Met een weekje vertraging dan toch een reisverslag van mijn eerste week in Roemenië:
Rondje Roemenië
Zaterdag 03/06
Vanmorgen start ik met mijn reis naar Roemenië, het weer is goed al worden er wel enkele regenbuien voorspeld. Maar voorals nog heb ik de zon mee terwijl ik richting Aarschot rijd en vervolgens de autosnelweg naar Aken neem. Het is nog niet te druk, onder andere door het beperkte vrachtverkeer in Duitsland, maar ik kom al wel snel de eerste wegenwerkzaamheden tegen. Blijkbaar niet te ontwijken als je door Duitsland rijdt, gelukkig slagen ze er wel op één of andere wijze in om het verkeer vlot te laten verlopen. Het weer wordt stilaan slechter, na de wolken komen ook de eerste regendruppels er aan. Eens in Beyeren worden de buien al wat heviger en ook wanneer ik de camping in Offenberg bereik druppelt het nog steeds. De Camping auf den Kapfelberg is een boerderijcamping op de gelijknamige berg (heuvel) en ik wordt er verwelkomt door enkele Nederlandse en Duitse kampeerders. De campingbaas laat zijn klanten zelf de gegevens in de computer invullen, dat scheelt weer in tijd en schrijffouten, met al die vreemde namen. Ik maak me nog snel een maaltijd uit blik klaar en dan wordt het stilaan tijd om mijn bed op te zoeken, de eerste 757km zit er op.
Zondag 04/06
Vanmorgen (en vannacht) regen, eerst maar tanden poetesne en scheren en dan in snelle pas naar de sanitaire blok voor het douchen. Even voor 9u start ik dan de camper en ben ik weer op weg. Het is nog kalmer op de weg dan kgisteren, de LKW’s zijn op Zondag immers op een uitzondering na, allen verbannen van de weg. Gelukkig maar want wegenwerken en hoosbuien wisselen elkaar af, maar alles verloopt eigenlijk erg vlot. Juist voor de grens met Oostenrijk koop ik nog een vignet voor 2 maand voor de camper (2 voor een kortere periode van 10 dagen kost me meer) en dan gaat het weer verder. Stoppen doe ik alleen even om de benen te strekken, te lunchen of een sanitaire stop, om te tanken of een combinatie van dit alles. Het laatste tankstation voor de grens met Hongarije verkoopt de electronische maandvignetten, geen klevertje op de ruit, maar de registratie van de nummerplaat en een aankoopbewijs, in mijn geval voor het type D2 (voor alle campers van toepassing). Na het wat bergachtige Oostenrijk, is Hogarije in deze regio blijkbaar erg vlak, met veel akkers die bloeien in geel, paars en wit. Ook hier erg rustig op de baan en dus vorder ik goed. De temperatuur is ondertussen erg de hoogte in gegaan en de buien nemen in aantal af. Nog één tankbeurt later (de 4e van de reis) kom ik in de buurt van mijn overnachtingplaats, in Mako, enkele kilometers van de Roemeense grens. De Hongaarse campingeigenaar verwelkomt mij en een koppel dames met een camper, met een zelf gestookte schnaps, die je lekker tot in je maag kan volgen. Even alle ramen open zwieren om de warmte uit de camper te laten, een 500m verderop in een restaurant een Gyros met tzatziki en frietjes verorberen en de dag zit er weer al op met een goede 777km achter de kiezen.
De aanlooproute zit er daarmee op en morgen kan dus de echte reis van start gaan.
Maandag 05/06
Vandaag dus de eerst dag in Roemenië, dat wil zeggen, eerst nog de grenscontrole waar maar liefst 2x de autopapieren en de identiteitskaart worden gevraagd en dan nog eens bij de aankoop van het e-vignet, waarbij net als in Hongarije niets meer te kleven valt, maar gewoon de nummerplaat van de auto geregistreerd wordt, onderweg zie je dan regelmatig de camera’s die de auto registreren. Ik kom ook tot de ontdekking dat het hier een uur later is dan bij ons en is dus het gedacht van vanmorgen mooi vroeg vertrokken te zijn ook weer een illusie gebleken.
Eerste stop vandaag na een kort rit door een vlak landschap is de stad Arad, en al staat er in de reisgidsen alleen dat de stad wel een korte stop waard is op de eerste of laatste dag van de reis, toch heeft ze wel wat mooie gebouwen in de aanbieding, vooral langs de Bulevardul Revolutiei die de stad mooi doormidden snijdt. (De rare karakters in de namen van de steden, dorpen en straten laat ik maar wat voor ze zijn of het typen van deze tekst duurt 10x zo lang). Ik parkeer de camper aan het Parcul Reconcilierii omdat er daar ruim plaats is en de buurt er niet al te vervallen uit ziet, er zijn zelfs 2 politiekantoren op een 100m afstand, wat ook een nadeel kan zijn want ik sta in een betalende parkeerzone, maar weet niet of er op deze feestdag wel betaald moet worden. Bovendien heb ik nog geen lei afgehaald en krijg je aan de automaten toch geen muntstukken.
Om enkele dingen op te helderen, parcul betekent park en piata plein, om het eenvoudiger te maken heeft dezelfde plaats soms 2 namen, zo noemt het Parcul Reconcilierii eveneens Piata Pompierilor. Kan leuk worden als maar één van beide in de gidsen en/of kaarten vermeld staat. Op het plein of in het park zo je wil, staan twee monumenten waarvan één een heuse triomfboog is en het andere een vrijheidsbeeld. Net zomin als de triomfboog op de Arc de Triomf in Parijs lijkt, lijkt het vrijheidsbeeld ook niet op de Amerikaanse tegenhanger. De beeldengroep en de triomfboog zijn beide opgericht ter ere van gevallenen tijdens de Hongaars opstand, maar wel met 114 jaar er tussen, waarbij het vrijheidsbeeld het oudste is van 1890. Ook enkele gebouwen rond het plein zijn de moeite van het bekijken waard.
De bezienswaardig gebouwen in deze stad zijn vooral op Venetiaanse stijl gestoeld en zijn erg fraai. Ook prettig op deze zonovergoten dag is dat de Bulevardul Reconcilierii, eigenlijk een brede laan is met een brede groene strook in het midden waar ook de trams rijden, die een aangename lommerte bieden tegen de stekende zon. Het is merkwaardig te merken dat een land dat in onze contreien vooral geassocieerd wordt met armoede, zulke prachtige gebouwen te bieden heeft. Het mag duidelijk zijn dat deze natuurlijk uit een rijkere periode stammen en dat sommige hoognodig een restoratiebeurt kunnen gebruiken. Maar toch, zowel de kathedralen, het theater en vooral het U-vormige stadhuis is een waar paleis, met een indrukwekkende uurwerktoren en volledig in het wit uitgevoerd, en zijn prachtig. Langs de boulevard staan er echter nog heel wat meer van deze Palatuls (paleizen), nu echter in dienst voor meer wereldse zaken zoals winkels, banken en hotels. Halverwege de boulevard neem ik de tijd voor een broodje en een drankje op een terras, en een beetje mensen kijken. En het moet gezegd, Roemenië heeft blijkbaar wel wat vrouwelijk schoon te bieden.
