het Wilkamayu Hotel te vinden was, doch in de ietwat gore buurt (toch in het donker), waar het zou moeten zijn, blijkt het niet te liggen. Met de hulp van een paar vriendelijke mensen (toch niet zo ruige buurt dan?) kom ik uiteindelijk waar ik zijn moet. Vervolgens nog even het blokje rond om de auto op de afgesloten parking kwijt te raken en dan zit het er op voor vandaag, een heerlijk soepje en een Lomo a la Piementa (vlees met pepersaus letterlijk, van welk dier wordt in het midden gelaten) ronden de avond af.

Vrijdag 21 oktober

Alhoewel in het hotel aangegeven stond dat het continentaal ontbijt slechts uit broodjes, confituur en boter met een fruitsap en koffie of thee bestond, blijkt dat niet te kloppen, want ik heb toegang tot een gans buffet en kan zelfs ook nog eitjes krijgen indien ik dat wil. Na dit ontbijt is het tijd om te vertrekken. Zoals ik al vermeldde staan er vandaag wel wat archeologische sites op de lijst en moet ik een grote stad (Cuzco) door, dus dat zal keuzes maken worden. Welke ik niet zal bezoeken zal een beetje van het geluk afhangen, of ik ze gemakkelijk vind bijvoorbeeld. De site van Templo de Viracocha in Raqchi kan ik al gerust links laten liggen gezien ik die dus gisteren al aandeed. De volgende op de lijst is de Rumicolca ruïne, in feite een reusachtige poort, echter niet van een Incastad, maar van het Incarijk. Het is ook vooral een symbolische poort die zich tussen de beide hellingen van de vallei uitstrekt. Waarom deze juist hier staat is me niet helemaal duidelijk, want het Incarijk strekte zich nog een stuk zuidelijker uit tot in het huidige Noord-Chili en Noord-Argentinië zelfs. Wel is het zo dat hier echt wel het machtcentrum lag in de vallei van Cuzco, met de gelijknamige stad en natuurlijk Machu Picchu. In realiteit is het dus een muur van enkele meters breed met enkele doorgangen, die gemakkelijk te verdedigen en af te sluiten waren. Die bovendien ook een aquaduct was zoals bovenop de muur nog te zien is.
Normaal was dit de eerste site waarvoor de Boleto Turistico nodig is, van alle (14) sites van de Valle Sagrado, doch de bewaker ziet er geen graat in dat ik die in Pikillacta aanschaf, want hier heeft hij er geen. Pikillacta is trouwens geen stad, of toch niet meer, maar ook een ruïne(stad), het is hier de grootste Pré-Incastad in de omgeving, gebouwd rond 1100 AD door de Wari of Huari (in uitspraak komt dat trouwens overeen uit). Hier koop ik dus het befaamde toeristenticket dat je dan gratis toegang geeft tot alle sites in de Heilige vallei, met uitzondering van Machu Picchu. Vervolgens rijd ik dan verder, door de poort in de muur naar het midden van wat eens het ceremoniële plein was en wordt er aangesproken door een souvenirverkoper (de enige daar trouwens) die wat mooie stenen replica aan te bieden heeft. Naast enkele Inca kalenders, heeft hij ook nog wat stenen die uitgehold zijn, met uitzondering van een reliëf en best wel knap gemaakt zijn. Omdat ze niet te groot en zwaar zijn schaf ik me er eentje aan. Dan is het hoog tijd om de site te gaan verkennen, en dat dit wel wat tijd gaat vergen is al onmiddellijk duidelijk, een eerste heuvel staat vol met vervallen gebouwen en talloze gangen en volgens de verkopers zijn er zo’n 5 heuvels! Het mag duidelijk zijn dat ik die niet allemaal ga kunnen bekijken, want dan ben ik hier vanavond nog.
Ik kies er voor het dichtst bebouwde gedeelte door te wandelen en dat zal me ook minstens een uur kosten. Deze wijk als je wil, is een doolhof van gangen, trappen en gebouwen waarvan de aard niet altijd duidelijk is. Sommige muren zijn maar een meter oog, maar andere steken tot 3m boven me uit. Enkele in adobe gebouwde structuren zijn afgeschermd van de natuurelementen met een golfplaten constructie, om dat ze nogal erosiegevoelig zijn, de meeste andere muren van het complex bestaan uitgrote keien. Inclusief de imposante muur die de volledige stad omringde. Hier kan je echt wel een paar 100 man in kwijt zonder het gevoel te hebben dat het druk is, maar momenteel ben ik hier alleen op één ander koppel na. Pas wanneer ik de dubbele muur terug naar het ceremoniële plein volg, en dus eindelijk een keertje mag afdalen in plaats van te stijgen komen er een drietal busjes aan. Zo is de souvenirverkoper ineens ook afgeleid en kan ik rustig vertrekken.
Volgende stop is deze keer geen ruïne maar een kerk, namelijk deze van Andahuaylillas. Ik vond de toegangsprijs van 15 soles nogal hoog in vergelijking met andere bezienswaardigheden, maar al gauw wordt duidelijk waarom. Je mag in de kerk geen foto’s nemen of filmen, maar in het toegangsticket is een cd met foto’s inbegrepen. Net als ik al in enkele andere kerken hier zag is het houten plafond volledig beschilderd, in principe zijn het religieuze afbeeldingen, waartussen alles opgevuld is met bloemetjes of andere meer abstracte motiefjes. Ook aan de muren heel wat schilderijen (al dan niet op de muur zelf geschilderd) en aan het altaar, de preekstoelen en de zijkapelletjes te zien, hebben de conquistadores niet alle goud verscheept naar Spanje, want er hangt nogal wat bladgoud tegen de overvloedig gesculpteerde houten afbeeldingen. Via een zijuitgang kom je in het plaatselijke museumpje, met de onmisbare mummies, vergroeide schedels, geopereerde schedels en heel wat informatie over welke voedingsmiddelen de Inca’s en hun voorgangers beschikten. Uitzonderlijk is hier wel de buitenaardse link die met de Inca’s gelegd wordt, via afbeeldingen die volgens deze filosofie, ruimteschepen voorstelden, waarbij ze zelfs aangeven waar het gaspedaal, de aandrijving en de omtrek van het ruimtetuig met de piloot er in, zich bevindt. Enkele eigenaardig gevormde schedels zouden van buitenaardse wezens zijn, met een grijze replica van een buitenaards wezen en al… . Het is een keer een ander zicht op de zaken.
Ik vervolg mijn weg door de Cuzco vallei, en blijf niet gespaard van mooie panorama’s van de bergen die de vallei aan beide zijde omringen. Ik zit trouwens nog altijd boven die 3000m grens. Je ziet hier in de vallei nog vele kleine bedrijfjes die op ambachtelijke wijze nog steeds adobe stenen maken en verkopen. Op dezelfde wijze zag ik eerder op de reis ook kleine steenbakkerijen met openluchtoventjes en al. De volgende site elimineert zichzelf omdat ik in het drukke stadje Tipon, geen aanwijzingen vind die me op de goeie weg zetten. Dus kan ik door tot Cuzco, de stad zelf komt vandaag niet aan de beurt, dat is pas overmorgen, maar de bedoeling was wel de ruïne van Sacsaywamán enkele kilometers buiten het centrum al mee te nemen in de planning van vandaag. Dat valt echter in het water, want de stad die enkele reizigers me onderweg al als de meest aangename van het land aanduiden, kan me vooralsnog niet bekoren. Het is duidelijk dat die reizigers er zich niet zelf een weg door dienen te banen. Je zou denken dat de doorgaande weg makkelijk te volgen moet zijn, maar richtingaanwijzers is hier klaarblijkelijk hun sterkste kant niet. Ik kom ongewild zelfs in het historische centrum terecht en de GPS lijkt me eindeloos in rondjes te doen rijden, eenrichtingsstraten in tegengestelde richting inbegrepen. Na veel frustratie, gevloek en verloren tijd ontsnap ik uiteindelijk uit de stad, maar van de ruïne van Sacsaywamán vooralsnog geen spoor. En geen haar op mijn hoofd die er aan denkt om nu terug die heksenketel in te duiken. Misschien is het zondag een beetje minder druk.
Ik rijd nu echt door de Valle Sacrado en ga op weg naar de Chinchero Ruïnes. Het kleine dorpje lijkt helemaal op deze toeristische attractie georiënteerd te zijn, er is ruime parking voorzien, en de steile straatjes die naar de terrassen leiden zijn een aaneengesloten rij van restaurants en souvenirwinkeltjes, die zoals overal hetzelfde aanbod hebben. Heel kleurrijk dat wel, maar neen ik heb geen 2e muts nodig en ook geen handschoenen in Alpaca wol, en al zeker geen dekens in hetzelfde materiaal. Ook de ceramiek hoeft niet voor mij, hoe grappig ze soms ook zijn. Een kraampje met wat chocoladebars kan me nog in verleiding brengen, maar daar blijft het bij. Buiten adem door de hoogte en zuurstofgebrek bereik ik dan de site, om zeker te zijn dat je in de steegjes niets gemist hebt, hebben ze hier ook nog een keer alles uitgestald wat er in de aanbieding is. Dit complex bestaat voornamelijk uit terrassen die de hellingen bouwrijp maakten voor de landbouw, maar soms ook als ceremoniële plaats, en dat lijkt hier eerder het geval. Op het gras staan enkele Llama’s te grazen, de tamme beesten komen je nieuwsgierig keuren. Best schrikken als je je omdraait en plots neus aan harige neus staat met zo’n beest dat enkele ogenblikken geleden nog geen besef van je aanwezigheid leek te hebben.
Na zowat hele terrein afgewandeld te hebben, inclusief het gedeelte waar er toch wat funderingen van gebouwen te vinden waren, neem ik nog even de tijd voor een bezoekje aan het kerkje, waar vooral ook de schilderingen op het voorportaal opvallen. Naast de obligate religieuze afbeeldingen, zijn er hier ook twee miniatuurweergaven van het leven van Inca’s en Conquistadores. Binnen weer dezelfde overdaad aan houtsculpturen, bladgoud en beschilderde plafonds. Na het spitsroede lopen door de steegjes, naar beneden gaat sneller, dat scheelt, ga ik weer op weg. Ollantaytambo, mijn bestemming voor vanavond is niet ver meer, maar ik heb eigenlijk nog twee plaatsen op mijn planning staan. Ga ik er voor en kom weer bijna zeker in het donker aan? Of toch maar een keertje vroeg stoppen vandaag? Naah, toch nog maar even de omweg maken. Bovendien zijn het 2 speciale plaatsen en dat moet je dan toch gezien hebben.
Eerste bestemming, het dorpje Moray, bereikbaar via een smalle onverharde weg, die nogal eens draait en keert en de laatste hoop om mijn overnachtingplaats bij licht te bereiken de grond in boort. Waar ik naar op zoek ben zit trouwens ook in die grond, namelijk bijzondere terrassen in amfitheater vorm, volgens wetenschappers een landbouwonderzoekscentrum van de Inca’s om proeven te doen met gewassen. Knap hoe ze die terrassen in zo’n mooie perfect ronde concentrische cirkels hebben kunnen aanleggen, elk terras weer een stuk lager dan het andere, en stuk kleiner natuurlijk, waardoor verschillende temperaturen, zonlicht, bevloeiing en dergelijke konden getest worden. Ik keer terug in mijn eigen spoor tot aan de afslag voor Salinas, maar de schemering heeft me ingehaald en als ik de 6km lange, slingerende zandweg heb afgelegd, valt er niets meer te zien van de kleurrijke zoutpannen. Dus verder naar Ollantaytambo in het donker, op de onverharde weg in het gezelschap van een 2-tal auto’s en een groepje quads die reeds vroeger op de site waren en vertrokken toen ik aankwam. Eens op de asfaltbaan laat ik die al gauw achter me, en krijg dan te maken met enkele van die (minder) aangename bijwerkingen van ’s nachts rijden in Derde wereldslanden. Namelijk mensen, dieren en onverlichte voertuigen en tegenliggers met slecht afgestelde lichten. Komt nog bij dat 2/3 van de route een door middel van haarspeldbochten eindeloze afdaling naar Urumbamba is. Toch verloopt dat nog redelijk vlot, maar dan is er Urumbamba zelf met de slecht verlichte driewielers en talloze effectieve snelheidsremmers die een aanslag op je vering vormen als je er te snel over gaat. Telkens weer zeg ik mezelf, ik ga niet in het donker rijden, en telkens weer gebeurt het toch.
Maar goed uiteindelijk bereik ik Ollantaytambo veilig en wel, en vind na wat zoeken en vragen Hotel Tierra Inka Sacred Valley, waar ik de auto in de afgesloten tuin op het gazon mag parkeren. Het is nog maar 19u, maar hier betekent dat pikdonker, natuurlijk is er weer geen restaurant en dus moet ik er nog een keertje op uit om te gaan eten. Dat kan het best in de buurt van de Plaza de Armas, maar dat is een 10 minuutjes wandelen door een wirwar van steegjes (volledig veilig volgens het hotel), maar ik kies er toch maar voor om me voor 5 soles met één van die gewraakte mototaxi’s te laten brengen. Mijn ervaring als passagier kan me ook al niet overtuigen van die ondingen, want naast een gevaar op de weg, zijn ze ook nog een keer oncomfortabel en stinken ze naar de uitlaatgassen. Maar het ding brengt me waar ik zijn moet, ik duik een restaurantje binnen, bestel een Caipiriña, een pizza en een copa hellado en ga genieten. Dan nog even dezelfde lijdensweg terug naar het hotel, waar de vermoeidheid en het feit dat ik morgenvroeg om 5u uit mijn nest moet voor de trein naar Machu Picchu, ervoor zorgen dat ik niet meer eens moeite doe om aan het reisverhaal te beginnen.

Zaterdag 22 oktober

Na een korte maar goede nachtrust blijft de auto vandaag op stal, of in dit geval in de tuin. Tegen 6u ben ik klaar voor het ontbijt en om 20 na 6 is de mototaxi er (te vroeg) om me naar het station te brengen. Ik wissel er mijn voucher voor de trein naar Aguas Calientes in voor een ticket en dan is het wachten op het perron om in te stappen. Wat een chaos weer, verkoopsters van hoeden, wandelstokken, gsm sticks en dergelijke lopen ongehinderd over het spoor, als wij uiteindelijk naar onze trein mogen, staan we gewoon tussen de 2 treinen in, terwijl er eentje reeds vertrekt. Maar alles verloopt wonderwel zonder ongevallen en even later vertrekken we uit het station. Ik maak kennis met de mensen naast en tegen over mij (een Pool en een Canadees koppel) en al gauw komt het gespreksonderwerp natuurlijk op reizen. Vooral omdat er nogal wat gezamenlijke ervaringen over reisbestemmingen zijn, maar ook omdat andere juist een toekomstige reisbestemming zijn en er dus gretig informatie wordt opgenomen. We merken dan ook niet erg veel van wat volgens sommige een mooie treinrit zou moeten zijn. Maar de blikken die ik af en toe naar buiten werp, zijn toch niet overtuigend genoeg om echt mijn aandacht te trekken. Ik ben natuurlijk de afgelopen weken al in de watten gelegd wat mooie uitzichten betreft (wat me er trouwens aan herinnert dat ik vandaag aan mijn 3e week begin!). De 2 uur durende treinrit gaat zo wel snel voorbij.
Was het station van Ollantaytambo al een chaos, tegen dat van Aguas Calientes is het niets. Nergens maar een bordje waar je naartoe moet voor de bustickets naar Machu Picchu (mijn medereizigers hadden dat in hun aangekochte pakket). De enige uitweg lijkt een doolhof van souvenirstalletjes in een overdekte markt, wat me in een overvol stadje brengt. Hier kom je maar om één reden en op 2 manieren: of per trein, of te voet via de Inca Trail voor een bezoek aan één van de meest bekende sites ter wereld, Machu Picchu. Hopelijk maakt het zijn reputatie waar, want volgens sommige zou de enorme toeloop van volk, het mystieke van de site wel een beetje teniet doen, wegens teveel Disney gehalte. De enorme rijen bussen voorspellen in elk geval niet veel goeds, na nog een keer een uurtje bus komen we bij de ingang van de site (ja je wordt echt aan de ingang afgezet, dus geen uren lange wandeling om met veel moeite boven te geraken). Ook bij de ticketcontrole (opnieuw met paspoort, zoals ook bij de trein en bus trouwens), is het nog aanschuiven, maar dan verspreid de menigte zich over de site en valt het eigenlijk heel goed mee, wanneer ik oog in oog sta met één van die plaatsen, die hoog op mijn verlanglijstje stond. Aan de ingang kocht ik nog gauw een Engelstalig gidsje, met plannetje om me toch een beetje wegwijs te maken, want me laten rondleiden door een gids zegt me niet veel.
Ik begin met door de landbouwsector te lopen, een hele helling tot bruikbaar land getransformeerd door de Inca’s, met enkele opslagplaatsen voor de oogst en irrigatiekanaaltjes om meerdere oogsten per jaar mogelijk te maken. Bovendien heb je hier ook al een mooi uitzicht op de rest van de stad. Dat uitzicht betert er nog op als ik de vele trappen omhoog klim naar het “wachtershuis”. Beroemde en herkenbare delen vallen al direct op zoals de zonnetempel, de hoofdtempel met zonnewijzer, het prinsessenhuis en de Huaynapicchu, de berg die je slechts met een extra toegangsbiljet in zeer beperkte oplage en 2x daags op kan. Niet dat er daar naast een mirador veel te zien is, vooral de layout van Machu Picchu in de vorm van een condor moet er zichtbaar zijn. Ik wandel eerst de andere richting uit, een stukje van een Inca trail naar de Puente Inca. Het pad is op momenten smal, een richel naast de afgrond, maar echt wel goed doenbaar en bovendien mooi. Hier valt pas op hoe groen en vruchtbaar het hier is, tropisch van begroeiing bijna. Het pad stopt bij de befaamde brug, ervoor eigenlijk, want te krakkemikkig om er over te lopen en ook het origine Inca pad lijkt aan de andere zijde van de brug op te houden te bestaan. De twee bruggeneinden in steen mogen dan origineel Inca werk zijn, bij de houten balken die de overspanning vormen, heb ik zeer sterke twijfels. Om niet te zeggen dat ik er niet in geloof,dat die origineel zijn.
Na het nemen van de nodige foto’s keer ik op mijn stappen terug en vul bij het registratiehutje mijn gegevens aan, zodat men straks niet onnodig een zoektocht start (had me in het heengaan, verplicht aangemeld). Ik kom voorbij de begrafenis rots, waar volgens Hiram Bingham de (her)ontdekker van de site de overleden Inca heersers werden gemummificeerd en de nodige offers werden uitgevoerd (Llama hart rauw opeten en het dier laten leegbloeden). Via de hoofdpoort ga ik dan de site binnen en wandel langs de woonhuizen door de steengroeve (waar het bouwmateriaal gehaald werd), naar het Heilige plein met de hoofdtempel, de tempel met de 3 ramen, de priesterverblijven en de ornamenten kamer waar waarschijnlijk de stoffelijke resten van overleden koningen werden bewaard. Verder omhoog gaat het dan naar Intihuatana, waar een ter plaatse gehouwen zonnewijzer een belangrijke rol speelde in het leven van de Inca’s. Want de zon was, net als bij de Maya’s, zeer belangrijk voor de Inca’s. Weer beneden sta ik op het hoofdplein waar een aantal Llama’s zich tussen de toeristen mengen, hier werden alle belangrijke ceremonies gehouden waarbij iedereen aanwezig was, Een beetje verder staan twee hutten tegen over elkaar, met maar 3 muren en een stenen zitbank tegen de achtermuur. Hier begint het wandelpad op de Huaynapicchu, dat dus voor de meeste mensen niet toegankelijk is.
Via de Acllahuasi gaat het naar de nijverheidsstraat, waar de arbeiders woonden en werkte. Iets lager ligt de tempel van de condor en van daaruit gaat het naar de levensbrengende bronnen die deze plaats in eerste instantie leefbaar maakten. De zonnetempel, het koninklijk mausoleum er onder en het huis van de princessen (uitverkorene van de koning zijn het volgende doelwit met als laatste het koninklijk paleis. Op vele plaatsen zijn er dan nog de interessante details zoals de nauw aaneensluitende stenen, zuiltjes die uit de nokdaken steken en waarschijnlijk het dak hielpen dragen. Regelmatig stop ik en zet ik me een keertje om alles rustig in me op te nemen en te genieten van de site. Even na 14u verlaat ik dan Machu Picchu en wandel terug naar het busstation. Hier herneemt de chaos van vanmorgen zich en worden er schandalige prijzen gevraagd voor een drankje (3x de normale prijs). Na de schokkerige afdaling ben ik nog een uur te vroeg voor de trein in Aguas Calientes en dus besluit ik om een vroeg diner te nemen in de vorm van Alpaca brochettes met gebakken aardappels, rijst en salade aangevuld met een lokaal biertje. Om 16u45 sta ik dan aan het station en luister naar een panfluitspeler die de wachtende op mooie muziek onthaald. Ik koop er 2 van zijn CD’s en heb weer wat ontspanning voor later onderweg in de auto. Ik dut deze keer wat in op de trein en kom juist voor de schemering in Ollantaytambo aan. Een mototaxi brengt me naar Hotel Tierra Inka Sacred Valley, waar ik de rest van de avond spendeer aan het aanvullen van het reisverhaal

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1089
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Yohani »

Zondag 23 oktober

Vanmorgen opgestaan met serieuze buikkrampen, die zich al een paar dagen lichter manifesteren, en ook na het ontbijt betert dat er niet op. Hoogte en warmte kan ik al uitschakelen als oorzaak, want ik ben nog een zeldzame keer onder de 3000m op het moment en zo heel erg warm is het ook niet meer (juist door de hoogte). Iets verkeer gegeten of gedronken misschien? Of die smerige anti-malariapillen misschien? Nu als het die laatste zijn, zou het moeten beteren, want ik heb daar de laatste gisteren van ingenomen voor dit deel van de reis, pas de laatste week hang ik er terug aan vast. Door dit alles start ik wat later vandaag en wandel ik om 9u30 naar de Ollantaytambo ruïnes, die ik, naar ik vanmorgen ontdekte, van uit mijn hotel zelfs kan zien. Omdat er daar ter plaatse geen parkeerplaats is, laat ik de auto nog in de tuin van het hotel staan, maar laad al wel de koffers in, zodat de kamer al vrij is. Ik wandel de 10 minuutjes naar de archeologische site en krijg daar al onmiddellijk heel wat trappen voorgeschoteld. Een groot deel van de gebouwen ligt immers boven op de berg, boven de aangelegde terrassen, en dat betekent een ferme klim. Maar met de nodige pauzes lukt dat uiteindelijk wel.
Het eerste deel waar ik dan in terecht kom is het religieuze deel met een onafgewerkte zonnetempel, die was namelijk in aanbouw toen de Spanjaarden het Fort trachtten te veroveren. Dit is één van de weinige plaatsen waar de Inca’s de aanval van de Conquistadores wisten af te slaan door de omhoog klimmende soldaten te bekogelen met stenen, speren en pijlen en het ceremoniële plein onder de terrassen onder water te zetten, met speciaal daarvoor geconstrueerde kanalen. De aanvallers trokken zich terug maar zouden hergroeperen en met een nog grotere troepenmacht de Inca’s uiteindelijk onderwerpen. Toch is de onafgewerkte tempel indrukwekkend, vooral de tonnen zware stenen, perfect op maat gemaakt en niet van deze berg afkomstig, stellen de wetenschappers voor raadsels. Zeker is dat ze er een rivier voor omgelegd hebben, op zich al een huzarenstukje, en dan moesten ze die ondingen nog boven op de berg krijgen… . Nog een stukje boven de zonnetempel ligt dan het militaire bolwerk van de site, die dus een eerste keer zo succesvol verdedigd werd. Ik dwaal daar even in rond en neem dan een smal pad dat tegen de bergwand aankleeft naar een tweede reeks terrassen, hier afgezien van 2 voorraadschuren geen andere gebouwen.

Aan de voet van dit terrassencomplex, waarvan er enkele trouwens nog gebruikt worden om groenten te telen (aardappelen in dit geval), ligt er een ingenieus systeem van kanaaltjes en fonteinen, die nog steeds water aanleveren. Hier is er ook een steen groeve waar in de rotswanden de sporen nog goed te zien zijn, waaruit stenen werden gezaagd (ze boorden gaten, staken er hout in en maakten dat nat, zodat het hout uitzette en de steen deed barsten. Toch blijft het ongelooflijk dat ze dit zo geperfectioneerd hadden, dat er ook hier (net zoals in Machu Picchu en tal van andere sites) muren gebouwd werden waarbij je geen blad papier tussen de stenen kan steken. Het lijkt me in elk geval een arbeidintensief werk geweest zijn, en je zal dan ook nooit een volledig gebouw in dergelijke structuur te zien krijgen. Het is steeds een mengeling van bouwstijlen van op maat gemaakte blokken, perfect in elkaar passende stenen (dus ook zonder voegen) en stenen met mortel en dus voegen er tussen en soms zelf gewoon los gestapelde stenen. Ik wandel over een plein naar de watertempel waar de kanaaltjes nu een keer niet het nuttige dienen, maar ter verering van dit levensbrengende goed. Verschillende fonteinen in en buiten de tempel moesten de nodige sfeer scheppen en werd toch ook aan het nuttige gepaard door de aanwezigheid van badhuizen.

Hiermee ben ik rond en keer terug naar Hotel Tierra Inka Sacred Valley, doch ik heb de kamersleutel al afgegeven, waaraan tevens een sleutel voor de toegangspoort hing en moet dus bellen. Het duurt een tijdje voor ik binnen raak en kan vertrekken. Het is ondertussen al 11u en ik moet nog vertrekken, ik moet wel maar 88km doen vandaag, maar met verschillende sites en een bezoek aan Cuzco op de planning. Ik twijfel nog even of ik nogmaals een poging doe om de Salinas te gaan bekijken, maar besef dat dit wat veel van het goed wordt en dus rijd ik door de Valle Segrada verder richting Pisac. Daar aangekomen blijkt dat de site boven het dorp ligt, wat echter 12km in lussen de berg op rijden betekent. Maar het enige alternatief is 3km te voet naar boven en je moet al een heel getrainde loper zijn om dat in dezelfde tijd klaar te spelen. Dus al zigzaggend naar boven waarbij het zicht op de immense aangelegde terrassen na elke haarspeldbocht beter wordt. Van de weides aan de voet van het dorp, tot hoog op de bergwand, zijn brede terrassen aangelegd, die niet op de traditionele wijze met een trap zijn verbonden (deze werken erosie in de hand blijkbaar), maar door vooruitstekende stenen in de muren van de terrassen zelf, die op deze wijze treden vormen. Een techniek die ik hier nog al een paar keer zag. De elegante gebogen terrassen bedekken de volledige zuidelijk- en oostelijke berghellingen en zijn het belangrijkste kenmerk van deze site. Het moet gezegd, het zijn de indrukwekkendste terrassen tot nu toe, zelfs deze van Machu Picchu inbegrepen.

Als je nu denkt dat je door met de auto naar boven te rijden van het klimmen af bent, dan ben je echter goed mis, want de weg brengt je juist tot aan de top van de terrassen, maar daarboven bevinden zich nog de ruïnes van het ceremoniële centrum, met zijn tempels en het militaire fort. Even twijfelde ik of ik wel tot boven zou gaan, maar uiteindelijk doe ik dat toch. Hier boven, weg van de beschutting van de berghelling, wordt het wel frisjes als de zon achter de wolken zit, en die zijn er steeds talrijker. En natuurlijk ligt mijn regen/wind vestje veilig opgeborgen in de auto. Je merkt dat de Heilige vallei bij veel touroperators een deel van het pakket naar Machu Picchu uitmaakt, op alle sites is er hier wel wat volk, al dan niet per bus of taxi aangebracht. En waar toeristen komen is ook de Mercado de artesania niet ver af. Beneden in het dorp heeft deze een dergelijke omvang genomen dat ze permanent geworden is. En ook hier laten ze zich niet onbetuigd, doch steeds maar tot aan de ingang van de site, want daarbinnen is dat verboden en daar wordt wel degelijk op gecontroleerd. Het heeft wat voeten in de aarde gekost, maar uiteindelijk sta ik boven met een prachtig zicht over de terrassen onder me en de door grafrovers geplunderde Inca graven op de tegenover liggende wand van een kloof. Deze laatste mag je echter niet van dichtbij gaan verkennen. De steile bergwand lijkt wel Zwitserse kaas met al die gaten er in. Ik keer door de doolhof van muurtjes en trappen weer op mijn stappen terug en rijd dan naar het stadcentrum zelf terug waar zoals gezegd de souvenirmarkt zowat alles heeft overgenomen, en ga daar ook eens rondneuzen.

Ik ben nu nog maar een 30km verwijderd van Cuzco, maar daar liggen nog minstens 3 en misschien zelfs 4 archeologische sites tussen. De eerste is de Tambomachay site, geen ruïne zoals de andere maar een ode aan de watercultus in de vorm van een prachtig ceremonieel bad met fonteinen die nog steeds kristalhelder bronwater aanvoeren. Stel je het voor als een muur gebouwd met grote stenen die perfect in elkaar passen, waaruit verschillende waterstroompjes sp(r)uiten Deze site is ook gekend als El Baño del Inca, zoals wel meerdere, maar deze verdient het ook. Het water komt trouwens niet alleen van de fonteinen, maar ook uit de lucht gevallen, want het is beginnen regenen. De archeologische vindplaats van Pukapukara ligt letterlijk aan de overkant van de straat en maakt net als Tambomachay deel uit van de Sacsaywamán Ruïnes, die zich van Cuzco tot hier uitstrekt. Het bijzondere aan deze site is blijkbaar dat het Fort in het zonlicht rood kleurt, de Quecha naam betekent dan ook letterlijk “rood fort” al is het waarschijnlijker een uitkijkpost of jachthuis geweest. Het heeft wel het voordeel dat het beperkt in omvang is en ik voor een keer geen uur spendeer aan het bezoek. Met het grijze regenweer (nog steeds bij een aangename temperatuur trouwens), is er trouwens geen kans om de constructie rood te zien opgloeien.
De laatste Site voor ik Cuzco bereik zijn de Q'enqo Ruïnes, omdat ze zo dicht bij Cuzco liggen zijn deze nog drukker bezocht dan de andere van de heilige vallei. Het is hier verdorie erger dan Machu Picchu, maar dat komt natuurlijk door de beperkte omvang van de site. Ongewoon aan dit heiligdom is dat het gemaakt is uit de natuurlijk aanwezige rots waarin nissen, altaren en zigzaggende kanaaltjes waardoor chicha (gegiste Inca drank) of bloed van offergaven gevloeid heeft. Er zijn ook enkele afbeeldingen in de rotsen gegraveerd, maar door de aanwezigheid van de talrijke groepen toeristen krijg ik daar zelf geen zicht op (de gidsen van die groepen hebben de onhebbelijke gewoonte om de boel volledig te blokkeren, terwijl ze hun uitleg te doen. In plaats van dit op voorhand te doen zodat iedereen een kans krijgt om ze te bewonderen). Ik loop dan maar rond en wandel door de gangen die door de rots heen gehakt zijn. De piramidevormige ruïnes, en dus meer typische Inca architectuur, aan de overkant van de straat tussen de bomen, krijgt amper aandacht van de groepen.

Ik rijd verder en krijg in de vallei Cuzco in het zicht, tevens duikt daar ook de Cristo Blanco op, een groot Christusbeeld, dat zich over de stad ontfermt. Er naast ligt dan de immense ruïne van Sacsaywamán zelf die op deze plaats uit 3 hoofddelen bestaat: een enorme zigzaggende fortificatie die de tanden van een poema moeten voorstellen, Cuzco had oorspronkelijk samen met Sacsaywamán namelijk de vorm van dat dier, met de site als hoofd en de zigzaggende constructie als tanden. Het militaire verdedigingsbolwerk is geconstrueerd van reusachtige blokken die tonnen wegen, eentje zelfs 300 ton! Onwaarschijnlijk hoe ze deze zonder moderne apparatuur hebben kunnen verplaatsen en trouwens ook kunnen creëren, je zou bijna in buitenaardse hulp gaan geloven! Ik wandel het hele fort rond en op en neem van daaruit foto’s van de twee overige delen, meer bepaald de parade grond tussen beide sites, waar elk jaar de Inti Raymi, een reusachtig toeristische re-enactment spektakel, wordt gehouden. Een historische gebeurtenis die wordt nagespeeld met duizenden gelegenheidacteurs. Aan de overkant van het paradeplein ligt dan de Rodadero heuvel, voorzien van ondersteuningsmuren, gepolijste stenen en enkele delicaat gesculpteerde stenen banken, bekend als de Inca tronen. Op de versterkte muren stonden eens 3 torens, waarvan de grootste liefst een diameter van 22m had. Doch hier blijven slechts de fundamenten van over. Ik keer op mijn gemak terug naar de auto, het is tijd om me in de strijd om de wegen van Cuzco te begeven.

Mijn vorige ervaring met het verkeer in Cuzco, was niet bepaald een prettige, maar deze keer verloopt het verrassend vlot, misschien omdat het zondag is en dus minder druk, en ik vind zelf het Hotel Sol del Oriente vlot. Enige negatieve kantje: het hotel heeft geen privéparkeerplaats en de auto hier op straat laten staan werd me door de huurmaatschappij in Lima en door de hotelbediende afgeraden. Gelukkig is er een blok verder een afgesloten en bewaakte parking waar ik de auto tot morgenmiddag kwijt kan voor 18 soles. Zoals ik al verwacht had, is het al te laat om Cuzco nog te bezoeken en daarom heb ik besloten dat morgenvoormiddag te doen. Ik ga er nog op uit om de verlichte Plaza de Armas te gaan bekijken, maar stoot onderweg op een folkloristische show, met muziek en dans uit de verschillende provincies van Peru en besluit van daar van te gaan genieten. Binnen in de zaal is er ook nog een klein museum met traditionele klederdrachten van de verschillende regio’s in Peru. De een uur durende show valt heel goed mee, al zou ik de muziek geen hele dag volhouden, het is overheersend gitaar en bas met enkele banjo achtige kleine gitaartjes. Tussen elke dans geeft een spreekster meer info over de dans en de muziek en de kleding die er bij hoort, wat de dansers en zangers de kans geeft om zich om te kleden in de meest kleurrijke ensembles. Om 8u sta ik dan weer buiten en ga op zoek naar een restaurant. Even later proef ik van een kippensoep, gevolgd door een lasagne en vergezeld van een plaatselijk biertje.

Maandag 24 oktober

Dacht ik gisteren nog dat de 3 museums die ik in Cuzco wou bezoeken, op maandag gesloten zouden zijn, blijkt dat ze toch geopend zijn, en zondag (gisteren dus) gesloten zijn. De dame van de receptie verzekerd me dat ik pas ’s middags mag uitchecken in plaats om 9u zoals normaal voorzien is. Ik heb mijn bagage wel al gepakt, zodat indien men de kamer wil opruimen, ze desnoods de bagage in bewaring kunnen houden. Mijn leidraad voor mijn verkenning van Cuzco is weer zo’n handig foldertje van IPeru in combinatie met een in de Lonely Planet voorgestelde wandeling, die langs de belangrijkste bezienswaardigheden loopt. Om de tablet met de digitale reisgids niet te moeten meenemen, teken ik de route over op het plannetje, waar de bezienswaardigheden al op vermeld staan. Ik heb er ook het hotel en de garage maar op aangeduid, kwestie van de weg terug te vinden.
Mijn eerste bezoek brengt me bij de Santo Domingo Kerk en klooster, gebouwd op de funderingen van Qoricancha een van oorsprong Inca tempel. Een typisch katholieke werkwijze, bouw je eigen heilige plaatsen op deze van de oorspronkelijke bevolking en hun religie. Zo bind je ze aan die “nieuwe tempel” en verwoest je in een slag de oude. Hier blijkt er echter nog heel wat behouden te zijn van de oorspronkelijke tempel, in het klooster staan nog de originele muren waar de Inca’s zo’n cracks in waren, met nog geen ruimte tussen de stenen om een sigarettenblaadje tussen te steken. Misschien waren de Spanjaarden zo onder de indruk, dat ze die dan toch maar niet vernield hebben, maar geïncorporeerd in het klooster. Wat ze wel binnen de maand van de verovering verwijderd hebben, zijn de gouden en zilveren Llama en korenaren beelden, de massief gouden platen die de muren bedekten, een reusachtig gouden beeld van de zon en wie weet hoeveel meer nog uit de rijkste Inca tempel van het Incarijk. Naar verluid zouden ook de mummies van alle Inca koningen er zich bevonden hebben, die dagelijks in het zonlicht gebracht werden om ceremoniële handelingen te ondergaan. Het geheel is dus een onwaarschijnlijke mengelmoes van Inca en koloniale architectuur door en op elkaar.

In elke stad kan je tegen een kleine vergoeding (2 soles) wel foto’s nemen van in volledige traditionele feestkledij uitgedoste dames met liefst een baby Alpaca erbij en een (klein)zoon of –dochter. En hier is dat niet anders, en gezien deze mensen er in het algemeen niet op staan om ongevraagd gefotografeerd te worden, is dat mooi meegenomen. Ik wandel ondertussen verder richting Plaza de Armas, langs onder andere het Santa Catalina museum met zijn koloniale schilderijen van de Cuzco school, dat ik echter over sla. Eén zijde van het Plaza de Armas wordt grotendeels ingenomen door de imposante kathedraal, geflankeerd door twee andere kerken. De andere zijdes van het plein, dat in Inca tijden 2x zo groot was, wordt ingenomen door koloniale gebouwen met arcades en de er boven de talloze restaurants met de nodige balkons in verschillende kleuren. In het midden van het plein staat het goudkleurige beeld van een Inca koning op een granieten sokkel, waarschijnlijk een toevoegsel van na de onafhankelijkheid van Spanje. Voorts natuurlijk veel volk op het plein zoals de gewoonte is in heel Peru, al zijn dat hier natuurlijk ook veel toeristen, zo vroeg op de dag nog. Voor de echte sfeer moet je ’s avonds komen, en ik vind het ondertussen jammer dat ik gisterenavond toch nog niet een keer ben langsgekomen.

Ik wandel een zijstraat in naar het Machu Picchu de la Casa Concha Museum waar een deel van de archeologische vondsten van de wereldbekende site worden bewaard en er ook filmpjes over de herontdekking en foto’s van de staat waarin, te zien zijn. Vervolgens gaat het langs het Aartsbisschoppelijk Paleis, vooral bekent om de twaalfhoekige steen in de Inca funderingen waarop het paleis gebouwd werd. Maak je trouwens geen illusies, als ik hier funderingen zeg, zijn dat muren van minstens 3 m hoog. En dergelijke muren kom je overal in de historische stad tegen met daar bovenop dan de koloniale gebouwen, zo behoudt de stad toch nog een beetje van zijn Inca identiteit. Via het Nazarenas plein kom ik voorbij het Museum voor Précolumbiaanse kunst, waarvoor ik helaas geen tijd heb, en ga zo verder naar het Inca Museum. Ik heb blijkbaar weer het “geluk” dat geen van de door mij uitgezochte musea, opgenomen zijn in de Boleto Turistico en ik ze dus elke keer mag betalen. Vreemd is dat natuurlijk niet, want het zijn nu eenmaal de populairste museums van de stad. Zoals de naam al aangeeft gaat dit museum over de Inca’s, fotograferen is (weer) uit den boze. Naast de (weinige overgeblevene) gouden voorwerpen, juwelen en ceramiek, zijn er ook enkele mummies te bezichtigen, oude textiel met afbeeldingen van onder andere de terechtstelling van een Inca koning, en een hele verzameling antieke drinkbekers. En dan is er nog de architectuur van het koloniale gebouw zelf natuurlijk.

Ik moet me nu echt wel gaan haasten om nog op het afgesproken uur terug aan de auto en het hotel te zijn en dus gaat het een beetje sneller langs het Regocijo plein, dat eens deel uitmaakte van het hoofdplein in Inca tijden, en waar het stadshuis van Cuzco te vinden is met een veelkleurige vlag van de stad, die veel toeristen verkeerdelijk voor de vlag van de homobeweging houden. Ik passeer nog enkele musea en kerken en kloosters, maar neem alleen nog de tijd om een fruitig ijsje te kopen en onderweg op te eten. Op de Avenida El Sol neem ik nog een foto van de muurschildering die een beeld van de Inca wereld weergeeft. Een kwartiertje later dan afgesproken haal ik de auto op, aan het hotel moet ik hem even op het voetpad parkeren omdat alle parkeerplaatsen bezet zijn, maar gelukkig werden mijn koffers al beneden in een kamer gezet. Ik heb vandaag nog een 200km te doen en afgezien van het landschap nog 2 bezienswaardigheden op het programma. Op dat niveau zal het de komende dagen wat rustiger zijn. Het buiten rijden van Cuzco verloopt relatief goed, er is wel opnieuw wat verkeer en de vrachtwagens schoppen weer alles in de war, maar ik vind deze keer de juiste route van de eerste keer en dat scheelt toch ook veel. Ik zie zelfs waar het die eerste keer is misgelopen, maar trap deze keer niet in datzelfde probleem. Naarmate ik verder van de stad weg rij wordt het kalmer op de baan.