Na de lunchstop gaat het weer verder tot aan het Parcul Padurice, waar een vijver nog wat meer idyllische plekjes creëert. Een grote kathedraal met daarachter wat verloren een technische school in een voormalig paleis, geven het einde van de boulevard aan. In plaats van via dezelfde route terug te keren, kies ik er voor naar de oevers van de Mures rivier te wandelen door het Parcul Europa. Het park wordt doorkruist door fiets en wandelroutes en biedt uitzicht op een eiland in de rivier waarop het Cetatea Arad gevestigd is. Dit stervormige fort is echter niet toegankelijk, gezien het nog steeds een militaire functie heeft en er legereenheden gevestigd zijn. Het fort zelf zie je trouwens ook niet door de bomen er rond. Tussen bloemenperken en onder de welkgekome schaduw van de bomen, loop ik verder tot ik opnieuw aan het beginpunt van mijn route kom. Ik maak nog even en kleine omweg om nog enkele gebouwen te bekijken en vind even later de camper in goede staat, zonder wielklem of proces-verbaal terug.
Al snel ben ik uit de stad en zet koers naar een andere stad, die de niet zo jonge mensen wel bekend in de oren zal klinken, namelijk Timishoara, wie het niet direct kan duiden, het was de plaats waar de dodelijke opstanden begonnen tegen het regime van Ceausescu, een die uiteindelijk tot zijn val en dood zouden leiden eind jaren ’80. Hier ligt tevens de camping waar ik vannacht zal blijven, even buiten het centrum van de stad, bedoeling is van er even langs te rijden zodat ik weet hoe ik er best geraak na het stadsbezoek. Doch wanneer ik er voorbij rijd lijkt dit toch maar een gesloten boel te zijn. Als een Duitse camper er onverrichterzake wegrijd, besluit ik toch maar even polshoogte te gaan nemen, zodat ik straks niet voor verrassingen kom te staan. Al gauw blijkt dat het gewoon de ingang van de camping verhuisd is van de drukken weg naar een rustigere zijstraat. Wanneer ik besluit om toch al maar in te boeken, kom ik in contact met het ouder Duitse echtpaar van de camper die ik eerder zag en een andere Duitse met een Nissan Navara pick-up met opzet camper, zij hebben besloten een taxi te nemen naar het centrum 6km verder op, en vragen of ik die met hen wil delen.
Eigenlijk is dat wel zo gemakkelijk en nadat iedereen gesteld is en opgefrist wandelen we naar de poort en wordt er getracht een taxi te bemachtigen, doch dat blijkt nog niet zo eenvoudig te zijn op deze feestdag, na drie pogingen met verschillende taxibedrijven blijkt er geen enkele vrij. Gelukkig biedt een vriendelijke Roemeen die hier met zijn auto op de camping en in één van de bungalows logeert om ons even naar het centrum te brengen. Zo is het toch al rond 19u vooraleer we aan onze wandeling door Timishoara beginnen. We wandelen van de Botanische tuin richting Piata Victorei waar de fraaiste gebouwen te vinden zijn. Zo gauw we op het plein aangekomen zijn, begint het te druppelen, en we vluchten met ons allen naar één van de overdekte terrassen, gezien we toch van plan waren om hier te dineren in de stad, maken we van de nood een deugd, en schuiven de voeten onder tafel. Terwijl er een heuse hoosbui losbarst met donder en bliksem die het plein schoon veegt, bestellen en genieten we van onze maaltijd. De kip met Gorgonzola saus is lekker, al was het dan 2e keus nadat bleek dat de Hongaarse goulash uitgeput was.
Het blijft maar onweren, maar tegen dat we nog een warm drankje als dessert nemen is het terug vrij droog. En kunnen we verder langs het plein de imposante gebouwen bekijken. Het theater en operagebouw lijkt nog een mix van modernere en klassiekere stijlen, maar langs het plein zijn de voormalige paleizen duidelijk allen op klassieke leest gestoeld. Het plein met in het midden een groene strook met kleurig verlichte fonteinen en de gezellige terrasjes van café’s en restaurants biedt in de langzaam opkomende schemering een idyllische aanblik, dat was in 1989 wel anders toen hier de grootse demonstraties gehouden werden tegen de dictatoriale leider. Op het einde van het plein staat opnieuw en prachtige kathedraal in rode baksteen met kleurige daken. We kren op onze weg terug en slaan dan rechts af een zijstraat in naar het Piata Libertatii waar een groep knappe Roemeense zangeressen een sensuele zang en dans show opvoeren op een podium. O ja er waren ook nog 2 mannelijke zangers en dansers bij, je zou ze bijna vergeten, net als de gebouwen die het plein omlijsten, zoals het oude stadshuis. Een blik op onze horloges maakt duidelijk dat we dringend op zoek moeten naar een taxi, om voor 22u op de camping aan te komen. Een politieagent wijst ons waar we ergens een taxistand kunnen vinden, en gelukkig kunnen we er al snel eentje vlaggen. Enkele minuten voor het sluitingsuur staan we aan de poort en wandelen we tot aan de campers waar we nog even afscheid nemen. Klaar om nog wat reisverhaal te schrijven en met open vensters en deur de warmte uit de camper te halen, wat best goed lukt met de door de regen afgekoelde buitenlucht.
Dinsdag 06/06
Vanmorgen terug een stralend blauwe hemel, het was nog wel even wennen aan het gewijzigde uur waardoor ik een uurtje eerder op sta, maar omdat het hier al gauw erg warm wordt, heeft dat ook een voordeel, het is dan nog aangenaam van temperatuur. Ik neem nog even afscheid van het Duitse gezelschap van gisteren en dan start de niet zo aangename route door de buitenwijken van Timisoara. Het is goed te merken dat het gisteren een feestdag was, toen was alles nog goed doenbaar, nu zit ik bijna onmiddellijk in de file en dat blijft zo tot ik de laatste huizen en industriezones achter me laat. Dat men het op kruispunten met verkeerslichten vertikt om het kruispunt vrij te laten zorgt voor heel wat frustratie bij de andere weggebruikers en zorgt er voor dat de boel nog meer opstropt. Gelukkig is het een heel ander beeld eens van de stad weg en hervind ik de rust van het aangenaam cruisen met het venster open en de arm op de deur. De eerste 110km voert me door vlak landbouwgebied met in de dorpjes hier en daar een bevolkt ooievaarsnest, en naar goede gewoonte heb ik er steeds veel bekijks met mijn wat afwijkende camper. De mensen hebben er trouwens genoeg tijd voor, want de snelheidslimiet is in de dorpjes 50km/u en als de lokale bevolking zich daar aan houdt, dan weet je dat er veel op gecontroleerd wordt.
Mijn eerste stop vandaag is het dorpje Oravita waar het theater en het Vulturul Negru als bezienswaardigheden aangegeven staan. Maar ook enkele andere gebouwen zijn best mooi in hun vervallen staat. De 2 eerder genoemde gebouwen vind ik niet tijdens mijn wandeling door het centrum, het Vulturel Negru dat een apothekersmuseum zou moeten voorstellen, naar aanleiding van de eerste bergapotheek die hier ooit in Roemenië opgezet werd, is blijkbaar een parkje, maar dat stoort me ook niet echt. Ik vind er wel een hotdog kraam waar ik een wandelende lunch bestel, een hotdog om onderweg op te eten dus. Ik voel ondertussen dat ik gisteren bij het wandelen blijkbaar toch één en ander geforceerd heb en er wat spierpijn in de knieholte van mijn rechterbeen aan heb over gehouden. Terug bij de camper guts het zweet me van de kop tijdens het instellen van de GPS naar de volgende bestemming. Airco is een luxe die ik niet heb in de camper, maar we zijn al blij dat het goed weer is. Bij het buitenrijden van het dorp zie ik dan toch nog een bordje dat verwijst naar het theater, maar het enige wat ik er van te zien krijg in de vlucht, is een gebouw in ver gevorderde staat van ontbinding.