Zoals gezegd, het is niet omdat er geen bezienswaardigheden op de planning staan, dat het een vervelende route is, integendeel, ik heb rustig de tijd om fotostops te houden terwijl ik verder en verder de Andes in trek. Pas na 80km duikt er opnieuw een ruïne op, namelijk deze van Tarawasi (of rimactambo) in Limatambo. Deze moet niet gezocht worden, want ligt vlak naast de doorgaande weg en is in principe een terras van 2 verdiepingen, met nissen in de terrasmuur van het 2e niveau en in het midden een trap die naar het eerste niveau leidt. Het toegangsticket kan ik kopen in de boerderij achter de site. Op het eerste terras dat beduidend groter is dan het 2e, staan nog de restanten van enkele oude adobe huizen, te jong om van de Inca tijd te zijn, maar toch wel redelijk oud. Aan de halfrotte houten resten van de balkons is nog te zie dat het huizen in koloniale stijl waren. Het geheel ziet er nogal bouwvallig en wankel uit en is dan ook met linten afgespannen. De site was vooral bedoeld voor ceremoniële activiteiten en als rustplaats voor Inca lopers (Chasquis) die boodschappen rondbrachten in het ganse rijk over lange afstanden. Voor informatie over de route die ik nu volg kan ik alleen nog in mijn Lonely Planet terecht, want de andere laten deze streek volledig links liggen. Het is zo dat de centrale hooglanden voor de millenniumwissel, het werkterrein waren van de Sendero Luminoso (het Lichtende Pad) een revolutionaire organisatie die de omgeving vooral in de jaren ‘80 en ‘90 onveilig maakte voor reizen (met enkele uitspattingen in 2009 en 2011) en op dat gebied dus achtergebleven is. Zelfs nu wordt ze vooral bereisd door mensen die per bus van Lima naar Cuzco reizen. Vandaag zit ik nog op die route en kom dus regelmatig van deze bussen tegen.

Mijn volgende uitstap wordt de Saywhite Ruïnes, ongeveer een kilometer van de doorgaande weg gelegen en deze kilometer gaat volledig naar beneden. Ook dit is een kleine site, waar ik vriendelijk wordt ontvangen. Naast de funderingen van een klein gebouw met een zonnetempel er in verwerkt is de belangrijkste bezienswaardigheid een grote rots die bovenaan helemaal gesculpteerd is met verwijzingen naar het Incarijk. Waarom deze precies hier ligt is me niet helemaal duidelijk, maar het zou eenzelfde exemplaar zijn als deze in Q'enqo (die ik daar niet te zien kreeg), maar dan kleiner in afmetingen. Wanneer ik wil vertrekken, vraagt de man die me hier opwachtte of ik hem boven aan de grote weg wil afzetten, anders moet hij die helemaal te voet afleggen. Het is duidelijk dat hij geen “klanten” meer verwacht vandaag (volgens het visitorsbook, was het trouwens al 2 dagen geleden dat er nog iemand langs kwam). Dat doe ik met veel plezier en even later ben ik weer op weg. Mijn weg voert me weer langs berg en dal en dit is wel letterlijk te nemen, want steeds weer is het afdalen en opnieuw stijgen tot ik eindelijk in Abancay aankom.
Daar volgt weer de dagelijkse rotklus van het hotel te vinden. Ik ben al het hele dorp door gesukkeld en moet dan weer terugkeren omdat de straat waar ik naar op zoek ben halverwege van naam wijzigt en dat niet op alle navigatiesystemen zo wordt aangeduid. Uiteindelijk vind ik met Navii en Maps.me waar ik zijn moet, namelijk het Siball Hotel. Ik parkeer de wagen voor het hotel langs de weg en na het inchecken en het uitladen van de bagage rijdt er een meisje van de receptie met mee het blokje rond om de auto in de parkeergarage van het hotel te plaatsen. Dat heeft nog heel wat voeten in de aarde, want het is hier erg druk en vele zijstraten zijn opgebroken voor werken. Zo worden het meerdere blokken omrijden voor ik ter bestemming ben. Er is wel een binnendoor weg om te voet naar het hotel te gaan, maar wegens de vele trappen vond men het beter dat ik de bagage eerst uitlaadde. Die zoektochten op het einde van de dag zijn nog het vermoeiendste en dan moet ik er nog op uit om een stukje te eten. Dat wordt deze keer een Wiener schnitzel met gekookte aardappeltjes gevuld met kaas. De Mojito die ik als aperitief bestelde komt zo laat dat ik hem maar als digestief opdrink na het biertje bij het eten. Op de 100m naar het hotel kom ik nog een verleidelijke helladeria tegen, waar ik nog een grote ijscrème bestel om mee te nemen. Ondanks het late uur wil ik nog wat aan mijn reisverhaal werken, want dat kwam er gisteren ook al niet van, maar halverwege zit ik al te knikkebollen boven de pc en dus stop ik er maar mee.

Dinsdag 25 oktober

Vandaag een “lichte” dag met maar 171km en één site te bekijken, dus dat zou zonder problemen moeten lukken. Mijn klokje had ik al een half uur later gezet, om zowat langer te kunnen slapen. Het ontbijt is op het 6e verdiep, maar als ik daar langs ga zie ik een bijna lege zaal met slechts enkele tafeltjes, ik wil al op mijn stappen terugkeren als er een dame verschijnt die me naar één van de tafeltjes verwijst en even later met mijn ontbijt komt aanzetten. Na het uitchecken gaat het met bagage en al door de binnenweg naar de garage en ben ik weer op weg. De verkeerde weg naar blijkt, want na enkele minuten herken ik enkele dingen van gisteren langs de weg. Ik check nog een keer met de kaart en inderdaad, dit klopt niet, de GPS speelt met mijn voeten, niet voor de eerste keer trouwens! Dan maar opnieuw de stad door en langs de andere kant er weer uit. Net als gisteren lost het verkeer al snel op en dan is het een kwestie van genieten sinds Cuzco is het wel duidelijk dat ik nu in een veel groener gedeelte zit dan de voorgaande weken, hier zijn er volop bomen en struiken en later zijn hele bergen veranderd in lappendekens van landbouwvelden, die nog grotendeels op primitieve wijze bewerkt worden, je ziet al wel een keer een tractor, maar dat blijven toch uitzonderingen. Bovendien is de hellingsgraad van de velden zo, dat je beter een pistenbully van de Alpen naar hier zou halen daarvoor. Het is wel een mooi zicht al die patchwork lappen in verschillende kleuren. Soms zie je een busje naast de weg staan en zijn er weer een hele groep mensen aan het werken in het veld. De Llam’s en Alpaca’s hebben ondertussen plaats gemaakt voor koeien en varkens, heel veel varkens.

Ook altijd wel te spotten langs de weg zijn de honden, de voorgaande weg keken ze gewoon geïnteresseerd toe als je voorbij kwam, maar hier zijn er van die venijnige die schijnaanvallen uitvoeren, toch weer elke keer schrikken. Je wil zo’n best natuurlijk ook niet aanrijden, al is het maar om problemen met de eigenaars te vermijden, hier moet je niet aankomen met dat die dieren aangelijnd moeten zijn. Vandaag voel ik me net een jojo, regelmatig duik ik onder de 2000m om dan weer te stijgen naar 4000m en omgekeerd, met prachtige uitzichten en nog altijd uitstekende wegen, dat wel. Nu Ik minder uit de auto kom, moet ik toch wel opletten voor verslappende concentratie en dus stop ik op tijd en stond naast de fotostops, om een keer de benen te strekken en één keertje kies ik er zelfs voor om de auto te parkeren en de zetel plat te leggen om even uit te rusten.
Op een goede 10km van mijn bestemming neem ik de afslag naar de laguna Pacucha, waar ik ergens de Sondor ruïne moet vinden. Dat blijkt halverwege het meer een afslag te zijn en tot mijn verbazing ben ik niet alleen. Ik weet niet waar ze vandaan komen want we staan er maar met 2 auto’s, maar er is een hele groep die juist de ruïne bezocht heeft en nu lekker gaat zitten picknicken. Even later zie ik dat er hier regelmatig busjes en taxi’s af en aan rijden en is het mysterie opgelost. Ik krijg hier de gelegenheid om nog een keer goed de benen te strekken, want naast een eerste deel waarbij één van de woonhutten gerestoreerd is en een kleine klim vergt, is er voorbij een met stenen geplaveid plein en een tweede deel met huisjes, nog een derde deel, een piramide met maar liefst 500 treden. Maar wie mooie dingen wil zien moet lijden zeker? En dus gaan we er maar weer voor, en inderdaad de weidse uitzichten zijn weer om van te snoepen, zowel van de site zelf als van bergen rondom. Aan één zijde zie je een canyon, terwijl aan de andere zijde de lappendeken van velden voor kleurschakeringen zorgt. De site zelf wordt toegeschreven aan de Chanka cultuur, gezworen vijanden van de Inca’s en blijkbaar nog steeds trotse nakomelingen aan een in grote witte letters op de berghelling geschreven “Chanka territorie” te zien. Volgens onderzoek zou het een belangrijke offersite zijn geweest.

Ik keer terug via de andere kant van de lagune en ben al snel in Andahuaylas waar ik op zoek moet naar Hotel Conquistado, wat voor één keer van de eerste keer lukt. Van de privé parking blijkt echter geen sprake zodat de wagen maar voor de deur blijft staan, en ook het restaurant dat bij het inchecken nog deze avond zou openen, blijkt om 20u00 volledig donker. En zeggen dat ik bij het online reserveren in Lima koos voor hotels in de middenklasse met als opties parking en restaurant… . Dan maar weer te voet op weg, maar veel zin heb ik er niet in, een hamburgerrestaurant waar de Tv zo luid staat dat je jezelf niet hoort denken ga ik voorbij, maar een gezellige pizzeria lijkt me wel wat. Doordat ik vroeg hier was zag ik de kans om al heel wat van mijn achterstand van het reisverhaal weg te werken en na de maaltijd doe ik de rest zodat ik weer bij ben.

Woensdag 26 oktober

Vandaag geen tijdverslindende bezienswaardigheden op de planning en met 236 te overbruggen kilometers zou dit dus heel vlot moeten verlopen. Al heel gauw na het verlaten van Andahuaylas rijd ik in corniche langs de berghellingen naar boven, dus veel lussen en haarspeldbochten, en erg prettig om te rijden. Veel verkeer is er niet, maar het is wel opletten voor de vele herderinnen met gemengde kuddes schapen, varkens en koeien die via de straat naar hun graasgebied worden gebracht. En natuurlijk kom je die gewoonlijk net achter een bocht tegen… . De wegen zijn tot nu toe meestal in hele goede staat gebleken, als het al minder was, dan in de dorpjes en steden. Wel hinderlijk zijn de talrijk aanwezige snelheidsremmers, waar je echt stapvoets over moet. En soms is het oppassen geblazen voor stenen die van de berghellingen komen gedonderd, ook die liggen graag net na een bocht! Ik stijg weer gestaag naar de 4000m en daar die zie ik opnieuw Alpaca’s en Vicuna’s op de hoogvlakte met zijn wuivende goudgele grassen. Eigenaardig gebergte die Andes toch, de ene keer een oud en afgerond massief, met vooral veel gras en af en toe wat losse rotsen, dan weer scherpe pieken met massieve rotswanden en steile wanden. Als je al een keer een huisje ziet dan is het in adobe gebouwd en ziet het er uit alsof het er al sinds de Inca tijd staat. Eens boven de 3500m is er geen sprake meer van permanente bewoning, soms wel een schuilhutje voor de herders, maar dat is het zo wel.

De stadjes Uripa en Chinchero verrassen me positief, wan de meeste stadjes en dorpjes zien er hier nogal afgeleefd en grauw uit. Deze zier echter netjes uit en in de zijstraten werkt een legertje van straatwerkers aan het vernieuwen van de straten. Het mag dan ontbreken aan materiaal, aan menselijk potentieel in elk geval niet. Zo rijd ik de hele dag weer door prachtige berglandschappen, ik krijg even wat regen, zoals tegenwoordig elke dag wel eventjes, gewoonlijk in de namiddag. Het ziet er naar uit dat ik al rond 16u het hotel in Ayacucho ga bereiken en dat is toch nog wel erg vroeg. Ik opteer er dan maar voor nog een kleine 30km verder te rijden naar de Huari (Wari) ruïnes in de buurt van Quinua. Deze pre Inca ruïnes zouden de best bewaarde in hun soort zijn. Ik kijk eerst een keer in het bijbehorende éénkamer museumpje rond, waar de onontbeerlijke vervormde schedels en een mummie natuurlijk niet mogen ontbreken. Daarna is het klimmen geblazen tussen rotsen en massa’s schijfcactussen, waarvan nog enkele met bloemen, maar de meeste met (cactus)fruit. Op het eerste zicht lijkt de site niet veel meer te zijn dan enkele hoopjes stenen (letterlijk dan), en het is pas wanneer ik aan de andere kant van de heuvel afdaal dat ik wat meer gestructureerde gebouwen te zien krijg. Daarbij valt op dat ook zij de technieken om grote steen vlekkeloos te laten aaneensluiten onder de knie hadden, al pasten ze het niet erg veel toe. Omdat de site gaat sluiten kan ik ze niet helemaal meer bekijken, maar ik zag toch het meeste.

Bij het wegrijden vraagt een van de mensen die er werkt of hij mee kan naar Ayacucho, en daar heb ik geen bezwaar tegen (het wordt zo stilaan een gewoonte). Dit keer loont het ook, want hij weet waar het Incasol Hotel is en leidt me er feilloos heen, zodat ik daar niet meer moet naar zoeken. Het verwondert me al niet meer dat ook hier geen restaurant voorhanden is, gelukkig wel een parking al moet ik daar wel het blokje rond rijden, maar dit keer stoort me dat helemaal niet, want ik wil in het Viavia reiscafé en restaurant gaan eten op de Plaza de Arma. Deze door Belgen uitgebate reiscafés zijn me wel bekend van in België, maar op reis slaagde ik er nog nooit in van eentje te bezoeken omdat ik niet in de stad kwam waar ze waren, of ze die dag gesloten waren. Dit keer lukt het dus wel, ik laat me per mototaxi naar de plaza brengen en neem er eerst enkele foto’s van het verlichte plein en de kerken en arcades errond. Dan stap ik de Viavia binnen om er Astofada Belga te eten, of in het schoon Vlaams, stoofvlees gemaakt met bruin bier, met frietjes natuurlijk. Een frisdrank en een lekkere Mojito om de dorst te lessen en wat een reusachtige Dama Blanca blijkt te zijn als dessert. Het hotel ligt niet zo erg ver vande Plaza de Armas, maar na zo goed doorvoed te zijn opteer ik, na de winkel wandelstraat doorgelopen te zijn, voor een minitaxi, dat is toch wat comfortabeler dan de driewielers.

Donderdag 27 oktober

Ook vandaag weer een site vrije dag, vooral omdat ik de Huari ruïnes gisteren al aandeed. Op één of andere manier wordt dit de dag van het verkeerd rijden, met dank aan de GPS. Doch het levert naast wat verloren tijd, toch een paar heel mooie route op. De Italiaanse ijscrème venter heeft zijn kleurenpallet weer kwistig rond gestrooid, en ik mag ze zelfs 2x aanschouwen, gezien ik na ettelijke kilometers terug moet draaien. Eens op de goede weg, ben ik al gauw bij de Piquimachay Caves, waar de resten van de vroegste mensachtige werden gevonden van Zuid-Amerika. Ik dacht ergens gelezen te hebben dat de grot, afgezien van deze opgraving, niet veel te bieden heeft, maar dat kan me niet weerhouden de 500m hijgend en puffend omhoog te klimmen. De grot is inderdaad niet erg spectaculair of diep, de uitzichten van hierboven zijn dat wel. Ik moet nu de weg naar Huara verder zetten om in Mayocc een weg de bergen in te zoeken. Mooie panorama’s genoeg, zeker als de route door een canyon loopt, en je zou denken dat een weg die afsplitst, de kloof uit toch moet opvallen, maar neen. Dan maar verder door de quebrada gevormd door de Rio Mantaro, wat zeker geen straf is, integendeel. Er zijn delen waar ik om de 50m stop voor weer een foto en wat filmen, voor de bergen, de slingerende smalle weg tegen de rotswand aan of de rivier die de ene keer bijna op ooghoogte is en dan weer 1000m dieper ligt.

Maar uiteindelijk wreekt dit zich, want het wordt later en later en een snelle route is dit dus niet. Bovendien zijn de oorspronkelijke 232km er al een stuk meer geworden door de missers en het omrijden. In een dorpje doen 3 jonge mensen teken of ze mee mogen, het blijken (heel) jonge leraren te zijn die huiswaarts keren. Een beetje gezelschap kan geen kwaad, denk ik zo en dus rijden we met zijn vieren verder. Het begint nu ook nog te regenen en daardoor valt de schemering ook wat vroeger, de zo prettige canyon begint nu zijn kwade kant te laten zien. Ik zet de leraren af in Izcuchaca, van waar zij ook nog een 50km verder moeten (!) en weet dat voor mij nu het ergste stuk nog moet beginnen, ik moet namelijk via een onverharde weg, in het donker en in de regen naar het dorpje Pampas, waar ik gisteren online een hotel heb gereserveerd. Bovendien leidt die route uit de kloof over een berg. Ik ben erg blij dat de huurwagen een modern exemplaar is met uitstekende verlichting er op, ik zet de Suzuki voor alle veiligheid in zijn 4x4, want met de nattigheid schuift de boel toch wat meer op de gravel. Het eerste deel gaat redelijk vlot en de piste is niet breed maar in goede staat, tot een zeldzame wegwijzer me de hort op stuurt en ik enkele kilometers later op een boerenerf eindig. Terug dus en gelukkig zitten de leraren niet meer in de auto of hun woordenschat zou uitgebreid zijn met wat heel Nederlandstalige vloeken!

Nu blijf ik zonder uitzondering de beste piste volgen, en voel (want zien doe ik het niet), dat ik over de berg ben en weer afdaal soms verschijnen er enkele lichtjes, maar dat blijken dorpjes van enkele huisjes groot en (nog) niet mijn bestemming. Op 20 tal km van waar ik zou moeten zijn, duikt er een heel eind beneden me een zee van lichtjes op, Zelfs de GPS weet dat dit Pampas is, al vind hij er geen weg naartoe! Ik gelukkig wel en eens beneden is het een kwestie van het hotel te vinden. Dat blijkt toch nog een paar kilometer buiten de stad te liggen, maar ditmaal zou er een restaurant zijn, want de prijs gaf volpension aan. Na een paar keer gedacht te hebben dat ik weer de route kwijt was, kom ik eindelijk aan, bij een … leeg hotel! Geen kat te bekennen, geen lichtje dat brand, geen enkele reactie op mijn geclaxonneer, niets! Ik krijg sterk de nijging om mijzelf ongevraagd toegang te verschaffen, maar de nuchterheid krijgt de bovenhand en ik besluit naar het centrum van Pampas te rijden. Aan de Plaza de Armas zijn er wellicht wel hotels te vinden. Natuurlijk kan dit niet zonder nog een keer de hort op te gaan, maar uiteindelijk lukt wel, al moest ik er één keertje voor spookrijden. Het stadje is zo goed als uitgestorven wan iedereen is op de plaza, waar er luidruchtig gefeest wordt, dus goede kans dat de hoteleigenaars van Casa Hacienda San Juan hier ook ergens rondlopen. Ik vind zoals gedacht een hotel, Hotel Plaza, met garage een blok verderop, ze beloven warm water, wat ik vanmorgen trouwens voor de eerste keer niet had, en wifi. Restaurants genoeg aan en rond het plein, maar eerst wat meegenieten van de feestelijkheden op het plein, met fanfares, fluitisten en mooi uitgedoste dansers en vuurwerk. Nog gauw een hamburger en dan het reisverslag bijwerken, het wordt weer laat vanavond, maar voor 12u wordt het toch niet stil vandaag. Het is nog even schrikken als het vuurwerk van het dak van je hotel afgevuurd wordt. Zo bracht het feit van het gesloten hotel toch nog iets goeds teweeg, ik kon een keertje meekijken bij een lokaal feest!

Vrijdag 28 oktober

Ze zijn compleet loco die Peruvianen, om 6u vanmorgen steken ze de overschot van het vuurwerk af, het knalt dat het een lieve lust is en dat minstens een uur lang! Bovendien vinden de fanfare en de fluitisten en trommelaars blijkbaar dat 1u ’s nachts niet lang genoeg was en dus beginnen ze eveneens opnieuw! Dat reisklokje om 7u had dus niet veel zin, maar gezien het gisteren zo laat is geworden blijf ik toch nog wat liggen. Na het douchen nog even de e-mails checken, ontbijt was hier niet mogelijk, maar de voorzienigheid wil, dat ik gisteren van één van de leraressen een zakje met broodjes kreeg omdat ik geen betaling wou aanvaarden. Nog even de auto ophalen een blok verder, bagage inladen, uitchecken en ik kan op weg. Maar welke weg? Ik ben in de overtuiging dat ik dezelfde piste van gisteren opnieuw zal moeten afleggen in omgekeerde richting en bij daglicht, doch men wijst mij een andere richting uit en ik om op een recente asfaltweg terecht, vanwaar ik elk moment verwacht te moeten afslaan. Ik val van de ene verbazing in de andere als ik over dit biljartlaken van een weg over een mooie hoogvlakte richting Huancayo rijd. Ik kom slechts luttele kilometers voorbij de afslag naar de piste van gisterenavond terug uit. Dit had me gisteren in het donker wel wat stress kunnen besparen! De aangekochte open source kaart van Peru voor de Garmin, is duidelijk niet van de kwaliteit van de kaart van Ecuador van vorig jaar. Niet alleen staan vele wegen er niet op, soms zit hij er helemaal naast en stuurt me het bos in.