Niet getreurd, op naar de volgend bestemming, een autoroute door de Valea Almajului, al is vallei een groot woord, want het zijn grotendeels eerder enkele gorges in een bosrijke en bergachtige omgeving. Zo voert de weg me door de Cheile Minisului (voor de mensen met een verdorven geest: Cheile betekent kloof), een mooie kronkelende weg die de nauwe doorgang tussen de bergwanden ook nog moet delen met een bergriviertje. In de schaduw van overvloedig aanwezige bomen is het heerlijk rijden met af en toe een fotostop waar de weg het toelaat. Bij de Cascada Bigar neem ik de tijd voor een korte wandeling. De waterval zelf ligt weliswaar langs de weg, en is vooral mooi door de feeërieke sfeer die er gecreëerd wordt doordat de waterval over met mos begroeide rotsen naar beneden klatert en niet zozeer door zijn omvang. Een wandelpad loopt tegen de berghelling op en volgt het kabbelende riviertje stroomopwaarts langs nog enkele watervallen tot bij een rotswand waar het water uit het niets lijkt te verschijnen vanonder de wand. Duidelijk een ondergrondse rivier dus, die hier bengronds komt. Als toemaatje is er nog een kleine klimpartij met mini via ferrata, waarlangs je via een stalen kabel bij de Grota Bigar komt. Een ondiepe grot in de bergwand, maar de extra inspanning waard.
Terug bij de camper worden er 2 bussen met schoolkinderen gedropt, daar ontsnap ik dus gelukkig aan. Het vervolg van de vallei blijft mooi, zij het minder spectaculair, en opent zich wat meer, bossen en wanden wijken een beetje en geven een wat weidser gezichtsveld. Ik zoek echter opnieuw een smalle kloof op, meer bepaald de Cheile Rudariei, die nog smaller blijkt te zijn dan de Cheile Minisului. Hier is er echt maar plaats voor één auto, al zijn er op regelmatige afstand wel uitwijkplaatsen voorzien. Gelukkig want op één van zo’n plaatsjes kruis ik een vrachtwagen met bomen. Wel vreemd dat die hier in deze Nationale Parken mogen omgehakt worden trouwens. In de bedding van de bergrivier die ook hier de nauwe canyonvloer met de weg deelt, staan af en toe watermolens, hier opgebouwd voor het Parcul Mulinologic, een openluchtmuseum zonder inkomticket, rondleiding of stoffige verzamelingen. Het geheel bestaat uit een provisoire dam die een klein meertje in de rivier vormt als watervoorraad, die dan via handgemaakte kanaaltjes en de nodige verplaatsbare schoften naar een metalen radarwerk onder een houten gebouwtje, afgeleid kan worden, dat weer in verbinding staat met een molensteen in het hutje. Ik heb het geluk van er eentje in werking te zien, en deze mensen verkopen naast enkele souvenirs ook zelf gestookte pruimenbrandewijn, waarvan ik me een flesje aanschaf. Of die het tot thuis zal volhouden is natuurlijk weer een andere vraag.
Ik blijf de weg door de kloof volgen tot voorbij waar het asfalt ophoudt. Aan de staat van de weg is goed te merken dat hier die houttrucks door komen. Als de bergwanden beginnen te wijken, vind ik het tijd om terug te draaien. De camper vertoont de sporen van de modderige waterplassen op het pad. Op de terugweg kruis ik opnieuw de schoolkinderen die door hun bussen werden gedropt bij het begin van de kloof en nu te voet de moeizame weg naar boven zoeken, allicht gaan ze daarbij niet zo ver als ik. Voor mijn laatste stopplaats van vandaag, een uitkijkpunt boven het dorpje Lablanita, moet ik een omweggetje maken dat in de reisgids beschreven staat als “in slechte staat”. En daar is geen woord van gelogen, er is weliswaar een wegbedekking, maar het beton is daarbij zo verweerd, dat het beter onverhard zou geweest zijn. Bovendien wordt de wegel zo weinig gebruikt dat die grotendeels overwoekert wordt door struiken en andere planten. De hogere bomen zorgen er dan weer voor dat er ook van een uitzicht niet veel in huis komt. Doch de doorkijkjes zijn wel een streling voor het oog, als je ze dan vindt al met al was het een avontuurlijk intermezzo, al denkt de doorheen geschudde inhoud van mijn ijskast en hangkast daar wel anders over.
Even voorbij Mehadia stop ik dan bij Camping Hercules, al is camping een groot woord voor de 5-tal plaatsen (10 maar dan wordt het dringen) in de tuin van het restaurant. Maar de mensen zijn er vriendelijk, er is proper sanitair wifi en elektriciteit en de mogelijkheid om water te tanken en tanks en toilet te legen. Er is zelfs een kleine poel om de gecumuleerde warmte van de dag uit het lichaam te krijgen. In het restaurant, waar ik net als op de camping momenteel de enige gast ben, opteer ik voor de dagmenu: Groentesoep gevolgd door een Hongaarse goulash met polenta en een lokaal alcoholvrij biertje en om af te ronden een reusachtige ijscrème. Buiten mag de juist geschoren blonde Labrador even naar hartenlust rondcrossen. Hopelijk neemt het vracht- en treinverkeer vannacht snel af, want momenteel is dat toch wel erg luidruchtig.
Woensdag 07/06
Blijkt dat het verkeer niet echt een probleem vormde vannacht, maar wel het weer. Rond 5u ’s morgens barst er een zwaar onweer los juist boven mijn hoofd, het duurt niet lang of de bulderende donderslagen en felle bliksemschichten worden gevolgd door een hevige stortbui. Ik sluit in allerijl het koepeltje boven mijn bed en besluit ook maar hetzelfde te doen met dat in de badkamer. En dat blijkt nodig ook want de binnenkant van de koepel is al goed nat, waarschijnlijk door de hevige windvlagen die ook met het onweer gepaard gaan. Nu ik toch even op ben zet ik maar ineens de boiler aan voor de scheerbeurt binnen een uurtje of twee. Ondanks het gedonder slaap ik toch nog terug in en wanneer het tijd is om op te staan is het onweer alweer voorbij. Na het ochtendritueel van was en plas en het ontbijt, ga ik de vuilwatertank en toiletcassette legen en vers drinkwater innemen, evenals spoelwater voor het toilet. Geen van allen zijn ze al volledig vol of leeg, maar de volgende 2 overnachtingen zijn in het wild of toch met waarschijnlijk zeer summiere voorzieningen, en dus heb ik dat liever in orde, nu het kan. Daarmee is het uiteindelijk toch 10u alvorens ik vertrek.