Aangekomen in Huancayo, volgens mijn reisgids de op 2 na grootste stad van het land, is het grijs en kost het zoeken naar een bankautomaat heel wat tijd, een tankstation gaat gelukkig heel wat vlotter. Ik doe een vergeefse poging om de Warivilca Ruïnes te vinden en ook de kathedraal van de stad is geen succes, ik kan er rond, maar zelfs geen kans om te stoppen om een foto te maken. Dan maar al rijdend, al zal het resultaat navenant zijn vrees ik, hetzelfde scenario voor de grote kerk even later. Grote steden zijn al mijn favoriet niet, en deze al helemaal niet, ik wil hier gewoon zo snel mogelijk uit. Dat lukt uiteindelijk wel, doch zeker niet snel en met de nodige frustratie. De route die volgt is één van de minst interessante van de hele reis tot nu toe, maar ja eentje moet die (on)eer toegekend krijgen. De bergen zijn net te ver af om er een mooi zicht op te krijgen, bovendien volgt het ene na het andere dorpje met zijn topes (snelheidsremmers), walmen van opnieuw optrekkende vrachtwagens en plots uitwijkende busjes en mototaxi’s. Pas na Jauja wordt het landschappelijk wat meer de moeite waard, de gekleurde berghellingen met door erosie georkestreerde sculpturen doen het zelfs goed onder een miezerige hemel. Op een gegeven moment stuurt de GPS me weer naar links en ik stop even om de kaarten er op na te zien, doch deze zijn niet gedetailleerd genoeg. Tegen mijn gevoel in volg ik de GPS, alleen om te merken dat mijn intuitie juist was na ettelijke kilometers over een glibberige zandweg die me geheel ongewild naar de Ruïnas de Tununmarca brengen. Bovendien stellen deze weinig meer voor dan enkele berghellingen opgedeeld door stenen muurtjes. Dan zijn de patchwork velden die de hellingen van het dal tot de afgeronde toppen van de bergen sieren een veel mooier zicht.

Ik mag er nog een tweede keer van genieten op de terugweg, eens terug op de juiste route zie ik voor de eerste keer deze reis een recent gebeurt zwaar ongeval met een reisbus en oude vrachtwagen geladen met baksteen. De vooras van de vrachtwagen ligt er onder uit en de helft van zijn vracht is gereduceerd tot steengruis, de bus ziet er nog slechter uit, de ganse snuit met gigantische voorruit is aan flarden, gordijntjes wapperen in de wind door de stuk gesprongen ramen, beide voertuigen staan wel 100 m van elkaar, een stuk doorgeschoven in de berm met een deel van de lading op de spoorlijn die er naast loopt. Hopelijk zijn er geen dodelijke slachtoffers, maar het zou me niet verwonderen. Het enige dat mij verwondert, is dat ik dit al niet veel meer gezien heb hier, lettende op de capriolen van sommige chauffeurs. Op een gegeven moment rijdt er een politiewagen voor een deel auto’s aan de maximum toegelaten snelheid van 45km/u, nu is het zo dat half het land volstaat met borden van 35 en 45km/u, die overal respecteren zou een beetje een kamikaze opdracht zijn, en zelfs de politie respecteert ze gewoonlijk niet, net zo min als alle anderen, maar hier merk je gewoon dat ze het er voor doen, want het is een lang stuk met dubbele gele doorlopende lijnen (= No Adelantar, niet voorbijsteken). Ook de andere chauffeurs hebben blijkbaar in de gaten wat er speelt, want ze blijven netjes achter de pick-up hangen, zonder het onontbeerlijke geclaxonneer en lichtsignalen die normaal op zo’n actie volgen. Eens er een strook met stippenlijnen volgt gaan we met zijn allen de politiewagen voorbij die nog trager is gaan rijden, eens die het uitzicht laten enkele van de chauffeurs hun frustratie los en is het uitkijken voor hun idiote acties. Gelukkig zijn die al snel uit het zicht verdwenen.

Nu ik het toch over de politie had, ik ben in totaal toch al zo’n 4x gecontroleerd, waarbij 2x nadat ik na een korte stop mijn lichten opnieuw had vergeten aanzetten (wat hier verplicht is), en tot nu toe heel correct behandeld geweest. Hopelijk blijft dat ook zo. Ik had trouwens minder last van de uitlokactie van de agenten, omdat we ons opnieuw in een mooi landschap bevonden, met af en toe prachtige hoogplateaus met aan de horizon de bergen, en ik dus regelmatig halt hield voor een fotostop. Om hen daarna weer bij te halen. Ook bij het inzetten van de afdaling naar Tarma zijn er weer prachtige panorama’s te zien, deze keer met groene terrassen die op elkaar gestapeld lijken, De stad zelf lijkt me mee te vallen, mijn hotel van vanavond, Haciënda La Florida ligt in de gelijknamige wijk, langs de hoofdweg maar wat achterin door de aard van de gebouwen met erven en stallen. Eindelijk kom ik nog een keer aan terwijl het nog licht is, geen problemen met de reservatie dit keer en ik leg alvast het diner vast. Na het inchecken in mijn kamer, die langs een van de erven ligt en eigen overdekt terras met tafeltje en stoelen heeft, ga ik even kijken wat ik kan doen aan de plastieken nummerplaathouder (en de plaat zelf), want die heeft een duwtje gekregen van een duiker aan een gracht bij het manoeuvreren. En diezelfde plaat had al een keer een duwtje gekregen, toen een onvoorzichtige taxichauffeur zonder te kijken achteruit reed. Ik maak vervolgens een wandelingetje over de hacienda, die trouwens nog in werkende staat is. Zo werden juist de artisjokken geoogst, die straks deel uitmaken van het menu.

Zo gebeurt het ook en ik krijg als voorgerecht een ganse, bereidde artisjok en de instructies hoe ze te eten. Het komt er op neer de buitenste laag blaadjes te verwijderen en vervolgens de andere blaadjes af te pellen en het witte of lichter deel van de groente op te eten. Ten langen leste blijft dan het hart over, waarvan je eerst het bloemgedeelte moet wegsnijden. Ik heb vervolgens voor een biftek met rijst en salade gekozen en een stukje eigengebakken biscuit met verschillende lagen jam er tussen. Een dessert waarbij Inge, de vriendelijke Duitse dame en mede-eigenaar haar afkomst niet kan verloochenen. Ze is blijkbaar 63j geleden hierheen verhuisd met haar ouder(s), maar spreekt nog perfect Duits en is getrouwd met Pèpé, die de boerderij runt, terwijl zij instaat voor het hotelgedeelte. Ik krijg als avondlectuur nog een fotoboekje mee van een van haar zoons die Zuid-Amerika doorkruist heeft op de motor.

Zaterdag 29 oktober

Het ontbijt is al net zo goed als het avondeten en eveneens allemaal afkomstig van de haciënda zelf. Men kan hier trouwens ook kamperen dus ik raad deze plek aan iedereen aan met de vriendelijke ontvangst en het lekkere eten. Ik krijg nog wat richtlijnen voor de Tarmatambo Ruïnes in Tarma, maar slaag er desondanks niet in van ze te vinden, in de Lonely Planet stond al aangegeven dat het zonder lokale gids eigenlijk ondoenbaar is. Geen erg, ruïnes genoeg hier in Peru, en het zicht op de groene terrassen was opnieuw de moeite waard. Eens de stad Tarma uit begint het te klimmen en begeef ik me weer in hogere sferen, je zou denken dat ik nu toch al genoeg geacclimatiseerd moet zijn, maar toch trap ik nog regelmatig op mijn adem. Ik zit dan ook weer enkele 100 meters boven de 4000 grens. En daar zijn ook de vicuna’s weer en even later ook de Alpaca’s, als vee weliswaar. Wat me ook opvalt is dat hier voor de eerste keer sprake is van omheinde weides, terwijl de vorige weken steeds sprake was van loslopende dieren begeleid door herders. Er loopt hier over de hoogvlakte zelfs een spoorlijn, daar zullen de verschillende mijnen die ik al tegengekomen ben wel mee te maken hebben. Even voorbij het Reserva Nacional Junin, bekend bij vogelspotters en het op 2 na grootste meer van Peru, ga ik een kijkje nemen bij het Chacamarca Historic Sanctuary, in feite het slagveld van de historische veldslag van Junin van 1824 die de onafhankelijkheid van Peru bezegelde. Er staat een monument en in de verte zie ik ook nog het Campa de battale, wat me legerbarakken lijken.

Ik rijd verder door de Centrale Sierra met zijn lichtgele graspollen bedekte berghellingen tot ik de quebrada van de Rio Huallaga bereik. Zei ik de vorige dagen nog dat de bewoning gewoonlijk zo rond de 3500m stopt, hier is dat niet het geval, het stadje Cerro de Pasco ligt zelf op 4333m en zou daarmee, naar eigen zeggen, het hoogste ter wereld zijn. De omgeving is fraai, maar heeft afgezien van de mijnbouw die grote wonden heeft geslagen in deze anders zo ongerepte omgeving. Van een meer blijft er zo goed als niets meer over en bovendien wordt het gebruikt om te sluikstorten. Ik zie zelf blauwe en groene plassen van motorkoelvloeistof. Snel weer weg hier. De smalle vallei met heel wat dorpjes is wel mooi, maar de mijnen zorgen ook voor veel verkeer en telkens weer veroorzaken de vrachtwagens op de hellingen enorme opstoppingen, omdat ze slechts stapvoets omhoog raken. Voeg daarbij nog enkele wegenwerken en de boel is compleet. Ik verwachte eigenlijk van hier in een bijna verlaten streek terecht te komen, doch het tegendeel is waar. De canyon wordt wel steeds groener met heel wat bomen.

In bijna elk van de dorpjes die ik de laatste dagen tegenkom wordt er gefeest of voorbereid voor een feest. Daarvoor worden zonder pardon wegen afgesloten en miniaturen van gekleurd zand en bloemen tot zelfs op de hoofdweg aangelegd. Het verkeer moet maar zijn weg zoeken door de veelal onverharde zijstraatjes. Er wordt ook opvallend veel met bloemen rondgelopen. Auto’s zijn er mee versierd, verkopers bieden ze overal aan en de kwekers zijn druk bezig van ze te oogsten. Het lijken vooral een soort lupinen die gegeerd zijn. De ongelooflijk kleurige, folkloristische kostuums zijn bovengehaald en de fanfares oefenen alvast enkele deuntjes. Voor kerken staan de draagstellen met de beeltenis van de lokale heilige klaar voor een optocht. Een ander opzienbarend feit is dat de herdenkings kapelletjes met kruisjes voor slachtoffers van auto ongevallen (zoals je ze in heel Zuid-Amerika massaal tegenkomt), momenteel een opfris beurt krijgen naar aanleiding van Allerheiligen. Bij eentje ervan wordt een klein verdrietig meisje getroost door haar moeder, dat brengt het drama van zo’n verkeersongeval toch een stuk dichter bij dan een anoniem kapelletje.
Misschien moeten die bus- en taxichauffeurs daar maar een keer meer bij stilstaan, want elke keer in de stad is het een echt gevecht om je plaatsje, gelukkig ligt de snelheid daar gewoonlijk laag zodat eventuele ongevallen gewoonlijk maar wat blikschade teweeg brengen, maar als voetganger, fietser of bromfietser is het hier een ware hel. Het is zo erg dat ze als ik stop om ze over te laten, ze gewoon niet durven, uit schrik dat er weer zo’n loco taxi komt tussen gewrongen. Het aantal particuliere wagens is hier uitzonderlijk klein, het overgrote deel zijn taxi’s, busjes, vrachtwagens, grotere bussen en ongelofelijke aantallen van die driewielers. Piaggo en consorten moet hier zowat zijn hele omzet maken. Meestal zijn ze onderdeel van een of ander consortium en elke groep heeft zo zijn kleuren. Afgezien daarvan staan er, net als op de taxi’s en busjes meestal een religieuze spreuk op in de aard van “God is met ons” en waarom heb je dan verkeersregels nodig? Ik wordt ondertussen voor de 3e keer tegengehouden omdat ik na een korte stop weer vergeten ben van mijn lichten aan te steken. Net of dit het hoofdprobleem van hun chaos is, naar mijn bescheiden mening zijn er hier andere prioriteiten aan te pakken. Na mij door de stad Huánuco geworsteld te hebben, vind ik vrij snel mijn hotel voor vannacht.

Het La Estancia Hotel is een opmerkelijk modern hotel in een opmerkelijk achtergebleven wijk en heeft binnen zijn muren zelfs een zwembad. De jonge dame aan de receptie is niet echt een praatvaar en geeft me gewoon de sleutel en voor de rest kan ik het zelf uitzoeken. Ik profiteer van het vroege uur om een deel foto’s uit te zoeken om als postkaartje op te sturen en ga dan eten. Even vrees ik opnieuw voor een gesloten restaurant, maar het wordt speciaal voor mij geopend. Of dat dacht ik althans want pas om 9u blijkt er volk te komen, men eet hier wel erg laat.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1089
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Yohani »

Zondag 30 oktober

Na het ontbijt de bagage naar de auto gebracht en uitgecheckt. Mijn eerste werk, de weg naar La Union vinden en hier lijkt meteen de toon gezet, want het is gedaan met de mooie wegen. Het onooglijk weggetje is in elk geval niet in de beste staat, wel geasfalteerd, maar met heel wat putten er in en vaak zijn die verraderlijker dan de gravelwegen, want je haalt er een hogere snelheid tot je weer in zo’n put terecht komt. Ik slaag er eindelijk nog een keer in van ruïne te vinden, namelijk deze van de Templo de Kotosh, bekend om de gekruiste armen die er werden gevonden, geen macabere vondsten deze keer maar simpelweg een tempel waarin een basreliëf van een paar gekruiste armen werd ontdekt. Blijkbaar weet men niet zeker wie de tempel en de bijbehorende ruïnes ooit heeft opgericht, maar volgens het paneel op de site is het één van de oudste archeologische vindplaatsen van het land. De tempel is deels gerestoreerd en het bewuste paneel is een replica, want het origineel bevindt zich in Lima in het archeologisch museum. Zoals al opgemerkt zijn er ook nog enkele andere ruïnes op de site, maar deze blijven beperkt tot lage funderingen rondom de tempel. Het wordt me niet duidelijk of dat ook religieuze gebouwen waren of woningen. Voorts lijkt het hier wel een botanische cactustuin met grote exemplaren van schijf- en andere cactussoorten. Het was hier erg druk aan de ingang, maar het merendeel van de bezoekers komen op deze zondag niet voor de tempel, maar wel voor het eraan verbonden recreatiedomein.

Ik zet mijn weg voort over de smalle geaccidenteerde weg, die toch nog redelijk veel wordt gebruikt. Vanuit Huánuco heb je richting noorden dan ook maar 3 opties, eentje richting Pucallpa in het Amazonewoud, dat door de reisgidsen als wetteloos gebied met cocaïneteelt wordt beschreven, een afsplitsing daarvan die flirt met de grens van het Amazonegebied loopt (onverhard zo ver ik kan zien op de kaarten) naar Tarapoto en dan de route die ik nam richting Huaraz, met opsplitsingen richting de kust of het noorden. Uiteindelijk kom ik weer op de Sierra Central terecht, de hoogvlakte met zijn rijkdom aan minerale ertsen die van Peru zowat de grootste exporteur ter wereld van goud, zilver, koper en wat nog meer maakt. Dat is te zeggen, nadat men me in La Union verkeerdelijk de weg naar enkele afgelegen mijngebieden op stuurt in plaats van richting Pachapaque. Pas na een kilometer of 15 begin ik te beseffen dat dit niet kan kloppen, nadat de Gps het spelletje nog een eind had meegespeeld en dan geen weg meer vond. Navraag bij enkele mijnwerkers bevestigd mijn vermoeden en dus rijd ik een stukje verder om me te kunnen draaien. Daar staan een vader en zoon in de regen te wachten tot er een minibusje de richting van La Union uit gaat. Ook zij bevestigen me dat ik verkeerd zit en leggen me uit hoe ik wel op de juiste route kom. Ik kan moeilijk anders dan hen mee te nemen tot aan het stadje, en dat weerhoudt me er tevens van om me zenuwachtig te maken in dit onnodige tijdsverlies over een zeer slechte weg. Vooral ook omdat ik een eindje daarvoor gemerkt had dat mijn rechter voorband redelijk plat stond en deze bij een benzinestation weliswaar bijgepompt had, maar nog maar moest afwachten of die goed bleef. Gelukkig blijft die vooralsnog op druk.

Eens op de goede route rijd ik weer door een fantastische canyon, waarbij het alleen spijtig is dat het pijpenstelen regent zodat er van de foto’s niet veel in huis komt. Eens boven op de Sierra Central mindert het gelukkig en kan ik weer volop genieten, ik stijg zomaar even tot 4650m en de weg is opnieuw goed, dat is vooral te danken aan de mijnen die bevoorraad moet worden en hun ertsen afgevoerd. Heel paradoxaal zien de mijnstadjes er hier erg netjes uit, tegenover de gewone stadjes, met nette huisjes en entertainment zoals stierenarena’s. Dit terwijl er veel controversie is over de arbeidsomstandigheden, milieueffecten, de winstverdeling en de macht van de mijnbedrijven. Zo riskeert het stadje Cerro de Passo helemaal van de kaart te verdwijnen omdat het mijnbedrijf de grond eronder heeft opgekocht. Langs de andere kant is er dan weer betoogt geweest om mijnen opnieuw te openen, wegens de arbeidsplaatsen die ze verschaffen. Maar genoeg daarover, of toch niet, want plotseling bevindt ik mij op de rand van de Sierra en zie ik letterlijk de steenkool vanonder het gras vandaan komen. Een hele bergketen bestaat hier puur uit steenkool, en niet 100-den meters onder de grond, neen gewoon tot aan de oppervlakte, slechts bedekt met een dun laagje grond en gras en zelfs dat soms niet, waardoor de bergen hier een kleurenpallet van goudgeel en zwart krijgen. Er zijn hier al tal van steenkoolmijnen en naargelang de vraag zou het dus best kunnen dat ook dit fantastische landschap er ooit aan zal moeten geloven. Terwijl ik een konvooi van 5 vrachtwagens met brandstof voor de mijnmachines kruis, kom ik dichter bij de Cordillera Huallanca en voor mij daarmee bij het echte Andes gebergte, met supersteile wanden, dreigende pieken en eeuwige sneeuw en gletsjers. Voor het eerst op deze reis van zo dicht bij, want ik rijd er letterlijk naast. De regen is gestopt en samen met enkele mistflarden zorgt dit nog voor extra sfeer. Het idee om bij daglicht aan te komen bij mijn hotel, kan ik alweer opbergen. Maar ach, hier kom ik toch voor?

En inderdaad de laatste 20-tal km zal in het schemerdonker moeten gebeuren, maar voor de eerste 12km daarvan in het gezelschap van een jong koppel met een heel kleine baby die naar het dorpje Aquia moeten dat op mijn route ligt. Die laat je toch niet in de koude en het donker op een overvol busje wachten… . Ik rijd dan ook wat minder snel en doe er wat langer over, maar wat maakt dat ook uit. Als tegenprestatie krijg ik een blik op de besneeuwde toppen van de Cordillera Huayhuash bij maanlicht. In het dorpje Chiquián aangekomen is het even zoeken, maar dankzij een hulpvaardige inwoner en de maps.me kom ik ook bij de Hospedaje Jahuacocha aan, het is alvast één van de eenvoudigste overnachtingplaatsen tot zo ver op deze reis. Maar het enthousiasme van de oude, half dove, man die me al op stond te wachten met zijn kleinzoon, en me even later zelfs naar een kippenrestaurant escorteert maakt dat allemaal goed. Dat hij de handdoeken en het toiletpapier vergat, en ik zelf maar even een extra deken van de andere lege kamers ging halen of dat hij zowat alle sleutelbossen die hij bezat moest proberen om deze van de deuren en de poort naar de tuin te vinden, het heeft zijn charmes.