Mijn route brengt me vandaag via Orsova naar Drobeta, beide aan de Donau gelegen, en meteen de eerste blik op die rivier voor mij. De weg voert deels door het Parcul Natural Portile de Fier, dat hier bestaat uit heel erg groene berglandschappen. De Portile de Fier die het park zijn naam geeft, slaat op de stuwdam op de Donau die hier nog door het communistische regime gebouwd werd, en die ervoor zorgt dat ook de bovenloop van de Donau nog bevaarbaar is. De dam heeft zijn naam dan weer van de 55km naar het westen gelegen kloof met dezelfde naam. Ter hoogte van Orsova is de rivier hier zo’n kilometer breed en je ziet aan de bedrijvigheid op de oevers dat er dankbaar gebruik van gemaakt wordt. Ook opvallend: ontzettend veel autotransport hier, nu waren er de voorgaande dagen ook wel wat, maar nu lijkt het wel of elke 2e wagen een autotransport is, zowel nieuw als tweedehands en vooral met Bulgaarse nummerplaten. Ook het gewone vrachtvervoer is sterk vertegenwoordigd trouwens. Op de andere oever zie ik Servië liggen en een brug over de Donau verwijst naar Belgrado als bestemming.
Orsova heeft niets speciaals te bieden, dus rijd ik verder naar Drobeta – Turnu Severin, zoals de stad officieel voluit noemt. Een samentrekking van Severins Toren, gebouwd al gevolg van een internationaal akkoord om de vrije doorvaart op de Donau te garanderen in 1833 en de oude Romeinse plaatsnaam van het hier gelegen fort. Hier valt vooral het schitterende gebouw op waarin momenteel de stadsbibliotheek en het cultureel centrum gehuisvest zijn, en dat het ganse centrum domineert zowel er naast en er tegenover liggen parken en tuinen met standbeelden en fonteinen. Het grootste daarvan is een memorial voor de gevallen helden van één van de vele oorlogen in deze regio. Achter het plein met de grote fontein zie ik nog net het dak van de watertoren uitpriemen en dus besluit ik daarheen te wandelen. Een ijscrème kiosk kan ik natuurlijk niet zomaar aan me laten voorbijgaan en ik slaag er nog juist in om de buslading schoolkinderen te snel af te zijn die ook de beide kraampjes bestormen. De watertoren lijkt wel een kasteeltoren van uitzicht en is prachtig gerestoreerd, met op dakhoogte enkele kleine wachttorentjes die het geheel wat verzachten. Binnen is er één of andere fototentoonstelling, maar dat boeit me niet echt.
Ik wandel terug naar de camper en probeer uit te vinden waar het Muzeul Regiunii Portilo de Fier zich wel mag bevinden. Dat blijkt ergens achteraan de hoofdweg die de stad doorkruist te zijn, een vriendelijke Roemeen wijst me onderweg nog een keer de goede richting uit, en wanneer ik er uiteindelijk aankom, blijkt het gebouw uit 1926 gerenoveerd te worden. Er is echter wel een recente aanbouw waarin een klein gedeelte van de museumstukken te zien zijn. Vooral deze van de opgravingen uit het achtergelegen Romeinse fort. En aandacht voor de traditionele en kleurige kledij van de regio. De dames die me otvangen lijken blij dat iemand de weg naar het museum gevonden heeft, zoals trouwens ook de security bewaker die me op dit deel van het museum wees. Ik ontsnap er dan ook niet aan om iets in het grote bezoekersboek te schrijven. Terug buiten wandel ik nog even rond in de buurt en zie enkele vervallen pareltjes van oude villa’s staan, die weliswaar allen de tand des tijds aan te zien zijn, maar nog of terug bewoond worden. Hiermee zit het bezoek van de stad er op en keer ik op mijn route terug. Ik stop nog even bij de stuwdam (die je niet mag fotograferen, maar doe ik stiekem toch) en wil graag ook een kijkje nemen in het kleine bijbehorende museum. De gids die juist met een groep vertrekt spreekt echter geen Engels laat de security man me weten en de volgende groep is maar binnen een half uur. Dan maar geen bezoek, de bewaker is trouwens meer geïnteresseerd in mijn camper.
Ik rijd op enkele kilometers van mijn slaapplaats van vannacht voorbij wanneer ik de autoroute door de Valea Cernei neem. Deze begint (of eindigt naar gelang welke richting je ze rijdt) in Baile Hercule, een voormalige Romeinse badplaats, die ook heden ten dage veel, vooral Roemeense, toeristen trekt om te wandelen, baden en kuren. Het mag dan deze keer geen kloof noemen, doch dat is het feitelijk wel, want twee bergwanden die op sommige plaatsen slechts enkele 10-tallen meters van elkaar bijeenkomen, kan je bezwaarlijk een echte vallei noemen. Het levert echter weer mooi paatjes op, al is er zoveel groen aanwezig in de vorm van bomen, dat je door de bomen de kloof niet meer ziet. Ook weer aanwezig voor een deel van de route is de onmisbare klaterende bergrivier die op een bepaald ogenblik zelfs ingedamd werd met een meer als gevolg op een breder stuk dal. Zelfs om een blik van het meer op te vangen moet ik de auto parkeren en een 100-tal meter terug wandelen. Volgens mijn reisgids huizen er in deze wouden zelfs nog bruine beren en lynxen, doch die laten zich helaas niet aan mij zien. Enkele overhangende rotsen bieden weer een mooie foto opportuniteit voor de camper en dan verlaat ik de rivierbedding om koers te zetten richting Baia de Armara.
Dat gaat gepaard met heel wat bochten- en klimwerk, maar verloopt verder echt wel vlot. 5km voorbij dit dorpje moet ik in Ponoarele zijn. Ik vind er sneller dan verwacht de natuurlijke brug (waar nog steeds de weg over loopt, en Gods brug genoemd omdat er al heel wat, al dan niet dronken, chauffeurs afgesukkeld zijn, maar nog geen enkele overleden) en er tegenover de Ponoarele grot waar je zomaar in je eentje in kan wandelen. Een goede hoofd- of zaklamp is echt wel onontbeerlijk en de bodem van de grot bestaat uit een natte kleverig klei die maakt dat mijn wandelschoenen 2x zoveel wegen als bij het binnengaan. Bovendien is het ook nog een keer erg glad. Ik rijd een stukje verder op zoek naar het Zaton meer, waarlangs volgens google maps een kampeerplek moet liggen, en denk wel de plek gevonden te hebben, doch van het meer geen spoor. Voor alle zekerheid maar terug naar het dorp, waar een Frans sprekende Roemeen mijn zoekende blik opvangt en kan bevestigen dat ik op de juiste plaats was. Het meer is, zoals wel vaker in dergelijke karsten regio’s, een zogenaamd spookmeer dat alleen tot stand komt bij hoge waterstanden, vooral in de herfst en winter dus. Ik besluit aan het cafeetje op het terras een biertje te drinken, altijd goed om je even te laten zien alvorens je een vreemde camper ergens neer plant, en om te overpeinzen of ik terug keer naar de zogenaamde kampeerplek (een open plek boven op de berg) of toch maar hier beneden op de geasfalteerde parking blijf staan.
De reden daarvoor is dat het opnieuw aan het onweren is en er ook enkele druppels regen vallen, als de ondergrond van de onverharde weg ook zo’n kleimassa is, zoals in de grot, zou dat bij een serieuze hoosbui morgen tot een niet zo mooie schuif en glibberpartij met de camper kunnen leiden. De Franstalige Roemeen komt er even later ook bijzitten en heeft een infobrochure voor me versiert van de bezienswaardigheden van de regio. We praten wat over Roemenië en hoe hij aan zijn talenkennis komt en ik leg hem mijn dilemma voor, volgens hem zal het pad echter zelfs nat geen probleem opleveren, maar ook hier blijven staan moet geen problemen opleveren, veiligheid is hier geen probleem laat hij me nog weten, alleen kan de bar ’s avonds nogal luidruchtig zijn. Ik kies dan toch maar voor de idyllische kampeerplek op de berg, waar je helaas aan rondslingerend papierafval kan zien dat er hier wel meer gekampeerd wordt. Ik maak me een spaghetti klaar en krijg nog bezoek van twee Duitse herders die blijkbaar zichzelf uitlaten en een derde als indringer aanziene hond even van hun territorium verjagen. Mij en mijn camper keuren ze nog geen blik waardig. De avond valt, de temperatuur is aangenaam en stilaan daalt de rust over het land. Als ik rond 22u00 nog even in de cabine ga zie ik juist een auto aankomen, die echter rechtsomkeer maakt bij het zien van de camper. Een koppeltje dat een rustig plekje zocht, een buurtbewoner di een nieuwschierige blijk kwam werpen, wie zal het zeggen?
Donderdag 08/06
Zover ik weet is het de hele nacht rustig gebleven ik werd in elk geval niet gestoord, gezien de kampeerplek ook niet meer is dan dat, een plek waar je kan kamperen, gebruik ik de eerste keer deze reis de douche in de camper, altijd prettig die bij de hand te hebben. Na het ontbijt daal ik terug af van de berg en verlaat het dorpje, ik kies daarvoor de route langs het Padurea de lillac, een onverharde piste door de bossen, die helaas niet meer paars zien van de lentebloemen. Toch blijft het een mooi alternatief om terug te keren naar Baia de Arama. Het landschap wordt nu wat heuvelachtiger in plaats van bergachtig en wat opener. De tegenliggers knipperen met hun lichten en dus weet ik dat ik een politiecontrole ga tegenkomen, en deze keer wordt ik vriendelijk verzocht opzij te gaan staan. Wat de man van zowel mijn identiteitskaart, autopapieren als verzekeringsdocumenten verstaat is nog maar de vraag, en ik mag dan ook gauw weer verder.
Eerste afspraak vandaag is het Manastirea Tismana, na al enkele tientallen verwijzingen naar verschillende kloosters links te hebben laten liggen, staat dit wel op het programma. Zoals gewoonlijk niet voor de religieuze ervaring maar wel voor de architectuur van de gebouwen en de beschilderingen en andere kunstvormen die er te zien zijn. Aan de kleding van de geestelijken te zien lijkt het me een Orthodox klooster te zijn, mannen en vrouwen in zwarte gewaden, op hun hoofd een cilindervormige hoed, bij de vrouwen nog een keer voorzien van een extra zwarte sjaal erover en de mannen met een lange grijze baard. Het is wel onorthodox om een klooster te zien waar er blijkbaar zowel paters als nonnen wonen. Het klooster is idyllisch gelegen zo verscholen in de bossen en voorzien van een met een eenvoudig patroon beschilderde muur en een knappe houten poort. Binnen zijn naar goede gewoonte de muren beschilderd van de grond tot en met het gewelf. Ondanks de bordjes verboden te fotograferen schiet ik toch een paar plaatjes, alleen in het gedeelte waar een priester bijgestaan door 2 nonnen, één of andere mis declareert (of zijn boodschappenlijstje doorgeeft, wie weet het al) laat ik het maar achterwege. Terug buiten is er een luidruchtige schoolgroep gearriveerd en is het dus met de rust gedaan. Zelfs op het kleine ingesloten kerkhofje lijkt het wel een speelplein. Blijkbaar zit ik volop in de periode van de schooluitstappen. Nog één verrassing valt me te beurt als ik de trap neem naar het kleine museumpje in het complex, ik verwacht er iconen en andere religieuze prularia maar kom terecht in een grot waar de Nationale Bank van Roemenië op het einde van de tweede wereldoorlog hun goudvoorraad hebben gestockeerd. Het mag duidelijk zijn dat slecht een kleine groep intimi daar destijds van op de hoogte was, zowel van het transport als het bestaan van de grot. Het goud is natuurlijk al lang terug weg en opgesoepeerd.
Een kleine 40 km verderop ligt de stad Targu Jiu waar ik in het Parcu Central enkele kunstwerken van Constantin Brancusi kan bewonderen tijdens een wandeling door het park. Dit is blijkbaar een wereldberoemde Olteense beeldhouwer (Mea Culpa) die de kunst van vlak reliëf naar driedimensionaal bracht. Hier staat er van zijn hand de poort van de kus (Poarta sarutului, een mini triomfboog zo je wil), een dubbele rij van een dertig tal stenen stoeltjes langs de Aleea scaunelor (laan van de stoeltjes), waar de bewaking je niet laat op zitten, en tenslotte de Masa Tacerii (de tafel der stilte). De permanente bewaking, 24 uur per dag, is nodig omdat de kunstwerken van de man nu miljoenen Euro’s waard zijn. Zijn 4e kunstwerk, de Coloana Fara Sfarsit (eindeloze zuil) is een opeenstapeling van 15 gietijzeren blokken en daarvoor moet ik gans de stad door. Ergens tussenin ga ik dan nog een kijkje nemen bij de Sf. Apostoli Petru si Pavel en de Biserica Sf. Voievozi, twee kerken. Voorts is er dan nog het standbeeld van Ecaterina Teodoroiu, een oorlogsheldin die zich in WO I als man verklede om kunnen mee te vechten en sneuvelde. Een eindje verderop staat haar huisje dat zelf tussen de normale andere huizen een klein hutje lijkt.
Genoeg stadsgeweld voor vandaag, ik snak naar een beetje natuur en krijg dat in de vorm van het Parcul National Defileul Jiului (ik ga echt niet gewoon worden aan die taal !), waarbij ik dan de Valea Cernei verlaat. De smalle vallei met beukenbomen is weer heel erg prettig om door te rijden. In dit park ligt er ook een klooster met de naam Manastirea Lainci, een niet zo oud klooster maar wel weer prachtig van opzet. Voorzien van hoge muren en twee kerken waarvan er eentje rondom voorzien is van een band met geschilderde personen, die me echter geen heiligen lijken maar eerder vorsten en vorstinnen of andere heersers. Ook hier binnenin weer volledig beschilderd met religieuze taferelen en veel bladgoud en zilveren attributen alom. Er hangen hier ook grote doeken met het portret van de stichter van het klooster die zijn sporen heeft achtergelaten in een groot deel van Roemenië en omliggende landen. Tot het zelfde klooster behoort ook het Manastirea Locurele, doch dat is alleen bereikbaar via een 4,5 km lange wandeling en bovendien begint het nu ook stilaan te druppelen, wat al sinds vanmorgen duidelijk in de lucht hing.