Maandag 31 oktober

Mijn oudere gastheer heeft vanmorgen voor een uitgebreid ontbijt gezorgd. Nadien is het inpakken, afscheid nemen en wegwezen, al kijk ik voor alle zekerheid eerst nog even hoe het met de rechtervoorband van de auto gesteld is. Die lijkt in orde te zijn en dus kan ik vertrekken, ik tank de auto nog vol en verlaat vervolgens Chiquián via de alternatieve piste naar Conococha. Ik ben het dorp nog maar net uit of zie al een eerste recent gebeurt ongeval. Een van de Pick-ups van een mijnoperatie is in aanvaring gekomen met een onofficiële taxi. De 4x4 mist een voorwiel, maar de taxi steekt vooraan goed in elkaar. Even verderop is een man onderweg met 3 pakezels, een transportmiddel dat hier nog courant in gebruik is. De weg die volgens mijn kaart nog onverhard is, blijkt in werkelijkheid een mooi laagje asfalt te hebben en dus gaat het best vlot. Ik kan de Cordillera Huayhuash nu in hun volle glorie bewonderen, terwijl ik in grote lussen de berg op rijd, uit de vallei die zelf ook toch nog op 3400m hoogte lag, en dat heb ik vannacht gevoeld. Even na middernacht werd ik wakker met een gevoel van benauwdheid, alsof er niet genoeg zuurstof in de lucht zat, wat ook een realiteit is op grotere hoogte. Ik wordt opnieuw verwend met mooie panorama’s van hoogvlaktes op 4000m hoogte met hier en daar toch een haciënda, en afgezoomd door de steile hellingen van 5 en 6000m hoge bergen. Gletsjers voeden bergstroompjes die op hun beurt meertjes vormen, waar watervogels verzamelen. Koeien grazen vredig van het gelige gras in wat een ongerept landschap lijkt. Tot je weer bij een mijnsite aankomt en de realiteit zich aandient, dat dit één van de meest productieve ertsgebieden ter wereld is.

Wanneer ik de Sierra Central afdaal richting het Parque Nacional Huascarán kom ik het 2e ongeval van de dag tegen, opnieuw is er één van die onofficiële taxi’s bij betrokken, de andere partij is ditmaal een SUV die op zijn kant ligt. Hier is de politie al aanwezig en lijken eventuele slachtoffers al afgevoerd te zijn. Toch weer even een waarschuwing om alert te blijven, zeker bij bepaalde type chauffeurs hier. Eens in de vallei die de Cordillera Blanca van de Cordillera Negra scheid valt me deze een beetje tegen. De panorama’s hiervoor waren eigenlijk een stuk mooier, hier rijd je constant door bewoond gebied, de Cordillera Negra waarop je nog een redelijk zicht hebt, is hier niet echt spectaculair (ik ben ondertussen natuurlijk wat verwend op dat vlak), en de Cordillera Blanca zie je amper. De site van Chavin de Huantar laat ik links liggen, want het is maandag en deze is gesloten. Jammer want het is één van de belangrijkste Pré-Inca sites van de regio. Dus maar verder door de vallei tot in Yungay en het Campo Santo, dit is in feite de oorspronkelijke ligging van het dorpje, tot in 1970 een aardbeving tonnen graniet en ijs van de Cerro Huascarán losmaakte en in een sneltreinvaart van 300km/u het grootste deel van het dorp wegvaagde met zijn 25000 inwoners en al. Slechts een 300 bezoekers die naar een circusvoorstelling in de arena waren en een 90-tal personen die de trappen van het kerkhof konden opvluchten, werden niet levend begraven. Het dorp en zijn inwoners werden nooit opgegraven, alles wat er overbleef was enkele resten van de kerk, 4 palmbomen op de voormalige Plaza de Armas (waarvan één het tot op heden overleefd) en het wrak van bus. Nu is dit een herdenkingspark met op verschillende plaatsen grafmonumenten voor de overledenen (verrassend weinig voor zoveel mensen, maar de meeste families werden dan ook volledig weggevaagd), bloemenperken, de eerder vernoemde resten en een replica van de gevel van de kerk, door wiens poort het pad van de dodeLijk lawine te zien is. En tenslotte het kerkhof dat op een natuurlijke heuvel ligt en zo aan de ramp ontkwam, met bovenop een Christusfiguur met gespreide armen het rampgebied omsluit.

Het is natuurlijk ironisch, maar pas vanaf hier heb je echt een goed zicht op de besneeuwde toppen van de Corillera Blanca en daarmee dus ook de boosdoener. Ik rijd verder en kom rond 16u al bij de Apu Ecolodge in Caraz aan, eigenlijk was het de bedoeling de coördinaten vast te leggen en me dan naar de Laguna Paron te begeven. Maar gezien men de poort opent, kan ik moeilijk anders dan binnenrijden en inchecken. Zoals te verwachten is er ook hier geen restaurant, tegen de reserveringsvoorwaarden in, maar er worden vanavond pizza’s gebakken en ik ben welkom om aan te schuiven. Er wordt zo afgesproken en ik ga alsnog een poging doen om de Laguna Paron te bereiken, al zegt mijn gastheer, dat je die best in de voormiddag bezoekt, omdat in de namiddag de wolken het zicht benemen. Doch ik ga vooral voor de canyon waar de route deels doorloopt. De piste van uit het dorp is vrij slecht en kost me heel wat tijd, en als puntje bij paaltje komt, blijkt juist aan de ingang van de canyon de route afgesloten door een slagboom en een bewaker. En zelfs mijn verzekering dat ik allen de kloof wil doen, helpt niet, gesloten vanaf 17u en daarmee uit. Dat was een klein detail dat mijn gastheer van de lodge me even vergeten te vertellen was, ook de afspraak wat betreft de pizza’s blijkt hij later op de avond vergeten te zijn. Op de koop toe valt de elektriciteit meerdere keren uit en is er vanaf dan ook geen internet meer.

Wanneer ik poolshoogte ga nemen wat betreft het avondeten, komt de aap dus uit de mouw, doch gelukkig is er een Belgisch-Peruviaans koppel met hun kinderen, die me voorstellen met hen aan te schuiven. Zo wordt het uiteindelijk toch nog een gezellige avond met veel uitwisseling van reiservaringen. Bij het slapengaan zaait een spin ter grootte van een babybel kaasje nog voor lichte paniek door ergens in de slaapkamer te verdwijnen, en gezien er hier nogal wat dodelijke exemplaren ronddwalen, is dat niet echt een geruststellende gedachte.

Dinsdag 1 november

Ik heb de spinnen vannacht overleefd en tijdens het ontbijt is er zowaar WIFI, maar de e-mails werken niet blijkbaar. De pizza’s worden niet aangerekend (het zou maar straf zijn, het was de Belgische familie die ze maakte en die wou niet dat ik er voor betaalde). Ik neem ook nog even afscheid van de Belgo-Peruvianen, die me gisterenavond nog vertelde over een andere Belg in Lima, een zekere Van Ackere die de Belgo-Luxemburgse belangen behartigt in Peru en die best een keer een kennis van één van mijn collega’s op het werk zou kunnen zijn. Ik ga eerst nog even bij een ATM langs want de volgende dagen zal betalen met de kaart waarschijnlijk geen optie zijn.

Na enkele kilometers rijd ik de Canyon de Pato in, en deze is wel alles wat ik er van verwacht en meer, nauwe canyonwanden die nog net plaats laten voor de rivier, een heel eind lager, en de weg ter breedte van een voertuig. Talloze tunnels, ruw uit de rotsen gehakt zonder verlichting, af en toe een tegenligger om het nog spannender te maken en zovele prachtige uitzichten dat er elke 100m wel een fotostop te maken valt. Loodrechte rotswanden, overhangende rotspartijen, canyons in canyons, alle tinten grijs, maar geen andere kleuren en een temperatuur als in een bakoven. Het is genieten tot en met, in het midden van de quebrada bevindt zich het dorpje Huallanca gebouwd rond een elektriciteitscentrale en verbreed de kloof zich even m zich daarna al gauw weer te sluiten. Ik heb al sinds de start vanmorgen mijn nieuwe Sony actiecam ingeschakeld als proef en ben benieuwd wat resultaat dat zal geven, hopelijk even spectaculair als de werkelijke rit.

Maar als ik dacht dat er met de Canyon del Pato eend eind kwam aan de spectaculaire rit, vergis ik me deerlijk, want ook de weg naar Pallasca loopt door een (naamloze) kloof en is zeker zo mooi als zijn bekendere neef. De weg is op sommige plaatsen zo nauw dat er maar enkele centmeters naast de beide kanten van de auto zijn. Ik ga van +3000m naar 500m en omgekeerd, de kloof vernauwd, verwijd, stijgt en daalt en drapeert zich in de prachtigste kleuren. Een ongerestoreerde archeologische site met de naam La Galgada duikt op, evenals kleine verlaten koolmijntjes. In Pallasca geef ik een oud vrouwtje een lift naar het volgende dorp, het vervolg van de rit is een zigzaggende weg van op de top van berg tot aan de rivier en weer naar boven op dezelfde manier langs de andere oever. In het schemerdonker bereik ik het dorpje Mollebamba, maar de 2 Hostals die ik had opgezocht, zijn (definitief?) gesloten en de enige andere Hospedaje is een leeg hok met alleen een bed er in. Dan toch maar verder en deze keer is het geluk met mij, in het donker bereik ik Santa Clara de Tulpo en vind daar een hostal van nog geen jaar oud, fris geschilderd, met badkamer die warm water beloofd, vriendelijke eigenaars die nog een maaltijd naar keuze in elkaar steken en zelfs een TV op de kamer en een afsluitbare parking voor de auto.
Een slordige 300km heb ik er vandaag opzitten en allemaal door canyons, een prachtige maar ook vermoeiende dag.

Woensdag 2 november

De dag begint niet goed vandaag, als ik van het balkon naar de parking kijk, zie ik van hier dat de rechter voorband opnieuw plat staat en geen klein beetje deze keer. Dat wordt dus het reservewiel steken, maar dat is voor na het ontbijt. Die klus blijkt nog lastiger dan gedacht wegens een piepkleine moersleutel en het slotje achteraan aan de afdekplaat van het reservewiel, dat door het vele stof en zand niet meer werkt. Uiteindelijk breekt het sleuteltje af en zagen we het slotje maar door. Zo vertrek ik een half uurtje later dan normaal en dan blijkt het nog een eind over een rotpiste te zijn, ik zet mijn gastheer die me zo goed geholpen heeft, af aan de voet van de berg zodat hij aan het werk kan (dat hij voor mij laten liggen heeft). Ik ga op zoek naar een “grifo”, een benzinestation, om te tanken en de bandenspanning van het reservewiel toch even te checken. Ik heb ondertussen een oud vrouwtje en een jongere vrouw opgepikt die me goed op weg helpen. Bovendien laat ik de vervangen band ook weer op druk zetten (gezien ik weet dat die maar langzaam af gaat, en dan heb ik nog een kans als ik een tweede probleem moest krijgen met de banden, voor ik de kans krijg deze te laten herstellen.

Nu komt er een tweede probleem op de proppen, wegwijzers zijn in dit deel van Peru zo goed als onbestaande, de GPS kent de wegen hier niet en geeft dus geen kick en de wegenkaarten zijn ook al geen hulp. Ik went me dus tot de plaatselijke bewoners en wat die me melden maakt me niet blij. Huamachuco dat nog zo’n 90km van hier verwijdert ligt, is bereikbaar via 2 onverharde pistes waarvan de ene 2,5 en de andere 4u in beslag neemt. De “snelste” is echter de moeilijkste, zowel qua staat als oriëntatie, want er zijn ontelbare afsplitsingen, waarbij het zeker niet altijd duidelijk is welk de hoofdpiste is. De beslissing is snel genomen als een ambulancedienst van de mijnen die een vrouw komt ophalen in het dorp deze piste gaat nemen, volgen dus maar. Eens op een punt gekomen waar hij naar de mijnsite moet geeft hij nog wat aanwijzingen, zoveel mogelijk links houden. Bij sommige afsplitsing is dat overduidelijk met slagbomen en bewapende bewakers (er is in deze regio een geschiedenis van gewelddadig verzet tegen de mijnconcessies door een deel van de bevolking), maar op andere plaatsen is het een pure gok. Gelukkig duiken er hier en daar al eens herders op, die kunnen bevestigen dat ik nog op de goede weg ben. Wanneer ik weer eens op zo’n onduidelijke splitsing sta, stopt de pick-up die ik even tevoren nog voorbij ging op mijn handsignaal. In plaats van aan een chaotische uitleg te beginnen, vraagt hij van hem te volgen en de volgende kilometers breng ik door in een wolk van zand en stof.

Tot mijn verwondering draaien we op een gegeven moment duidelijk een weg naar een mijnsite op, de piste is hier duidelijk van betere kwaliteit met veel minder stenen en wel drie keer zo breed (voor de mijnvrachtwagens). Ik hoop maar dat ik hier niet door in de problemen kom! Maar dat lijkt wel los te lopen, ik krijg er een gratis mijntour bovenop op deze manier, en ik heb het idee dat dit de route een ferm stuk inkort. Sneller gaat het in elk geval. Beneden aan de voet van de mijn aangekomen, wil de chauffeur van de pick-up me enkele aanwijzingen geven als een lokaal ouder koppel zich meldt met de opmerking dat zij ook naar Huamachuco moeten. En zo heb ik opnieuw 2 begeleiders aan boord, na enkele kilometers komt dan het langverwachte asfalt in zicht. De overblijvende kilometers is het vooral opletten voor die #%µç snelheidsdrempels, ik zet het koppel af aan de Plaza de Armas en doe nog enkele pogingen om de Wiracochapampa site te vinden, doch in deze niet toeristische streek lijkt men er niet tuk op dat je die sites op eigen kracht gaat bezoeken. Je vindt geen enkele verwijzing er naartoe en de mondelinge aanwijzingen van de mensen in de straat volstaan niet. Dan maar op weg naar Cajabamba en zo verder naar Cajamarca ook hier is het weer enkele keren navragen alvorens ik op de goede weg zit. Veel valt er voor de rest niet te vertellen, de omgeving is niet echt speciaal, er zijn nog steeds bergen, maar niet de spectaculaire van voorgaande dagen, het is groen en heel regelmatig zijn er grote mijnsites te zien in de verte.
In Cajamarca aangekomen rijd ik nog 4km verder naar Baños del Inca (nog eentje) waar ik incheck in Hotel Casa Blanca, de auto parkeer ik letterlijk in het hotel naast de receptie en het binnenzwembad. Naar goede gewoonte mag ik daarna nog op zoek naar een restaurant.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Penguin
LROCB-Member
Berichten: 3098
Lid geworden op: vr 25 jul, 2003 13:32
lrocb_lidnr: 1396
Woonplaats: Hoele
Contacteer:

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Penguin »

Me jealous...
28/02 - Loss of a good friend...
​__m__( ͡° ͜ʖ ͡°)__m__
Afbeelding
In a time of chimpanzees, I was a penguin.
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1089
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Yohani »

Donderdag 3 november

Als er twee dingen zijn die ik na 5 weken Peru een tijdje links zal laten liggen zijn het kip en eieren, ik heb deze weken al meer eieren gegeten dan anders op een jaar vermoed ik. Maar goed na een douche met kuren (de waterdruk is erg laag evenals het volume, zou dat te maken hebben met het feit dat men het zwembad aan het vullen is, om 7u ‘s morgens?) is het tijd om te vertrekken. De Belg in de ApuEcolodge wist me namelijk te vertellen dat op mijn route wegenwerken bezig zijn in de buurt van Celendín en dat er maar 4x dag een uur doorgang verleend wordt, jammer genoeg weet ik het uur en de juiste plaats niet. Dus op tijd vertrekken is de boodschap, maar eerst sla ik nog wat drankjes en versnaperingen in, want volgens de enige reisgids die de route beschrijft valt er onderweg, niet veel te rapen. De Lonely Planet beschrijft de weg eveneens als niet geschikt voor mensen met hoogtevrees en zwakke zenuwen, klinkt helemaal als mijn soort favoriete wegels. De goede weg vinden valt dit keer goed mee, gezien die vlak bij het hotel vertrekt.
Ik verbaas mij er een beetje over dat het een brede, gloednieuwe weg blijkt te zijn die in vloeiende lijnen de berghellingen bedwingt, niets gevaarlijk of spectaculairs dus. De panorama’s zijn weer een beetje interessanter dan gisteren en alleen de “gifa” zijn soms nog een spelbreker, zoals de snelheidsremmers hier genoemd worden. Zoals bijna elke regio in Peru heeft ook deze wat eigenaardigheden wat betreft kleding, hier zijn het nu een keer niet de extraverte kleuren maar de grote strooien hoeden die het meest opvallen. Je kan ze best beschrijven als een model tussen de Amerikaanse Stetson en de Mexicaanse Sombrero in. De brede rand van de Mexicaan en de rechtere vorm van het hoofdstuk van de Amerikaan. Zowel kinderen, mannen en vrouwen dragen ze hier. Ook opvallend veel ezels lopen hier rond, ze worden bereden, beladen of beide tegelijkertijd. Bovendien zijn het slimme beesten die hun weg zelf terug naar huis kennen, zo zie je ze dikwijls met 2 melkkannen onderweg, terwijl de boer pas later volgt met beladen paarden. Nog zo’n beeld uit vervlogen tijden: een veld dat omgeploegd wordt door een handploeg getrokken door 2 ossen (of koeien in dit geval). De herderinnen en de verkoopsters aan standjes langs de weg zijn steevast aan het breien. De lucht die al de hele morgen betrokken was, wordt donkerder en al gauw is het aan het regenen, bovendien wordt de weg ook een beetje smaller.

In Celendín is het weer even zoeken naar de doorgaande weg en hier zie ik eindelijk een bord dat de wegenwerken en doorgangsuren aankondigt, het komt er op neer dat ik een uur heb om een 50-tal kilometer af te leggen voor dat het doorgangsvenster opent, in normale omstandigheden geen probleem. Doch nu blijkt dat de routebeschrijving van de LP perfect van toepassing is op de weg zoals die er nu uit zie, steil langs de afgronden zigzaggend, soms maar net zo breed als de auto en nat door de regen die gelukkig wel bijna volledig opgehouden is. Het levert wel weer prachtige uitzichten op, doch onder druk van een tijdslimiet is het geen ideale weg om te rijden. Een kwestie van een beetje gas bij te geven, waar het kan, en extra voorzichtig te zijn waar het moet. Gelukkig zijn er niet veel tegenliggers (voor hen gelden dezelfde doorgangsuren zal ik later merken). Ik kan het niet laten van toch enkele keren halt te houden voor een foto en kom uiteindelijk aan de werfzone aan met nog een half uur voor het sluiten van het venster. Over enkele kilometers wordt er aan de weg gewerkt, maar het meest precaire deel is een brug die wordt (her)aangelegd. Hiervoor moet je dwars door de werf langs de rivieroever. En vervolgens kan het klimmen beginnen.
De klim is evenwaardig aan de afdaling, doch nu is er geen tijdsdruk meer en kan ik dus wat meer genieten. Rotswanden die langs één kant van de auto oprijzen en langs de andere kant de dieperik induiken, neerkijken op bergen van 3000m, van uit je auto, hoeveel keer krijg je die kans in je leven? Bij de Cala Cala pas bereik ik de 3600m wordt op een bord aangekondigd. Het lijkt ook of ik hiermee de Andes heb overgestoken naar het Amazonegebied want de reeds groene bergen krijgen stilaan tropische allures en voor het eerst sinds deze reis zie ik ook meer wilde bloemen, want deze waren opvallend afwezig. Ik heb nu nog een 30-tal kilometer voor de boeg naar Leymebamba die allemaal naar beneden zijn. Ik zie het reeds lang tevoren onder me liggen, zo dichtbij, en toch zo ver af. Het reliëf laat een snelle aankomst hier niet toe, maar daar treur ik niet om, want ik krijg er prachtige vergezichten voor in de plaats.

Ik om trouwens nog mooi op tijd aan om een half uurtje door te brengen in het Museo de Leymebambe waar naast alle artefacten ook zo’n 200 mummies bewaard worden die gevonden werden op een grafsite bij laguna de los Condores. De inhoud van de in de kliffen gebouwde grafkamers werd integraal overgebracht naar het lokaal gebouwde en bestuurde museum, om ze te beschermen tegen grafrovers. Die moesten er, net als de bezoekers nu nog steeds trouwens, een 10 u durende tocht te paard of te voet over een bergpas van 3700m en vervolgens afdalend naar het meer, voor over hebben om de Chullpas (grafkamers) te bereiken. Daar waar de artefacten in displaykasten ter bezichtiging staan, staan de mummies in een apart geacclimatiseerde kamer waar je niet binnen mag, je kan ze bekijken van achter een ruit, waar ze allen op rekken bij elkaar staan, de meeste verpakt, maar enkele met schrikbarend herkenbare gezichten, zijn dat niet (meer). Ook opmerkelijk is dat deze vondst maar 20 jaar geleden werd gedaan. National Geographic zou er een documentaire over hebben gemaakt. Voorts heeft men ook een replica gebouwd van de Chullpas waarin de vondsten werden gedaan. Jammer dat het zo moeilijk bereikbaar is, want dit had ik wel graag gaan bezichtigen.
Het museum werd gebouwd op de plaats van het oude Leymebamba, dat eertijds ontruimd werd wegens een epidemie van gele koorts, het dorp zelf ligt nu een kilometer of 8 verderop. Hier ga ik op zoek naar het hotel dat ik op voorhand had opgezocht (maar niet gereserveerd), wanneer ik dat niet vind keer ik terug naar het begin van het dorp waar ik La Joya Hostal Cafetin reeds zag bij het binnen rijden van het dorp en dat me dadelijk beviel. Het ding is verrassend modern en aangenaam en ik twijfel dan ook geen moment om er mijn intrek te nemen. Een goede Wifi verbinding zorgt ervoor dat het thuisfront en enkele forums nog gauw een update van het reisverhaal doorkrijgen, dat ik vervolgens ook nog aanvul, na een wandeling naar het Plaza de Armas voor het avondeten. Het vlees dat ik er krijg is me onbekend en navraag helpt niet echt, maar het was lekker, dus het doet er niet veel toe. Even na het inchecken in het hotel, merkte ik er naast een bandenreparateur op en ik aarzelde dan ook niet om er de lekken band te laten nazien, maar tot onzer beider verwondering vinden we geen lek! Ik laat het reservewiel er dan maar op staan, want dat de band druk verliest, is wel een feit!