Ik rijd dus verder naar Petrosani en krijg af en toe, heel onverwacht, een juweeltje van een gebouw te zien. Waarbij vooral de dakpartijen ware kunstwerken vormen. Het lijken wel tinnen daken met een overdaad aan dakkapelletjes, ornamenten en torentjes. Na een korte stop voor wat mondvoorraad neem ik de afslag naar de Transalpina, een van de 2 routes door de Karpaten die ik zeker niet wil missen. Al gauw sta ik voor een dilemma als ik aan een bord kom waarop vermeld staat dat de verbindingsweg naar de Transalpina op weekdagen afgesloten is tussen 8 en 18u wegens werken. Probleem is dat de alternatieven een grote omweg betekenen die mijn hele planning en de zo gegeerde Transalpina route in de war gooien. Na rijp beraad besluit ik van toch door te rijden en te zien wat er op me af komt, terugdraaien kan nog altijd. Enkele vissers onderweg lijken te bevestigen dat ik door kan op mijn vraag daaromtrent, maar of ze het werkelijk begrepen hebben?
Hoe het ook zij, de verbindingsroute op zich is al schitterend, jammer dat de regen wat roet in het eten gooit, maar Roemenië heeft weer één van zijn prachtige kloven aan me geopenbaard. Na een tijdje neemt de staat van de weg echter wat meer aandacht in beslag en wordt het oppassen voor in plassen verborgen putten. Ik merk ook duidelijk het gedeelte waaraan zou moeten gewerkt worden, maar blijkbaar was het weer daar te slecht voor, want ik kom amper een auto tegen laat staan wegenwerkers. Eens op de Transalpina lijkt de weg opnieuw aangelegd te zijn met glanzend zwart nieuw asfalt dat in sierlijke zwiepers door het berglandshap heen vloeit. Mijn remmen zijn echter niet zo blij met de vlotte afdalingen en bochten en beginnen warm te lopen, tijd om het wat rustiger aan te doen en nog wat meer op de motor af te remmen. Ik kom amper een tegenligger tegen, een motorrijder heeft veel geluk dat ik hem enkele seconden voor een grote plas kruis of die had op zijn minst een natte douche gekregen of zelfs van zijn machine gelegen. De hardnekkige regen en wolkenslierten kunnen mij er niet van weerhouden om toch af en toe een fotostop te maken, zodat ik uiteindelijk pas om 18u30 het Oasa meer bereik, waar er normaal de Camping Cabana Oasa moet te vinden zijn. Ik vind het motel met het bijbehorende restaurant, maar op de voormalige kampeerplek wordt nu bungalowtjes neergepoot. Ik mag gerust echter op de parking overnachten en na het verorberen van een varkenskotelet met frietjes en tomaat met feta salade, is dat nog een keer gratis ook. Veel verschil met de kampeerplek maakt de parking ook niet uit, want sanitair en elektriciteit was er toch niet. Alleen sta ik nu op een verharde ondergrond in plaats van in het natte, halve meter hoge gras… .
Vrijdag 09/06
Gisterenavond en vanmorgen de verwarming toch maar even opgezet, want op een bepaald ogenblik was het maar 10°C meer. Daarna in de camper geschoren, tanden gepoetst en gedoucht en omdat het allemaal ter plaatse gebeurt ben ik zomaar een half uur vroeger klaar voor vertrek. Het weer is nog fris, dat zal ook wel met de hoogte te maken hebben, ik zit hier natuurlijk wel in het midden van het Karpaten gebergte. En dus voor het moment toch maar geopteerd voor een pulletje. Ik zet de Transalpina verder die zich in lange elegante bochten door de bergen slingert. Dit is een prachtige baan voor motorrijders, en ik zie al gauw de eerste opduiken. Eerst een enkeling, maar al snel volgen er groepjes. Het blijft trouwens wel opletten, want ondanks het feit dat deze route nog niet zo heel erg lang volledig geasfalteerd is, zijn er toch al stukken die in niet zo’n goede staat meer zijn. Men krijgt hier dan ook heel wat klimatologische aanvallen te verwerken, van vrieskou en sneeuw in de winter, tot hoge temperaturen en overstromingen in de zomer, herfst en lente. Om dan noch maar niet te spreken van de aardverschuivingen en rots lawines. Regelmatig kom je trouwens zo’n paar stenen op de weg tegen, en om één of andere bizarre reden, meestal na een bocht. Één keer liggen er rotsen bij die groot genoeg zijn om je wagen op total loss te rijden, daar wil je als motorijder al helemaal niet mee geconfronteerd worden.
Maar het is toch vooral genieten van het prachtige groene landschap, met nu weer het Tau Bistra meer, snelstromende bergrivieren en de zon die voorzichtig komt piepen. Soms rijd je bijna door een holle weg van bomen, bewoning is er weinig of niet, soms een paar herders met een hutje of een houten woonwagen. Wel kom ik 2x een dam met elektriciteitscentrale tegen. Maar ik zie eigenlijk niet direct hoogspanningsmasten ergens heen gaan… . Een klooster en een citadel die ik onderweg zou moeten hebben tegenkomen, blijven goed verscholen liggen, maar erg is dat niet zo zijn er hier bijna in elk dorp te vinden. In Sebes is het echt wel uit met de Transalpina en ga ik na een vluchtige stop bij de hoofdkerk (elk dorp of stadje lijkt hier meerdere kerken te hebben, misschien voor de verschillende godsdiensten, ik heb al begrepen dat er protestanten, katholieken, lutheranen, orthodoxen, joden en islamieten te vinden zijn, wel verschillend per regio blijkbaar). Voor de rest van de dag wordt het trouwens een steden en kerkendag. Te beginnen met Alba Julia, ik parkeer de camper onderaan de citadel, en ga verder te voet naar boven.
Binnen de vestingmuren liggen nog heel wat (gerestoreerde) historisch gebouwen en natuurlijk de onmiskenbare kerken. In dit geval zelfs 2 kathedralen tegen over elkaar, die elkaar de loef trachten af te steken in grootsheid en bombarie. Al is dat niet helemaal eerlijk, want waar de katholieke kathedraal heel erg sober is, met weinig ornamenten en een muisgrijze kleur, is de orthodoxe een feest van kleur in, geel, wit en beige tinten. De eerste is een nogal plomp dreigend geval, terwijl de tweede met zijn arcades rondom bijna meer op een Griekse tempel lijkt. Ook binnen zet die vergelijking zich voort, met de sobere katholieken, die de plaats kil en gevoelloos doen lijken, tot de veel speelsere orthodoxe kathedraal. Nochtans heeft de katholieke kathedraal volgens mijn National Geographic één van de mooiste renaissancistische interieurs van het land, mij lijkt het eerder stoïcijns. Maar er zijn niet alleen de gebedshuizen natuurlijk, er juist naast liggen het Palatul Archiepiscopiei, het Aartsbisschoppelijk paleis dus, en geloof me, die zijn optrekje is verre van ingetogen en schaars aangekleed! En het Palatul Princiar, het Koninklijk paleis uit de 16e eeuw toen Transylvanië, want daar ben ik nu, een onafhankelijk vorstendom was. Zoals gewoonlijk, waren er ook daarvoor al bewoners en in dit geval de Romeinen, die ook zo hun nalatenschap hebben achtergelaten. Een deel van een Romeinse weg en het oorspronkelijke paleis werden opgegraven en zijn nu te bezichtigen. Er is trouwens ook een wisseling van de wacht met veel tromgeroffel, ruiters en infanterie in periodieke kostuums. Dit is veruit de meest toeristische stad die ik al in Roemenië tegen kwam, en met de meeste toeristen (en schoolgoepen … heeeeelp). Maar het is er aangenaam vertoeven, ook om er een klein hapje te eten en een ijsje te verorberen.
Zo is het inmiddels al weer half twee geworden tegen dat ik bij de camper terug ben en ik nog aan de route van de kerkburchten moet beginnen. Dat belooft een lange dag te worden! En het betert er niet op, want op de weg tussen Alba Julia en Blaj is er blijkbaar een zwaar accident gebeurt en is de volledige weg afgesloten. Meerdere politiewagens, brandweer en minsten 4 ambulances komen toegesneld en dus ga ik maar op zoek naar een alternatieve route. Een plaatselijke vrachtwagenchauffeur zet me op de goede weg n met een half uurtje vertraging ben ik weer op weg. Niet voor lang echter wat wanneer ik terug op het verlengde van de voorziene route rijd, blijkt er nog maar een keer wegwerkzaamheden die de ganse weg afsluiten, dus wederom en heel stuk omrijden op een weg die al niet in al te beste staat is, heel erg druk natuurlijk en Roemeense chauffeurs die hun rijbewijs bij het spreekwoordelijke zakje chips lijken gekregen te hebben. In Blaj moet er dan een keuze gemaakt worden tussen 2 routes, die beide wel wat bezienswaardigheden te bieden hebben. Ik besluit de tragere route over kleinere wegen te nemen, omdat ik vrees dat de directe route naar Sighisoara wel eens erg druk kan zijn. Het landschap is sinds Sebes terug vlak geworden, met aan de horizon rondom nog wel de silhouetten van de bergen in een blauwe waas. Veel landbouw en dus ook nog veel mensen met paard en kar onderweg. En ook een wijnstreek blijkbaar.
De op mijn wegenkaart aangegeven bezienswaardigheden lijken niet helemaal met de waarheid te stroken en zo duurt het tot in Cetatea de Balta alvorens ik een mooi kasteel ( Castelul Bethlen- Haller) en een mooi kerk te zien krijg, alleen van buiten weliswaar. Nog wat verderop is het dan de beurt aan de eerste Burchtkerk of Kerkburcht, een kerk die zo stevig gebouwd is, of van vestingmuren voorzien is dat het wel een kasteel lijkt. De reden was in elk geval dezelfde, de plaatselijke bevolking een toevluchtsoord bieden in geval van oorlogen, rooftochten en dergelijke. In het geval van Bazna, is het een kerk die boven het dorp uittorent en door de hoge muren van het gebouw zelf bijna onneembaar is. Ook het dorpje zelf heeft heel wat charme trouwens. Medias wou ik eigenlijk gewoon langs rijden, maar enkele torens in de verte intrigeren me en dus ga ik op onderzoek uit. De eerste blijkt onderdeel van de cetatea of citadel die eens de hele stad omringd, voor ik op zoek kan naar de volgende torens zie ik een wegwijzer die me de richting van de ander Burchtkerken uit stuurt. Ik besluit van die eerst te doen (daarvoor moet ik een stukje terug rijden op de alternatieve weg van uit Blaj) en te zien of er dan nog tijd overblijft.
Ik ga ineens voor de verst afliggende plek, die op een kilometer of 15 van Medias ligt, om zo op het gemak terug te keren. In het kleine complex van Axente Sever, een kerkje met een hoge, dikke verdedigingsmuur errond, neem ik ook een kijkje binnen. De eenvoudige inrichting op kleine schaal geeft het iets menselijker tegenover de groteske kathedralen. Valea Villor ziet het dan weer wat grootser, in Copsa Mica zie ik nog een kerkje dat helemaal uit hout lijkt opgetrokken te zijn (en dus geen versterkte kerk). Terug in Medias vind ik toch de tijd en de weg naar een prachtige witte kerk die om een of andere reden aan een roomsoes doet denken, het zal de bolvormige koepels zijn die het hem doen. Mosna kan je even later bezwaarlijk maar een kerk meer noemen, het is al een heel kasteel, dat nog enkele uiterlijke kenmerken van een kerk heeft. Ook hier is het weer een heel pittoresk dorpje, met veel huizen in aardtonen of pastelkleuren geverfd. Net zo trouwens in Richis met zijn ommuurde kerk en bijgebouwen die boven het dorp uit prijkt en hetzelfde geldt ook voor Biertan, alleen is de burchtkerk daar ook weer kolossaal. Het is ondertussen na 19u en ik heb nog zo’n 40km af te leggen naar Sighisoara, maar gelukkig lijkt de drukte op de weg voorbij en kan er vlot doorgereden worden.
Ik had al eerder vandaag besloten na deze lange en drukke dag, in Sighisoara onmiddellijk de camping op te zoeken en het bezoek tot morgen uit te stellen. Doch het restaurant op de camping is (nog) gesloten (net zoals het lege zwembad) en dus ga ik er toch nog te voet op uit om nog wat te eten. En geen betere plaats dan boven op de citadel natuurlijk, zo krijgen de benen ook nog wat training en wordt er grotere appetijt opgewekt. Ik maak nog even een tussenstop bij een witte kerk die als 2 druppels water op deze in Medias lijkt en kan hier nog even binnen kijken ook. Ondanks het duistere interieur, zijn de mooie vergulde wanden en plafonds toch zeker de moeite waard, misschien zorgt het diffuse licht wel voor meer mystiek. Ik steek de rivier over via een voetgangersbrug en heb al een mooi zicht op de citadel. De trappen doen geen deugd, maar eigenlijk gaat het nog best. Eens bovn verken ik nog het Piata Muzeului, een plein geflankeerd door mooie gebouwen, de kerk, waar er juist een bruidspaar voorbij komt en tenslotte het Cas Vlad Dracul, het geboortehuis van Vlad Tepes, de persoon waarop de schrijver Bram Stoker zijn Dracula figuur op gebaseerd heeft. Het bloed uit mensen zuigen deed die niet, ze onthoofden en op palen spietsen daarentegen wel. Al bij al de perfecte plek om het avondmaal te genieten (het is nu een restaurant). Op het dakterras geniet ik van een traditionel schotel (met gevulde kip, boteraardappeltjes, dracul saus (hoe kan het ook anders) en een Griekse salade er bij. Een zuinig mineraal watertje erbij om te kunnen afsluiten met een dame blanche. Dit alles kost me 95 lei oftewel tussen de 19 en 25€ en is daarmee de minst goedkope maaltijd van deze reis tot nu toe, heel erg schappelijk dus. In het donker wandel ik terug naar de camper, en neem nog enkele sfeerfoto’s onderweg. Maar ondertussen is het al wel 22u30, dat wordt dus nachtwerk voor het reisverslag, want met zoveel indrukken op één dag gaat er anders veel verloren als ik het uitstel.