Vrijdag 4 november

Vanmorgen regent het en als ik zo een keertje naar de lucht kijk, lijkt me het niet waarschijnlijk dat het gauw zal stoppen. Ook na het douchen en ontbijt druppelt het nog steeds. Ik rijd door de smalle vallei met mooie bergen eromheen die dooradert zijn met kleurrijke aardlagen. Je ziet hier goed wat de kracht van de natuur kan doen, want die aardlagen, die doorgaans horizontaal horen te liggen, gaan hier alle richtingen uit naargelang ze omhoog geperst zijn bij het ontstaan van de bergen of juist omlaag gedrukt, sommige staan bijna vertikaal. De woeste bergrivier knaagt voortdurend aan de ernaast lopende weg, die dan ook regelmatig ondermijnd wordt en deels in de rivier verdwijnt. Voorts is het met deze regen extra opletten voor vallend gesteente, op meerdere plaatsen zie je kleine aardverschuivingen die nog zeer recent zijn. Zonder ingrijpen van de mens zou deze vallei al snel weer helemaal ontoegankelijk zijn. Er zijn hier tal van archeologische vindplaatsen, doch de meeste ervan zijn zeer moeilijk bereikbaar en vragen trekkings van een paar uur, liefst met gids. Een uitzondering is het Fortaleza de Kuelap, alhoewel ook hier een onverharde weg van 37km en vervolgens 2,5km naar boven wandelen, terwijl je al rond de 3000m zit. Maar de onverharde piste zal binnen niet al te lange tijd wel tot het verleden horen, want er wordt druk gewerkt aan een kabelbaan, die ze zelf al proefdraaien, alleen aan de begin en eindstations wordt nog gewerkt. Waarschijnlijk een ramp voor de vele restaurantjes en hospedajes langs de onverharde weg.
Met de regen is het toch wel oppassen op de piste, want die schuift nogal, maar ik raak heelhuids boven met soms duizelingwekkende afgronden langszij de auto, maar dat zijn we de afgelopen dagen al wel gewend geraakt. Eens boven zie ik er tegen op om een half uur door de regen naar de site te wandelen, maar een alternatief is er niet, dus we gaan er maar voor. Gelukkig blijft het niet constant regenen, maar zijn het eerder buien en ook de wandelroute valt mee, het eerste steilere stuk wordt al gauw gevolgd door bijna vlakke, vals platte passages. Eens de site in zicht valt op hoe groot die wel is, blijkbaar na Machu Picchu de 2e grootste van het land. Het geheel is omringd door hoge versterkte muren, met slechts 3 ingangen. En deze ingangen zijn smal, steil en lopen naar boven taps toe zodat eventuele indringers maar één per één doorkunnen en dus makkelijk afgeslagen kunnen worden. De versterkte stad vervolgens is niet binnen, maar bovenop dit versterkte plateau gebouwd. De woonhuizen zijn allemaal cirkelvormig met 4m hoge stenen muren en conische, cilindrische daken van stro er op. Natuurlijk blijft er van de meeste maar de fundering van over, soms een muur van een meter hoog, maar toch zie je nog goed waar de vuurplaatsen, ingang en opbergputten zaten. In sommige muurdelen zie je ook nog nissen. Naast de woonhuizen (waarvan er eentje gerestoreerd werd zodat je een goed idee krijgt, van hoe ze er uit zagen), zijn er ook enkele religieuze gebouwen zoals het grootste rechthoekige gebouw van de hele site, een toren in D-vorm die de hoogste plaats van het hele fort vormt, en de “inkpot”, een ronde constructie die aan de basis smaller is dan bovenaan. Net alsof ze één van hun huizen op zijn kop hebben gezet. Een dikke 2 uur dwaal ik er in rond, af en toe verrast door enkele llama’s die hier rondzwerven en enkele korte regenbuien. Verspreid over de site staan of zitten er bewakers die informeel een oogje in het zeil houden.

Het blijft toch wonderbaarlijk hoe deze pre-Inca cultuur (en de Inca cultuur zelf ook natuurlijk) dergelijke constructies konden neerzetten op dergelijke hoogtes. Als je ziet welke technische hulpmiddelen de bouwers van de kabelbaan heden gebruiken, tot een helikopter toe, hoe hebben die oude culturen dat dan ooit voor elkaar gekregen? Ja in Europa zie je ook kastelen op bergtoppen, maar dat zijn heuvels in vergelijking met deze hoogtes! Bovendien gaat het hier niet zomaar over een versterkte burcht, maar over hele steden. Hoe onwaarschijnlijk ook dat de nazaten van deze wonderbaarlijke architecten er nu niet meer in slagen van een echt mooie stad op te richten. De woonhuizen zien er doorgaans in slechtere staat uit dan de 100-den jaren oude ruïnes. Of hoe een roemrijke cultuur alleen nog in hun archeologische sites en musea lijkt te bestaan, hoe zou het er uit gezien hebben als het oude Europa niet zijn “cultuur” had opgedrongen en de bestaande niet had vernietigd? Wie weet tot wat het uitgegroeid zou zijn?
Ik keer terug naar de auto langs de kraampjes met drankjes en versnaperingen die aan de ingang van de site verzameld zijn, en houdt het bijna helemaal droog. Ook op de piste lijkt het weer zich te stabiliseren, al zijn er nog altijd de vele plassen natuurlijk. Ik moet nu nog even langs Chachapoyas om te tanken (dit stond op mijn planning als overnachtingplaats, maar ik wil graag nog even verder rijden anders heb ik morgen een dag van bijna 400km af te malen), en rijd dan verder naar Cocachimba van waar je de Gocta waterval kan zien. Er naartoe wandelen kan naargelang je de eerste, tweede of allebei de trappen van de waterval wil zien, een ganse dag kosten of enkele uren, ik neem genoegen met het zicht op afstand. Bedoeling was om hier in de Gocta Andes lodge te overnachten, maar als bij toeval zijn de enkele en dubbele kamers allen bezet en alleen de suites nog beschikbaar aan 365 soles per nacht. Ik dank er feestelijk voor om 100€ te betalen en ben er eigenlijk zeker van dat er nog wel degelijk minder dure kamers beschikbaar waren (een singel koste normaal 225 soles), maar dat men gewoon gegokt heeft dat ik toch niet zou vertrekken nu de schemering begon in te vallen. Doch deze jongen hapt niet toe en kiest voor een goedkopere hospedaje in het dorpje, weliswaar zonder uitzicht op de watervallen, geen Wifi en geen TV, maar ook geen omhooggevallen trutjes achter de balie. Een goed bed, een badkamer (met naar beloofd warm water en een eigen restaurant, meer heb ik niet nodig.

Zaterdag 5 november

Zowel Het eten gisterenavond, de douche en het ontbijt vanmorgen waren allemaal goed in orde, ik moet dus zeker geen spijt hebben van mijn besluit. De Gocta waterval zie ik opnieuw bij het vertrek, alles hier in het dorp draait trouwens om die waterval die naargelang de bron die je raadpleegt de 3e hoogste, bij de 10 hoogste of de 16e hoogste ter wereld is. Waarom dit grote verschil? Omdat de waterval uit 2 trappen bestaat en aldus door de verschillende bronnen anders geïnterpreteerd wordt. Het is in elk geval een mooie waterval zo van op afstand. Mijn route van vandaag blijft de langste van de ganse reis, ze brengt me van de provincie Amazonas terug naar de kust, over het Andes gebergte, dat hier wel de laagste bergpass van het land heeft om dat te doen. Ik rijd eerst door een smalle vallei die langzaam overgaat naar een canyon, de rivier die me de ganse tijd vergezeld lijkt me een mooie rivier om rafting op te doen. De weg heeft zichtbaar veel last van aardverschuivingen, op vele plaatsen zie je dan ook de sporen van recente en minder recente lawines die (deels) de weg bedekt hebben. Er zijn hier niet zoveel dorpjes en als ze er zijn zijn er minder “gifa’s”, in plaats van die snelheidsremmers zijn er dan wel weer heel wat “bades”, dit zijn zonken waar het water in plaats van onder de weg door een grote rioolbuis, vrij over de straat kan lopen. Meestal zijn deze voorzien van een betonnen ondergrond, eerder dan het asfalt van de rest van de baan, waarschijnlijk omdat dit beter bestand is tegen het geweld van het water en meegesleurde stenen.
Vervolgens kom ik dan in een vlakker gebied dat zo rond de 500m hoogte ligt, dit is duidelijk fruittelers gebied, ik zie veel standjes met fruit en dan vooral bananen, passievruchten, kokosnoten (met een rietje er in) en ananassen. Ook zie ik veel rijstvelden met witte reigers en lijkt er op elke houten paal wel een gier te zitten wachten. Na deze vlakte begint het klimmen en dalen opnieuw, een controle post van de seguridad vraag of ik hun diensten wil steunen met enkele soles, de eerste keer hier in Peru dat men iets dergelijks probeert, ik bedank vriendelijk en rijd verder. Een eind verderop heeft een tankwagen blijkbaar de bocht gemist en de trekker hangt vervaarlijk boven de afgrond, terwijl de cisterne nog op de weg staat, men is deze aan het overhevelen in andere tankwagens. Lijkt me een eigenaardige techniek, omdat het gewicht van die cisterne de volledige combinatie lijkt te weerhouden van verder de afgrond in te kieperen? Ik zie zo in het voorbijrijden ook geen enkele verankering van de truck? Maar niet te lang rondhangen hier! Enkele kilometers verder staat er op een parking een verhakkelde bus met alle ramen er uit, Aanvaring gehad met die tankwagen van eerder misschien? Terwijl ik opnieuw door prachtige canyons rijd, wordt het klimaat duidelijk opnieuw een stuk droger, woestijnachtig zelf. Ook de fauna is verandert, nu lopen er hier overal geiten, die ergens tussen de rotsen en stenen toch nog wat te eten vinden blijkbaar. Deze steengoede klimmers zijn ook regelmatig in boompjes en op rotswanden terug te vinden, en soms ook op de baan natuurlijk.

Ik blijf maar klimmen en kom uiteindelijk op de Abra Parcuya pass op 2137m hoogte uit, de laatste keer op deze reis dat ik de Andes over steek en je merkt het verschil duidelijk. De tropische begroeiing was al een tijdje verdwenen tijdens de klim, maar nu blijft ook de bewolking en de regelmatige regenbuien achterwege, die kunnen het gebergte niet over. Het wordt onmiddellijk een stuk warmer, maar ook droger en dus beter verdraagbaar. Al de ganse dag had ik de indruk dat dit niet meteen de rijkste regio van Peru is, en nu de flora meer het aanzicht heeft gekregen van een savanne met dorre struiken en vooral veel zand, lijkt die indruk zich nog te versterken. Niet alleen de huisjes zijn klein, van adobe en heel erg sober, soms zijn er ook bouwsels van takken en zwarte plastiek, niet eens de naam tent waardig. Aan de Peajes, die ook terug zijn, staan kinderen met ananassap, popcorn en ander fruit te leuren. De bergen zijn nu alleen nog een schimmige nevel aan de horizon. De dorpjes volgen elkaar weer sneller op met de onontbeerlijke mototaxi’s die zich hier echter momenteel vrij goed gedragen.
In Jayjanca heb ik er een goede 350km op zitten en wordt het tijd om een hotel op te zoeken. Dat is het Hotel Las Pirkas dat eigenlijk een soort pretpark blijkt te zijn met zwembaden, vijvers met trapbootjes en een zoo. De logies is in bungalows en ik krijg voor 200 soles een bungalow met 2 slaapkamers met elke een jacuzzi(!), toegang tot het zwembad voor 2 dagen net als de trapbootjes op de vijver. Deze laatste laat ik wat voor ze zijn, maar van het zwembad ga ik toch een half uurtje genieten. Nadien nog naar het restaurant waar ik in eerste instantie de enige klant ben op een andere familie na. Later komen er nog enkele medewerkers van het park en de (gewapende!) veiligheidsagenten, waarvan er eentje met geweer eerlijk gezegd een nogal obscuur figuur lijkt te zijn. Op mijn vraag aan de serveerster of dit zo’n gevaarlijke regio is dat gewapende bewaking nodig is antwoord ze van niet en zegt ze dat is vanwege de “vigilantes”. Een antwoord dat nu niet echt geruststellend klinkt, we zullen er onze slaap maar niet om laten, de andere klanten, onder andere in het zwembad dat vanaf 21u terug open is, lijken zich er allerminst zorgen om te maken.

Zondag 6 november

Na een luidruchtige nacht door één of andere soort discotheek, die tot 4u00 ’s morgens luide muziek bleef spelen, niet van het bungalowpark zelf, maar in de buurt, vanmorgen een nieuwe verrassing, een (echte) koude douche. En dat was onverwacht, want de kamer heeft een jacuzzi, weet je nog wel? Vervolgens blijkt het ontbijt dat om 8u45 zou afgeleverd worden, op zich te laten wachten, als ik om 8u15 toch maar even ga horen, hoor ik dat eerst het restaurant wordt bedient, en dat ik ook daar naartoe kan. Had ik dat maar al een half uur geleden geweten… . Al met al vertrek ik uiteindelijk toch nog om 9u30 richting Túcume. Dit is één van de vele pre-Inca sites hier in de buurt, die allen volgens een zelfde structuur zijn gebouwd: piramides van adobe stenen. Het probleem daarmee is dat deze heel erg gevoelig zijn aan erosie en aldus bijna niet te onderscheiden zijn van de natuurlijke heuvels, die eigenlijk uit hetzelfde materiaal bestaan, (al is dat niet tot stenen gevormd) de enige reden dat ze nog bestaan is het feit dat hier zeer weinig regen valt in deze halfwoestijn. Het heeft wel als voordeel dat ook de huaqueros ze nog niet allemaal leeggeroofd hebben, omdat ze niet als zodanig herkend werden. Bij deze grafrovers moet je je geen internationale georganiseerde bende voorstellen, meestal zijn het plaatselijke arme boeren die op zo’n graf stoten en er een centje willen mee bijverdienen (zoals meestal in dergelijke gevallen, wordt het grote geld hogerop in de keten verdient… ).

In Túcume begin ik met een bezoek met gids van het museum, waar de in de piramide verzamelde archeologische schatten bewaard worden, in tegenstelling tot bij de grafrovers zijn dat niet alleen de stukken in edelmetalen, maar ook de ceramiek (al zijn de huaqueros ook wel geïnteresseerd in onbeschadigde stukken), maar natuurlijk ook de stoffelijke resten en textiel en zelfs historische afvalbergen, die hen veel leert over de levensgewoontes, dieet en ouderdom van de vondsten. Ik versta niet alles van wat de gids me verteld, maar toch het grootste deel, vervolgens legt hij me uit hoe ik best de ruïnes zelf kan bezoeken. Dat blijkt deels met de auto te zijn en dus rijd ik een stuk verder tot bij wat er rest van een kleinere piramide die opgegraven is. De opgraving wordt beschermd door een metalen afdak en er onder zijn er nog enkele funderingen te zien met panelen die wat meer aanwijzigen geven over wat juist wat is. Het meest bezienswaardige echter zijn enkele bas-reliëfs die blootgelegd zijn, in de meeste gevallen gaan die over het water (bron van het leven), het land ( dat het voedsel voortbrengt) en de dieren (al dan niet heilig). Vervolgens gaat het dan naar de andere kant van het museum (ook de plaats van het oude museum trouwens), voor een wandeling naar de mirador, een pad dat de natuurlijke heuvel op voert waarrond zo’n 26 piramides gebouwd werden. Het is een stevige klim maar levert een mooi overzicht van de site op. Jammer genoeg zijn de piramides zelf allen ontoegankelijk, tenminste er lopen paden naar toe en er zijn afdaken geplaatst, maar de paden zijn afgesloten. Ik voel me er een beetje bedrogen door en negeer één van de borden en wandel toch naar een piramide die van stalen loopbruggen is voorzien. Er is hier toch geen kat te zien van de site zelf, alleen een oude dame die frisse drankjes en schijven watermeloen verkoopt, waar ik me prompt eentje van aanschaf.

Veel valt er daarboven uiteindelijk niet te zien, wat fundamenten die aangeven dat het dan toch geen natuurlijke heuvel is, maar dat is het zo wat. Alle artefacten liggen natuurlijk in de museums, maar toch wel leuk om een keer op de plaats te staan waar Thor Heyerdahl, de Noorse avonturier/wetenschapper zijn theorie ontwikkelde dat deze Zuid-Amerikaanse culturen in contact stonden met de Polynesische culturen (via Paaseiland). Vooral gebaseerd op afgodsbeelden en rituelen en dergelijke die veel overeenkomsten vertoonden en bewijzen van hun navigatiekennis. De in 2002 overleden Heyerdahl stond echter alleen met zijn theorie en tot op heden zijn er geen bewijzen gevonden dat Polynesië werd bevolkt via Zuid-Amerika en niet van uit Azië. Wel heeft hij bewezen dat ze over de middelen (de Totora boten) en kennis (navigatie, sterrenkunde) beschikten en dat het mogelijk was (zijn Kontiki reis). Ik verbind al een keer graag reizen met elkaar en hier gebeurt dat met vorige Noorwegen reizen (Kontiki museum in Oslo), Paaseiland (tijdens mijn Chili reis), Polynesië (Markieseilanden waar Heyerdahl een jaar op een onbewoond eiland doorbracht).
Ik moet nu een keuze maken want er staan nog 3 gelijkaardige sites op de planning of de 2 bijbehorende museums. Allemaal doen is onmogelijk in de tijdspanne van een dag. Ik opteer uiteindelijk voor de musea, omdat de piramides eigenlijk niet meer zijn dan een lege schelp en de “parel(s)” in de museums opgeborgen liggen. En dus ga ik op weg naar Ferreñafe waar zich het Museo Nacional Sicán te vinden is. Waarom daar is me volledig een raadsel, gezien het een doodgewoon stadje is dat zelfs niet via een verharde weg met de rest van het land verbonden is. De vondsten van zowat alle Sicán sites en Batan Grande zijn er te vinden. De Sicán cultuur is niet te verwarren met de Sipán, wat weer een heel andere groep is. De Sicán gebruikten onder andere gietvormen voor hun ceramieken en gouden en zilveren voorwerpen om deze en masse te kunnen produceren en ze begroeven hun doden rechtop zittend. In het museum zijn prachtige gouden grafvondsten te bewonderen en werden de graven in de piramiden minutieus nagebouwd, zodat je een goed idee krijgt van hoe het graf er moet uitgezien hebben toen het gesloten werd. Natuurlijk zijn ook alle andere artefacten er tentoongesteld zoals de kunstig gecreëerde ceramische potten met menselijke trekken of dieren of gewoon sierlijke stukken met handvaten en beschildering, meer dan zomaar simpele gebruiksvoorwerpen dus.