Zaterdag 10/06
Vanmorgen toch maar een uurtje langer blijven liggen gezien het gisterennacht 1u00 was voor ik in mijn nest kroop. Omdat ik ook voor vanavond niet al te zeker ben van de overnachtingplaats, neem ik het zekere voor het onzekere en leeg de vuilwatertank en cassette en vul terug een beetje water bij, beter safe dan sorry, niet waar? Al bij al is het dus 10u30 voor ik vertrek. Sighisoara moet ik gezien de late uitstap gisterenavond niet meer aandoen en dus gaat het onmiddellijk richting Crit, waar ik onderweg de Cetatea Taraneasca zie bovenop een bergtop, meer dan enkele muren staat er van de burcht echter niet meer recht. In Crit zelf is er dan opnieuw een versterkte kerk (alle dorpen in deze regio hebben die en nog een paar gewone kerken erbij, maar ik heb een selectie gemaakt of ik krijg last van tempelmoeheid, en ik bezoek ze ook niet allemaal, soms is een kijkje aan de buitenkant ook wel genoeg). Omdat ze half verscholen ligt tussen de bomen valt er ook geen goede foto van te maken en dus gaat het weer verder.
Volgende halte, Viscri, waarvoor ik 8 km over een erbarmelijk weggetje moet, dat je vullingen uit je tanden rammelt. Deze kerk en het bijbehorende dorp zijn trouwens zoals nog enkele in de regio door een goed doel, onder leiding van Prins Charles van Groot Brittannië, gefinancierd, maar gerestoreerd door plaatselijke mensen, waaronder heel wat Roma. Dat het een gekend plaatsje is mag blijken uit het feit dat in het dorp, langs de weg naar het kerkje heel wat stalletjes staan met gewoven textiel, mutsen, sokken en warme pantoffels, die de bewoners zelf maken (je kan ze zelfs aan het werk zien naast hun stalletjes). Het is nog een fors stukje omhoog en ik kom er in het ommuurde kerkje een buslading Duitse toeristen tegen, deze streek is trouwens heel erg Duits, elk dorpje heeft wel een Duitse vertaling van zijn naam uit de tijd dat de Saxen hier heersten en woonden, en er wordt hier nog een aardig woordje Duits gesproken ook. Rondom aan de binnenkant van de muur is er een stalling (met onderkeldering) waarin een klein lokaal museumpje gevestigd is, dat aantoont hoe vindingrijk de Roemenen waren met het maken van houten gebruiksvoorwerpen. Het kerkje zelf is erg eenvoudig, de enige versieringen zijn het grote altaarstuk vooraan in de kerk en de half vergane beschilderingen op de banken en enkele houten panelen. Via een smalle, donkere, stenen trap, die overgaat in enkele houten versies op de bovenliggende niveaus, kan je de kerktoren beklimmen en van het uitzicht over het glooiende landschap genieten.
Het is door dat golvende landschap, dat ik vervolgens mijn weg voort zet. Op de pas gemaaide weides zoeken kraaien en ooievaars naarstig naar insecten of ander voedsel. In Rupea prijkt er weer een grote citadel boven op een berg, maar omdat ik nog van plan ben Brasov te bezoeken, neem ik genoegen met wat foto’s van op afstand. In die stad is het trouwens moeilijk om nog een parkeerplaatsje te vinden, op de betalende privéparkings schut men al van verre van neen, als ik de inrit wil opdraaien, tot er eentje toch medelijden heeft en een plekje voor me zoekt waar ik niemand hinder. Dan gaat het te voet langs een parkje om enkele mooie gebouwen te bekijken, alvorens ik richting Piata Sfatului wandel. Op deze zaterdag lijken er wel heel wat bruidsparen te zijn die de stap wagen, ik zie er zonder overdrijven minstens 5 aan evenveel kerken. Op het plein zitten de terrassen goed vol en er wandelen veel gezinnen rond. De ijscrèmebars doen gouden zaken en straatartiesten leven zich uit me kunstjes en muziek. Ik zwerf een beetje zonder plan of doel over het plein en schuim vervolgens de voetgangerszones rondom, af en toe stoppend voor een foto. Het is wel eens fijn om zonder de druk van welbepaalde doelen rond te dolen. De meeste die ik voorzien had zie ik zonder het te beseffen, waarschijnlijk toch, op enkele torens en poorten van de oude vestingmuren na. Ik vang zelf nog een blik van de cetate die naar goede gewoonte boven op een berg naast de stad prijkt.
Wanneer ik mijn weg opnieuw veder zet komen de bergen dichter bij, en hun silhouetten verklappen dat de Karpaten hier hoger en woester zijn dan bij de vorige kennismaking op de Transalpina. Mijn laatste stop voor vandaag is het Bran Castle, één van de bekendste bezienswaardigheden van Transylvanië in het bijzonder en Roemenië in zijn geheel. Dit is namelijk de heimat van Dracula, meer nog van de romanfiguur dan van Vlad Tepes, de spietser, deze laatste heeft het kasteel wel veroverd, maar er zijn geen betrouwbare gegevens van hoelang hij hier wel zou verbleven hebben. En wat betreft de eerste, tja dat is maar een schertsfiguur op papier hé mensen! In elk geval trekt hij of zijn mythe wel volk, heel veel volk, dat met busladingen tegelijk wordt aangevoerd. Het is eerst spitsroede lopen door de verschillende souvenirmarktjes met allerhande Dracula spullen, van tassen met zijn afbeelding, tot speelgoed kopieën van oude vuurwapens en zwaarden over angstaanjagende maskers, drankjes, eten en nog veel meer prullaria voor zowel jong als oud. Door de enorme drukte is er ook geen sprake van een rustig bezoek aan het kasteel, je wandelt er als het ware in één lange rij doorheen. Je hebt weliswaar de tijd om alles te bekijken, maar foto’s nemen is een huzarenstukje, zeker als je tussen de mensen door ook graag nog het interieur op het plaatje wil. Eens buiten gaat het opnieuw naar beneden, het moet gezegd, het is de ideale plaats om zo’n duistere romanfiguur te huisvesten, de hoge muren met slanke torentjes, hebben iets dreigends over zich. De schrijver heeft duidelijk zijn huiswerk goed gemaakt, en het stadje is hem heel erg veel verschuldig.
De laatste kilometers brengen me naar mijn overnachtingplaats in Zarnesti, de camperplaats Alpin Ranch. In feite een soort lodge waar je gebruik kan maken van de faciliteiten van de lodge en water en elektriciteit hebt, evenals Wifi. Doch dat houdt dan wel in dat er iemand aanwezig is, en dat is niet het geval. Ht is te zeggen, de eigenaars niet, wl een pools koppel met caravan die ik ook gisterenavond en vanmorgen op de camping in Sighisoara zag. Een bord vermeld dat het Self Service is met een telefoonnummer voor meer informatie, dat echter niet bereikbaar is, volgens mijn Poolse buren. Mij niet gelaten, ik plug de elektriciteitskabel in, net als mijn buren en het sanitair heb ik niet nodig en zonder Wifi overleef ik ook nog wel. De informatie die ik had beloofde ook een restaurant ter plekke en ik vind dat ook onderaan het gebouw, doch net als de rest zit dat potdicht. Een eigen potje koken dus. Naarmate het donkerder wordt, zet de rust zich in, afgezien van een of ander paar vogels dat constant een irritant oe-oe geluid maakt, ik hoop dat die beesten dat niet de hele nacht volhouden!
yohani