Na de 15km onverharde weg weer afgehaspeld te hebben rijd ik verder naar Lambayeque om daar het Museo Nacional Tumbas Reales de Sipán te bezoeken. De tegenstelling tussen beide museums is enorm, het zijn beide moderne, prachtige gebouwen met een fantastische collectie en mooi gepresenteerd, maar waar Sicán heel erg gemoedelijk was om te bezoeken, is Sipán erger dan een gevangenis voor hoog risico gevangenen bezoeken. In het eerste kon je vrijelijk rondlopen en naar hartelust fotograferen en filmen, in het tweede moet je alles afgeven (geen foto-, film of zelfs GSM, ook geen rugzak of handtas, nazicht met een metaaldetector en in groep naar binnen. Nochtans is het van opzet vrij overeenkomstig, ook hier de grafvondsten met vele gouden en zilveren maar ook koperen voorwerpen, hopen ceramiek en vele foto’s van tijdens de opgravingen. Speciaal aan Sipán is wel dat het museum chronologisch de vondsten toont zoals die gevonden werden tijdens de opgravingen. Maar of dit nu zo wereldschokkend is? Misschien op museum niveau wel? Als je ziet wat er in deze museums verzameld is van voorwerpen in edelmetalen, dan moet je jezelf een keer voorstellen wat de Spanjaarden hier ooit weggesleept hebben. Ik voel in één slag veel minder sympathie voor de huidige Spaanse financiële situatie!
Een ander mooi verhaal is hoe deze site ontdekt werd: blijkbaar waren de huaqueros een beetje onvoorzichtig toen ze een eerste graf leegroofden en aan de man brachten, al gauw werd bekend dat er veel authentieke voorwerpen op de markt aangeboden werden, de verkopers werden opgespoord en langs deze weg de vindplaats getraceerd. Met behulp van de politie werden de meeste voorwerpen terug gehaald en kon de rest van de site ongeschonden worden opgegraven. Om de plaatselijke bevolking ervan te weerhouden de site leeg te roven (zij vinden dat zij de wettelijke eigenaars zijn) werden ze ingeschakeld als bewakers en speurders naar andere sites. Van de stroper de jager maken als het ware.

Met dit alles is het ondertussen al 17u00 geworden en heb ik slechts een fractie van de +200km te rijden route gedaan, dat wordt dus opnieuw rijden in het donker. Nu zijn het wel geen bergwegen meer, maar of dit nu veiliger is? De Panamericana Norte is een hele drukke weg waar vlot 90 a 100km/u wordt gereden. Voorbijsteken is overdag al een riskante onderneming, laat staan in het donker. Trage vrachtwagens, nog tragere driewielers, dorpjes met gifa’s en overal stoppende en terug de baan opdraaiende busjes, wat een chaos. Gelukkig lijkt het verkeer te verminderen naar gelang de schemering inzet. Toch blijft het steeds weer een berekend risico om in te halen, ik ben blij dat de Suzuki een vinnige benzinemotor heeft (en zoals reeds eerder gezegd, moderne, goede verlichting), waardoor inhalen vlot en snel gaat. De gemiddelde Peruaan weet blijkbaar niet dat je best terugschakelt voor je aan je inhaalmanoeuvre begint, wat maar al te vaak tot gevaarlijke situaties leidt. En bij de snelheden op deze weg is dat gewoon dodelijk. Ik kom er echter heelhuids door en in Paiján besluit ik te stoppen wanneer ik een verlichte reclame zie voor Hostal Leo. De Wifi en het restaurant blijken een ijdele belofte, maar de kamer is netjes en fris, er is een ruime garage voor de auto en ze zorgen zelfs dat er nog avondeten komt in de vorm van een hamburger.

Maandag 7 november

Vanmorgen blijkt dat ook het aqua caliente zoals aangekondigd op het verlichte reclamebord, ijdele hoop was, maar aan een beetje koud water gaan we ook niet dood. Ik heb in elk geval heerlijk geslapen en dat is me veel waard. Ontbijt was niet voorzien en dus ben ik vroeg op weg vandaag. Eerste afspraak het stadje Huanchaco, niet voor een archeologische site of zelfs niet voor het stadje zelf, maar voor bootjes. Meer bepaald voor de uit Totora riet gemaakte kleine vissersbootjes. Het was hier dat Thor Heyerdahl zijn inspiratie haalde, waarna hij naar Lake Titicaca trok om dat daar nog de kennis aanwezig was voor het bouwen van de grotere versie, de Kontiki, die zeewaardig was. De lokale bootjes hier zijn niet meer dan twee samengebonden rietbundels, die vooraan in een punt zijn samengevoegd die licht omhoog gebonden is, ter grootte van een uit de kluiten gewassen surfplank. Op het strand staan er een paar rechtop te drogen, maar eerlijk gezegd zien die er nu niet zo strak meer uit. Toch zal ik het er mee moeten doen want andere zie ik er niet.

Als ik van hieruit richting Trujillo rijd, moet ik normaal vanzelf bij de Chan-Chan ruïnes komen en zo gebeurt het ook. Deze kan je nu echt een keer niet missen want de weg deelt de site in twee. Wat ook niet verwonderlijk is met een oppervlakte van 20km² met maar liefst 9 Koninklijke paleizen. De meeste ervan zijn nog in ongerestoreerde staat en de reisgidsen waarschuwen ervoor ze bij voorkeur niet op je eentje te gaan verkennen, wegens nogal obscure buurten met kans op berovingen (en niet van de graven dit keer). Ik moet zeggen dat me al enkele dingen waren opgevallen tijdens de rit van deze morgen (en bij de hostal van vannacht ook trouwens), zo zijn bijna overal de ramen en deuren van traliewerk voorzien, toch al zeker waar er geld omgaat (winkels, bodega’s, hostals, werkplaatsen). Ook de politiewagens en de wagens van de seguridad zijn hier zwaarder beveiligd met traliewerk voor de ramen, die je normaal alleen bij interventiewagens van de special forces ziet. Het grootste gevaar momenteel vormen echter de vrachtwagens die het geoogste suikerriet transporteren, die voortkruipen over de weg als stekelvarkens met een slechte stekeldag (gezien je niet echt van haar kan spreken).
Eentje van de paleizen (Nik an) werd wel al grotendeels gerestoreerd en door de archeologen onder de loep genomen. Net zoals de piramides van afgelopen dagen, zijn ook deze paleizen uit adobe stenen opgericht, en dus erg gevoelig aan erosie. Dat ze toch nog bestaan is vooral te danken aan zand en wind en de combinatie van de 2, die de boel eeuwen lang bedekt hebben. Ik kies ervoor het complex met een gids te verkennen, die bovendien ook nog Engels kent en dit al 40jaar doet. Er is slechts één toegang tot het paleis, aan de noordzijde, in de omringende verdedigingsmuren, die oorspronkelijk 10 à 12m hoog waren, maar zelfs nu met hun 4m zijn ze best indrukwekkend. Binnen lijkt het wel een doolhof van gangen, lokalen en binnenplaatsen. Allen met een duidelijke functie die soms nog verrassend goed te zien valt. Terwijl er op zijn hoogtepunt waarschijnlijk wel zo’n 50.000 mensen in Chan-Chan woonden, waren de paleizen slechts permanent bewoond door een 100-tal bevoorrechten van de Koninklijke familie en hun bedienden. Heel erg mooi zijn de basreliëfs onderaan de muren bestaande uit pelikanen (dobberend op het water of in vliegpositie en sommige zelfs gestileerd), vissen, golven en netten ( in ruitvorm) . Grappig daarbij is dat de originele delen vaak beter bestand blijken tegen de natuurelementen dan de gereconstrueerde. Een uur lang zwerf ik met mijn gids door het paleis, van de ceremoniële binnenplaatsen, tot opslagruimtes, een waterreservoir en tenslotte de graftomes van de Koninklijke familie. Het museo de sitio, dat ondanks de naam niet onmiddellijk aan dit deel van de site gelegen is, met de in het paleis gerecupereerde artefacten is helaas vandaag gesloten (maandag nietwaar).

Na dit bezoek is het tijd voor een kijkje op de Plaza de Armas van Trujillo, één van de grootste, mooiste en properste van het land gaan ze prat op. En ze mag er best wezen met de kleurrijke kathedraal en vele koloniale gebouwen in frisse tinten rond het plein. Natuurlijk ontbreken de fleurige bloemperken, palmbomen, fontein(en) en monument ook niet. Opvallend zijn de weinige leurders, verkopers en bedelaars hier, maar dat wordt al snel duidelijk als een schoenpoetser met snerpende fluitsignalen door een seguridad agent wordt aangemaand te vertrekken. Ikzelf vertrek op mijn beurt ook weer op zoek naar de Huaca Arco Iris, de regenboogsite of lokaal ook wel de draken site genoemd. Doch net als bij een eerste poging, toen ik van Huanchaco naar Trujillo reed, vind ik deze niet. De Huaca La Esmeralda en de een stuk noordelijker gelegen El Brujo site wordt dan weer aangeraden alleen in groep te bezoeken wegens eerdere slechtere ervaringen van alleen reizende reizigers. Dan maar opnieuw door de stad op zoek naar Huaca del Sol en Huaca del Luna zuidelijk van Trujillo te vinden in Moche. Zelfs daarvoor heb ik even een helpende hand van enkele wegenwerkers nodig voorafgegaan door een u-bocht over de 4 rijstroken van een nieuw stuk autosnelweg.

Ik begin mijn bezoek in het Museo de Sitio Valle Moche, waar foto’s weer niet toegelaten zijn. Niet dat er nu zoveel spectaculairs vast te leggen valt. Het museum bevat vooral veel ceramieke stukken, die trouwens best wel mooi zijn, een enkel gouden stuk en dat is het zo wat. De Huaca del Sol kan en mag even later alleen van aan de voet bezocht worden, wegens nog in voorbereidende fase voor archeologisch onderzoek en dus niet gerestoreerd. Het kleinere Huaca del Luna is trouwens, ondanks de beperktere afmetingen, een stuk interessanter, dit is namelijk de religieuze site terwijl de zon het administratieve “centrum” was. Van buiten ziet het er opnieuw als de zoveelste adobe piramide uit, die zwaar toegetakeld is door El Ninjo regenbuien, aardbevingen en alles wat moeder natuur er tegenaan kan gooien. Maar eens binnen (langs boven trouwens), wacht er de bezoekers enkele complete verrassingen. In de tempel zijn immers heel wat originele muurschilderingen bewaard gebleven die perfect weergeven wat een kleurrijk geheel dit (en bij uitbreiding alle pre-Inca en Inca) complex moet geweest zijn. Wij hebben daar namelijk een heel verkeerd beeld van door al die ruïnes die bijna volledig in hun omgeving opgaan wegens dezelfde aardkleuren die het bijna perfect camoufleren. Op het hoogtepunt van de verschillende culturen moet het echter één grote kleurboek geweest zijn, alsof je er een stripverhaal bij neemt. Hier geen donkere, bruine, zwarte en andere aardse tinten die je op schilderijen uit dezelfde periode in Europa aantreft, maar gele, rode, zwarte en witte tinten met nog wat blauw er tussen. Maskers van (af)goden, spinnen, vissen, maar evengoed soldaten, sjamanen en koningen worden soms levensgroot afgebeeld. Abstracte vormen die steeds herhaald worden en ganse muren bedekken als ware het behangpapier. Hun gebouwen moeten er uitgezien hebben als de kleurrijke kleding die nu nog zo eigen is aan de Andes bevolking. Een gegeven dat trouwens evengoed van toepassing is bij de Maya’s van Midden Amerika.

Ook nu moet ik nog zo’n 130km rijden naar mijn overnachtingplaats van vanavond, maar het ziet er naar uit dat ik dit, voor een keertje, nog juist voor het donker red. De Panamericana is hier op verschillende plaatsen ontdubbelt, doch dat zorgt voor opstoppingen in de stadjes en dorpjes waar deze terugvalt op 2 rijstroken. Bij de grotere steden wordt er wel aan een ring gedacht, en nieuw element in de Peruviaanse wegenbouw als je het mij vraagt, en hier een ware revolutie. Wordt de woestijn eerst groen, door irrigatie en aanplanten van heggen tegen de oprukkende woestijn, en zelfs donkergroen als er fruitboomgaarden verschijnen, een eind verderop hebben de bergen die nog een keer wat uitlopers richting kust sturen, de macht weer overgenomen. Al doen wandelende duinen en strandzand hun best om ze te vermommen als reusachtige duinen. Het enige jammerlijke zijn de hopen afval langs de weg die niet alleen visueel pijn doen aan de ogen, maar ook de reukzin torpederen met walgelijke geuren.
Ik bereik Chimbote en het La Vieja Casona Hostal inderdaad nog net voor de schemering intreed. Omdat ze niet over een restaurant beschikken, stelt de gastheer me voor om me naar een restaurant te begeleiden. Ik eet er Tucatuca met lomo saltado, een rijstgerecht met bonen en met stukjes gebakken vlees, ui, tomaat en lekker gekruid. De pisco sour komt als naar gewoonte weer te laat als aperitief, maar smaakt er niet minder om. Eens terug bij het hostal, gaat de auto de cochera (garage) in en ben ik gerust voor vannacht.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1089
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Yohani »

Dinsdag 8 november

Vanmorgen een hete(!) douche en een lekker ontbijt en ik kan er weer tegen.
De Panamericana ligt een straat verderop en dus zit ik al gauw op de juiste
route. Eens buiten de stad ontdubbeld deze opnieuw en is het relaxt rijden
tot in Casma waar ik het Monumento Sechin opzoek. De boletto moet ik
aankopen in het Museo Regional de Casma "Max Uhle" dat zich eveneens op de
site bevindt. De naam klinkt niet echt Peruaans en dat komt omdat het museum
er kwam door schenkingen van Duitsland, en ik veronderstel dat de Max Uhle
de archeoloog was die de site blootlegde. Het museumpje stelt niet echt veel
voor, 2 zaaltjes die vrij leeg zijn met wat ceramiek een mummie en een
skelet in een levensgroot diorama. De ruïne is weer een beetje anders dan de
vorige, nochtans is ze ook gebouwd door de Chumi, net als de meeste andere
ruïnes van de laatste dagen, doch hier is de  omwalling niet van adobe maar
van grote natuurstenen, waarin heel wat figuren gekerfd staan. Blijkbaar
soldaten die de ingewanden van hun gevangenen verwijderen als ik de
reisgidsen mag geloven. Blijkbaar geen doetjes deze oorspronkelijke bewoners
hier. Je kan alleen de buitenkant van de tempel met de beeltenissen zien,
naar binnen kan alleen via een adobe trap en die is niet toegankelijk en
andere ingangen zijn er niet. Wel loopt er een wandelpad halverwege de berg
op, die een beetje meer zich geeft op de gehele opgraving. Rond de tempel
zijn er blijkbaar ook resten van huisjes gevonden en die zie je van hier
goed liggen. Over de tempel staat een dak, dus daarvoor moet je niet omhoog
klimmen. Blijkbaar heeft mijn hoogtestage van enkele weken wel goed gedaan,
want ik moet minder uithijgen bij het klimmen.

Terug op weg blijft de Panamericana grotendeels een ontdubbelde autosnelweg
met verbazend weinig verkeer, maar wel enkele peajes. Doch het landschap
waar ik door rijd is weer schitterend. Ik haal mijn favoriete
vergelijkingsitem nog een keer boven: alsof je door een reusachtige coupe
vanille rijdt, die wordt afgewisseld met een coupe Bresilliëne, met mokka,
karamel en chocoladekleuren en de losse stenen als nootjes er boven op. Het
vanille gedeelte zijn dan de delen waarbij de duinen deels de bergen
inpalmen, een wegenwerkers ploeg is trouwens bezig met een op voorhand
verloren gevecht tegen wandelende duinen die de autosnelweg over steken. Met
gewone huis, tuin en keukenborstels vegen ze het zand van de baan??? Zoals
ik zij is het erg kalm op de weg en dat lijkt me niet normaal, want dit is
wel de noordelijke route naar Lima. Maar zo lang het duurt, ben ik er alleen
maar blij mee en kan ik extra genieten. Ook de oceaan komt weer dichterbij
en ik zie enkele van de mooiste en properste stranden van het land, gewoon
omdat er hier bijna niemand woont. Op dit deel van de snelweg wordt er
trouwens afval ingezameld en zijn er zelfs speciale betonnen constructies
gebouwd waar dit kan gescheiden worden volgens soort. Had ik nog niet gezien
in dit land waarbij de berm meestal het openbare stort is. Als ik af en toe
toch een huisje zie, zijn die wel erg armzalig, langs de snelweg zijn er
trouwens een deel die volledig uit plantenvezelf geweven matten bestaan.

Het gaat heel erg vlot vandaag en voor ik het weet bereik ik Paramonga en
zie onmiddellijk het Fortaleza van Paramonga naast de weg liggen op een
heuvel. Alleen de adobe muren van het fort staan nog recht, en vormen de
kenmerkende piramide, maar is best indrukwekkend. Niet zoals de piramides
van afgelopen dagen, waarbij niemand je zou tegenspreken indien je beweert
dat het gewoon een natuurlijke heuvel is (behalve als je er binnen een
kijkje kan nemen natuurlijk). In eerste instantie zie ik niet onmiddellijk
een boletteria, en dus beklim ik het fort maar zonder ticket. Van boven heb
ik zicht op nog enkele andere heuvels die tot de site behoren, maar het
fortaleza waar ik op sta is veruit het indrukwekkendste. Jammer wel dat er
massaal namen in de adobe stenen gekerfd werden, waardoor de rode verf, die
er hier en daar nog een beetje zichtbaar was, helemaal dreigt te verdwijnen.
Ik rijd door de suikerrietvelden nog even naar de andere heuvels, maar deze
zijn niet echt bijzonder. Terug op de panamericana zie ik dan de officiële
ingang, en wat blijkt, daar zit ook niemand en dus is deze mooie site gewoon
vrij te bezichtigen.

Ik ben nu niet eens meer 20km van mijn overnachtingsplaats verwijderd, een
aangename verrassing om het een keer zo rustig aan te kunnen doen. In
Barranca is het nog wel even zoeken want door de heraangelegde snelweg zijn
de toegangswegen naar het stadje gewijzigd en werken in de straatjes in het
centrum zelf zorgen ervoor dat ik toch nog enkele blokken om moet om bij het
Hotel Chavin te geraken. Die beschikken over een ruime parking tussen het
hotel en het (lege) zwembad, en zelf over een (open) restaurant voor
vanavond! Het is trouwens nog een keertje een echt hotel en geen Hostal of
Hospedaje, modern en van alle comfort voorzien en zeker niet duur met 75
soles (delen door +/- 3,5 om € te bekomen). Zo komt het dat ik om 18u reeds
mijn dagelijkse bijdrage aan mijn reisverhaal af heb en dus kan uitkijken
naar een lange (hopelijk rustige) nacht.

Woensdag 9 november

Vanmorgen een kleine verrassing, er is geen ontbijt inbegrepen in de
overnachting, maar voor 13 soles kan je er een krijgen in het leine
restaurant aan de straatkant in hetzelfde gebouw. Het is nogal summier dat
continentale ontbijt (4 toastjes, een likje aardbeien confituur, 2 bolletjes
boter, een fruitsap en een thee (of koffie). Ik weet dat de Engelsen en
Amerikanen uitgebreider ontbijten dan de Europeanen, maar dit is een beetje
belachelijk en het is niet alleen hier het geval, maar in gans Peru. Niet
getreurd na het karige ontbijt gaat het weer de Panamericana op tot aan de
afslag van Caral. Ondanks dat het hier de oudste site van Zuid-Amerika, en
zelfs de tweede oudste stad, na Messopothamië, ter wereld betreft is er weer
weinig aangegeven. Als ik eindelijk in het huidige Caral aankom (dat noch
groot, noch groots is) blijkt er daar een onverharde weg richting
archeologische site te lopen. Of beter gezegd, naar een grote verlaten
parking van waar het nog een half uur wandelen is naar het ticket office.
Bij navraag blijkt er 4km terug ook nog een onverharde weg rechtstreeks naar
het ticketoffice te lopen. Terugdraaien dus maar!

Volgende verrassing, de toegang tot de site kost 11 soles, maar een gids is
verplicht en die kost 20 soles of je nu met een groep van 20 komt of alleen!
Dat irriteert me wel een beetje en zeg dan ook een keer goed mijn gedacht
over die praktijk, maar er aan ontsnappen doe je er toch niet aan. Ik eis
voor dat geld dan dat de gids op zijn minst Engels spreekt, maar de arme man
spreekt dat met moeite enkele woorden. Om uiteindelijk toch nog wat
informatie over de site mee te krijgen, laat ik hem dan zijn verhaal maar in
het Spaans doen, zo heb ik er tenminste nog iets aan. En dat gaat een stuk
vlotter, zo leer ik dat dit niet de enige stad in de vallei hier was, maar
dat er zo’n 23 waren, waarvan Caral wel de grootste en belangrijkste was.
Naast de stad was het ook een belangrijke religieuze site van de Supe
cultuur, die dus vele eeuwen ouder is dan deze van Nazca, Moche en zeker van
de Inca’s. Want deze laatste floreerde eigenlijk tijdens onze middeleeuwen.
In de tijd van de Supe cultuur was er nog geen sprake van metalen voorwerpen
of ceramiek, dus die zijn er ook niet te vinden, alle gebouwen zijn gemaakt
van 2 soorten steen: grote, scherpe stenen uit de bergen en afgeronde stenen
gepolijst door de rivier, gemetseld in klei. Naast enkele piramides (waarbij
elke generatie de piramide groter maakte door er een nieuwe bovenop te
bouwen, ze zijn dus niet hol van binnen) zijn er ook enkele ronde
amfitheaters te zien, waarbij de grootste een entertainment functie had voor
feesten, muziek en dans, en deze bij de piramide eerder voor religieuze en
besloten vergaderingen werden gebruikt. Er zijn ook een aantal
offerplaatsen, voorzien van een vuurplaats die via een ingenieus systeem van
onder lucht kreeg aangevoerd om het vuur aan te jagen.

Zoals gezegd was dit nog van voor het tijdperk van het gebruik van metalen,
en dus ook de edelmetalen, wel werden er stenen werktuigen en figuurtjes
gevonden. In principe was dit ook de cultuur die als basis diende voor de
ontwikkeling van de andere culturen en dus werden heel wat kenmerken
overgenomen en verder ontwikkeld. Het is dus wel erg indrukwekkend wat ze in
die tijd gecreëerd hebben, met nog minder werktuigen dan de Inca’s. Ook
hadden ze reeds heel wat kennis over astronomie en architectuur, dat laatste
wordt nog maar een keer bewezen door de talrijke aardbevingen die de site
reeds doorstaan heeft. De stad werd pas begin de jaren ’90 van onder het
zand opgedolven en werd volgens de archeologen nooit veroverd maar verlaten
door een droogteperiode ten gevolge van het El Ninjo natuurfenomeen. Terug
bij het ticketoffice hebben enkele souvenirstandjes ondertussen hun waren
uitgestald,  maar het is duidelijk aan de vele lege hokjes, dat het hier
duidelijk nog laagseizoen is, hun seizoen begint pas volgende maand.

De rest van de dag blijf ik de panamericana volgen, net als gisteren is die
grotendeels ontdubbelt, doch op dit deel veelal nog niet in gebruik genomen.
De peaje stations zijn dat integendeel al wel. Ook altijd grappig om te
merken: ronde punten op een autosnelweg! Het landschap blijft nog even mooi
om te volgen, mijnen en kippenkwekerijen wisselen elkaar af. Overal staan er
borden met propiedad privada erop en wordt er op gewezen dat de gronden NIET
te koop zijn. Soms volgt de weg dicht de kustlijn van de oceaan, maar dan
draait die weer enkele kilometers het binnenland in. Ik heb al een tijdje
uitgekeken of ik ergens een wat professionelere bandencentrale kan vinden,
want ik rijd nog altijd op het reservewiel rond en wil dat toch in orde voor
ik de auto terugbreng op vrijdag namiddag. Dat is dan voornamelijk in de
dorpjes, maar het is uiteindelijk wachten tot de voorsteden van Lima zelf,
voor ik iets naar mijn zin vind. Deze man vind na 2 pogingen wel het lek en
als de band van de velg gehaald wordt, steekt er aan de binnenkant van de
band een nagel van 5cm in het loopvlak. 10 minuutjes later staat het wiel
weer op de wagen en hangt het reservewiel weer op de achterdeur. Voor de
ronde som van 10 soles is alles weer in orde. Enkele kilometers verder stop
ik dan bij een lavandero voor een goede wasbeurt van het interieur en
exterieur van de auto.

En dan begint de lijdensweg van de grote stad, op 2 uur tijd heb ik meer
bijna aanrijdingen vermeden dan gedurende 5 weken. Ik weet weer waarom ik
zo’n hekel heb aan die grootsteden en hun chaos. Taxi’s en busjes snijden je
de pas af, stoppen waar het hun uitkomt, gebruiken hun richtingsaanwijzers
voor alles behalve om richting aan te geven en veroorzaken algemene chaos
door hun asociale rijgedrag. De claxon wordt zoveel misbruikt dat die
eigenlijk geen enkel nut meer heeft en het is vechten voor elke centimeter.
Niets voor mensen met hartklachten hier, om de stress nog een beetje te
vergroten lopen er tussen al dat gewoel nog een aantal mensen rond die van
alles aan de man proberen te brengen. 30 km duurt deze helletocht en ik heb
al besloten om de volgende 2 dagen de auto aan het hotel te laten staan en
de stad te voet of met een taxi te verkennen. 2 straten van het Soul Mate
Inn hotel tank ik de wagen nog een laatste keer vol. Ik ben er heelhuids
door geraakt en parkeer de wagen opgelucht op de parkeerplaats van het
hotel. Rond 8u ga ik eten in het restaurant van het hotel (dat in
tegenstelling tot in het begin van de reis nu wel geopend is) en krijg na
mijn Pisco Sour een heerlijke aroz con marisco’s voorgeschoteld. Op tv gaat
het allemaal over de idioot die tot president verkozen is in de VS, dus
concentreer ik me maar op mijn reisverhaal.

Donderdag 10 november

Vanmorgen blijft de auto dus bij het hotel staan, na het ontbijt wandel ik
een stuk door Miraflores naar Huaca Pucllana, een archeologische site midden
in de stad die merkwaardig genoeg maar in de jaren ’80 “ontdekt” werd.
Daarvoor was het gewoon een zandheuvel die vooral gebruikt werd om met
motoren over te crossen of als speeltuin voor de jeugd. Tot ontdekt werd dat
er zich een heuse adobe piramide onder het zand bevond. Ongeveer een 3e deel
van de piramide werd ondertussen bloot gelegd net als enkele ceremoniële
pleinen. Het gehele complex zal nooit helemaal kunnen gerecupereerd worden
omdat dit al heel lang geleden onder de wijk verdwenen is. Maar met wat er
nog bedekt is met zand van de piramide zelf, kunnen ze nog gemakkelijk een
halve eeuw verder. Ook op deze site is een gids verplicht, maar die is
inbegrepen in het ingangsticket van 15 soles. Wel is het nog een half uur
wachten op de volgende rondleiding.

De vrouwelijke gids van onze Engelstalige rondleiding, blijkt best grappig
te zijn, en geeft ons bovendien veel informatie. Op de site werden enkele
diorama’s opgesteld, die beeldend beschrijven hoe de Limacultuur de enorme
aantallen adobe tegels produceerden waaruit het complex bestaat. Dit
gebeurde zonder mal en op zeer ambachtelijke wijze, door water met klei te
mengen door er in te trappelen en vervolgens met de hand de stenen te vormen
en te laten drogen. Het is wel zo dat de site niet in één keer opgebouwd
werd, maar een opeenvolging van verschillende heersers was, bij dewelke elke
nieuwe heerser een nieuwe laag bovenop de bestaande liet aanbrengen. Zo
ontstond geleidelijk aan een hogere en hogere piramide, telkens met
offergaven in de vorm van stukgeslagen ceramische potten in de basis. Ook
hier is het dus een volle piramide zonder gangen of (verborgen) ruimtes. Net
zoals de piramides van de andere culturen hier in Peru (en bij uitbreiding
in gans Zuid-Amerika trouwens) zijn het afgeplatte piramides, dus zonder
punt, maar met een vlak terras, waarop in de meeste gevallen de eigenlijke
tempel werd gebouwd.  De adobe tegels werden op hun kant gebruikt, zonder
klei ertussen, zodat er steeds luchtspleetjes tussen de stenen zitten die
schokken bij aardbevingen konden opvangen. Tussen de rijen onderling, zat er
dan wel weer een kleilaag als voeg. Na de Limacultuur zouden ook latere
culturen de site nog gebruiken als begraafplaats (met menselijke offerandes
(waaronder zelfs baby’s) en nog later offerandes van landbouwproducten. De
plaats bleef dus een heilige status hebben, zelfs bij andere groeperingen.

Van hieruit neem ik een taxi naar het historische centrum van Lima, in
Miraflores, dat blijkbaar één van de meer gegoede wijken van Lima is (zie je
duidelijk aan de huizen en auto’s, maar ook aan de privébewakingsfirma’s),
is het redelijk kalm, maar eens op de grote assen is het weer de chaos van
gewoonte en ik ben al lang blij besloten te hebben van de auto op hotel te
laten. Ik laat me afzetten aan het begin van het historische centrum, met
het Italiaanse museum en er recht tegenover het bombastische justitiepaleis.
Op het ronde punt van het Grau plein staat er een groot bronzen beeld op een
sokkel en een agente probeert al fluitend wat orde in de chaos te brengen.
Ik wandel via het roze Rooseveldt gebouw naar het plaza San Martin met zijn
mooie gebouwen in koloniale stijl met schaduwrijke arcades. Via de
winkelwandelstraat Jr de la Union ga ik vervolgens op weg naar het plaza de
Armas, met een tussenstop aan de Iglesia la Merced. Ook in de winkelstraat
zijn er nog enkele gebouwen met een koloniale uitstraling, die echter soms
dringend toe zijn aan een restoratie. Andere die nu ingenomen zijn door de
grote merknamen in de shopping en restaurantwereld zijn dan weer piekfijn
terug in hun voormalige luister teruggebracht. Een blok verwijderd van het
Plaza de Armas of Plaza Mayor zoals het hier gekend is, blijken alle
toegangswegen tot het plein afgesloten te zijn. Sommige worden doorgelaten
op vertoon van een badge of adresbewijs, maar anderen wordt dan weer de
toegang geweigerd. Waarom is me niet echt duidelijk, ik probeer even de
andere straten maar stoot steeds weer op hekkens.

Ik besluit van het er op te wagen en me al bluffend een toegang te
verschaffen, ik haal mijn paspoort boven en loop op de agent af die de
toegang al dan niet weigert, ik raak er tot mijn eigen verwondering vrij
vlot door en sta even later op een erg rustig Plaza de Armas, zonder het
getoeter van autoclaxons, zonder ogen in je achterhoofd te moeten hebben
voor weer een taxichauffeur wiens hersens niet met zijn rechtervoet lijken
verbonden te zijn. Rond het plein een prachtige kathedraal, de geel-oranje
overheidsgebouwen met prachtige donkerbruine balkons in cederhout. Ik neem
in een zijstraatje een epanada met kip als snelle hap voor de lunch en
wandel verder naar de Iglesia en Convento de Santa Rosa, een erg belangrijke
heilige voor Zuid-Amerika die jong stierf op haar 31e en aan wie enkele
mirakels worden toegeschreven (vandaar de heiligverklaring natuurlijk). Op
schilderijen (naar gewoonte gemaakt in de 48u na haar overlijden) en een
reconstructie in 3D van haar gezicht aan de hand van haar schedel, blijkt
het een mooie vrouw geweest te zijn, maar blijkbaar wel met een slag aan,
want ze behandelde haar gezicht met chilipepers om er minder aantrekkelijk
uit te zien. Ook de eerste heilige van Afrikaanse afkomst, San Martin wordt
er vereerd, en daarmee ook de eerste gekleurde heilige.

Ik bezoek er de kerk en de abdij, maar het zijn vooral de binnenplaatsen die
me interesseren. De bovengalerij is opnieuw gemaakt uit donker cederhout en
de tuinen met een fontein in het midden zijn een oase van rust. Ook binnen
in de abdij zijn er veel cederhouten details zoals plafonds, deuren en zelfs
een ganse bibliotheek. Ook het koor is gemaakt uit hetzelfde materiaal met
28 uit hout gesneden zetels met afbeeldingen van heiligen, bisschoppen en
andere religieuze gezagsdragers. Ik eindig het bezoek met een klim naar het
topje van de klokkentoren voor een uitzicht over de daken van Lima. Lima
kent geen regen, zoals de gids van Huaca Pucllana het uitdrukte: ze had tot
haar 12e levensjaar nooit regen gezien. En dat is te zien aan de daken die
er zelfs bij de gerestoreerde gebouwen haveloos bijliggen.  Toch kan het er
best vochtig zijn, want deze tijd van het jaar is het hier gewoonlijk erg
mistig, wat Lima zijn bijnaam van de “grijze stad” heeft opgeleverd. Ik neem
afscheid van de (eveneens) vrouwelijke gids die me hier heeft rondgeleid (en
die nu naar haar Engelse les moet) en wandel terug naar het Plaza Mayor. Ik
kijk even binnen door de deur van de kathedraal en ga dan een blok verder
een kijkje nemen bij de iglesia en convento de San Francisco, waar de
leurders en souvenirverkopers wel erg opdringerig blijken te zijn. Ik loop
nog langs enkele souvenirwinkels om enkele geschenken en een belofte na te
komen en vind het dan wel goed geweest. Het is bijna 17u en ik wil terug
naar mijn hotel. Ik roep een taxi aan en wordt de volgende 25 minuten in
vliegende vaart met overijverige lichtclaxon en dito gewone claxon door de
stad geracet. Muy loco zijn die kerels!

De avond rond ik af met de vertrouwde Pisco Sour, een Cesar salade en
opnieuw Aroz con Marisco, gewoon omdat die gisteren zo goed was. Ik heb nog
geen plannen gemaakt voor morgen, het enige dat vast ligt is dat ik rond
17u00 in de luchthaven wil zijn om de auto af te leveren. Altijd een beetje
lastig zo’n laatste dag, de bagage moet natuurlijk klaar zijn en dat voor
dat het tijd is om uit te checken uit het hotel, misschien nog een bezoekje
aan het Larco en/of archeologisch museum? Met de auto of taxi? Ik zoek het
morgen wel uit!

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Gebruikersavatar
Yohani
LROCB-Member
Berichten: 1089
Lid geworden op: za 13 mar, 2004 14:15
lrocb_lidnr: 64
Woonplaats: Putte (Mechelen)
Contacteer:

Re: 5 weekjes toeren in Peru

Ongelezen bericht door Yohani »

Vrijdag 11 november

Vanmorgen alles op het gemak gedaan, laat gaan ontbijten en dan de bagage geordend voor de terugreis (vooral zien dat er geen verboden voorwerpen in de handbagage sukkelt). Ik heb besloten om met de auto naar PuebloLibre te rijden waar het Nationaal archeologisch museum en het Museum Larco op wandelafstand van elkaar liggen. Want tenslotte is dat in de richting van het vliegveld, dus zou het een beetje gek zijn om met een taxi heen en terug te gaan. Ondanks dat deze musea buiten het centrum liggen wordt het toch nog een zoektocht, voornamelijk door de eenrichtingswegen, maar uiteindelijk vind ik dan toch het Bolivar plein waaraan het archeologisch museum ligt. En tot mijn tevredenheid is er nog een keer legale parkeermogelijkheid ook. Het museum herbergt artefacten van zowat alle sites waar ik de afgelopen 5 weken voorbijgekomen ben en nog heel wat meer. Leuk is wel dat ze ook onderverdeeld zijn per afkomst. Ik zie ook wat foto’s van sites die ik om een of andere reden niet kunnen bezoeken heb, wegens gesloten bijvoorbeeld. Veel ceramiek natuurlijk, allemaal van hoge kwaliteit en ook weer enkele gouden en zilveren vondsten en soms een miniatuur van de archeologische site. Daarnaast is er ook een tijdelijke tentoonstelling uit China met onder andere enkele beelden van het beroemde lemen leger en enkele zalen over de koloniale geschiedenis en de onafhankelijkheidsstrijd.

Na dit bezoek rijd ik naar het museum Larco, een privé museum op enkele blokken van hier. Dank zij de behulpzaamheid van enkele voorbijgangers vind ik het vrij gemakkelijk en voor de 2e keer op rij, met gerieflijke parkeerplaatsen. Het parkje er tegenover is een broeinest van bedrijvigheid en gekwetter van groene parkieten, het museum zelf is al alleen de moeite waard door de prachtige tuin die letterlijk verzwolgen wordt door een bloemenpracht. Ook hier heel veel ceramische stukken, van nog betere kwaliteit dan in het vorige museum, de stukken uit edelmetaal bevinden zich hier in een ondergrondse bunker. Staan er in het museum al vele prachtige stukken uitgestald, van alle Peruaanse culturen, in alle vormen maten en kleuren, met mooie beschilderingen en aparte vormen. In de opslagruimte die ook kan bezichtigd worden, is het helemaal om van omver te vallen. Glazen vitrines staan volgestapeld van vloer tot plafond met duizenden en duizenden ceramische stukken, bij elkaar gezet volgens thema, met dierenfiguren, goden, mensen, abstracte, in wit, zwart en kleikleur. Egaal of beschilderd, in de vorm van potten, flesjes of religieuze voorwerpen. Een verdieping lager in de tuin is er nog een zaal met een erotische verzameling ceramiek met wel erg expliciete beeltenissen van sexuele standjes en geslachten. De 5 afzonderlijke souvenirwinkeltjes hebben wel erg dure stukken staan en textiel liggen en hangen.

Van hieruit ga ik dus verder naar het vliegveld, een beetje vroeger dan gepland, maar al gauw blijkt dat geen luxe want het wordt weer een chaotische rit, zeker als de weg op een bepaald ogenblijk afgesloten is voor een zwaar ongeval met een busje (nee toch!) dat op zijn zij ligt in de verkeerde rijrichting. Het wordt weer een stresserende tocht en ik heb er stilaan wel genoeg van. Wanneer ik dan op de luchthaven aankom, blijk ik niet aan de parking van de huurwagens te kunnen, daarvoor zou ik opnieuw de luchthaven moeten verlaten en een 2e keer de ongevalsite moeten passeren. Ik heb echter gemerkt dat de ingang voor de huurwagens een 100-tal meter van de luchthavenuitgang in de tegengestelde richting ligt en besluit een gedurfd manoeuvre uit te halen en zet me op de rechtse file met mijn 4 richtingaanwijzers op en leg de rit in achteruit af, de busjes en taxi’s claxonneren wel, maar och, dat doen ze toch al altijd en zo bezorg ik hen een keer een stressmoment in plaats van omgekeerd. Even later wordt de auto gecontroleerd op schade, en noteert men de lichte schade aan de bumper vooraan (nummerplaat verbogen en wat krasjes). De afrekening zou één van de dagen moeten volgen.
Op het laatste moment tracht een busje nog van me met mijn bagage omver te kegelen en ik scheldt de kerel in het Nederlands de huid vol, eens binnen kan de bagage onmiddellijk ingecheckt worden, maar krijg ik het nieuws dat de vlucht met 2 uur vertraagt is en pas rond 23u15 zal vertrekken, wat ook betekent dat mijn vlucht van Madrid naar Brussel gewijzigd wordt. Het wordt nog een spannende tijd om te zien of er nog meer vertraging optreed of zelfs een annulatie, want momenteel wordt er geen nieuw vooropgestelde vertrektijd opgegeven. Maar uiteindelijk is het wel degelijk even na 11u dat ik vertrek. Ik zag al op de boardingkaart dat ik een middenzetel had, wat betekent dat je nooit weg kan zonder iemand te storen, een vrij lastige situatie die ik gewoonlijk probeer te vermijden. Doch ik heb geluk want de persoon naast mij heeft een probleem met het schermpje van het entertainment system dat niet naar behoren werkt en krijgt een andere plaats toegewezen en dus kan ik vrij bewegen en heb nog een extra lege stoel naast mij.

Zaterdag 12 november

Ik heb onverwacht een groot deel van de vliegreis kunnen slapen (mede dank zij de vrij stoel naast mij) en kom rond 16u30 lokale tijd aan in Madrid, ik moet daarbij door de douane, die nogal kortaangebonden is en me mijn handbagage helemaal doet leegmaken (laptop, tablet, camera’s,…), maar ik heb toch tijd genoeg gezien mijn vlucht maar om 19u40 richting Brussel vertrekt. Ik neem dan ook de tijd om een klachtenformulier in te vullen voor de opgelopen vertraging. Ondertussen krijg ik van thuis het bericht dat ik normaal nog enkele treinen heb bij aankomst in Brussel, al is er daar maar eentje rechtstreeks naar Mechelen van.

Ik wissel voor deze vlucht plaats met een man die graag naast zijn vrouw en baby zit en kom daarbij aan de nooduitgang te zitten wat we wat meer beenruimte geeft. De laatste vlucht van de reis duurt in perceptie vreselijk lang, geen entertainment system voor deze korte vluchten, ook drank en eten zijn alleen beschikbaar tegen betaling. Een jonge Spaanse vrouw een rij voor mij viert haar eerste vlucht in haar leven met enkele biertjes en is vervolgens goed in de wind voor de rest van de reis. Ze gaat uiteindelijk al zingend van boord in Brussel. De kenmerkende lange wandeling naar de bagageafdeling in Brussels Airport gaat vrij vlot, en zelfs de bagage is er in relatief korte tijd. Controle krijg ik niet meer en dus ben ik goed op tijd in het station onder de luchthaven. Daar is er nog even verwarring met de trein van Leuven-Landen die te laat is en op hetzelfde spoor aan moet komen. Uiteindelijk komt de trein voor Mechelen en Antwerpen als eerste aan (zonder bijkomende aankondiging, andere dan op het bord), ik ben er dan ook vrij zeker van dat er mensen voor Leuven op deze trein gestapt zijn. Ik praat nog even met een andere reiziger die op terugweg is van Turkije en sta 15 minuten later in Mechelen. Ik wordt nog even met mijn vertrouwde Freelander opgehaald, en ben 20 minuutjes later terug thuis en de reis zit er weer helemaal op.

Yohani :P
Eigen websites: Reiswebsite; http://www.yohani.be/reizen/ Zelfbouw camper; http://www.yohani.be/campersite/
Plaats reactie